Tijd van ontdekkers en hervormers: 1500

advertisement
Tijd van ontdekkers en hervormers: 1500 1600
Begrippen
o Erfgoed: cultuurgoed uit eerdere tijden.
o Katholicisme: de grootste stroming in het christendom. Voor christenen die zich
verenigen onder de bisschop van Rome, de paus, word de term rooms-katholicisme
gebruikt.
o Kerkhevorming / reformatie: protestbeweging tegen misstanden en manier van
geloven in de rooms-katholieke kerk.
o Protestantisme: verzamelnaam voor de verschillende christelijke geloofsrichtingen
die ontstonden door de reformatie.
o Renaissance: cultuurstroming in Noordwest-Europa in de zestiende eeuw die de
mens als individu centraal stelde en de kunst uit de Klassieke Oudheid als voorbeeld
nam.
o Wereldbeeld: voorstelling van de werkelijkheid en van de wereld.
Jaartallen
1492: Columbus ontdekt Amerika.
1498: Vasco da Gama ontdekt zeeroute naar India.
1515: Karel V heer der Nederlanden.
1517: Luther publiceert 95 stellingen.
1555: Augsburgse Godsdienstvrede, Filips II nieuwe vorst.
1560: Calvijn krijgt steeds meer aanhang in de Nederlanden.
1566: Beeldenstorm.
1572: Watergeuzen nemen Den Briel in.
1581: Acte van Verlatinghe.
1584: Willem van Oranje wordt vermoord.
Kenmerkende aspecten
1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe
wetenschappelijke belangstelling.
2. Het begin van de Europese overzeese expansie.
3. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid.
4. De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot
gevolg had.
5. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Belangrijke personen en verdragen
Bartolomeus Dìaz: voer in 1488 als eerste om de zuidpunt van Afrika.
Columbus: heeft de Nieuwe Wereld ontdekt op zijn reis naar Indië via een nieuwe route.
Bartolomé de Las Casas: zette zich in voor een betere behandeling van de slaven.
Erasmus: Nederlandse humanist en wilde een wetenschappelijk verantwoorde
Bijbelvertaling maken. Hij kwam achter heel veel vertaalfouten in de Vulgaat en zette
hiermee onbedoeld de stap naar de kerkhervorming.
Maarten Luther: Duitse monnik. Begon de kerkhervorming door 95 stellingen op de
kerkdeur te spijkeren. Grondlegger van het lutheranisme.
Johannes Calvijn: grondlegger van het calvinisme. Het calvinisme leek veel op het
lutheranisme, maar was op bepaalde gebieden iets strenger.
Karel V: heerser van het grootste rijk in de West-Europese geschiedenis. Had de
Nederlanden, Spanje, grote delen van Italië en Habsburgse landen. Werd in 1519 tot Duitse
keizer gekozen. Vrooms-katholiek. Trad af in 1555.
Filips II: volgde zijn vader Karel V op. Wilde een machtig heerser zijn van een groot rijk met
een katholieke kerk.
Alva: Spaanse landvoogd van de Nederlanden. Moest na de Beeldenstorm de Nederlanden
helemaal onder Spaans gezag brengen. Deed dit met harde hand (Raad van Beroerten).
Willem van Oranje: eerst lid van Raad van State en was stadhouder. Hij vluchtte voor Alva
naar Duitsland. Deed aanvallen in de Nederlanden voor een opstand. In 1572 kwam hij naar
Holland om leiding te nemen over de opstand. Werd in de ban gedaan en vermoord in Delft.
Werd de grondlegger van een nieuwe staat: De Republiek.
Acte van Verlatinghe: plakkaat uit 1581 waarin een aantal gewesten Filips II niet meer
erkenden als heerser.
Unie van Utrecht: verdrag uit 1579 waarin de noordelijke gewesten afspraken vastlegden
over staatkundige zaken en zich gezamenlijk uitspraken tegen de Spaanse bezetter.
Unie van Atrecht: Brabant en Vlaanderen sluiten vrede met de Spaanse koning (katholiek).
Vrede van Munster: verdrag uit 1648 waarmee Spanje de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden erkende als een zelfstandige staat. Hiermee kwam een officieel einde aan de
Opstand.
Uitwerking kenmerkende aspecten
1. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een
nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
In de Middeleeuwen had de kerk weinig waardering voor de kennis uit de Oudheid. Door de
kruistochten en de handel waren de christenen in contact gekomen met de Arabische
wetenschappers die de wetenschappelijke kennis uit de Klassieke Oudheid kenden en die
ook hadden uitgebreid. Door de informatie uit de Klassieke Oudheid die opnieuw aansloeg
ontstond de Renaissance. In de Renaissance wilden veel burgers zich losmaken van de Kerk.
Veel burgers lieten zich inspireren door de Klassieke Oudheid. Architecten en kunstenaars
kregen de opdracht om gebouwen te verfraaien en de Klassieke kunst beleefde een
wedergeboorte. Het verschil tussen de Klassieke Oudheid en de Renaissance was dat
individuele expressie een rol speelde bij kunstwerken in plaats van alleen strenge en ernstige
gezichten.
