RONDOM JEZUS De kerk als kring rondom Jezus Kleine ecclesiologie Een Protestants Evangelische visie op de kerk Peter Smilde Februari 2016 2 INHOUD Voorwoord 4 1. De essentie van de kerk. De kerk als kring rondom Jezus 2. De drie dimensies van de kerk: 2.1 Basis - huis van genade 2.2 Bezieling - woon- en werkplaats van de Geest 2.3 Beweging - voorhoede van Gods Koninkrijk 3. Geen beweging zonder structuur. Over het ambt en een charismatische gemeentestructuur 4. De grenzen van de kerk 6 16 17 22 28 36 Nawoord 49 Literatuurlijst 50 3 44 VOORWOORD Zij vernieuwden het huis Gods naar het oorspronkelijke bestek' 2 Kronieken 24: 13 Voor veel mensen is de kerk iets uit de oude doos. Iets dat een beeld oproept van vergane glorie, iets in de trant van het schilderij 'dansje in de kerk' van Marius van Dokkum, afgebeeld hiernaast. Je ziet daar een kerk met ouderwetse kerkbanken en grijze hoofden, in het midden een hoge kansel met een prekende dominee, en daar bovenuit een organist achter een monumentaal orgel. Voor velen is dat het prototype van de kerk, en het is niet onwaar. Maar in dit schilderij heeft Marius van Dokkum een grapje uitgehaald. In het midden van die kerk danst een klein meisje. De mensen kijken lichtelijk verstoord, maar ook wel nieuwsgierig. Om haar heen een lichtkring. Op haar trui een lammetje. Wie is dit kind? Is het zomaar een argeloos kind dat de orde doorbreekt? Of is het misschien Jezus, het lam Gods? En wie zijn die kerkmensen eigenlijk? Vormen zij meer dan ze zelf in de gaten hebben een kring rondom Jezus? Ik houd van de kerk en schaam me daar niet voor. Hoe ouder ik word, hoe meer die liefde groeit. Niet omdat de kerk altijd zo leuk is of omdat de kerkmensen me allemaal zo geweldig aanspreken, maar vanwege dat vreemde geheim. Al tweeduizend jaar proberen gelovigen samen vorm te geven aan hun bevrijdende en tegelijk gecompliceerde relatie met Jezus. In deze tijd waarin de kerk in Nederland een minderheid is geworden, verschijnen er talloze boeken over de kerk. De meeste zijn praktisch-theologisch van aard en stellen de bijna wanhopige vraag: zal het met de kerk in deze tijd van secularisatie nog wat worden? Die vraag stel ik mij ook, net als het Evangelisch Werkverband waar ik als bestuurslid nauw bij betrokken ben en dat om die reden opgericht is in 1995. Maar wat ik vaak mis en waar ik naar op zoek ben zijn de kerkelijke basisvragen. Wat is de kerk? Waarom bestaat ze eigenlijk? Zouden we haar missen als ze er niet meer was? Ecclesiologie is de tak van (de theologische) wetenschap die nadenkt over het (juiste) zelfverstaan van de kerk, haar identiteit, de vooronderstellingen van haar bestaan. Normaal gesproken denkt geen mens over dit soort dingen na, tenzij er problemen zijn. Dan ontstaat er behoefte aan reflectie1. Toch heeft het tot in de 19e eeuw geduurd eer er in de 1 Twee voorbeelden: Toen Nestorius van Constantinopel en Cyrillus van Jeruzalem in de vijfde eeuw verwikkeld raakten in eindeloze debatten over de christologie, zonder dat er een oplossing in het vooruitzicht kwam, ontstond de behoefte aan iemand die knopen kon doorhakken. Daarom haastten ze zich naar Rome om de steun van Celinus, de bisschop van Rome te zoeken. Deze had een zekere reputatie opgebouwd op dat gebied. Maar was er een theologische basis om de bisschop van Rome aan te merken als scheidsrechter, als primus inter pares, als paus? De oosterse 4 kerkleer meer omvattend en systematisch aandacht kwam voor de kerk. De kerk verloor in die tijd haar vanzelfsprekende plaats in de samenleving en werd beschouwd als een van de vele verenigingen (genootschappen).2 Die bezinning over het zelfverstaan van de kerk is sindsdien alleen maar sterker geworden. Ook onder evangelische en charismatische christenen, waarmee ik me verwant voel, komt er bezinning op gang. Vanouds leggen zij nogal individualistisch de nadruk op de persoonlijke relatie met God en de innerlijke kracht van de Heilige Geest, en menen daarvoor de kerk niet perse nodig te hebben. De kerk is voor hen eerder een optelsom van individuele christenen dan een lichaam met eigen wetten en waarden (ik chargeer). Maar er lijkt een kentering gaande. Zo heeft de evangelische theoloog Willem Ouweneel onlangs een vuistdikke evangelische ecclesiologie geschreven: De kerk van God, ontwerp van een elementaire ecclesiologie. De invloed van de evangelische geloofsbeleving neemt wereldwijd en ook in de PKN toe3. Protestantsevangelische christenen zijn vaak bevlogen bezig met het opstarten in hun kerk van allerlei initiatieven zoals gebedskringen, gemeente groei groepen, opwekkingsbandjes, missionaire activiteiten zoals alphacursussen en pioniersplekken. Maar welke ecclesiologische visie ligt daaraan ten grondslag? Hoe ziet die verlangde kerk er uit? En ligt dit in de bedoeling van de Heer van de kerk? Deze studie is allerminst een complete ecclesiologie. Ik probeer enkele fundamentele bouwstenen te leveren voor een ecclesiologie vanuit protestants evangelisch perspectief. Daarbij heb ik praktisch-theologische studies geraadpleegd, maar vooral dogmatischecclesiologische, bijbels-theologische en historische bronnen. Ik ben geen specialist, maar generalist, excuus dus voor de daarmee samenhangend beperkingen. Hoe dan ook, het is geschreven vanuit de passie die ik herken bij koning Joas en hogepriester Jojada over wie gezegd werd: 'Zij vernieuwden het huis van God naar het oorspronkelijke bestek' (2 Kronieken 24:13, NBG-51). bisschoppen vonden van niet. Anderen, zoals Cyprianus, meenden dat de bisschop van Rome toch wel aanspraak kon maken op deze positie, hij was immers de 'opvolger van Petrus'. Steeds zou de discussie daarover weer oplaaien. Een ander voorbeeld komt uit de tijd van de reformatie, de 16e eeuw. Luther was ervan overtuigd dat de kerk van zijn dagen de leer van de genade - volgens Luther het hart van het evangelie - uit het oog had verloren. Deze leer van rechtvaardiging door het geloof alleen was volgens hem 'het geloofsartikel waarmee de kerk staat of valt'. Hij concludeerde hieruit dat de kerk van zijn dagen geen ware christelijke kerk meer was. Zo ontstond de leer van de merktekens, de kenmerken waaraan een ware christelijke gemeente te herkennen was. Meer hierover bij McGraht 1997, p 414-419 2 Van den Brink 2012, p 518 3 Een kwart van de christenheid is evangelisch volgens de Frans historicus en socioloog Sébastien Fath, Nederlands Dagblad, 2 februari 2016. Volgens de godsdienstsociologen Joris Kregting en Gert de Jong in het tijdschrift Religie & Samenleving is ongeveer 8 procent van de PKN-leden evangelisch georiënteerd, Trouw, 9 september 2011. Dat zijn er 145.000 5 1 | DE ESSENTIE VAN DE KERK DE KERK ALS KRING RONDOM JEZUS Gemeenschap der heiligen Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal (ekklesia, PS) dagelijks uit met mensen die gered wilden worden. Handelingen 2: 44-47 Stel, we zouden alle bijkomstigheden van de kerk afpellen en de kerk terugsnoeien tot de harde kern, wat blijft er dan over? Uiteraard denkt niet iedereen daar hetzelfde over. Elke tijd en elke cultuur legt andere accenten. Toch is het de moeite waard om dit te doen. Het helpt je te focussen. Als je dit met elkaar doet schuiven de posities naar elkaar toe. Dat zien we ook in de wereldwijde discussie tussen katholieken en protestanten. De standpunten convergeren.4 1.1 Plek rondom de kansel Ikzelf kom uit de Protestantse kerkfamilie. Daarin staan het Woord en de verkondiging centraal. In artikel 1 van de kerkorde van de PKN lezen we over de hoofdtaak van de kerk: 'Levend uit Gods genade in Jezus Christus vervult de kerk de opdracht van haar Heer om het Woord te horen en te verkondigen.' Een sterke focus op het Woord. Dit zie je ook terugkomen in de inrichting van de kerkgebouwen: een kansel in het midden van de kerk van waaruit de predikant het Woord brengt. Banken die zijn gefocust op het preekgestoelte. Het lijkt een collegezaal waar de gemeente onderwijs ontvangt. De tafel en het doopvont staan om de kansel als ornamenten, ook belangrijk, maar niet essentieel. Na afloop van de dienst bespreken de kerkgangers de preek. De grootste ergernis is een predikant die de gave van het woord mist. Want de kerk is in essentie de plek rondom de kansel. Deze gechargeerd weergegeven kerkopvatting is nog steeds voelbaar in protestantse kerken en is gegroeid vanuit de strijd met de Rooms Katholieke Kerk in de 16e eeuw. Luther en Calvijn verzetten zich tegen een kerk die overwoekerd was geraakt door tradities en afgegleden tot een machtig instituut. Hun remedie was: ad fontes, terug naar de bronnen, terug naar de Bijbel, naar haar eenvoud, haar boodschap van genade en de vijf sola's. Een ware kerk is een kerk die 'de zuivere prediking van het evangelie brengt; de zuivere bediening van de sacramenten onderhoudt, zoals Christus ze ingesteld heeft; en waarin de kerkelijke tucht uitgeoefend wordt om de zonden te bestraffen.'5 Vooral het eerste is in het collectieve geheugen van protestantse kerken blijven hangen. 4 Vaticanum II weerspiegelt grote ecclesiologische verschuivingen binnen het Room-Katholieke denken over de kerk. Terwijl de kerk aanvankelijk beschreven werd in termen van instituut en hiërarchie komt er in het document Lumen Gentium ruimte voor de kerk als gemeenschap, als volk van God, zelfs het woord charisma komt naar voren en beweegt zich in de richting van het protestantisme. McGrath 1997, p 431. 5 Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29. 6 1.2 De kerk als moeder van een gezin Hoe zag Calvijn de kerk? In het laatste en vierde deel van zijn monumentale Institutie6 spreekt Calvijn over de kerk. Hij typeert haar als 'moeder, in wier schoot God zijn kinderen verzamelt' om ze te voeden 'door het onderwijs van haar leraren en herders', die haar ook regeren. De kerk wordt dus in essentie gezien als moeder. Een warm en sympathiek beeld. Maar ook nogal 'top-down'. Dat past natuurlijk bij Calvijns missie. Het was een gigantisch karwei om de afgedwaalde christenen van zijn tijd terug te leiden in het evangelische spoor. Verheffing van een volk duurt generaties. Daarbij past een krachtige top-down organisatie. Het is te begrijpen en misschien wel onontkoombaar dat hij aansluiting zocht bij een kerkvisie, waarbij de kerk als een geduldige, liefdevolle, maar ook strenge moeder haar kinderen opvoedt. Maar is de kerk een moeder? Het is opvallend dat het NT dit beeld nergens bezit, hoewel de situatie van de jonge kerk minstens zozeer behoefte had aan een 'moeder’. Paulus beschrijft in Efeziërs 2: 19 de kerk niet als moeder, maar als gezin: 'Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten [oi'keioi= behorende bij het huis, het huisgezin] van God. Het is dus de vraag of we de kerk allereerst als moeder moeten zien. Het ligt meer voor de hand haar te identificeren met de kinderen, de kinderen die sámen met de moeder het huisgezin vormen. Bovendien, als er in deze tekst al sprake is van een 'moeder' of een 'vader' dan is dat niet de leraar of de herder van die gemeente, maar God zelf!7 1.3 Waar de bisschop is, daar is de kerk We gaan een stap verder terug in de geschiedenis naar de tijd voor de Reformatie. Hoe heeft het kerkbegrip zich ontwikkeld in de vroege kerk? In de inleiding schreef ik al iets over de ontwikkeling van de leer rondom de Paus in de vierde en vijfde eeuw. Al eerder ontstond er in de vroege kerk behoefte aan een duidelijke kerkleiding8. Terwijl iedere gemeente aanvankelijk geleid werd door een aantal oudsten (het presbyterium, Handelingen 14:23), ontwikkelde zich in de tijd van Ignatius van Antiochië (rondom 100 na Christus) een eenhoofdig leiderschap in de gemeente: de episcopos, de opziener of bisschop. Aanvankelijk lag hun taak primair in het onderwijs en werden ze gekozen en aangesteld door de plaatselijke gemeente, maar in de loop van de tijd (rondom 150) werden ze gekozen en gewijd door een van de regionale bisschoppen en kregen ze de exclusieve bevoegdheid de eucharistie te bedienen en de gemeente te leiden. In de strijd tegen ketterijen was een stevig kerkelijk apparaat nodig. Nog weer later werden de bisschoppen regionale kerkvorsten terwijl in de plaatselijke gemeenten priesters aangesteld werden - de oorspronkelijk presbyter gaan nu priester heten. Zo wordt de afstand tussen de leken en de geestelijkheid stap voor stap groter en zie je een zekere sacralisering en clericalisering naar voren komen in het leiderschap, waarbij men zich laat inspireren door het OTische priesterschap. De focus verschuift naar de kerkleiding volgens het adagium: waar de bisschop is, daar is de kerk!9 6 IV, 1, 1 Berkof 1973, p 411 sluit aan bij Calvijn en beschrijft de kerk allereerst onder het gezichtspunt moeder (instituut), en pas dan als gezin (gemeenschap). 