Geschiedenis Samenvatting PeP5 Hoofdstuk 3 Industrialisatie en ismen § 7 Het socialisme Wat is socialisme? Door de industrialisatie kwamen er steeds meer fabrieksarbeiders die werkten onder slechte omstandigheden voor een laag loon. De eigenaars van de fabrieken waren meestal schatrijk. Sommigen vonden dat het kapitalisme vervangen moest worden door het socialisme. Deze stroming vond gelijkheid erg belangrijk en wilde dat alle productiemiddelen in handen van alle mensen zouden komen, zodat de opbrengst eerlijk onder alle mensen verdeeld kon worden. Productiemiddelen waren alles wat nodig was om te kunnen produceren. Bijna alles wat met industrie en landbouw te maken heeft, hoort bij de productiemiddelen. Marxisme en de geschiedenis Van de verschillende soorten socialisme werd het marxisme het belangrijkst. Het marxisme is bedacht door de Duitser Karl Marx (1818-1883). Hij bestudeerde de geschiedenis van allerlei volken en landen en hij vond dat er overal een bepaalde bevolkingsgroep alle productiemiddelen in handen had en dat die groep ook de meeste macht had in de samenleving. Deze groep bepaalde ook de hele cultuur van de samenleving. Een voorbeeld: In de Middeleeuwen was landbouwgrond het belangrijkste productiemiddel. De adel was de eigenaar van die grond, dus van het belangrijkste productiemiddel. De adel had daardoor ook de macht in handen. En de cultuur van de Middeleeuwen was een adellijke cultuur, met kastelen, toernooien en minstreels. Hieruit leidde Marx zijn eerste belangrijke uitgangspunt af: de economische verhoudingen maken uit wie in een samenleving de macht heeft en wat de cultuur van die samenleving is. Marx had verschillende termen bedacht: De heersende klasse = de bevolkingsgroep die de productiemiddelen bezat De onderdrukte klasse = de bevolking die voor de heersende klasse moest werken Klassenstrijd = de strijd tussen de twee klassen in de loop van de geschiedenis Zo’n klassenstrijd ontstond vooral als er nieuwe productiemiddelen opkwamen. Toen in de Middeleeuwen handel en nijverheid opkwamen, wonnen de burgers de klassenstrijd steeds en kregen de macht in handen en bepaalden de cultuur. Er kwam dus een nieuwe samenleving. Hieruit leidde Marx zijn tweede belangrijke uitgangspunt af: als de economische verhoudingen veranderen, ontstaat er een klassenstrijd en komt er een nieuwe samenleving. Volgens Marx was het kapitalisme het economisch systeem waarbij de voornaamste productiemiddelen in handen zijn van de bourgeoisie en waarbij de arbeiders de onderdrukte klasse (het proletariaat) vormen. Het marxisme en de toekomst Marx voorspelde een klassenstrijd tussen de proletariaat en de bourgeoisie. Er zouden minder kapitalisten worden (die werden dus heel rijk) en meer arbeiders (die kregen het steeds slechter). Dit zou uitlopen op een revolutie die de arbeiders makkelijk zouden winnen. De productiemiddelen zouden in handen komen van de gemeenschap en het communisme ontstaat. Dan zou de proletariaat een dictatuur moeten vestigen en dan zal een klassenloze samenleving ontstaan waarin ieder krijgt wat hij wil. Er zouden geen misdaden meer gepleegd worden en de politie zou worden afgeschaft. Als de hele wereld communistisch is, zullen er geen oorlogen meer zijn. ‘Het Communistisch Manifest’ Marx noemde zijn leer niet marxisme, maar communisme. In 1848 schreef hij met zijn vriend Friedrich Engels ‘Het Communistisch Manifest’.de communistische revolutie zou over de hele wereld tegelijk kunnen gebeuren als de arbeiders zich internationaal zouden organiseren. Marx had nog niet bedacht wat er moest gebeuren op de dag na de revolutie. De marxisten vallen uiteen in de socialisten en communisten In de tweede helft van de 19de eeuw werden in veel Europese landen marxistische partijen opgericht die dachten dat het zou gaan zoals Marx voorspeld had. Maar Marx’ voorspellingen kwamen niet echt uit. Het belangrijkste idee was dat