weerstand en temperatuursafhankelijkheid 1. weerstand bij 35°C. Welk is de temperatuurscoëfficiënt van deze weerstand ? BA 2. De weerstand van een spoel met koperdraad is 3,35 ohm bij O°C. Hoeveel neemt de weerstand toe bij verwarming tot 50°C? (temp. coëfficiënt. van de weerstand van Cu zie tabel) BA (0,72 ohm) 3. Een spoel heeft een weerstand van 25,00 ohm bij 20°C. Deze weerstand neemt toe tot 26,70 ohm bij 35°C. Welk is de temperatuurscoëfficiënt van de weerstand van de stof waaruit de spoel gemaakt is ? BA (0,0045 /°C) 4. Een koperdraad heeft een weerstand van 10,0 ohm bij 20°C. Hoe groot zal de weerstand zijn bij 80°C; en bij O°C? (temp. Cu zie tabel) BA (12,58 ohm; 9,14 ohm) 5. Als de weerstand van een koolweerstand 1000 ohm is bij O° C, hoe groot wordt die dan bij 120° C ? Wat betekent het feit dat de weerstand afneemt bij stijgende temperatuur? (temp. coëfficiënt. weerst. C zie tabel) BA (914 ohm) 6. Een platina~weerstandsthermometer maakt gebruik van de verandering van de weerstand van een geleider bij veranderende temperatuur. Het Pt-element vertoont bij 20°C een weerstand van 5 ohm en een weerstand van 16 ohm als het in een oven wordt gebracht. Bepaal hieruit de temperatuur van de oven. (temp. coëfficiënt. weerst. Pt zie tabel) BA (631°C) 7. Een stuk ijzerdraad heeft een weerstand 0,20 ohm bij 20°C en een weerstand van 0,30 ohm bij 110°C. Zoek de temperatuurscoëfficiënt van de weerstand van het ijzer waaruit de draad gemaakt is. BA (0,0056 /°C) 8. Een weerstand moet een constante weerstandswaarde hebben van 30 ohm onafhankelijk van de temperatuur. Daartoe wordt een aluminiumdraad met weerstand Rl gebruikt in serie met een koolstofdraad met weerstand R2. Bepaal de benodigde weerstandswaarden gemeten bij O°C. (temp. coëfficiënt. weerst. Al en C zie tabel) EX (26,6 ohm; 3,4 ohm) 9. Bij welke temperatuur zal de weerstand van een koperdraad dubbel zo groot worden als bij O°C? Is deze temperatuur geldig voor- alle koperen geleiders ongeacht hun vorm? (temp. coëfficiënt. weerst. Cu zie tabel) BA (233°C; ja) 10. De koperen wikkelingen van een elektromotor hebben bij 20°C 50 ohm weerstand. Nadat de motor enkele uren heeft gedraaid stijgt BA (57,2°C) de weerstand tot 58 ohm. Wat is nu de temperatuur binnen in de motor? (temp. coëfficiënt. weerst. Cu zie tabel) 11. EX Een verwarmingselement verstookt 1000 W bij een netspanning van 220 V en een draadtemperatuur van 800°C. Hoeveel vermogen zou het element verstoken als men de temperatuur ervan constant op 200 °C, zou houden door het onder te dompelen in een oliebad. De spanning wijzigt daarbij niet. De temperatuurscoëfficiënt van de weerstand van het element is 0,0004 per °C. (1240 W) 12. SU Als men de temperatuur van een metalen staaf verhoogt, wijzigt niet alleen de weerstand, maar ook de lengte en de doorsnede van de staaf!. De wet van Pouillet suggereert dat men met alle drie deze factoren moet rekening houden als men de soortelijke weerstand van een materiaal bepaalt. Als de temperatuur met l°C wijzigt, hoe groot is dan' de procentuele verandering van R, 1 en A voor een koperen geleider? Welk besluit kan men hieruit trekken? De lineaire uitzettingscoëfficiënt van koper is 1,7 l0-5 per °C. (verwaarloosbare invloed) 13. SU Men wenst een lange cilindrische geleider te maken met temperatuurscoëfficiënt van de weerstand bij 20°C ongeveer nul. Daartoe worden er om beurten schijfjes van ijzer en koolstof bij elkaar gevoegd. Als de temperatuur van de schijfjes dezelfde blijft, welke is dan de verhouding tussen de dikten van beide soorten schijfjes? Welk is de verhouding tussen de energieopwekking in beide soorten schijfjes als er stroom door vloeit? (temp. coëfficiënt. weerst. Fe en C zie tabel)