8 Zie voor dit overzicht Hauschild paragraaf 2,11.3 9 Ik meen een citaat van Ignatius van Antiochië, aangehaald door Van de Beek 2012, p 97 7 7 Dat laatste wordt theologisch onderbouwd door de genadeleer van Augustinus10. Hoe bemiddelt Christus zijn genade naar de gelovigen? Dat doet Hij door zijn Heilige Geest en die vloeit door het kanaal van de kerk, waarbij Hij gebruik maakt van het Schriftwoord (de preek), de ambten en vooral de sacramenten. Van den Brink & van der Kooi formuleren kernachtig waartoe dat in de Rooms-katholieke Kerk heeft geleid: 'De kerk vindt haar christologische en soteriologische kern volgens de officiële rooms-katholieke leer in het geordineerde priesterambt en de door priesters opgedragen eucharistie.'11 1.4 De kerk ben je samen De strakke institutionele organisatie van de Rooms-katholieke Kerk heeft geresulteerd in een kerk die de apostolische tradities relatief zuiver heeft bewaard, nauwelijks is uiteengevallen (zoals dat wel gebeurd is bij de protestanten), en verspreid is over de hele wereld als de grootste kerkfamilie van het christendom. Dat is het belang van institutionalisering, waaraan trouwens geen enkele beweging ontkomt en dat op zich ook niet verkeerd is (zie ook hoofdstuk 3). Maar na de bekering van keizer Constantijn in 313 is het proces van institutionalisering snel gegaan en is in de ecclesiologie de nadruk steeds meer komen te liggen op de geestelijkheid en de organisatie. Dat is dan ook essentieel in de Roomskatholieke kerkvisie, de kerk als moeder, als instituut, als organisatie die de genade van Christus bemiddelt. Hoe verhoudt dat zich met de grondstructuur van de kerk zoals we die in het Nieuwe Testament tegenkomen? Bestaat er wel zoiets als een visie? Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar 1 Korintiërs 12:13-14. Daar lezen we over de ekklesia te Korinte: 'Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt, of we nu uit het Joodse volk of uit een ander volk afkomstig zijn, of we nu slaven of vrije mensen zijn. Immers, een lichaam bestaat niet uit één deel, maar uit vele.' De kerk wordt hier getekend, niet als een organisatie voor gelovigen, maar als organisatie ván gelovigen. Er wordt gesproken van 'wij allen' en van 'vele'. Samen vormen zij de kerk, het lichaam van Christus. Allen die gedoopt zijn in en gedrenkt zijn door de Heilige Geest vormen samen de kerk. Daarin hebben ook de ambtsdragers een rol (vers 28!), maar ten diepste is de kerk niet een organisatie maar een organisme, niet een instituut maar een gemeenschap, niet de coach maar het team! Er wordt veel gemopperd op 'de kerk'. Wanneer je naar die kritiek luistert blijkt dat men met 'de kerk' de kerkleiding bedoelt: de dominees en de priesters, het kerkelijke apparaat, het instituut. De visie op kerk als instituut zit blijkbaar heel diep. In de volgende paragraven (1.61.7) zullen we kijken of er sprake is van een ecclesiologische grondstructuur in het Nieuwe Testament. Maar eerst zullen we kijken naar een belangrijk visiedocument van de PKN: De hartslag van het leven uit 2011. 1.5 Twee of drie in Mijn naam bij elkaar In het visiedocument van de PKN De hartslag van het leven uit 2011, kom ik de volgende passage tegen: "Wat is een kerk? Jezus heeft gezegd: 'Waar twee of drie in Mijn naam bij elkaar zijn, ben ik in hun midden.' Twee of drie zijn kennelijk al genoeg voor een kerk. Beslissend 10 11 Zie Hauschild 2000, paragraaf 10.10.2 Van den Brink&van der Kooi 2012, p 522 8 is dat Jezus in hun midden is. Hij maakt dat het om een kerk gaat en niet zomaar om een vereniging van gelijkgezinden. In plaats van twee of drie kunnen het er ook twintig of dertig zijn, tweehonderd of driehonderd (...) Hij is ook overal: in reguliere kerkdiensten, op straat, op internetsites, in kamers, op de meest onverwachte plaatsen.”12 Het lijkt een omkering in de ecclesiologie. Niet de moeder staat voorop, maar het gezin, niet het instituut, maar de gemeenschap. Maar de visienota van de PKN gaat nog verder: je kunt de kerk ook 'op straat, internet, in kamers' beleven. Is dat zo? Kun je ook kerk zijn zonder een directe relatie met het instituut, met predikanten, kerkenraden en georganiseerde kerkdiensten? In 2002 schreef de Engelsman Pete Ward (toenmalige adviseur van de Anglicaanse bisschop John Carey) een boekje: Liquid Church (vloeibare kerk). De kerk is volgens hem versteend en moet weer vloeibaar worden. De kerk is niet een vaste plaats en een vaste tijd om samen te komen, maar een netwerk van relaties en communicaties. Wanneer de relaties weer centraal staan in de kerk, kan de kerk beweeglijk worden, vloeibaar als water. Zo kan ze tot in de poriën van de samenleving doordringen, geschikt om haar missionaire taak uit te oefenen. De kerk als netwerk van beweeglijke gelovigen. 'Waar twee of drie in Mijn naam bij elkaar zijn, ben ik in hun midden,' zegt Jezus. De PKN visienota citeert deze tekst uit Matteüs 18: 20 als basis voor een beweeglijke en relationele ecclesiologie. Laten we deze tekst eens onderzoeken. Gaat het in deze tekst wel over de kerk? We lezen de tekst vanaf vers 15, HSV: 15 Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen. 16 Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. 17 Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente [ekklesia]. En als hij ook niet naar de gemeente [ekklesia] luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn. 18 Voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u op de aarde bindt, zal in de hemel gebonden zijn; en alles wat u op de aarde ontbindt, zal in de hemel ontbonden zijn. 19 Verder zeg Ik u dat, als twee van u op de aarde iets, wat dan ook, eenstemmig verlangen, het hun ten deel zal vallen van Mijn Vader, Die in de hemelen is. 20 Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden. De context is inderdaad die van de gemeente, de ekklesia, zie vers 17. Wat doet een gelovige, wanneer een andere gelovige (een broeder of een zuster) zwaar zondigt? Deze wordt aangeraden hem of haar eerst individueel te benaderen en hem of haar erop aan te spreken. Als dit niet helpt herhaalt hij dit, maar dan samen met een of twee andere gelovigen. Als dit ook niet helpt, en zelfs de bemoeienis van de gemeente (ekklesia) niet tot resultaten leidt, zal deze broeder of zuster de gemeente moeten verlaten. De twee of drie uit vers 20 gaan dus niet over de gemeente zelf, maar over een vertegenwoordiging uit de gemeente die een missie uitvoert, en die dit volgens vers 19 biddend doet. Aan deze delegatie worden drie belangrijke beloften gedaan. a. hun oordeel is bindend, niet alleen op aarde, maar ook in de hemel. b. Hun gebeden worden verhoord. c. Jezus zal in hun midden tegenwoordig zijn. Het gaat hier dus niet over de kerk zelf, maar het zit er wel dichtbij, het gaat over leden van de kerk die in de context van de kerk opereren. 12 De hartslag 2011, p19. Het vervolgrapport 'Waar een Woord is, is een weg,' p. 9 en 12 gaat in dit spoor verder 9 Wat wordt in vers 20 bedoeld met bijeengeroepen 'in mijn naam' (εις το εμον ονομα)? Volgens L. Hartman13: in opdracht van Jezus, of met verwijzing naar zijn autoriteit, of met een beroep op zijn naam. Iemand kon bijvoorbeeld demonen uitdrijven in de naam van Jezus (Matteüs 7:22) . Of profeteren in de naam van Jezus (Matteüs 21: 9), of lijden in de naam van Jezus (Matteüs 10: 22). Wanneer men in de naam van Jezus samen komt, bedoelt men: Jezus roept ons samen; wij zoeken zijn aangezicht, zijn leiding, en wij handelen vanuit zijn autoriteit en kracht. Wat wordt er bedoeld met: 'Dan ben ik in hun midden' (εκει ειμι εν μεσω αυτων)? Er is een rabbijnse parallel: waar twee bij elkaar zitten en er zijn woorden van de Thora tussen hen, dan is de tegenwoordigheid van God (de sjechina) te midden van hen14. Het gaat hier om de niet lichamelijke aanwezigheid van Jezus, waarover ook gerept wordt in Matteüs 28:20: Ik zal bij U zijn, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld. Elders in het NT wordt deze tegenwoordigheid van Christus aangeduid met Heilige Geest: Matteüs 10:10, Johannes 14:16v, 1Korintiërs 3:16. Hij is de ware Immanuel, de God-met-ons (Matteüs 1:23). Je kunt de tekst uit Matteüs 18:20 (waar twee of drie...) dus niet zondermeer beschouwen als een omschrijving van de 'kerk', het gaat hier om een afvaardiging die in de context van de kerk opereert. Om kerk genoemd te worden is er meer nodig dan een willekeurig groepje gelovigen. Kerk-zijn is omvattender. Uit de verzen 15-19 komt naar voren dat de kerk een gearticuleerde groep is, waarbij duidelijk is wie erbij hoort en wie niet (of wie niet meer). Er is een zekere ordening nodig, een zekere mate van institutionalisering, wil er sprake zijn van kerk (zoals dat ook geldt voor een gezin of een voetbalteam, etc.). Datzelfde zien we verderop in het Nieuwe Testament. De jonge gemeente in Jeruzalem is vanaf het begin een gearticuleerde gemeenschap. Wie daarbij wil horen dient zich toe te keren tot Jezus en zich te laten dopen (Handelingen 2: 38-40). Deze gemeenschap wordt ook geleid, aanvankelijk door de twaalf apostelen, later uitgebreid met een zestal 'diakenen' (Handelingen 6). Later zal Paulus steeds bij het planten van nieuwe kerken presbyters (oudsten) aanstellen nadat hij hen de handen heeft opgelegd (Handelingen 14:23). Toch openbaart vers 20 wel degelijk een belangrijk geheim van de kerk, de ekklesia. Het laat zien dat kerk-zijn samenhangt a. met relaties: mensen komen samen, ook al zijn het er maar twee of drie b. met een welbewuste bedoeling: Jezus vormt de basis en het doel van de samenkomst c. met een duidelijk besef: Jezus is door zijn Geest krachtig aanwezig, horend en verhorend Het is dus niet voor niets dat het PKN visiedocument deze tekst aanhaalt om het verfrissende geheim van de kerk op het spoor te komen. Dat geheim raakt makkelijk bedolven onder allerlei bestuurlijke en bureaucratische regelingen. De kerk ontkiemt waar mensen elkaar ontmoeten vanuit een verlangen om Jezus te ontmoeten, te dienen en zijn naam te verspreiden. De kerk is gemeenschap en brengt gemeenschap voort. De kerk is de kring rondom Jezus en brengt nieuw kringen voort, ook als die niet altijd duidelijk gearticuleerd zijn, vloeibaar, zoals pioniersplekken, spontane bijeenkomsten, activiteiten. Ze vloeien uit de kerk en keren er weer in terug. Net zoals Jezus met allerlei mensen (tollenaars, farizeeën) maaltijden hield, die ‘kerkachtig’ waren, maar duidelijk te onderscheiden waren van de maaltijden die hij met zijn discipelen hield. 