het kapitalisme zelf zijn eigen ondergang zou veroorzaken, maar dat gebeurde niet. De arbeiders kregen het steeds iets beter. Tegen het einde van de 19de eeuw kwamen de meeste leiders van die marxistische partijen tot de conclusie dat ze maar beter niet op de ineenstorting van het kapitalisme konden wachten en dat er twee dingen gedaan konden worden: Gebruik maken van de politiek: De arbeiders zouden kiesrecht moeten krijgen zodat de marxistische partijen de meerderheid konden krijgen. Dan zou er een marxistische regering aan de macht komen en dan zou het kapitalisme worden afgeschaft en het socialisme worden ingevoerd. Deze verandering in de leer van Marx wordt revisionisme genoemd. Bijna alle marxistische partijen kozen hiervoor en noemden zich sociaaldemocratisch. Ze zouden het socialisme op een democratische manier invoeren. De aanhangers van deze partij heetten socialisten. Een revolutie organiseren: Dit moest in het geheim. Zodra de gelegenheid zich voordeed, zouden de marxisten de macht overnemen en de kapitalisten uitroeien of dwingen mee te doen. Er waren maar weinig marxisten die deze mogelijkheid kozen. In Rusland wist die minderheid onder leiding van Lenin door een revolutie in oktober 1917 de macht in handen te krijgen. De partij noemden ze communistische partij en de leer van hun partij marxisme-leninisme. De invloed van het marxisme Marx’ leer heeft grote invloed gehad: Na de Tweede Wereldoorlog bracht de communistische Sovjet-Unie in OostEuropa en wat andere landen communistische regeringen aan de macht. In veel Europese landen kregen socialistische partijen en socialistische vakbonden grote invloed. Hierdoor vonden steeds meer mensen dat iedereen gelijke kansen moest krijgen en er werden veel hervormingen ingevoerd om de samenleving te verbeteren. (bijv. verbod op kinderarbeid, algemeen kiesrecht, recht op vakantie en gratis onderwijs voor iedereen.) Hoofdstuk 5 Rusland, Sovjet-Unie en weer Rusland In de 20ste eeuw vond de Russische Revolutie plaats. Begin 1917 werd de tsaar gedwongen af te treden en eind 1917 nam de communistische partij de macht over. In Rusland werd als eerst het communisme ingevoerd en Tsaristisch Rusland veranderde in de Sovjet-Unie (SU). Na de overwinning in de Tweede Wereldoorlog voerde de SU in bijna heel Oost-Europa het communisme in en ook sommige landen buiten Europa werden communistisch. Er ontstonden twee grote machtsblokken in de wereld: Het communistische blok, geleid door de SU. Het westerse blok, geleid door de VS. In de jaren 1989-1991 kwam er een einde aan het communisme in Oost-Europa en viel de SU uiteen in een aantal zelfstandige staten. §1 Tsaren vestigen autocratie met harde hand Wat nu Rusland is, is ontstaan uit het vorstendom Moskou. Rond 1500 veroverde vorst Iwan III zoveel gebieden dat het vorstendom drie keer groter werd dan eerst. Hij beschouwde zichzelf als opvolger van de keizers van het Oost-Romeinse Rijk. Daarom liet hij zich tsaar noemen (van caesar). Tsaar Iwan III staat ook wel bekend als Iwan de Grote. Tsaar Iwan en zijn opvolgers vestigden een autocratie (alleenheerschappij) in Rusland. Net als de West-Europese absolute koningen, zeiden de tsaren dat ze hun macht van God hadden gekregen, dus dat ze aan niemand verantwoording schuldig waren. Hun onderdanen hadden minder vrijheid dan die van de West-Europese koningen en verzet werd harder onderdrukt. De macht van de tsaren rustte op drie pijlers: Pijler 1: De Russisch-orthodoxe Kerk De Russisch-orthodoxe Kerk was de staatskerk. De tsaren beschermden de Kerk in ruil voor dat de geestelijken het volk aan zouden sporen tot trouw aan de tsaar. De tsaren wilden niet dat de Kerk te machtig werd en daarom moest de Kerk in de tweede helft van de 18de eeuw bijna al haar grondbezit aan de staat geven. De geesten hadden nu geen inkomsten meer, dus werden ze voortaan door de staat betaald. Daardoor waren ze nog meer