Humanistisch onderzoek vernieuwde het geestelijke en godsdienstige mensbeeld. Artsen
bestudeerden de mens als biologisch wezen en gingen daarbij uit van de klassieke theorieën,
maar niet zonder volgden deze niet zonder kritiek. Cartografen brachten de nieuwe kennis
van de ontdekkings-reizigers in beeld en dit verbeterde dus ook het wereldbeeld. Er kwam
dus een nieuw mens- en wereldbeeld.
2. Het begin van de Europese overzeese expansie.
De Portugezen organiseerden als eersten ontdekkingsreizen langs de noordwestkust van
Afrika. Hun doel was te concurreren met de Arabische handel in goud, ivoor en slaven. Ze
veroverden eilandengroepen om deze later te kunnen gebruiken als uitvalsbases voor
verdere reizen. Langs de route en de kusten van de Indische Oceaan bezetten ze eilanden en
kustplaatsen en versterkten deze met forten en soldaten. Vanuit deze factorijen dreven ze
handel met de bevolking. Op deze manier kregen ze de handel in specerijen, zijde en
edelstenen grotendeels in handen. Ook Spaanse ontdekkingsreizen begonnen als een
vervolg op de Reconquista. Na Columbus trok de Conquistadores naar de Nieuwe Wereld om
gebieden te veroveren. Als beloning voor de veroveringen die de Spaanse conquistadores
gedaan hadden op het Incarijk en Aztekenrijk kregen ze grote landgoederen genaamd
haciënda’s, waarvan ze de opbrengsten mochten houden.
3. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid.
In de Tijd van steden en staten was in Noord-Italië een welvarende en zelfbewuste burgerij
opgekomen. Deze burgers kochten luxegoederen en kunst, geïnspireerd door gebouwen of
ruïnes uit de Romeinse tijd. Er kwam ook belangstelling voor de geschriften uit de Oudheid.
Toen in 1453 Constantinopel in Turkse handen viel, kreeg deze mentaliteit een extra impuls.
Veel rijke burgers vluchtten naar Italië en namen de klassieke denkbeelden en idealen mee.
Doordat de Klassieke Oudheid opnieuw aansloeg (de Renaissance), kregen architecten en
kunstenaars de opdracht gebouwen te verfraaien: ze grepen daarvoor terug op het erfgoed
uit de Klassieke Oudheid, volgens hen een artistiek hoogtepunt. Nieuwe gebouwen kregen
zuilen en tempanen en beeldhouwwerken leken op klassieke beelden. Er was ook een
verschil: de gezichten waren niet meer streng en ernstig zoals in de Klassieke Oudheid, maar
hadden individuele trekken en lieten emoties zien.
4. De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot
gevolg had.
De kerk ziet de paus als de ‘plaatsbekleder’ van Christus op aarde. De paus en bisschoppen
woonden in schitterende paleizen, hadden een hofhouding en leefden in weelde. Dit stond
allemaal ver af van de eenvoud en soberheid die het christendom verkondigde. Er was
daarom veel kritiek op deze hang naar luxe en macht. Ook was er kritiek op de priesters, die
zelf het Latijn en de Bijbel niet begrepen. In 1517 publiceerde Luther 95 stellingen tegen
misstanden in de kerk op de kerkdeur. Luther wilde een reformatie: de misstanden
verbeteren. De paus begon in 1518 een ketterproces tegen Luther. Hij deed hem in
kerkelijke ban. Luthers volgelingen begonnen eigen kerkgemeentes. Daarvoor kregen ze veel
steun, zoals van verschillende vorsten in het Duitse Rijk. Wat begonnen was als een poging
om de kerk van binnenuit te hervormen, werd toen een kerksplitsing: de lutheranen
scheidden zich af van de katholieke kerk.
5. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse
staat.
Toen Luther de boel verdeelde steunde Karel V, heer der Nederlanden, de paus. Ketters
werden steeds fanatieker vervolgt. Zijn zoon Filips II volgt hem in 1555 op. Door het strenge
optreden van Filips was er veel verzet tegen hem en de paus. Toen het Verbond der Edelen
in 1566 Margaretha van Parma een smeekschrift aanbood, accepteerde zij deze. Hierdoor
durfden de gereformeerden weer terug te komen en ze hielden hagenpreken voor degene
die wilden luisteren. In deze hagenpreken moedigden ze mensen aan om kerken van hun
beelden te ontdoen. In 1566 drongen gereformeerden kerken en kloosters binnen en
vernielden religieuze versieringen. Filips was woedend en verving Margaretha door de
hertog Alva. Hij stelde de Bloedraad op: hierdoor vluchtten 60.000 mensen. Willem van
Oranje werd veroordeeld en hij verloor al zijn bezittingen. In 1581 zette de Staten-Generaal
Filips II af als vorst. De Staten gaven uitleg in de Acte van Verlatinghe en de hertog van Anjou
werd heer der Nederlanden. Na een mislukte Engelsman ging de Staten-Generaal in 1588
het bestuur zelf regelen: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Kern en perspectief
Paragraaf 1
Al vóór 1500 ontdekten de Portugezen nieuwe zeeroutes. Columbus voer westwaarts om
Indië te bereiken en ontdekte Amerika. Cartografen brachten de nieuwe zeeroutes en
ontdekte gebieden in kaart. De ontdekkingsreizen leidden tot een grotere kennis van de
wereld en waren het begin van de handel tussen de continenten. Het was ook het begin van
de Europese kolonisatie van grote delen van de wereld. Voor veel inheemsen leidde dit tot
ontwrichting van hun samenleving en zelfs een daling van de inheemse bevolking. Koloniaal
bezit gaf de Europese vorsten macht en aanzien. Het goud en zilver dat uit Zuid-Amerika
kwam, leidde in Europa tot een enorme toename van de geldhoeveelheid en inflatie.