13 14 Exegetisches Wörterbuch p 1275 Pirke Aboth 3:2 10 1.6 Metaforen van de kerk Wat maakt een kerk nu kerk? We hebben gezien bij de bestudering van de 'kerk' in Matteüs 18 dat er sprake is van drie samenhangende kenmerken: 1. Gelovigen. De kerk is een gemeenschap, een kring, een netwerk van gelovigen 2. Jezus. De gemeenschap van gelovigen is verzameld rondom Jezus; Hij woont en werkt in hun midden door zijn Geest. 3. Ordening. Er is een zekere ordening in deze gemeenschap. Het is duidelijk wie er wel en niet bijhoren, en wie welke verantwoordelijkheden dragen. Ziedaar onze werkhypothese voor het begrip kerk: een geordende (3) gemeenschap van gelovigen (1) rondom Jezus (2). In de Bijbel vinden we talloze metaforen van de kerk, met ieder hun eigen kleur en tint. Ze functioneren in verschillende contexten en geven steeds op een andere manier verheldering over wat de kerk is of moet zijn. Maar als ik me niet vergis vergeef me mijn systeemdwang - vertonen deze beelden tegelijk een overeenkomstige de grondstructuur. De grondstructuur die we in Matteüs 18 tegenkwamen, met drie kenmerken, komen we ook in de kerkmetaforen tegen. In de metafoor van de kerk als lichaam van Christus verwijzen de lichaamsdelen naar de gelovigen15 (1), het hoofd en de bezieling naar Christus of de Geest van Christus16(2), en de pezen naar verschillende bijzondere ambten17 (3). In de opvallend frequent voorkomende metafoor van de kudde en de herder18 verwijzen de schapen naar de gelovigen (1); de herder naar Jezus19, die ook wel de 'goede' of 'hoogste' herder wordt genoemd (2); daarnaast zijn er ook nog anderen aan wie Jezus de opdracht geeft om de gemeente te weiden, soms worden ze 'onderherders' genoemd20 (3). Ook het beeld van de kerk als tempel of huis van God21 komt frequent voor in het Nieuwe Testament. Het is een gedurfde metafoor, want in het Joodse bewustzijn is er maar één tempel, de monumentale tempel in Jeruzalem, het absolute bewijs van Gods tegenwoordigheid in het midden van zijn volk. Deze tempel wordt in het NT opeens 'vloeibaar' door het te verbinden met de kerkgemeenschap. Daarbij verwijzen de bouwmaterialen van de tempel naar de gelovigen22 (1); Jezus is de hoeksteen, het 15 1Korintiërs 12:12.28-30; Romeinen 12:4; Efeziërs 4:12 1Korintiërs 12:13; Efeziërs 4:15 17 Dit laatste ontleen ik aan Efeziërs 4:11-12 en vooral vers 16: 'Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden [δια πασης αφης].' Met deze 'gewrichtsbanden' worden pezen bedoeld. In de oudheid werden pezen niet alleen beschouwd als verbindingsschakels tussen de verschillende leden van het lichaam, maar ook als de toevoerwegen voor het voedsel naar de verschillende leden van het lichaam. Volgens Versteeg 1985, p 24, worden hiermee de ambten bedoeld zoals ze ook in vers 11 en 12 worden benoemd: apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraren, die immers de taak hebben om de heiligen 'toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus.' Apostelen, profeten en leraren worden ook weer in 1Korintiërs 12:28 genoemd als belangrijke functies in het lichaam van Christus. 18 Johannes 10:1-20.26-27, 21:15-17; Matteüs 26:31; Lucas 12:32 (Wees niet bang, kleine kudde!); Lucas 15:1-7; Hebreeën 13:20; Handelingen 20:28-30; 1Petrus 2:25 en 5:1-4 19 In Johannes 10:11 de goede herder; in Hebreeën 13:20 de grote herder; in 1Petrus 5:4 de hoogste herder (αρχιποιμην) blijkbaar in onderscheid van hen die in de gemeente aangesteld zijn om leiding te geven in de gemeente. 20 Denk aan Petrus die door Jezus aangesteld om de schapen van Jezus te hoeden, Johannes 21:15-17; In Handelingen 20:28-30 worden de opzieners (episkopoi) van Efeze opgeroepen om te herderen over de gemeente: Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. (HSV). Zie ook 1Petrus 5:1-3 21 1Korintiërs 3:9-17; Efeziërs 2:20-22; 1Tim3:14v; Hebreeën 3:1-6; 1Petrus 2:4-8, 4:17; eventueel Kolossenzen 2:7 en Matteüs 24:45-47 22 In 1Korintiërs 3:12 worden de gemeenteleden vergeleken met verschillende bouwmaterialen zoals goud, zilver, edelstenen, hout, maar ook hoor of stro. In 1Petrus 2:5 worden de gemeenteleden vergeleken met levende stenen. 16 11 fundament23 of de bewoner24 (2). Soms ook verwijst het fundament naar de verschillende ambten25 (3). Er is een rijkdom aan metaforen van de kerk te vinden in het NT: de kerk als huisgezin van God26, nieuw volk van God27, bruid van Christus28, leger29, stad, kandelaar, akker, wijnstok en wijngaard, heilig priesterschap30. Steeds gaat het om de kring van gelovigen, verbonden met Christus, waarbij sprake is van ordening, leiding of organisatie. 1.7 Het woord ekklesia We richten ons onderzoek nu op het woord ekklesia (kerk). Dit komt maar liefst 109 maal voor in het NT. Het is een belangrijke term. Het woord ekklesia heeft oude (en misschien vergeten) wortels en is afgeleid van het Griekse werkwoord ek-kaleo: uitroepen, tevoorschijn roepen. Als er in de oudheid een bijzondere samenkomst plaats moest vinden, werden de mensen door een heraut samengeroepen. Met het werkwoord ek-kaleo wordt van oorsprong het werk van een heraut aangeduid: mensen samen roepen, mensen vergaderen. Ekklesia betekent letterlijk: vergadering, samenkomst. Dezelfde etymologie vind je terug in het hebreeuwse woord voor de gemeente: qahal. Daarin zit het woordje qol, 'stem', de stem van de samenroeper, de heraut. Het woord ekklesia wordt trouwens ook seculier gebruikt in het NT. Als er in Efeze een rel ontstaat vanwege de activiteiten van Paulus groeperen de Efeziërs zich en ontstaat er een 'ekklesia', een volksvergadering, die later weer ontbonden wordt31. Maar de ekklesia in het NT is geen gewone ekklesia, het is de 'ekklesia tou theo': de vergadering die God samenroept32 of 'mou ten ekklesian': mijn kerk, de kerk die Christus samenroept33. Ekklesia kun je dus vertalen met vergadering of samenkomst van mensen die geroepen zijn door God en door Jezus. Een prachtige term voor waar de kerk in essentie voor staat. Er is nog iets bijzonders met de NT-ische betekenis van ekklesia. Het wordt zowel gebruikt voor de allerkleinste gestalte van de kerk, de huiskerk, als ook voor de kerk in zijn totaliteit. In de eerste eeuwen kwam de kerk voornamelijk samen in zogenaamde huiskerken. Men 'brak het brood bij elkaar thuis', lezen we over de gemeente in Jeruzalem34, die al spoedig uit meer dan 5000 leden bestond en dus op allerlei adressen samen kwam. Deze huiskerken vormden ook de basis van de kerk in andere steden en dorpen. Paulus doet in zijn brief aan de Romeinen de groeten aan Aquila en Priscila (twee prominente gemeenteleden in Rome) en verzoekt ook de 'ekklesia bij hen aan huis' te groeten35. Ook deze allerkleinste cellen werden dus ekklesia genoemd. Maar tegelijk was de ekklesia de naam voor het gehele netwerk van huiskerken en gelovigen in een dorp of een stad. Paulus schrijft ze regelmatig 23 1Korintiërs 3:11; Efeziërs 2:20; Kolossenzen 2:7; 1Petrus 2:4-8 1Korintiërs 3:16 25 In Efeziërs 2:18 worden de apostelen en profeten het fundament, en Jezus Chrsitus de hoeksteen genoemd. In 1Korintiërs 3:10 noemt Paulus zichzelf de bouwmeester, de gemeentestichter die het fundament heeft gelegd; andere bouwers zijn mogelijk de plaatselijke gemeenteleiders, die bouwen met de verschillende bouwmaterialen (de gemeenteleden). 26 Efeziërs 2:19 οικειοι του θεου betekent: behorende bij de oikos (het huisgezin) van God. 27 1Petrus 2:9: 'U bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft...' 28 2Korintiërs 11:2; Efeziërs 5:22-32; Openbaring 19:6-9; 21:2 en 9; 22:17 29 Efeziërs 6: 11-13 30 1Pertrus 2:5 en 9, Openbaring 1: 6; 5:10 31 Handelingen 19:32.39.41 32 Handelingen 20:29 33 Matteüs 16:18. 34 Handelingen 2:46 35 Romeinen 16:5 24 12 aan in zijn brieven: De ekklesia van God in Korinte, de ekklesia van de Tessalonicenzen, etc.36 Tenslotte wordt ekklesia gebruikt voor de kerk in zijn totaliteit, de wereldwijde kerk. Paulus biecht in de brief aan de Galaten op dat hij de 'ekklesia van God' heeft vervolgd37. Daarmee bedoelt hij de wereldwijde kerk van Jezus Christus. Ekklesia kan in het NT zelfs een bijna transcendente inhoud krijgen. In Openbaring 22:17 lezen we: 'De Geest en de bruid zeggen: Kom!'38 De bruid is hier niet alleen de aardse, maar ook de hemelse ekklesia. Ook de martelaren zijn daarin begrepen. Zij wachten ongeduldig op de komst van de bruidegom, Christus. Deze etymologische observaties dagen ons uit om niet alleen de plaatselijke, landelijke en wereldwijde kerk 'kerk' te noemen, maar mogelijk ook de huiskring, de groeigroep of de pioniersplek. Zouden - om maar iets te noemen - de sacramenten ook daar een rol kunnen spelen. Tot slot. In de kerkgeschiedenis is meermalen gesproken over de zogenaamde onzichtbare kerk. Daarmee bedoelt Augustinus de gemeenschap van de wáre gelovigen. Niet alle officiële kerkleden zijn immers ware gelovigen. Bovendien zijn niet alle buitenkerkelijken ongelovig! Deze gedachte komen we in de bijbel zeker tegen. Jezus verbaast zich over het geloof van sommige heidenen en hij erkent dat er valse profeten en schijngelovigen actief zijn in de gemeente. Maar als het NT over de ekklesia spreekt, dan gaat het niet over de onzichtbare kerk maar over de zichtbare kring van gelovigen rondom de Heer, inclusief de valse indringers en hen van wie het geloof dood is of ernstig verzwakt39. 1.8 Gemeenschap der heiligen. Het is opvallend dat de apostolische geloofsbelijdenis over de kerk spreekt als 'gemeenschap der heiligen'. Voor velen is dit een oudbakken term. Toch wordt hiermee op een knappe manier de essentie en het geheim van de kerk in zijn bijbelse betekenis verwoord (misschien nog wel zuiverder dan waar ik voor gekozen heb: de kring rondom Jezus). In de geschiedenis van de kerk zie je dat vernieuwingsbewegingen deze term graag gebruikten om hun droom te verwoorden van een kerk die teruggaat naar de eenvoud van het begin en waarin de gemeenschap, niet het instituut, centraal staat. Daarover het volgende: a. Eerst iets over de apostolische geloofsbelijdenis. Dit is een belijdenis die vanaf de tweede eeuw (!) gebruikt werd bij de doop van christenen. Er zijn allerlei versies in omloop totdat er rondom 710 een tekst uitkristalliseerde die in vrijwel alle kerkfamilies is geaccepteerd. De naam ‘apostolisch’ geeft aan dat de geloofsbelijdenis aansluit bij het oorspronkelijke geloof van de apostelen - maar het zij duidelijk dat de tekst niet door de apostelen is opgesteld. b. Nadat in de belijdenis God de Vader is genoemd en God de Zoon, komt onder het kopje Heilige Geest de kerk aan de orde: 'Ik geloof in de Heilige Geest, de heilige katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen (sanctorum communionem).' Daarmee geeft de belijdenis aan dat de kerk, hoewel zij haar voorlopers heeft, pas werkelijk geboren wordt met Pinksteren. Ze is vrucht van de Heilige Geest. Het is een geloofsgemeenschap die ontstaat nadat Jezus verhoogd is en de kring van zijn discipelen vervuld heeft met zijn Geest, zie Handelingen 2. Dan ontstaat de ekklesia, vers 47. 