gedwongen o de tsaar altijd te steunen. Pijler 2: Bestuur in handen van de adel De tsaar regelde samen met de adel het bestuur. De edelen bezaten bijna de helft van alle Russische landbouwgrond. Pijler 3: Leger, politie en Geheime Dienst De tsaar had om zijn gezag te kunnen afdwingen de beschikking over leger, politie en een Geheime Dienst, de Ochrana. Verdachte personen werden naar Siberië verbannen. §2 Oorzaken van de Russische Revolutie Diepe kloof tussen de bovenlaag en de rest van de bevolking De bovenlaag van de bevolking werd gevormd door de adel en rijke burgers. Er waren veel minder rijke burgers dan in West-Europa, doordat er in Rusland veel minder handel op grote schaal was en doordat in Rusland de industrie zich er pas laat in de 19de eeuw ging ontwikkelen. De rijke burgers hadden daardoor veel minder invloed op de politiek dan in West-Europa. De adel bezat bijna de helft van de Russische landbouwgrond en steeds meer boeren werden lijfeigenen: ze raakten door armoede hun vrijheid kwijt en werden het eigendom van adellijke landeigenaren. Rond 1850 waren er in Rusland ongeveer 22 miljoen lijfeigenen. In 1861 werd de lijfeigenschap afgeschaft, maar de voormalige lijfeigenen bleven arm. Intussen leefde de bovenlaag in grote luxe. Er ontstond een steeds diepere kloof tussen de bovenlaag en de rest van de bevolking. Oprichting politieke partijen In het geheim ontstonden politieke partijen die de tsaar door een revolutie wilden afzetten: De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij werd in 1898 opgericht door marxisten die vonden dat de revolutie uitgevoerd zou moeten worden door fabrieksarbeiders, maar dat waren er niet zo veel in Rusland. Deze zeer kleine partij viel uit elkaar in twee groepen: de mensjewieken en de bolsjewieken. Uit de groep van de bolsjewieken zou later de grote Communistische Partij van de SU ontstaan. De partij van de Socialisten-Revolutionairen werd opgericht in 1901 en was veel groter. Ze vonden dat de revolutie uitgevoerd zou moeten worden door boeren. Dat waren er veel meer (±¾ v.d. bevolking). De leden van deze twee partijen waren geen boeren en arbeiders, maar vooral mensen met een goede opleiding. De regering vond de socialisten-revolutionairen veel gevaarlijker dan de marxisten. Dat kwam doordat de socialisten-revolutionairen aanslagen pleegden op personen van de overheid en opstanden van de boeren aanmoedigden. De partij van de Constitutionele Democraten werd in 1905 door liberale burgers opgericht. Ze noemden zich kadetten. Ze wilden een grondwet, een parlement en algemeen kiesrecht. De kadetten wilden niet zoals de andere twee partijen de samenleving ingrijpend veranderen, maar ze wilden stap voor stap hun doel bereiken. Ze waren wel tot een revolutie bereid. De Revolutie van 1905 In 1904 raakt Rusland in oorlog met Japan en leed veel nederlagen. In heel Rusland ontstond verzet tegen de regering. Op een zondag in januari 1905 trok een grote stoet demonstranten naar het Winterpaleis van de tsaar in Sint-Petersburg om hem een verzoekschrift aan te bieden. De paleiswacht schoot op de demonstranten en op deze Bloedige Zondag vielen veel doden en gewonden. In het hele land braken proteststakingen en opstanden uit. Tsaar Nicolaas II openbaarde in oktober het Oktobermanifest waarin hij de burgers meer vrijheid, een grondwet en een parlement beloofde. Zo probeerde hij de steun van de kadetten te krijgen. Deze gebeurtenissen worden samen meestal de Revolutie van 1905 genoemd, maar eigenlijk was het geen revolutie, want in de Russische regering en de samenleving veranderde niet veel. Het parlement (Doema) kreeg het recht wetten goed of af te keuren, maar de tsaar mocht nog wel de Doema opheffen en zelf wetten openbaren. De marxisten en socialisten-revolutionairen gingen door met hun ondergronds verzet tegen de regering. De socialisten-revolutionairen gingen vooral door met aanslagen plegen