Om de oorzaken van verschillen in welvaart te achterhalen, moeten we de gevolgen van de
ontdekkingsreizen bestuderen. De koloniale geschiedenis verklaart de economische
contacten en beïnvloeding van cultuur.
Paragraaf 2
Met humanisme en Renaissance bedoelen we de nieuwe manier van denken die in de
veertiende eeuw in Noord-Italiaanse steden ontstond en die was geïnspireerd op het
erfgoed van de Klassieke Oudheid. Dit leidde tot een heel nieuw mens- en wereldbeeld.
Humanistische geleerden benadrukten de individualiteit en het verstand van de mens. Net
als de schrijvers uit de Klassieke Oudheid discussieerden ze over sociale, politieke, religieuze
en morele waarden, met als doel de wereld verbeteren. De Renaissance werd duidelijk
zichtbaar in de kunsten. Renaissancekunstenaars gaven mensen weer als individuen en
schilders werden meesters in het weergeven van perspectief in hun werken. Renaissancekunstenaars waren architect, schilder en wetenschapper tegelijk.
In de kunst van de Renaissance werd de persoonlijke inspiratie en emotie belangrijk. Dit
persoonlijke gevoel is ook nu nog uitgangspunt in de kunst. Wetenschappers in de zestiende
eeuw gingen uit van de mens en zijn vermogen om met zijn verstand oplossingen te vinden
voor maatschappelijke problemen. Daarmee zijn ze de wegbereiders geweest van het
rationalisme en de Wetenschappelijke Revolutie.
Paragraaf 3
Steeds meer gelovigen stoorden zich aan de luxe waarin de hoge geestelijkheid leefde en
aan het streven naar wereldlijke macht van de paus en aan de slecht opgeleide
parochiepriesters. Luther en Calvijn kregen steeds meer bijval voor hun kritiek op de kerk.
De paus reageerde daar met harde onderdrukking op en deed de beide kerkhervormers in
de ban. Dat was het begin van de protestantse kerken. Met de contrareformatie wilde de
katholieke kerk de interne misstanden aanpakken en haar organisatie verbeteren, om
daarmee de gelovigen te behouden. Dit lukte maar deels en er kwamen nieuwe stromingen
in het christendom.
Door het Oosters Schisma was de kerk al in tweeën gedeeld. Door de hervorming raakte de
katholieke kerk verder verdeeld. In dit proces kwam het door godsdienstfanatisme en
religieuze intolerantie tot vervolging en onderdrukking tot godsdienstoorlogen. Deze lange
periode van strijd leidde tot het besef dat er een humanere manier van samenleven moest
bestaan. Door de geschiedenis van kerkhervorming te bestuderen, realiseren we nu dat
godsdienstvrijheid die we nu hebben niet vanzelfsprekend is.
Paragraaf 4
Karel V zette het streven naar eenheid en centralisatie van zijn Bourgondische voorouders
voort. Hij verenigde de zeventien Nederlandse gewesten in de Bourgondische Kring. De
intolerante opstelling van zijn zoon Filips II tegenover de protestanten en zijn pogingen om
de traditionele machtsverhoudingen open te breken en het bestuur verder te moderniseren
zorgden voor grote spanningen in de Nederlanden. Gewesten en steden wensten hun oude
privileges te behouden. Edelen van lagere rang sloten zich aaneen in een Eedverbond en
eisten minder hard optreden tegen protestanten. In 1566 kwam het tenslotte tot uitbarsting
van volkswoede. Dat was het begin van de Opstand tegen landsheer Filips II. Hoofddoelen
van die Opstand waren het behoud van oude privileges en religieuze verdraagzaamheid. Uit
de Opstand ontstond in de noordelijke Nederlanden de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden.
Door oorlogen en opstanden kunnen er nieuwe staten ontstaan of kan de staatsinrichting
van een land veranderen. In Europa begon dit aan het eind van de twintigste eeuw. In ons
land heeft het drie eeuwen geduurd voordat onze huidige staatsorganisatie, met respect
voor alle bevolkingsgroepen, vorm kreeg.
Download