36 1Korintiërs 1:2; 1Tessalonicenzen 1:1 en vele andere plaatsen. Galaten 1:13 38 Openbaring 22:17; Ouweneel 2010 p 39 gebruikt het woord transcendente gemeente 39 Matteüs 24:5; Openbaring 3:1v; Matteüs 7:21vv 37 13 c. Wat wordt er bedoeld met de communio sanctorum? Letterlijk: de gemeenschap van de heiligen40. Met heiligen wordt gedoeld op de gelovigen van de geloofsgemeenschap van de kerk. Niet minder dan 60x worden ze in het NT zo genoemd: de heiligen in Jeruzalem, de heiligen in Rome, etc. Dit woord heeft een oudtestamentische klank. Israël wordt een heilig volk genoemd41. De heiligheid van God, dat wil zeggen zijn ontzagwekkende glans en zuiverheid, straalde af op het volk, omdat Hij ervoor gekozen had hen een bijzondere plaats te geven in zijn heilsplan. Hij heiligde hen. Dit in tegenstelling tot de volken rondom Israël, de onreine volken. Zij waren verontreinigd door de omgang met de afgoden. Zij leefden in de macht van de dood. Maar God had Israël geheiligd. Dat wil zeggen uitverkoren, apart gezet, gereinigd en tot zijn eigendom/ volk gemaakt. Als sluitstuk was hij midden tussen zijn volk gaan wonen, in de tempel. Uit het OT blijkt dat het voor Israël niet makkelijk was om heilig te zijn, want bij verontreiniging, moreel door zonden, of ritueel door bijv. het aanraken van een lijk, moesten er allerlei offers en wassingen aan te pas komen om weer rein en heilig te worden. De priesters en de levieten speelden hierbij een belangrijke rol. Als de gelovigen in het NT heiligen worden genoemd staat dit in het kader van het nieuwe verbond, het Koninkrijk van God, dat in Jezus Christus begint en waarin ook de volkeren zijn betrokken. Zij worden ook uitgenodigd om heilig te zijn. De kerk wordt een heilig volk genoemd, omdat zij geheiligd is: Ze is uitverkoren, gereinigd door het offer van Christus, en verlost uit de machten van zonde, dood en demonie. Kortom, ze is geroepen uit het rijk van de duisternis naar het rijk van het licht. Maar wat heiligen echt tot heiligen maakt is het besluit van Christus om in het midden van dit volk te wonen als in een tempel42. Door de wassing van de doop en de vervulling met de Heilige Geest is dit werkelijkheid geworden voor wie gelooft. Ze mogen zich heiligen noemen, opnieuw geborenen, mensen die vol zijn van de Heilige Geest en het eeuwige leven hebben ontvangen. Maar ze dienen zich ook als heiligen te gedragen43. Deze heiligheid geldt zowel voor Joden als heidenen, voor mannen als vrouwen, voor meesters als slaven. Heiligheid is geen bezit, maar een geschenk dat de gelovige ontvangt. Wij spreken niet zo graag over onszelf als heiligen. Het klinkt zo pretentieus. Toch heeft het iets aantrekkelijks, iets mystieks: aan hem of haar kleeft niets minder dan de heerlijkheid van Christus. d. De communio sanctorum is niet zomaar een optelsom van willekeurige heiligen. Het is een gemeenschap. Een netwerk van relaties en communicatie. Men participeert aan elkaar, zorgt voor elkaar, heeft elkaar lief. Deelt elkaars vreugden en zorgen. En elkaars bezit. Dat beeld sluit naadloos aan bij het beeld van de jonge kerk zoals die in Handelingen 2 geschetst is en in talloze metaforen in het NT naar voren komt. 1.9 Samenvatting en perspectieven In de loop van de kerkgeschiedenis heeft de kerk steeds weer de neiging gehad op te schuiven van een organisme rondom Jezus naar een organisatie rondom de bisschop, de eucharistie, de predikant, de Bijbel, de prediking en/of de kansel. Hoe belangrijk deze zaken ook zijn, helder moet zijn dat de kerk allereerst een geloofsgemeenschap is die zich 40 Ik ga hier voorbij aan een andere betekenis die ook goede historische papieren heeft, maar in mindere mate aansluit bij het spraakgebruik in het NT, namelijk de communio sanctorum als gemeenschap 'met de heilige zaken'. In die betekenis wordt met 'sanctorum' gedoeld op de heilige doop en vooral de eucharistie, zodat de gelovigen deel krijgen aan Christus. 41 Exodus 19:6 42 1Petrus 1:2 en 2:9 43 1Petrus 1:15-22 14 groepeert rondom Jezus. We sluiten ons aan bij het breed betuigde Nieuwtestamentische kerkbegrip, waarin de kerk zich laat omschrijven als kring van gelovigen (1) rondom Jezus (2), bestuurd door een lichte ambtelijke organisatie (3). Deze visie benadrukt dat een kerk haar focus allereerst op Jezus behoort te richten. Vervolgens dat de kerk haar leden allereerst als deelnemers beschouwt (niet als afnemers), en dat de kerk dus eerder te vergelijken is met een gezin dan met een moeder. Conclusies en perspectieven: Zonder heldere visie op Jezus verdampt de/ een kerk. Kleine kringen in de kerk, pioniersplekken en kleine kerken mogen (onder voorwaarden) volop aanspraak maken op de aanduiding ekklesia. Het is belangrijk om ruimte te scheppen voor hen en bevoegdheden te geven aan hen. Wil de kerk functioneren als een gemeenschap, een kring rondom Jezus, dan moet zij aandacht besteden aan de geestelijke taak en betekenis van haar leden. Daarover meer in hoofdstuk 2.2 en 3, waarin het onder meer gaat over de charismata. Wil de kerk functioneren als een gemeenschap, dan is het nodig weerstand te bieden aan de neiging tot controleren, institutionaliseren en clericaliseren. In hoofdstuk 3 kom ik terug op wat dat betekent voor het ambt en in het bijzonder voor de status van de predikant. 15 2 | DE DRIE DIMENSIES VAN DE KERK We hebben gezien dat de kerk van oorsprong eenvoudigweg een kring van gelovigen is, gecentreerd rondom Jezus, bestuurd door een lichte ambtelijke organisatie, de zogenaamde gemeenschap der heiligen. Deze kring van gelovigen vertegenwoordigt Christus in de tijd tussen zijn hemelvaart en zijn wederkomst. In dit hoofdstuk werken we dit uit en omschrijven de drie dimensies van de kerk als volgt: 2.1 Huis van genade. Dit is de christologische dimensie. Het vormt de basis of het fundament van de kerk. 2.2 Woon- en werkplaats van de Geest. Dit is de pneumatologische dimensie. Hierin gaat het over de bezieling van de kerk 2.3 Voorhoede van Gods Koninkrijk. Dit is de eschatologische dimensie. Hierin gaat het over de beweging van de kerk Daarover gaan de volgende hoofdstukken. 16 2.1 | HUIS VAN GENADE De basis De christologische dimensie van de kerk Zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring [ekklesia], die behouden werden. Handelingen 2:47 (NBG-51) De kerk begint bij Christus. Hij vormt de basis, het fundament van de kerkgemeenschap. Bij hem komen de mensen thuis en vinden er rust, vergeving en genezing. Hij maakt de kerk niet alleen mogelijk door zijn verlossingswerk, Hij is ook degene die haar roept en schept. Bovendien is hij bepalend voor de mindset van de kerk, de manier waarop de gemeente omgaat met elkaar en met anderen. Wil een kerk echt kerk zijn en blijven, dan moet ze bereid zijn om steeds weer bij nul te beginnen, dat wil zeggen bij de basis, namelijk Christus. Dit noem ik de christologische dimensie van de kerk, in onderscheid van de pneumatologische (hoofdstuk 2.2) en de eschatologische (hoofdstuk 2.3) dimensie van de kerk. 2.1.1 Rots, fundament en hoeksteen Deze grondleggende plaats van Jezus komt steeds terug in de metaforen voor de kerk als bouwwerk of tempel. Als Petrus bijvoorbeeld in zijn brief44 de gemeente heeft vergeleken met een tempel en de gelovigen heeft opgeroepen om zich als levende stenen te laten gebruiken voor haar bouw, geeft hij daarbij een belangrijke aanwijzing: 'Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid.' Even verderop wordt over deze 'levende steen' gezegd dat dit een 'hoeksteen' is die in Sion gelegd is. En dat deze steen niet alleen een betrouwbaar fundament is, maar dat je er ook over kunt struikelen wanneer je er niet op vertrouwt en er niet aan gehoorzaamt. Ook Paulus vergelijkt de gemeente in zijn brief aan de Korintiërs45 met een bouwwerk (οικοδομη) van God. Hijzelf heeft de taak gekregen dat 'bouwwerk' neer te zetten in Korinte. Hoe deed hij dat? Eigenlijk heeft hij alleen het fundament gelegd, want anderen hebben daarop voortgebouwd. Maar dat fundament is uitermate belangrijk. Het fundament van de kerk is 'Christus en niemand anders'. Daarmee laat hij zien hoe dwaas de ruzies zijn in de gemeente van Korinte, waar de een zegt: ik ben van de partij van Apollos, de ander: van Paulus of Kefas. Hij raadt ze in zijn brief voortdurend aan om terug te keren naar hun fundament. Ook zelf heeft Jezus - toen hij met zijn discipelen in Caesarea Filippi was - de metafoor van het bouwwerk gebruikt, toen Hij tegen zijn discipel Simon (Petrus) zei: 'Ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk [ekklesia] zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk 44 45 1Petrus 2:4-8, maar zie ook Efeziërs 2:19 1Korintiërs 3:9-17 17 zullen haar niet kunnen overweldigen.'46 Er is in de kerkgeschiedenis veel discussie geweest wie of wat nu precies die rots is: Petrus zelf, de belijdenis die Hij daarvoor had uitgesproken: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.' Of -en misschien ligt daar de sleutel - is de rots waar Jezus zijn kerk op bouwt de belijdende discipel? Hoe het ook zij: daar ligt de basis van de kerk. En Jezus voegt er een belofte aan toe: het dodenrijk heeft geen vat op een ekklesia die zo stevig staat! Het eeuwige leven is begonnen. 2.1.2 Vrij gekocht Maar waarom is Jezus fundamenteel voor de kerk? Albert Heijn kan prima bestaan zonder zich bezig te houden met haar stichter. Waarom stort het bouwwerk van de kerk wel in zonder Jezus als fundament? In zijn eerste brief geeft Petrus antwoord op die vraag en legt daarmee mogelijk ook uit wat de betekenis is van wat Jezus persoonlijk tegen Petrus heeft gezegd in Caesarea Filippi. Hij schrijft: 'U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht [ελυτρωθητε] uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met kostbaar bloed, van een lam zonder smet of gebrek, van Christus.'47 En even later schrijft hij over Christus: ' Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedragen, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen.'48 Verlossing en bevrijding door Christus is fundamenteel voor de kerk. Mensen die aan het einde van hun latijn zijn, verlost hij uit de macht van de duisternis, de zonde en de dood. Dit wordt zichtbaar door zijn offer, zijn kruis. Ditzelfde wordt niet alleen bevestigd in de twee andere fundament-teksten49, maar komt voortdurend naar voren in het NT50. De eerste keer dat er in Handelingen (boek van de vroegste kerkgeschiedenis) over kerk (ekklesia) gesproken wordt, gaat het onmiddellijk over deze verlossing of redding: 'En de Here voegde dagelijks toe aan de kring [τη εκκλησια], die gered werden [σωζομενους].’ 51 Over die redding spreekt Petrus ook in zijn Pinkstertoespraak: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Als de luisteraars vragen hoe je je kunt laten redden, antwoordt hij: 'Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.'52 Er laten zich op die dag 3000 mensen dopen53. In de doop wordt de overgang gemarkeerd van de duisternis naar het licht, van de dood naar het leven, van de wereld zonder God naar de wereld met God. Zonden worden uitgewist. Gods Geest wordt binnengelaten54. Door de doop vindt er een eigendomsoverdracht plaats. Losgekocht uit het oude bestaan dat werd beheerst door goden, demonen en andere doodsmachten; op naam gezet van Jezus 46 Matteüs 16:18 1Petrus 1:18 48 1Petrus 2:24 49 1Korintiërs 1:17-2:2; Efeziërs 2:19-22 50 Ook in Openbaring wordt de gemeente steeds beschreven als een kring van mensen die gekocht zijn door Jezus' bloed uit de volken (5:9 en 14:3-4), en die gewaden dragen die wit zijn geworden door het bloed van het Lam (7:14). 51 Handelingen 2:37 52 Handelingen 2:38 en 40 (NBG-51) 53 Handelingen 2: 41 54 Handelingen 2:38 47 18 Christus.55 De doop is de toegangspoort tot de kring van verlosten, tot het koninkrijk van God, tot de eschatologische voorhoede van mensen uit alle volken die wij kerk noemen. De kerk is in deze teksten dus geen vrijblijvende vereniging van gelijkgezinden, het is een reddingsboot, een ark van Noach. Daarbuiten ga je ten onder. De urgentie die hierin doorklinkt is enorm. De kerkvader Cyprianus zette dit sterk aan met zijn uitspraak 'zonder kerk geen verlossing'. Of wij die urgentie nog zo voelen, kun je je afvragen. Misschien hangt het samen met onze optimistische kijk op het leven in deze wereld (en ons eigen kunne). Vroegere generaties beseften sterker de kwetsbaarheid en de verlorenheid van het menselijk bestaan. Een mens is prijsgegeven aan de dood… tenzij er een fundament is van een totaal andere orde, een eeuwige orde. Tenzij ik geroepen ben te bouwen op dit fundament en te komen bij Hem die mijn ondraaglijke juk van me afneemt en van wie ik rust ontvang. 