GESPREKSVOORSTEL EXPERTMEETING VEILIGHEIDSBELEVING EMB-LEERLINGEN Dinsdag 16 mei 2017, van 10.00 – 12.00 uur, (met een broodje na afloop) Aïdadreef 4 te Utrecht (gebouw PO- en VO-raad en LECSO). Doel van de bijeenkomst De Expertmeeting heeft tot doel om tot een compacte set van vragen te komen die zicht geven op de veiligheidsbeleving van EMB-leerlingen (via ouders en/of leerkrachten). Daarbij zal ook aan de orde komen wat de mogelijkheden zijn om deze vragen in te passen in bestaande werkwijzen, vragenlijsten of instrumenten. Gesprekvoorstel / agenda We stellen de volgende punten voor de bespreking voor: 1. Introductie en kennismaking 2. Wat betekent sociale veiligheid precies voor de groep EMB-leerlingen? Of: op welke vlakken kunnen voor hen bedreigingen liggen voor de sociale veiligheid? Denk aan contacten/interactie met klasgenoten, met leerkrachten, met begeleiders, met ouders, met anderen … Kijk ook naar de indicatoren voor kwaliteit van de gehandicaptenzorg. 3. Op welke wijze kan de veiligheidsbeleving van deze leerlingen in beeld gebracht worden? Of; wat werkt daarin wel / niet? Denk bijvoorbeeld aan de volgende zaken: niet bij de leerling zelf – altijd via intermediairen, dan altijd vanuit meerdere invalshoeken (bijvoorbeeld ouders + leerkracht + begeleider(s), altijd via een gesprek, enz.) 4. Hoe kan dit ingepast worden binnen bestaande werkwijzen, instrumenten en/of vragenlijsten? Bijvoorbeeld: welke instrumenten worden nu door scholen gebruikt om oudertevredenheid te meten en valt het daarin in te passen? Welke andere instrumenten / vragenlijsten worden gebruikt om gesprek met ouders, leerkracht, begeleiders aan te gaan om kwaliteit van leven/onderwijs in beeld te brengen? En hoe past dit daarin? 5. Kennen we goede praktijkvoorbeelden? 6. Afsluiting, met een broodje Achtergrond Per 1 augustus 2015 heeft het onderwijs te maken met de Wetgeving rond sociale veiligheid. Daarin is aan scholen een viertal verplichtingen opgelegd. Één daarvan is het jaarlijks monitoren van de veiligheidsbeleving van leerlingen. Daarvoor zijn inmiddels verschillende vragenlijsten opgesteld en beschikbaar gemaakt, onder andere via Vensters.nl Ook is voor specifieke groepen in het (V)SO een aangepaste vragenlijst in ontwikkeling. Voor EMB-leerlingen is echter nog geen instrument beschikbaar om de veiligheidsbeleving van leerlingen in beeld te brengen. Daarom zijn de PO- en VO-raad en LECSO op zoek gegaan naar ideeën, suggesties, aanpakken, instrumenten in het veld van SO en VSO voor EMB-leerlingen, die hiervoor mogelijkheden kunnen bieden. Daaruit is gebleken dat er bij de scholen die met EMB-leerlingen te maken hebben veel belangstelling bestaat voor het beter in beeld brengen van de veiligheidsbeleving van die leerlingen. Enkele uitkomsten van die verkenning tot nu toe zijn: Bij EMB-ers met een IQ <50 is een vragenlijst voor de leerlingen zelf geen optie. Vragenlijsten, of liever nog, vraaggesprekken met ouders en/of leerkrachten lijken de beste keuze te zijn. De scholen waarmee contact is geweest hebben een voorkeur voor een beknopte set van vragen, die eenvoudig in te passen is in bestaande oudertevredenheidsvragenlijsten of instrumenten om de ontwikkeling van de leerlingen te volgen. De bekendste vragenlijsten voor EMB-ers (CCE; Kwaliteit van Bestaan en LACCS; Goed Leven) bieden wel aanknopingspunten voor dit thema, maar zouden aangepast moeten worden, dan wel moeten doorvragen naar de redenen voor negatieve scores op bepaalde aandachtsgebieden EMB-leerlingen Bij EMB leerlingen gaat het om kinderen met a) een laag ontwikkelingsperspectief ten gevolge van een ernstige verstandelijke beperking (IQ < 35), vaak met moeilijk te ‘lezen’ gedrag en ernstige sensomotorische problematiek (zoals ontbreken van spraak, bijna niet kunnen zitten/staan), of b) een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) en een grote zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke beperkingen, of c) een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) in combinatie met moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van ernstige psychiatrische stoornissen. Sociale veiligheid • Je beschermd voelen tegen bedreigingen, veroorzaakt door het gedrag van mensen in en om de school • Het gaat om de psychische, sociale en fysieke veiligheid van leerlingen, personeel, ouders en anderen • Zowel objectieve als subjectieve bedreigingen Dat vraagt om het bevorderen van positief en veilig gedrag bij alle betrokkenen bij de school, als basis voor kunnen leren en werken. Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg Hierin worden de volgende indicatoren benoemd voor de kwaliteit van zorg. 1. Lichamelijk welbevinden. 2. Psychisch welbevinden 3. Interpersoonlijke relaties 4. Deelname aan de samenleving 5. Persoonlijke ontwikkeling 6. Materieel welzijn 7. Zelfbepaling 8. Belangen 9. Randvoorwaarden: Zorgafspraken en ondersteuningsplan 10. Randvoorwaarden: Cliëntveiligheid; fysieke veiligheid, sociale en emotionele veiligheid. 11. Randvoorwaarden: Kwaliteit van medewerkers en organisatie. 12. Randvoorwaarden: Samenhang in zorg en ondersteuning. Indicator 10 gaat specifiek over veiligheid. Daarbij wordt de volgende toelichting gegeven: Het begrip veiligheid heeft een objectieve en een subjectieve component. De objectieve component heeft betrekking op algemeen geldende veiligheidsaspecten en maatregelen, neergelegd in richtlijnen en calamiteitenplannen op het terrein van bijvoorbeeld medicatie, het gebruik van medische hulpmiddelen, brandveiligheid, communicatie, fouten en (bijna)ongelukken, klachten en seksueel misbruik. Een specifiek aandachtspunt betreft veiligheidsaspecten rondom vrijheidsbeperkende maatregelen. De subjectieve component heeft betrekking op de ervaren veiligheid, waarin zaken als een gevoel van geborgenheid en een goed verlopende communicatie een rol spelen. Deze ervaren veiligheid uit zich op terreinen als privacy, bejegening, informatie en grensoverschrijdend gedrag. De organisatie draagt er zorg voor dat beide componenten goed zijn geborgd door het hebben, toepassen en continu onderhouden van beleid op deze terreinen. Indicatoren uit Vragenlijst Kwaliteit van Bestaan EMB De persoonlijke factoren bestaan uit: 1. De stemming, gedrag en lichamelijke gesteldheid van de persoon. 2. De relaties. 3. De communicatie. 4. De zelfbeschikking en zeggenschap. 5. De activiteiten en leermogelijkheden. De omgevingsfactoren bestaan uit: 6. De materiële omgeving en middelen. 7. De deskundigheid van de professionals. 8. De context en organisatie van de zorg en ondersteuning. Indicatoren uit LACCS Lichamelijk welbevinden Alertheid Contact Communicatie Stimulerende tijdsbesteding