Hoofdstuk 2: Revolutie, razernij en reactie

advertisement
Kenmerk 6:
De groei van het Romeinse
imperium, waardoor de GrieksRomeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
Les 2: De Romeinse
klassenmaatschappij
3000
Artikel III
• Burgers woonden in Rome, op het omliggende platteland, maar ook
bijvoorbeeld in het huidige Delfland
200
Politieke invloed
Meer carrièremogelijkheden
Bescherming door het recht
Meer sociaal aanzien; je hoort erbij!
Mag je bezittingen hebben en uitbreiden (vb. land)
400
–
–
–
–
–
700
• Als burger heb je
1000
– Burgerschap is gedurende de hele klassiek Romeinse
geschiedenis enorm belangrijk
1500
• Burger worden
2000
Burgerschap centraal
1
200
400
3000
Artikel III
1000
700
– De plebs
– De equites (aristocratie)
– De patriciërs (aristocratie)
1500
• In de samenleving kennen we drie grote – maar zeker
niet homogene – klassen
2000
Samenleving
400
• Zie piramides (volgende sheet)
200
1
200
400
3000
Artikel III
400
200
1
200
Het ambt van volkstribuun (tribunus plebis) [zie laatste sheet]
Oprichting van de volksvergadering (concilium plebis)
Vanaf de 4e eeuw werden de wetten ook openbaar
Mocht men steeds meer ambten bezetten (in de praktijk moeilijk doordat de
onbezoldigd waren, én je zelf veel moest financieren)
700
•
•
•
•
1000
– vormden de economische en militaire ruggengraat van de
samenleving
– hadden in het begin geen politieke invloed
– waren voor juridische zaken en politieke invloed afhankelijk van
de aristocratie
– Uiteindelijk gingen ze in staking, en er werd onderhandeld.
– Resultaat:
1500
• Deze mensen bezitten land, maar
2000
De Plebs
400
De Plebs pikt het niet langer
400
200
1
200
– Zij waren feitelijk machteloos, maar met velen, dus …..
700
• Deze nobilis beschermde zijn clientela, maar eiste als “betaling” trouw en diensten.
Deze diensten liepen uiteen van vechten (militie), stemmen op de patronus tot
verrichten van allerlei werkzaamheden
1000
– Dienstplichtig > dus geen tijd voor het land en eisten veel leven
– Nieuw veroverde gebieden kwamen toe aan de aristocratie, die daar
grote boerderijen neerzetten. En doordat men met slavenarbeid ging
werken en aan schaalvergroting deed, werden de kleine boeren kapot
geconcurreerd.
– Daarna trokken ze werkeloos naar de stad, alwaar zij de klasse van de
proletariërs vormden. Zij die niets hadden, behalve hun kinderen
(proles).
– In de stad waren zij afhankelijk van de steun van een patronus en van
tijdelijk werk
1500
• Door de veroveringsoorlogen kwamen velen in de knel
2000
De Plebs
- in de knel
3000
Artikel III
400
400
200
1
– (verder) carrière maken in het leger
– commerciële activiteiten uitbreiden
– belangrijke bestuurlijke functies vervullen, vb het gouverneurschap van een
provincie (zie sheet)
700
• Via maatschappelijke promotie konden zij uiteindelijk ook
toetreden, vooral via het ambt van senator
• Door veroveringsoorlogen konden de equites
1000
– Het leger, bestuurlijke taken (o.a. financiën)
– Zij beheersten het bankwezen, de rechtspraak en de handel
– Daarnaast hadden velen grote boeren bedrijven
1500
• Zij vormden de lagere adel
• Hun taken waren
2000
De equites
- Ridders
3000
Artikel III
200
400
Provincies
De patriciërs
1500
1000
700
400
200
1
• Zij vormden de senatorenstand
• Alle hoge bestuurders (seculier én religieus) kwamen in
het begin van de Republiek uit de oude aristocratische
gentes (clans)
• Familietradities en voorouderverering vormden een zeer
wezenlijk onderdeel van hun cultuur
• Huwelijken vonden alleen plaats tussen leden uit
verschillende gentes
• Men kon wel (bijzondere) kinderen uit lagere standen
adopteren
2000
- een gesloten gemeenschap
3000
Artikel III
200
400
De Senaat
De patriciërs
1000
700
400
200
– Nieuwelingen werden tot de stand toegelaten – de homo novus
– Daarnaast konden (door een wetswijziging van JC) ook buitenlandse
edelen senator worden
1500
• Vanaf de vierde eeuw VC komen er af en toe senatoren
bij vanuit het plebs en de equites
• In de eerste eeuw VC ging het roer pas echt om toen de
patriciërstand dreigde op te raken door bloedige
burgeroorlogen
2000
- een meer open gemeenschap
3000
Artikel III
1
200
400
400
200
• Bij elkaar was dit een omvangrijke en meestal zeer
loyale groep mensen
700
Directe verwanten
Verder verwanten (zelfde bloedlijn)
Dienaren
(vrijgelaten) slaven
1000
–
–
–
–
1500
• Teneinde de macht in de familie te houden, moest de
keizer wel volledig op zijn extended family steunen
• Deze familia werd gevormd door
2000
De Keizerlijke familia
- de vierde klasse
3000
Artikel III
1
200
400
• Assistent van de consul, belasting met juridische zaken
200
Voorzitter van de senaat
Militair bevelhebber (2 legioenen)
Hoogste juridische autoriteit
Vetorecht (ten aanzien van de senaat en zijn directe collega)
Diende “slechts” één jaar
1
•
•
•
•
•
200
– De consul (in tweevoud)
400
– De praetor
700
• Toezicht op financiën van het rijk, waaronder ook het leger.
1000
– De questor
1500
• De meeste hoge (magistratuur) banen waren erebanen.
Het geld moest uit je eigen zak komen. Deze banen
openden dan wel weer deuren naar geld en aanzien
2000
De aanzienlijke Banen
- cursus honorum
3000
Artikel III
400
– Tribus plebis (volkstribuun)
200
1
200
Eerst waren er twee, later zelfs tien
Zij vormden de personificatie van het plebs
Hadden een vetorecht over acties van de senaat
Zij waren onschendbaar (juridisch én religieus); het op welke manier
dan ook tegenwerken van de volkstribuun stond gelijk aan
heiligschennis, en hierop stond maar een straf …….
• De keizers absorbeerde dit magistratuur om te laten zien, geloven
dat ook zij niets anders deden dan de publieke zaak dienen
400
•
•
•
•
700
• In perioden van onrust en/of slecht bestuur kreeg de zes maanden
de almacht.
1000
– De dictator
1500
• Andere belangrijke magistraturen waren
2000
De aanzienlijke Banen
- cursus honorum
3000
Artikel III
400
Rome en buurvolken
Download