2.1.3 Huis van genade Wil de kerk echt kerk zijn dan is ze gebouwd op een christologische fundament. Niet alleen in temporele zin - Christus kwam eerst - maar ook in kwalitatieve zin. De verlossing is geen gepasseerd station, een mens dreigt doorlopend terug te vallen en uit te glijden. Daarom waarschuwt de schrijver van de brief aan de Hebreeën de verslapte gemeente om niet 'achterop te raken in de genade van God'56 en 'niet weg te blijven van de samenkomsten.'57 In zijn nieuwste boek Centrum Kerk, begint Tim Keller niet met een verhandeling over de situatie van de kerk, maar begint in drie hoofdstukken uit te leggen wat het evangelie van de genade inhoudt en betekent.58 Hij is ervan overtuigd dat zijn New Yorkse publiek juist deze boodschap nodig heeft in een wereld waarin van iedereen wordt verwacht zijn eigen boontjes te doppen, zijn eigen leven en geluk te organiseren en zijn carrière te bepalen. Voor rusteloze mensen die zichzelf voortdurend moeten bewijzen is de kerk een huis van genade, waarin zij tot rust mogen komen bij Jezus. Daar krijgt hun leven een nieuwe en bevrijdende basis. Het gaat er niet om wat zij (voor goeds) hebben gedaan, maar wat Hij heeft gedaan voor hen. De boodschap van genade en redding is de basisboodschap van de Redeemer Church, en dit kleurt alle aspecten van het gemeenteleven. Bevlogen kerkleiders hebben soms de neiging de leden van de gemeente te stimuleren om mee te doen aan allerlei belangrijke programma's. Daar valt ook veel voor te zeggen, de kerk is immers ook 'voorhoede van het Koninkrijk' (zie hoofdstuk 2.3), maar er mag niet vergeten worden dat het letterlijk van fundamenteel belang is dat mensen tot rust kunnen komen in de kerk. Jezus heeft gezegd: 'Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven.'59 De kerk is een huis van genade. 2.1.4 Kerk in de gestalte van het kruis Maar er is nog een andere reden om aandacht te besteden aan het christologische fundament van de gemeente. Het fundament stempelt namelijk ook de omgangsvormen en verwachtingen van de kerk. 55 Romeinen 6:3-14; Kolossenzen 2:13-15 Hebreeën 12:15 57 Hebreeën 10:25 58 Keller 2014, deel 1 59 Matteüs 11:28 56 19 In de ekklesia van Korinte was er iets lelijk misgegaan. Er was een sfeer van verdeeldheid en polarisatie ontstaan60. Maar dit was niet een toevallige botsing van karakters, er lag iets aan ten grondslag. Het evangelie werd verkeerd verstaan. Er heerste een soort geestelijke wedloop:61 de één meende van de Heilige Geest nog mooiere ervaringen ontvangen te hebben dan de andere. Zo ontstond er competitie en dit stookte de verdeeldheid weer verder op. Volgens Paulus hing dit dus samen met een verkeerde kijk op de fundamenten van de gemeente, op Christus. Daarom begint hij zijn brief met de boodschap van het kruis: 'Wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas.'62 In de gemeente van Korinte beschouwde men het kruis van Christus als een gepasseerd station. Door het deelhebben aan de hemelse Heer meende men dat men al bevrijd was van het aardse en was verheven boven aardse bindingen en verantwoordelijkheden.63 Daartegenover poneert hij een andere mindset, die gestempeld is door het kruis. Daarin staat niet de kracht van de gelovigen centraal maar juist diens zwakheid. Van daaruit kan Paulus zeggen: 'Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ook ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid. Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus - de gekruisigde. Bovendien kwam ik bij u in al mijn zwakheid en was ik angstig en onzeker.' 64 Ook Van de Beek benadrukt in zijn ecclesiologie dat de kerk kerk is 'in de gestalte van het kruis': 'We kunnen niet over de kerk denken op de wijze van een onbekommerd bestaan.' 'De kerk draagt de last van het kruis op haar schouder. Ze draagt het kruis als Simon van Cyrene achter Jezus aan. Simon is de oergestale van de kerk.' Van de Beek maakt dit ook concreet. Hij noemt niet alleen het lijden van de kerk vanwege vervolgingen en verachting (waarbij 'vergeving' het gepast antwoord is), maar ook het lijden van de wereld zoals tsunami's , armoede en ziekte (waarbij 'barmhartigheid' het gepaste antwoord is). Maar het meest ingewikkeld is misschien wel het lijden van de kerk dat voortkomt uit de zonde van de gemeente zelf. Christus’ verzoeningswerk betekent niet dat de zonde voorbij is. De kerk mist de volmaaktheid, zolang de voltooiing van het Godsrijk nog niet aangebroken is. 65 Daarom moeten we niet te idealistisch spreken over de kerk! 2.1.5 Samenvatting en conclusies Een gezonde kerk is een kerk die bereid is steeds weer nederig terug te gaan naar de basis, naar Christus, naar de voet van het kruis, waar zieke, zondige en vermoeide mensen samenkomen om zich te laten troosten, herstellen, bevrijden en genezen. De kerk is niet volmaakt en deelt in het lijden en de zwakte van de wereld, maar ze is tegelijk volop een ‘arke der verlossing’. Kortom, de kerk is een huis van genade. Dit noemen we de christologische dimensie van de kerk. Mogelijke conclusies en perspectieven Bevlogen predikanten en gemeenteopbouwers koesteren vaak het ideaal van een wervelende en dynamische gemeente, met als gevolg dat ze de gemeente opjagen en in 60 1 Korintiërs 1:10-13 1Korintiërs 12-14; 2Korintiërs 12:1 62 1Korintiërs 1:23 63 Zie verder het uitstekende boekje van Versteeg 1985, hoofdstuk 1 64 1Korintiërs 2:1-3 65 Van de Beek 2012, p 24-29 61 20 de hoogste versnelling zetten. Wellicht zijn ze vergeten dat de kerk allereerst een huis is van genade is, waar vermoeide mensen tot rust komen bij Jezus! Alleen al om die reden moeten we streven naar 'simple church'. Tim Keller laat zien dat het evangelie van de genade verrassend actueel is in een stad. Modern en orthodox vormen een prima combi. Zijn wij dat met hem eens? Het fundament van de kerk valt weg als het verlossende werk van Christus geen aandacht krijgt of achter een vage algemene spiritualiteit verdwijnt. 21 2.2 | WOON- EN WERKPLAATS VAN DE HEILIGE GEEST BEZIELING De pneumatologische dimensie van de kerk Weet u niet dat u [meervoud] een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw [meervoud] midden woont? Indien iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen, want Gods tempel is heilig - en die tempel bent u [meervoud]. 1 Korintiërs 3:16-17 (NBG-51) Wat hebben we tot nu toe ontdekt over de kerk? De kerk valt niet samen met het instituut, met de kerkleiding of een gebouw, maar is een gemeenschap van heiligen, een kring van gelovigen, verenigd rondom Jezus, bestuurd door een lichte ambtelijke organisatie. Dat is eenvoudigweg de kerk. Om te begrijpen waar het in de kerk om draait moeten we eerst kijken naar de basis waarop de kerk staat. Dat is Jezus Christus, de gekruisigde. Door hem is de kerk een huis van genade, een reddingsboei, waar opgejaagde, vermoeide, zieke en zondige mensen asiel vinden, voor altijd. In dit hoofdstuk gaan we een stap verder. We kijken naar de ziel van de kerk. De kerk is ten diepste de woon- en werkplaats van de Heilige Geest. Als er iets is dat de kerk in Nederland nodig heeft is het dat. Velen verlangen ernaar om in de kerkgemeenschap een glimp van Gods aanwezigheid te ervaren, zijn heerlijkheid en vreugde, een vrede die alle verstand te boven gaat. Maar ook kracht te ontvangen om uit te leven en te werken. Vernieuwingsbewegingen zoals de Pinksterbeweging, de Charismatische Werkgemeenschap en New Wine proberen dit al jaren op de agenda van de kerk te zetten. Ook het Evangelisch Werkverband meent dat echte vernieuwing van de kerk ten diepste samenhangt met de ruimte die gegeven wordt aan de Heilige Geest. Toch is het niet makkelijk om dit centrale gegeven goed te beschrijven en ecclesiologisch vruchtbaar te maken. Je kunt de Heilige Geest niet vastleggen, hij ontglipt je voortdurend. Augustinus heeft in een Pinksterpreek een prachtige vergelijking gemaakt: 'Wat de ziel is voor het lichaam van een mens, is de Heilige Geest voor het Lichaam van Christus - de kerk.' Een kerk die zieltogend is heeft zielzorg nodig. Maar hoe doe je dat? 2.2.1 Schepping van de Geest Het wordt in alle kerken beleden en in talloze dogmatische werken herhaald: de kerk is de schepping van de Heilige Geest. Het valt ook niet te ontkennen. Op het moment dat Jezus als verhoogde Heer, zittend aan de rechterhand van zijn Vader, 66 zijn Geest uitgiet wordt de kerk geboren. Met Pinksteren dus.67 Jezus had zijn discipelen al eerder, vlak voor zijn hemelvaart, nadrukkelijk opgeroepen te wachten tot de belofte van de Vader in vervulling 66 67 Handelingen 2:33; Johannes 7:39; Efeziërs 4:8 Handelingen 2:1 22 zou gaan, namelijk de doop of de uitstorting met de Heilige Geest.68 Wanneer de inwoning van de Heilige Geest in de discipelkring plaatsvindt is het moment aangebroken waarop deze kring voor het eerst 'ekklesia' genoemd wordt. 69 Ook in de vroege geloofsbelijdenissen wordt dit onderschreven. Zowel de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel als het Apostolicum noemen de kerk onmiddellijk na de Heilige Geest. De kerk is de allereerste vrucht van de Geest: [Ik geloof...] in de Heilige Geest, die Here is en levend maakt, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten. En in een heilige, algemene en apostolische kerk. Ik geloof in de Heilige Geest; ik geloof een heilige algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. Het lijkt op een schakelketting. Eerst de Vader die de Zoon zendt. Dan de Zoon die zijn Geest zendt in zijn leerlingen (de kerk). Vervolgens worden zij weer de wereld ingezonden. Daarmee behoort de kerk tot de nieuwe en laatste fase in Gods heilsgeschiedenis, die begint met Christus en de uitstorting van de Heilige Geest. Hoewel de kerk in vele opzichten lijkt op het oudtestamentische volk van God en daar ook een voortzetting van is, is ze onderdeel van een nieuwe eschatologische fase die God met de wereld is ingegaan, het koninkrijk van God, het nieuwe verbond. Ze hoort bij de eschatologische tijd tussen Pinksteren en de wederkomst van Christus. Ze is het eschatologische volk, dat Jezus vanuit zijn hemelse troon regeert door zijn Geest.70 2.2.2 De inwoning van de Geest Maar de kerk is niet alleen vrucht van de Geest, de Geest is ook vrucht van de kerk. Dat wil zeggen, de kerk is een vindplaats van de Geest. Wie op zoek is naar God, kan hem vinden in de gemeenschap van de kerk.71 Jezus beloofde vlak voor zijn dood aan zijn discipelen dat Hij ze niet als wezen zou achterlaten, maar bij ze zou terugkomen, en in hen zou wonen door zijn Geest.72 Je kunt je afvragen of dat individueel bedoeld is of collectief. Hoewel het individuele niet ontbreekt in het NT is deze belofte toch allereerst verbonden met de kerkgemeenschap. Volgens Paulus is de kerkgemeenschap een tempel, waarin de Heilige Geest woont.73 Een woonplaats van God.74 Of ook een lichaam dat doordrenkt (andere vertaling: gedompeld, gedoopt) is met de Heilige Geest.75 Dit schrijft Paulus aan een gemeente - de gemeente van Korinte - die bol staat van verdeeldheid, arrogantie en ontucht. Blijkbaar aarzelt God niet om in een gammele tent te wonen!76 68 Handelingen 1:4-8; 2; Zie ook Johannes 14:15-26 en vele andere teksten. Handelingen 2:47 70 Het is opvallend dat de reformatie de kerk al laat beginnen bij het begin van de wereld, bij Abel, Heidelbergse Catechismus vr 54, Nederlandse Geloofsbelijdenis art 27. Volgens Ouweneel 2010 p. 88 gaat deze opvatting via Calvijn terug op Augustinus. 