op overheidspersonen. De tsaar gaf minister Stolypin opdracht dit verzet uit te roeien en Stolypin stuurde politie en leger eropuit om de revolutionairen op te hangen of naar Siberië te verbannen. Veel revolutionairen vluchtten naar het buitenland. Tsaar Nicolaas II is een slecht bestuurder Tsaar Nicolaas raakte op de dag van zijn kroning in 1894 al de sympathie van veel mensen kwijt. Tijdens zijn kroningsfeest werden er geschenken aan het volk uitgedeeld waardoor er gedrang ontstond en ruim 1000 mensen werden doodgedrukt. Toch liet Nicolaas de feesten doorgaan. Bijna tien jaar later maakte Nicolaas II nog zo’n blunder op Bloedige Zondag. Nicolaas II had het beste voor met de Russische bevolking, maar wilde tegelijkertijd zijn macht volledig behouden. Daardoor volgde hij een onduidelijk beleid. De ene keer ontsloeg hij een minister die wilde toegeven aan de bevolking en de andere keer een minister die daar tegenin wilde gaan. Steeds meer groepen mensen raakten teleurgesteld over het bestuur van Nicolaas II. De tsaar stond sterk onder invloed van zijn vrouw, tsarina Alexandra. Ze zei hem dat hij niet naar de ministers of het volk hoefde te luisteren omdat hij een autocratisch vorst was. De gebedsgenezer Grigori Raspoetin kreeg via de tsarina steeds meer invloed op het bestuur van Rusland. §3 Eerste Wereldoorlog leidt tot de Februari-revolutie van 1917 Grote tekorten door oorlog In augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en in 1915 veroverden Duitse en Oostenrijks-Hongaarse legers een groot stuk Rusland. Toen werden ze tegengehouden door het Russische leger. Tweederde van de Duitse en OostenrijksHongaarse troepen vocht tegen de Russen. De oorlog bleef doorgaan zonder dat één van de twee partijen opschoot. De oorlog veroorzaakte grote tekorten in Rusland: Het Russische leger bestond uit 16 miljoen soldaten waarvan de meeste boer waren. Op hun boerderijen was er dus geen man meer voor het zware werk, de landbouwproductie daalde en er ontstond een voedseltekort in veel steden. Doordat de industrie vooral wapens en uitrusting voor het leger moesten produceren, ontstond er een tekort aan allerlei producten voor de burgerbevolking. Er kwamen miljoenen vluchtelingen uit de frontgebieden die allemaal onderdak en voedsel nodig hadden. Het verloop van de Februari-revolutie In 1916 waren er veel stakingen tegen het gebrek aan voedsel en de stijgende prijzen. Begin 1917 kwamen er in de hoofdstad Petrograd demonstraties en stakingen die zo massaal waren, dat de regering het leger beval om de demonstranten neer te schieten. Veel soldaten weigerden dat en sommige legerafdelingen vermoordden zelfs hun officieren. Omdat de regering machteloos was en ook de tsaar niets deed, verklaarde de Doema op 12 maart de regering afgezet en benoemde zelf een Voorlopige Regering die Rusland voorlopig zou moeten besturen, totdat er verkiezingen zouden zijn. Op aanraden van zijn generaals besloot de tsaar afstand te doen van de troon en kwam er een einde aan het tsarisme in Rusland. Voorlopige Regering wil de oorlog voortzetten Toen de tsaar verdwenen was, verwachtten de Russen dat alles beter zou worden. Maar de Voorlopige Regering wilde de oorlog doorzetten, omdat ze geen gebied wilden verliezen en geen westelijke bondgenoten in de steek wilden laten. Al snel bleek de Voorlopige Regering hier te weinig macht voor te hebben. Dat kwam zo: al voordat de Voorlopige Regering bestond, was er in Petrograd een sovjet (raad) van soldaten en arbeiders opgericht. De meeste arbeiders en soldaten luisterden meer naar deze sovjet dan naar hun bazen en officieren. §4 De Oktoberrevolutie van 1917 Bolsjewieken krijgen meer invloed Tijdens de Februari-revolutie vormden de bolsjewieken een zeer kleine minderheid. Veel van hun leiders waren al vroeg naar Siberië verbannen of gevlucht naar het buitenland. Eén van die vluchtelingen was Lenin die al lang in Zwitserland