71 Dat is een van de redenen dat Van de Beek in zijn dogmatiek de leer van de Heilige Geest de pneumatologie achter de ecclesiologie plaatst. Volgens hem is vooral de eucharistie een vindplaats van de Heilige Geest (van de Beek 2012) 72 Johannes 14:16-18 73 1Korintiërs 3:16; 74 Efeziërs 2:22; zie ook 2Korintiërs 2:16; Hebreeën; 1Petrus 2:5 75 1Korintiërs 12:13 76 1Korintiërs 3:17 69 23 Toch kan de Geest de kerkgemeenschap ook verlaten. Dat is de waarschuwing die in Openbaring klinkt,77 waar zeven genoemde kerken worden vergeleken met lampen.78 Ze dragen het licht van de Heilige Geest. Dit licht kan echter weggenomen worden.79 De gemeente van Laodicea bijvoorbeeld blijkt haar licht te hebben ingeruild voor zilver en goud en wordt gewaarschuwd dat dit haar einde zal kunnen worden. Daarom moet ze gehoor geven aan de woorden van de verheerlijkte Christus die tot haar zegt: 'Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij'.80 2.2.3 Verzet tegen het montanisme en andere 'dwepers' Niemand zal deze pneumatologische dimensie van de kerk ontkennen, toch komt dit gegeven in de kerkgeschiedenis maar moeizaam uit de verf. Paulus waarschuwde daarvoor: 'Doof de Geest niet uit en veracht de profetieën niet die Hij u ingeeft.'81 Is het angst voor het onvoorspelbare? Ouweneel: 'Alle eeuwen door zijn christenen bang geweest dat bepaalde zaken uit de hand zouden kunnen lopen en hebben zij daarop gereageerd door die zaken dan maar helemaal te verbieden.' Hij concludeert ietwat wanhopig: 'Het is de 'Filistijnen' in de kerkgeschiedenis steeds weer gelukt de bronnen van Gods volk dicht te stoppen (Genesis 26:15).’ De 'bronnen' zijn hier een metafoor voor de Heilige Geest.82 Heeft Ouweneel gelijk? Die angst zien we inderdaad vanaf het begin van de kerk. De eerste 'vernieuwingsbeweging' die de Heilige Geest op de agenda van de kerk durfde te zetten, was het montanisme. Het was een orthodoxe beweging die ontstond in 160 na Christus in Frygië, Klein Azie, onder leiding van een zekere Montanus die zichzelf een profeet noemde, een instrument van de Parakleet. Behalve hijzelf speelden in het montanisme ook vrouwelijke profeten een belangrijke rol, zoals Priscilla en Maximilla. In hun profetieën en orakels maakten ze onder meer de spoedige komst van het duizendjarig rijk bekend. De gelovigen werden pneumatici genoemd en stonden niet alleen bekend vanwege hun aandacht voor het werk van de Heilige Geest, maar ook vanwege de ernst die ze maakten met hun christelijke levenswandel. Deze opwekkingsbeweging verspreidde zich al snel tot in Noord Afrika en Frankrijk aan toe, maar was na een eeuw ook weer spoedig uitgedoofd. Het montanisme werd uitermate gewantrouwd, niet omdat ze onorthodox was, maar omdat ze naast de bisschop en naast de canon (de bijbel) een eigen gezag claimden die ze ontvingen van de Heilige Geest. Reeds in het jaar 170 is het montanisme door een synode in Klein Azië veroordeeld. Er werd vastgesteld dat de Heilige Geest alleen aanwezig is in de kérk. De Geest openbaart zich door de ambtsdragers van de kerk, de bisschoppen, niet via losse gemeenteleden. Daarnaast werden de extatische uitingen veroordeeld, wat zou wijzen op demonische beïnvloeding.83 Op een andere manier zie je dit wantrouwen ook in de reformatie. Luther nam afstand van de 'dwepers' van de radicale reformatie, zoals Karlstad en Müntzer.84 Deze laatsten meenden dat de kerk een door de Geest bezielde gemeenschap behoort te zijn, waar ruimte 77 En trouwens ook in het Oude Testament, zie oa Ezechiël 11:23 Openbaring 1:20 79 Openbaring 2:5 80 Openbaring 3:20 81 1Tessalincensen 5:19-21 82 Ouweneel 2010, p206 83 De beschrijving van het Montanisme en de reactie daarop van de kerk ontleen ik aan Hauschild 2000 p 76 84 Berkhof 1975, p 149v 78 24 is voor het 'innerlijke licht' dat in de gelovigen woont, en voor visioenen en profetieën. Een zodanige kerk heeft de opdracht Gods rijk te dienen en nabij te brengen. Luther nam afstand van deze beweging, niet alleen omdat hij vreesde dat zij met hun eigenzinnige opvattingen de reformatie in diskrediet zouden brengen, maar vooral omdat hij vreesde dat ze het Woord zouden veronachtzamen. Hij had het Evangelie van de genade herontdekt en benadrukt dat Gods Geest door het Woord (per Verbum) spreekt. Calvijn deelde dit standpunt, maar formuleerde het iets genuanceerder. Gods Geest valt niet samen met het woord (per Verbum) , maar werkt samen met het Woord (cum Verbum); er is dus bij Calvijn enige ruimte voor een eigen rol van de Geest naast het Woord.85 2.2.4 Terechte huiver? De huiver voor een geestvervulde kerk is niet onbegrijpelijk. Met de Geest haal je een hoop onrust naar binnen, niet alleen geloofsenthousiasme, maar ook geestdrijverij. Wie wel eens in gemeentes komt waar de Geest een veel speelruimte krijgt, zal merken dat allerlei gemeenteleden openbaringen menen te hebben ontvangen. Ze presenteren dat soms met grote stelligheid, wat gemakkelijk tot ongevallen kan leiden. Het is dan ook begrijpelijk dat de RKK de Heilige Geest stevig verbindt aan het ambt en de sacramenten, en de Reformatie aan het Evangeliewoord. Ook Paulus heeft zich teweer moeten stellen tegen een kerk waarin men geestelijk op hol dreigde te slaan. Men was bijvoorbeeld in de gemeente van Korinte bijzonder onder de indruk van de bijzondere uitingen van de Geest - in het Grieks: pneumatica - en men noemde zichzelf graag 'geestelijk mens': pneumaticos. Daardoor kon er een soort competitie ontstaan: Wie maakt de meeste indruk op het gebied van wonderen en krachten? In de hoofdstukken 12 tot 14 van zijn brief aan de Korintiërs gaat Paulus hierop in: 'Broeders en zusters, over de uitingen van de Geest [πνευματικων] wil ik u het volgende zeggen.'86 Dit brengt hij naar voren: De allereerste uiting van de Geest die Paulus in hoofdstuk 12 noemt is niet een buitengewone gave (een profetie of een wonder), maar een nuchtere geloofsbelijdenis: 'Jezus is Heer!'87 Daar begint Paulus mee. Hij eindigt in hoofdstuk 13 met de allerhoogste gave: de liefde, die niet zichzelf zoekt! Opvallend genoeg vermijdt Paulus in zijn betoog het woordje pneumatika, uitingen van de Geest. Liever gebruikt hij een voor zijn tijd vreemd woord, charismata,88 genadegaven. Daarmee wijst hij de gemeente erop dat iedere uiting van de Geest 'charis' is: pure genade, een gunst van Christus, niet iets om je op te beroemen.89 Voorts wijst hij erop dat de Geest niet alleen in de 'sterke' gemeenteleden aanwezig is, maar in alle gemeenteleden, ook in de 'zwakke', als hij schrijft: 'In iedereen is de Geest aanwezig, ten bate van de gemeente,' en: 'Juist die delen van het lichaam die het zwakst lijken zijn het meest noodzakelijk.'90 Tenslotte: in hoofdstuk 14 roemt hij het werk van de profeten, maar geeft aan dat ze hun plaats moeten weten in de eredienst. Als zij spreken mogen het er hoogstens drie zijn, ze 85 Van der Kooi 2006, p 44 1Korintiërs 12:1 87 1Korintiërs 12:3 en 1:23 88 1Korintiërs 12:4.9.28.30.31 89 Versteeg 1985, p 21 90 1Korintiërs 12:7 en 22. In 1Korintiërs 14:1-25 werkt hij dit uit als hij spreekt over de tongentaal: als dit de gemeente niet opbouwt kun je het beter laten 86 25 mogen niet door elkaar spreken, en ze moeten door andere profeten worden beoordeeld. Wat als een openbaring van de Geest wordt gepresenteerd hoeft het niet altijd te zijn. Er is onderscheid nodig, toetsing. De Geest levert geen glasheldere beelden. Ook profeten kijken in een wazige spiegel, nog niet van aangezicht tot aangezicht. Bescheidenheid is geboden. Niet 'ik weet' maar 'ik meen'! Paulus laat zien dat een gemeente makkelijk aan de haal kan gaan met de Heilige Geest. Toch beknot hij het werk van de Heilige Geest niet, zoals in de Catholica en de Reformatie is gebeurd, maar leert de gemeente te onderscheiden waar de Heilige Geest aan het werk is en waar niet. Hij wijst er allereerst op dat de Geest verbonden is met Jezus, de gekruisigde, en dat het een genadegave is die met verwondering en nederigheid dient te worden ontvangen. Vervolgens dat we niet altijd weten wat de Geest zegt, maar als we het toch menen te weten is er toetsing nodig: Komt het uit Christus? Dient het de opbouw van de gemeente? Brengt het liefde voort? Tenslotte wijst Paulus erop dat de Geest niet alleen in de enkeling, maar in de gemeente als geheel woont en dat het de taak is van de gemeenteleiding om alles in goede banen te leiden. Gemeenteleden dienen er dus niet eigenzinnig mee om te gaan. 2.2.5 Dooft de Geest niet uit! In de gemeente van Korinte moest Paulus het geestelijke enthousiasme indammen. Maar in de gemeente van Tessalonica was het omgekeerde nodig: 'Dooft de Geest niet uit, en veracht de profetieën niet die hij u ingeeft.'91 Geldt dat laatste ook voor onze kerken? De Rooms-katholieke Kerk heeft de Heilige Geest sterk gekoppeld aan het instituut kerk - het ambt en de eucharistie - en haar daarin misschien wel opgesloten. De Reformatie heeft hetzelfde gedaan, maar dan met betrekking tot het Woord en de dienaren van het Woord. Steeds zijn er bewegingen geweest die veel aandacht hadden voor het werk van de Geest, zoals de heiligingsbewegingen in de 19e eeuw en de pinksterbeweging in de 20e eeuw. Deze laatste behoort tot de snelst groeiende kerkelijke bewegingen, vooral in Zuid Amerika, Afrika en Azië. In ons land vinden we haar vooral terug in pinksterkerken, volle evangelie gemeenten en migrantenkerken - één miljoen leden! Na een periode van minachting en polarisatie over en weer lijkt er meer toenadering te komen tussen de pinksterkerken en de traditionele kerken van de Catholica en de Reformatie. De Charismatische Werkgemeenschap, die in ons land in de jaren '60 ontstond rondom ds. K.J. Kraan, heeft geprobeerd een brug te slaan tussen de twee en de eenzijdigheden van beiden te voorkomen met het ontwikkelen van een theologisch verantwoorde en evenwichtige pneumatologie. Ook evangelische en pinkstergemeentes bewegen naar elkaar toe. Kerkbreed is er een toenemende openheid. Zaken als charismatische gemeenteopbouw, ministry-gebed en ziekenzalving zijn in traditionele kerken geen onbekende fenomenen meer. 2.2.6 Samenvatting en conclusies In de kerkgeschiedenis is er een begrijpelijke huiver voor de charismatische dimensie van de kerk. Het kan zo maar uitlopen op geestdrijverij. Het antwoord daarop is niet om het werk van de Geest te beperken tot de het Woord, het sacrament of het ambt, maar christenen te begeleiden in een goede en zuivere omgang met het innerlijke licht van de Heilige Geest in 91 1Tessalonicensen 5:20 26 de kerkgemeenschap en in individuele christen. Want Jezus heeft zijn kerk uitverkoren om woon- en werkplaats van de Heilige Geest te zijn. Zonder de Geest is de kerk beroofd van haar geheim, haar ziel. Mogelijke conclusies en perspectieven: Het Woord en de preek worden in de PKN terecht beschouwd als belangrijke kanalen of geleidingsmiddelen van de Heilige Geest. Toch beleven velen dit niet of te weinig. Lectio Divina en andere geestelijke manieren van bijbellezen kunnen helpen om te leren luisteren naar de stille stem van Gods Geest in het Woord?92 Ook de sacramenten functioneren nog te weinig als geleidingsmiddelen van de Geest. De Heilige Geest reikt ons daarnaast talloze andere middelen aan waardoor hij spreekt en bezielt. Daarbij kun je denken aan: Intensief en concreet gebed. De kerk begon als gebedsbeweging, biddend om de komst van de Geest.93 De Heilige Geest noemt zich 'parakleet': erbij-roeper: hij staat klaar om te worden ingeroepen bij elke concrete nood. 94 Hierbij valt ook te denken aan de dienst van de genezing en van de bevrijding. Werken aan groei van de vruchten van de Geest: liefde, blijdschap, vrede, etc. 95 Bij de vorming van leerlingen staat dit centraal, zie ook hoofdstuk 2.3. Gavengerichte taakvervulling. Bij de inschakeling van gemeenteleden lette men niet alleen op deskundigheid en beschikbaarheid,96 maar ook en vooral op de aanwezigheid van geestelijke gaven. Ook voor het ambt heeft dit