woonde. Hij was een voorstander van directe vrede met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, dus zorgden de Duitsers ervoor dat Lenin weer naar Rusland kon. De meeste bolsjewieken in Rusland wilden de oorlog voortzetten en samenwerken met de mensjewieken en socialisten-revolutionairen. Lenin vond dat de bolsjewieken moesten proberen alleen de macht in handen te krijgen. Volgens hem was er een nieuwe revolutie nodig. Hij wist zijn ideeën bij de bolsjewieken door te drukken en ze gingen propaganda voeren met vier leuzen: vrede nu, macht aan de sovjets, het land voor de boeren, de fabrieken voor de arbeiders. De bolsjewistische propaganda werkte bij veel arbeiders, soldaten en boeren en zo kregen de bolsjewieken meer invloed in de sovjets. Bolsjewieken grijpen de macht In oktober 1917 vond Lenin dat de bolsjewieken sterk genoeg waren om de Voorlopige Regering af te zetten (revolutie). De Oktoberrevolutie begon in de ochtend van 7 november 1917. De sovjet van Petrograd stuurde soldaten, matrozen en Rode Gardisten (groepen gewapende communistische arbeiders) de stad in om de belangrijke punten in de stad te bezetten. Het Winterpaleis werd omsingeld, maar minister-president Kerenski kon nog snel de stad uitkomen. Bolsjewieken trekken zich niets aan van de verkiezingen De volgende dag vormden de bolsjewieken een nieuwe regering: de Raad van Volkscommissarissen: Voorzitter Lenin Volkscommissaris van buitenlandse zaken Trotski Volkscommissaris voor de nationaliteiten Stalin De mensjewieken en de socialisten-revolutionairen vonden dat de regering niet democratisch tot stand was gekomen. De Voorlopige Regering had verkiezingen uitgeschreven voor 25 november 1917. De bolsjewieken lieten deze gewoon doorgaan om als ze de meerderheid behaald hadden, toestemming van het volk te krijgen voor een revolutie. Volgens de uitslag waren ze alleen geen meerderheid. Toen hebben de Rode Gardisten de volksvertegenwoordigers tegengehouden te vergaderen voor de tweede keer. Hierdoor bleek dat de bolsjewieken de macht in eigen handen wilden houden en de uitslag van de verkiezingen onbelangrijk vonden. Toen stonden de bolsjewieken geen vrije verkiezingen meer toe. §5 De Burgeroorlog Vrede van Brest-Litovsk wekt verzet tegen de bolsjewieken op In maart 1918 sloten de bolsjewieken vrede met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Rusland moest Polen en de Baltische landen afstaan en de onafhankelijkheid van Finland en Oekraïne erkennen. Hiermee verloor Rusland een derde van zijn bevolking en landbouwgrond en de helft van zijn industrie. Er ontstond veel verzet tegen de bolsjewieken, omdat ze een ongunstige vrede hadden gesloten. Engeland en Frankrijk steunden de tegenstanders van de bolsjewieken door troepen te sturen. In november 1918 kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog en Duitsland en Oostenrijk-Hongarije verloren. In de loop van 1919 werden bijna alle buitenlandse troepen teruggetrokken. De bolsjewieken verslaan de ‘Witten’ en heroveren de meeste gebieden In de zomer van 1918 gingen de Russen zich pas echt verzetten tegen de bolsjewieken. Er deden veel groeperingen mee: de adel, generaals en officieren van het leger, kadetten, socialisten-revolutionairen, mensjewieken en veel ‘partijloze’ burgers. Samen werden ze de Witten genoemd. Door de verdeeldheid onder de Witten lukte het de Rode Legers van de bolsjewieken de Witte Legers één voor één te verslaan. In 1920 was de burgeroorlog voorbij en bezaten de bolsjewieken het hele Russische rijk, op Polen, Finland en de Baltische landen na. §6 De SU onder Stalin 1929-1953 De communisten stichten de SU In 1918 noemden de bolsjewieken hun partij Communistische Partij en in 1923 noemden ze Rusland: Unie van Socialistische Sovjet-Republieken (USSR), verkort tot Sovjet-Unie (SU). De communisten wilden een samenleving opbouwen volgens het marxisme-leninisme. In andere