grote betekenis, zie hoofdstuk 3. Ruimte voor stilte. Stilte wordt wel 'de zendtijd van de Heilige Geest'97 genoemd. Lofzang98. Liederen zijn landingsplaatsen van de Geest. Ze dienen veel meer dan nu een eigen plek in de erediensten te krijgen. Doof de profetie niet uit. De Heilige Geest fluistert gedachten, woorden en beelden in.99 Weliswaar een glibberig pad, maar onder voorwaarden uiterst vruchtbaar en bemoedigend.100 92 1 Korintiërs 2:4 Lucas 11:13 94 Johannes 14:16 95 Galaten 5:22 96 1Korintiërs 12:6, etc. 97 1Koningen 19:12-13 98 Efeziërs 5:19, Psalm 22:4 99 Johannes 16:13, 1Korintiërs 2:16 en hoofdstuk 14 100 1 Johannes 4:1-6 93 27 2.3 | VOORHOEDE VAN GODS KONINKRIJK BEWEGING De eschatologische dimensie van de kerk Hij riep de twaalf bij zich en gaf hun macht en gezag over alle demonen, en de kracht om ziekten te genezen. Daarna zond hij hen uit om het koninkrijk van God te verkondigen en zieken te genezen. Lucas 9: 1-2 Aan het begin van de twintigste eeuw heeft A. Loisy ietwat cynisch gezegd: 'Jezus predikte het Rijk van God, en wat er kwam was de kerk.' Wat hebben we tot nu toe ontdekt over de kerk? De kerk is primair een gemeenschap van heiligen, een kring van gelovigen rondom Jezus. Met een licht ambtelijke structuur. De kerk staat of valt met haar basis. Dat is Jezus Christus, de gekruisigde, onze redder. Zijn kerk is een huis van genade, waar opgejaagde, vermoeide, zieke en zondige mensen asiel vinden, voor altijd. Zonder ziel sterft de kerk. Hoewel de kerk bestaat uit kwetsbare en feilbare mensen, heeft God ervoor gekozen in haar te wonen en te werken door zijn Geest. Daardoor heeft de kerk vanuit de hemel een geweldige bezieling en potentie ontvangen. Durven we daarvoor ruimte te maken, zonder op hol te slaan? Vanuit de basis van Christus en de bezieling door de Heilige Geest kijken we nu naar de beweging van de kerkgemeenschap. Tot nu toe zou je een statisch beeld kunnen krijgen van de kerk. Maar de kerk staat in de dynamiek van Gods heilsgeschiedenis, in de finale nog wel! Ze is bode en oefenruimte van Gods koninkrijk. 2.3.1 Eschatologische werkelijkheid van Gods koninkrijk Sinds Albert Schweitzer in 1906 zijn beroemde boek Geschichte der Leben Jesu Forschung schreef, is het besef gegroeid dat Jezus een apocalypticus was, of in ieder geval: dat Hij zichzelf zag als de door God gezonden Messias, die aan het einde der tijden het koninkrijk van God zou komen vestigen. Deze ontdekking geeft niet alleen een enorme dynamiek aan Jezus' missie, maar ook aan die van de kerk. Maar laten we eerst eens stilstaan bij het begrip 'koninkrijk van God'. Het is niet eenvoudig om het te omschrijven - Jezus heeft er talloze gelijkenissen voor nodig gehad. Maar kort gezegd gaat het bij het koninkrijk van God om elke plaats en elke situatie dichtbij of ver weg waarin God het voor het zeggen krijgt. In het Oude Testament zien we al iets van het Koninkrijk oplichten. God laat zich kennen als Koning van Israël en van de wereld. Hij kiest zijn volk uit de volkeren en komt in hun midden wonen. Hij sluit een verbond met ze en leert ze daarnaar te handelen. In de geschiedenis van Abraham, Mozes en David komt dit naar voren. En als dit uitloopt op een mislukking - zie de ballingschap - dan schilderen de profeten een toekomst waarin God zelf het Koninkrijk komt stichten onder het koningschap van een 28 nieuwe David, de Messias. Er zal een rijk van vrede en gerechtigheid aanbreken waarin het volk weer volk van God zal zijn. In het Nieuwe Testament komt deze belofte tot vervulling in de zending van Jezus, Gods Zoon, de Messias. Op de volgende manieren is Jezus nauw verbonden met het Koninkrijk Jezus kondigt het Koninkrijk aan: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen101 Jezus demonstreert het Koninkrijk in daden van liefde, vergeving, bevrijding en genezing102 Jezus onderwijst het Koninkrijk in gelijkenissen en instructies103 Jezus opent de poorten van het Koninkrijk door zijn verzoeningswerk en nodigt iedereen binnen te komen in het Koninkrijk104 Jezus bekwaamt zijn leerlingen om van zijn Koninkrijk te getuigen en deze te tonen, in de kracht van zijn Geest.105 Jezus zit aan de rechterhand van zijn Vader en roept een volk uit alle volken samen, bezielt haar door zijn Geest en zendt haar naar alle volken als bode en voorhoede van zijn Rijk. 106 Jezus belooft terug te komen om het Koninkrijk te voltooien met het oordeel en de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.107 Uit deze opsomming blijkt dat de kerk niet een tegenstelling vormt met het Koninkrijk, maar in haar verlengde ligt, ja zelfs deel en instrument van haar is (zie de één na laatste stip). Toch blijft het Koninkrijk een lastig begrip omdat er een enorme spanning in zit. Het is zaad én oogst, machtig én zwak, kruis én opstanding. Christus' rijk is in de wereld en tegelijk niet van de wereld. Het Koninkrijk is een dynamische werkelijkheid, omsloten door de eerste komst van Jezus en zijn tweede. In die dynamische werkelijkheid van het 'al reeds' en het 'nog niet' staat de kerk. Een nieuwe schepping in de oude. Ze is geroepen om midden in de oude werkelijkheid de nieuwe werkelijkheid te demonstreren (hoewel niet meer dan een begin). Ze is geroepen om getuige te zijn van Jezus en de netten van het koninkrijk maximaal te vullen met nieuwe discipelen, in een kolkende zee. 2.3.2 Voorhoede van Gods Rijk Reeds de oude kerkvaders waren zich bewust van de eschatologische werkelijkheid van de kerk. Irenaeus noemde de kerk 'de voorhoede van het Rijk van Christus'.108 Dit gegeven lijkt in de nieuwere ecclesiologieën herontdekt te worden: Berkhof noemt de kerk 'het volk van God als eersteling', 'een proeve en een model van wat God voorheeft met zijn schepselen'. Daarom dient ze zich radicaal toe te wenden tot de wereld. Berkhof gaat daarin niet zo ver als A. A. van Ruler en J.C. Hoekendijk die de kerk zien 101 Matteüs 4:17 Matteüs 4: 23-25; Matteüs 26-27 103 Matteüs 13 en 25; Matteüs 5-7 104 Matteüs 7:13; 11:28-29 105 Lucas 9:1-2; Matteüs 28:18-20; Handelingen 1: 8 106 Handelingen 1:6-11; 2; Matteüs 16:18 107 Matteüs 24; Handelingen 1:11 108 Hauschild 2000, Paragraaf 2, 10.1.2 Hij dacht daarbij ook aan het duizendjarig rijk. 102 29 als een middel ten dienste van het Rijk, een functie van het apostolaat. Volgens Berkhof is de kerk niet alleen middel, ze heeft ook een eigen plaats en gestalte.109 Van den Brink en Van der Kooi noemen de kerk 'de eschatologische gemeenschap, die nu al, in de tussentijd van Pinksteren tot de wederkomst, als oogst voor God verzameld wordt. Zo is de kerk de ruimte die door de die-enige God zelf gecreëerd is om te leren leven in het verbond, het verbond onder de vernieuwde condities zoals we dat uit het Nieuwe Testament leren.'110 Ook Van de Beek schrijft over de kerk als de eschatologische gemeenschap: 'Zij behoren niet meer tot de werkelijkheid van deze wereld, maar tot de eschatologische werkelijkheid van Christus. Daarom zijn ze wereldvreemd. (...) Door de doop zijn zij opgenomen in deze gemeenschap en gestorven aan hun oude leven. De grens die wordt overgegaan bij de doop is van grotere betekenis dan de grens die de biologische dood markeert (...). Daarom worden de kerkvaders niet moe te betuigen dat ze deelhebben aan het eeuwige leven en dat daarom de dood hun geen angst meer aanjaagt en men vol goede moed zelfs de marteldood onder ogen kan zien. (...) Zij zijn een nieuwe schepping, waarin de oude schepping verheerlijkt en gereinigd is.'111 Wat maakt de kerk eschatologisch? Waarin schuilt het eschatologische geheim van de kerk? Allereerst in de verzoening van Jezus Christus: de ban van zonde en oordeel waarin de oude bedeling zat gevangen, is verbroken. Vervolgens: in de uitstorting van de Heilige Geest. Daardoor is er weer nabijheid en gemeenschap tussen God en mens, en is elke gelovige 'priester'. Ten slotte is de scheidingsmuur tussen Jood en Griek verbroken en zijn de volkeren weer welkom in Gods huis. Deze eschatologische tekenen markeren het onderscheid tussen de oudtestamentische qahal en de nieuwtestamentische ekklesia. 2.3.3 Missionaire urgentie De verwachting van een spoedige komst van het Koninkrijk maakt bekering van 'de wereld' urgent. Dat zien we steeds weer in het hele Nieuwe Testament. 'Bekeert u,' zegt Jezus, 'want het Koninkrijk van God is nabij.'112 Diezelfde urgentie treffen we aan als Jezus zijn discipelen uitzendt: 'Wanneer ze jullie vervolgen in de ene stad, vlucht dan naar de volgende. Ik verzeker jullie: voor je in elke stad van Israël bent geweest, zal de Mensenzoon gekomen zijn.'113 Men kan de trein nu nog instappen. Als Jezus zijn leerlingen in een driejaarlijkse 'cursus' heeft klaargestoomd, begint hun taak: discipelen maken, getuige zijn van Jezus, tot aan de einden der aarde. Het boek Handelingen laat zien welke missionaire krachten de Heilige Geest los maakt. In korte tijd worden er talloze gemeentes gesticht in Judea en Samaria, tot Rome aan toe. 2.3.4 De kerk als bode van het Koninkrijk Het is opvallend dat Jezus deze missionaire opdracht niet in handen heeft gelegd van losse individuen, maar van het collectief van de ekklesia. De eschatologische gemeenschap van de kerk krijgt deze missionaire taak. De eerste missionaire activiteiten vinden pas plaats vanaf 109 Berhof 1973, p 429-435 Van den Brink 2012, p 519 111 Van de Beek 2012, p 13 112 Matteüs 4:17 113 Matteüs 10:23 110 30 het moment dat de kerk is gesticht, op Pinksteren. De discipelen - ze heten nu apostelen, uitgezondenen - verkondigen de grote daden van God; en Petrus voert namens allen het woord in zijn Pinksterpreek; er worden velen gedoopt.114 Ook Paulus laat zich door de gemeente - en wel die van Antiochië - uitzenden: "Er waren in de gemeente van Antiochië profeten en leraren (...). Op een dag, toen ze aan het vasten waren en een gebedsdienst hielden voor de Heer, zei de Heilige Geest tegen hen: ‘Stel mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die ik hun heb toebedeeld.’ Nadat ze gevast en gebeden hadden, legden ze hun de handen op en lieten hen vertrekken. Zo werden Barnabas en Saulus uitgezonden door de Heilige Geest. Ze gingen eerst naar Seleucië en van daar per schip naar Cyprus..."115 Bij zending gaat het niet alleen om bekering van individuen, maar ook om samenbundeling van bekeerlingen en opvang in kerkgemeenschappen, waar hun geloof naar volwassenheid kan groeien, en discipelschap (leerling zijn) uitgroeit tot apostolaat (uitgezonden worden). Om die reden stichtte Paulus overal nieuwe gemeentes, vaak met een uiterst eenvoudig structuur. Wij zouden zeggen: pioniersplekken116 en 'tussenplaatsen'117. Het is bijzonder deze missionaire opdracht van de kerk vandaag weer kerkbreed op de agenda staat. Dat is de eerste taak van de kerk als voorhoede van het Koninkrijk: boodschapper zijn van het Koninkrijk. 