landen moesten communistische partijen gesteund worden om een ‘wereldrevolutie’ mogelijk te maken. Maatregelen van de communisten - Andere partijen werden verboden en tegenstanders van de communisten werden gearresteerd. - Mensen die eerst bij de bovenlaag hoorden, werden van hun functies ontslagen. - Mannen en vrouwen kregen dezelfde rechten. - De Kerk verloor haar macht. - Veel gebouwen werden door de staat ingenomen. - De boeren moesten bijna de hele opbrengst van hun boerderij aan de staat afstaan. De communisten herroepen een deel van de maatregelen: de NEP De communisten hadden te weinig ervaring om fabrieken en andere bedrijven te leiden en boeren wilden niet hard werken om de oogst aan de staat te geven. Daardoor liep in de industrie en de landbouw de productie terug. In 1921 voerde Lenin de Nieuwe Economische Politiek (NEP) in om het land te redden: - Kleine bedrijven en winkels werden aan de eigenaars teruggegeven. - De boeren hoefden nog maar een klein deel van de oogst als belasting af te dragen. Dankzij de NEP gingen de industrie en de landbouw weer beter lopen. Stalin verovert de macht Na de dood van Lenin (1924) kreeg Jozef Stalin de macht. Trotski was zijn grootste tegenstander, dus werd hij verbannen en later in Mexico vermoord door de Geheime Dienst. Stalin regeerde van 1929 tot 1953 als alleenheerser. Zijn bestuur wordt stalinisme genoemd. De belangrijkste kenmerken van het stalinisme zijn: Vijfjarenplannen regelen economie Stalin wilde in korte tijd de industrie belangrijker maken dan de landbouw, dus verving het vijfjarenplan de NEP. Hierbij bepaalde de regering wat er de komende vijf jaar geproduceerd moest worden. Zo’n door de staat geregelde economie heet een planeconomie. Landbouw wordt gecollectiviseerd Voor de industrialisatie had Stalin geld, arbeiders en goedkoop voedsel voor de arbeiders nodig. Daarom zorgde hij voor collectivisatie van de landbouw: hij voegde alle boerenbedrijven van een dorp samen tot een kolchoz, het werk werd gemechaniseerd en de kolchozen moesten hun producten goedkoop aan de staat verkopen. Zo waren er minder werkkrachten nodig en konden de overbodige boeren in de industrie werken en was er goedkoop voedsel voor de arbeiders. De boeren verzetten zich tegen de collectivisatie en de productie van de kolchozen viel tegen (de boeren werkten tegen hun zin in). Op het platteland ontstond hongersnood, omdat ze bijna alle producten aan de staat moesten afstaan. Later ging de staat in pas ontgonnen gebieden ook nieuwe grote landbouwbedrijven opzetten (sovchozen). De SU wordt een industriële staat De industrialisatie lukte en de zware industrie (grondstoffenwinning, productie van energie en machines) werd het belangrijkst. In de lichte industrie werden alleen nog maar de hoogst noodzakelijke dingen gemaakt. De arbeiders in de industrie moesten lang en hard werken voor weinig loon. Terreur neemt grote omvang aan Elk verzet tegen de maatregelen van Stalin werd hard onderdrukt, want Stalin was erg bang voor verraders. Daarom heeft hij tienduizenden partijleden en legerofficieren gearresteerd of naar werkkamp in de poolgebieden gestuurd. Dit deed hij ook met gewone burgers. In de tijd van Stalin leefde de Russische bevolking daardoor onder een echte Terreur. De laatste jaren van Stalin In de Tweede Wereldoorlog zijn er in de SU meer slachtoffers gevallen dan in alle andere landen. De Duitsers waren er wreder dan in West-Europa en in de SU waren de verwoestingen dan ook het grootst. De industrie was ook grotendeels ingestort. Er was voor de SU ook een gunstig gevolg van de oorlog: Het land kwam als één van de machtigste landen ter wereld uit de oorlog. De leiders van de VS, Engeland en de SU gingen als de ‘Grote Drie’ bepalen wat er in de wereld moest gebeuren. Stalin kreeg veel macht in de Oost-Europese landen die het Russische leger had veroverd en stelde daar communistische regeringen aan.