2.3.5 De kerk als oefenruimte van het Koninkrijk Maar is dat het enige? Het is opvallend dat de uitbreiding van het aantal christenen in de vroege kerk niet alleen plaats vond door georganiseerde missie, maar vooral en allereerst door het aanstekelijke gedrag van de gemeenschap van de kerk: "Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden."118 De wervingskracht van de christenen van de eerste eeuwen zat hem vooral in hun levensstijl. In het anonieme geschrift Ad Diogenes formuleert een niet-christen hoe tegen de christenen werd aangekeken: "Ze wonen in Griekse en niet-Griekse steden, al naar gelang aan ieder werd toebedeeld, en ze volgen de gewoonten van het land in kleding en voedsel en in ander dingen van het dagelijkse leven. Toch vertonen ze een wonderlijke en opmerkelijke levensstijl. Ze wonen in hun eigen land, maar als vreemdelingen. Ze delen in alles mee als burgers, maar hebben alles te lijden als vreemdelingen. Elk vreemd land is hun vaderland en elk land is hun vreemd.'119 Er is dus onder christenen een vreemd mengsel van culturele aanpassing en tegencultuur. Maar vooral de onderlinge liefde van christenen was opvallend voor heidenen: 'Zie, hoe de 114 Handelingen 2 Handelingen 13:1-4 116 Een term bedacht door Hans Eschbach 117 Een term van Stefan Paas 118 Handelingen 2: 46-47 119 Van de Beek 2012, p 14 115 31 christenen elkaar liefhebben. Hoe ze bereid zijn voor elkaar te sterven!'120 Hauerwas noemt de kerk om die reden 'contrastgemeenschap'. Je kunt als kerk op verschillende manieren met je missionaire opdracht omgaan. Geïnspireerd door de Wereldraad van Kerken zet de 'oecumenische beweging' vooral in op maatschappelijk relevantie. De kerk moet haar sociale kapitaal inzetten voor ' humanisering van de politiek, socialisering van de economie en ecologisch herstel'. Door hulp aan voedselbanken en asielzoekers, en inzet voor mensenrechten, etc. kan de kerk iets betekenen voor de samenleving en de opbouw van het Koninkrijk. De evangelische beweging is vanouds even missionair bevlogen, maar zet minder in op de sociale agenda en meer op de spirituele agenda. De kerk heeft de opdracht om mensen te redden door hen tot Christus te leiden. In beide gevallen kan dit missionaire werk gedaan worden door individuele kerkleden, zonder dat dit de kerkgemeenschap zelf perse hoeft te raken. De Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas gaat een stap verder. In zijn geschriften121 brengt hij naar voren dat de kerk er niet allereerst voor is om de wereld te verbeteren, maar om zelf iets te laten zien van de bedoeling van God. Hij pleit voor de kerk als een countercultural community, een contrastgemeenschap. De kerk bestaat niet uit helden, maar uit heiligen. Ze moet het aandurven haar eigen verhaal te vertellen, ook als dat geheel ingaat tegen de cultuur van de wereld, waarin autonomie, controle en geweld centraal staan. De kerk vertrouwt op God en leeft van genade en vergeving. Ze is voorsmaak van het Koninkrijk. Hauerwas is beïnvloed door de doperse kerkopvatting. Vanouds houden Dopers afstand tot de overheid (niet in het leger, geen overheidsdienst), omdat de morele standaarden van kerk en wereld te ver uiteen liggen. Hij pleit niet voor een sektarische ecclesiologie, want er is niets op tegen dat christenen zich bemoeien met de wereld, maar het uitgangspunt dient niet in de wereld te liggen, maar in de kerkgemeenschap zelf. Hiermee samenhangend pleit hij voor een christelijke deugdenethiek, die voortkomt uit het verhaal van God dat we uit de Bijbel kennen. Met deze ethiek moet de kerk zich niet bezighouden, ze ís ethiek. Ze is een oefengemeenschap, waar deugden geleerd worden, en dan niet uit een boekje, maar door voorbeelden, coaches, levende praktijken, inwijding. Juist als de kerk als contrastgemeenschap laat zien dat het anders kan, krijgt ze invloed op haar omgeving, meer dan een kerk die op allerlei manieren relevant probeert te zijn in de maatschappij (en op die manier verwatert). Want ze brengt de boodschap niet alleen, ze is de boodschap.122 Op deze manier laat Hauerwas zien hoe belangrijk de kerk is. Ze is bode én oefenplaats van Gods Koninkrijk en die twee hangen samen. Dit lijkt me van groot belang voor het zelfverstaan van de kerk. 2.3.6 Discipelschap Het bovenstaande weerspiegelt de opstelling van de kerk van de eerste eeuwen, vóór de Constantijnse omwenteling. Men was er niet op uit de samenleving te veranderen, maar vormde zelf een alternatieve samenleving. Niets voor niets staat deze opstelling in onze postchristelijke tijd weer terugkomt, nu de kerk haar machtspositie moet prijsgeven en als 120 Meiering 2004, p 289 Hauerwas 2010; hetzelfde is uitgewerkt in het boek van James C. Kennedy, Stad op een berg, 2010 122 Kennedy 2010, p 134 verkondigt dezelfde boodschap in zijn boek Stad op de berg, en verwijst naar bijbelse voorbeeldfiguren, zoals Esther en Daniël. Ze daagden de samenleving uit met hun counterculturele opstelling 121 32 minderheid functioneert. Stefan Paas typeert de postchristelijke kerk met de aanduidingen: vreemdelingen en priesters123. De kerk is een verstrooide minderheid, is 'ontbed' uit de haar omringende cultuur, met een priesterlijk taak. Dat wil zeggen: het is haar taak namens de wereld God te prijzen, en namens God de wereld te zegenen, dienend en getuigend.124 Nu de ons omringende wereld steeds meer losraakt van de christelijke cultuur zal de kerk zich dus extra moeten inspannen om de vreemde levensstijl van het evangelie te onderwijzen en te oefenen. Er is dan ook een sterke belangstelling in christelijk Nederland voor discipelschap. Jezus roept geen kerkgangers, maar volgelingen, houdt Sake Stoppel ons voor in zijn boekje Oefenruimte, gemeente en parochie als gemeenschap van leerlingen.125 Discipelen geloven niet alleen het geloof, ze leven het. In een kerk waar discipelschap centraal staat wordt niet alleen getroost, maar ook uitgedaagd. Wordt niet alleen gesproken over de praktijk van het christen zijn, maar ook geoefend. Zoals Jezus zijn discipelen onderwijs gaf door met hen te leven, te overleggen en het voor te doen, zo dient de kerk ook een gemeenschap te zijn van discipelen. Sake Stoppels geeft in zijn boek een schets van zo'n gemeente. Het moet voorbij zijn met de vrijblijvendheid. Durven wij in onze kerkgemeenschappen weer onder woorden te brengen wat wij van elkaar verwachten als christenen, niet alleen in de kerkgemeenschap, maar ook in het leven van alle dag? En bieden wij elkaar trajecten om dit aan te leren, te oefenen? Welke standaarden gebruiken we daarbij? Hij waarschuwt dat een kerk die niets kost ook niets waard is. Maar willen we dat wel? Tast dat onze vrijheid niet aan? In zijn boek Een cultuur van discipelschap (2011) pleit Mike Breen voor zogenaamde huddels, waarin kleine groepjes christenen onder leiding van een coach elkaar scherpen met als doel: navolging, discipelschap in het leven van alle dag. Daarin formuleert hij een aantal kernbegrippen (soort deugden) die discipelen moeten leren, zoals de leercirkel, het levensritme, gebed, etc. Het Evangelisch Werkverband experimenteert met gemeente groei groepen, triades en huddels die eenzelfde oefenruimte willen scheppen. Kleine groepen zijn daarvoor het meest geschikt vanwege de mogelijkheid om te reageren. Maar ook de meer traditionele kanalen van preek, catechese en pastoraat kunnen ieder op eigen wijze gebruikt worden om gelovigen te trainen in discipelschap. Ten diepste gaat het over transformatie. Is de kerk een plek waar mensen dezelfde blijven, of is het een transformerende gemeenschap126, een plek waar mensen uitgenodigd worden om te transformeren en te worden wie ze in Christus al zijn: een nieuwe schepping, kinderen van het licht. 2.3.7 Samenvatting en mogelijke consequenties De kerk heeft behalve een christologische en een pneumatologische ook een eschatologische dimensie. Ze is een richtingwijzer die vooruitwijst naar de nieuwe 123 Stefan Paas, 2015, p 39-123 neemt afstand van kerkopvattingen die terugwillen naar de tijd dat de kerk nog machtig en invloed had in de samenleving. De kerk is een verstrooide minderheid en is ontbed uit de haar omringende cultuur. 124 Stefan Paas 2015, p 190-195 125 126 Stoppels 2013 Een prachtig boekje daarover is van de hand van de Anglicaan: Steven Croft, Transforming Communities, 2002 33 schepping, en is ook zelf al nieuwe schepping. Ze is voorhoede van het Rijk van Christus. Dit geeft de kerk een geweldige missionaire dynamiek, niet alleen in die zin dat ze bereid is haar comfortzone te verlaten en midden in de wereld getuige te zijn van Christus en zijn Rijk, maar ook door als kerkgemeenschap te oefenen in een levensstijl die past bij het nieuwe dat komen gaat. Dit kan overigens alleen in de gestalte van het kruis (zie hoofdstuk 2.1) en in de kracht van de Geest (hoofdstuk 2.2) Mogelijke consequenties: Dit vraagt nogal wat van de kerk. In een oefengemeenschap ben je bereid om 'vreemden' te laten delen in je geloof en met hen je levensstijl te bespreken en te oefenen. Je leven in de wereld (werk, familie, buurt, maatschappij) is niet meer neutraal, je bent waar je ook bent een getuige (of een antigetuige) van Christus geworden. Je beschikt niet meer autonoom over eigen leven, je bent 'onteigend' door Christus.127 De kerk als voorhoede van het Koninkrijk brengt risico's met zich mee. Het kan leiden tot wetticisme (dé christelijke levensstijl wordt in beton gegoten), triomfalisme (kijk ons eens) en uitsluitsel (als jij dit niet wilt, hoor je er niet bij) en sektarisme. Het zogenaamde 'eschatologisch voorbehoud' moet daarom streng en blijmoedig in acht genomen worden. Vernieuwingsbewegingen zijn vaak gevoelig voor hypes en zoeken eenzijdige oplossingen. Eerst gooien ze alles op missie en discipelschap (3), dan moet de Heilige Geest het doen (2), en weer later draait het allemaal om genade (1). Hypes maken een kerk ziek. Kijk eens naar de overzichten hieronder waarin de modellen zijn samengevat. In welk deelmodel voel jij je het meeste thuis? Is er eenzijdigheid/ balans in jouw kerk? KERK KRING RONDOM JEZUS 1. HUIS VAN GENADE 2.WOONPLAATS 3. VOORHOEDE VAN VAN DE GEEST HET KONINKRIJK Dimensie essentie basis christologisch bezieling pneumatologisch beweging eschatologisch Christus Gelovigen roept komen ledematen kring roeping priesterschap aller gelovigen verlost verootmoedigen zich kinderen van God kruis rechtvaardiging geloof vervult ontvangen discipelen duif / vuur /adem vergoddelijking liefde zendt zijn beschikbaar apostelen=gezondenen staf heiliging hoop eenheid verantwoordelijkheid rust afhankelijkheid vreugde bewogenheid kracht strijd/ lijden Eredienst, kleine groep Doop biecht Maaltijd gebed en lied Ziekenzalving wij zelf Handelingen 2:41-42 Matteüs 11:28 1 Korintiërs 3:16 Matteüs 28:18-20 Symbool Dogmatisch Deugd Beleving Heilsmiddelen Woord Teksten 127 Matteüs 10:39 34 de kerk als: KRING RONDOM JEZUS HUIS VAN GENADE (basis) WOONPLAATS VD GEEST (bezieling) Fundament is Christus Kruis Thuiskomen, rust Vergeving, genezing, bevrijding Nederigheid Het Woord Doop Matteüs 11:28; 16:15-18 Handelingen 2: 47 Tempel van de Geest Vuur en wind Aanwezigheid, heilige grond Bewogenheid en bevlogenheid Vreugde Gebed, zingen, Gaven van de Geest Vruchten van de Geest Avondmaal 1 Korintiërs 3:16 Handelingen 2:1-8, 1Korintiërs 12 VOORHOEDE VAN GODS KONINKRIJK (beweging) Ga dus op weg... Zending en getuigenis Diaconaat en presentie liefde voor de wereld Verlangen en hoop Oefenruimte Strijd en lijden Ziekenzalving Matteüs 28:18-20 Handelingen 1:8 en 4:32-37 35 3 | EEN STRUCTUUR DIE BEWEGING TOELAAT Over het ambt en een charismatische gemeentestructuur Saul gaf David zijn eigen uitrusting en hielp hem die aan te doen: een bronzen helm voor op zijn hoofd en een borstkuras. Ten slotte gordde David het zwaard om en probeerde een paar passen te lopen (...) 'Ik kan hier niet mee lopen,' zei hij tegen Saul. En hij deed de uitrusting weer af. Hij pakte zijn stok, zocht vijf ronde stenen uit de rivierbedding en stopte die in zijn herderstas. Toen liep hij op de Filistijn af, zijn slinger in de hand. 1 Samuël 17: 38-40 We hebben tot nu toe gesproken over de identiteit van de kerk. Wat is de kerk in essentie en wat zijn haar voornaamste dimensies of aspecten? Het is belangrijk om die scherp te krijgen. Pas als je weet wie je bent weet je ook wat je moet doen. Over dat laatste gaan de volgende twee hoofdstukken. Over de structuur van de gemeente, en dan vooral over het ambt (hoofdstuk 3). En over de grenzen van de kerk (hoofdstuk 4). We gaan dus van het hart naar de handen van de kerk. Wil een beweging iets kunnen uitrichten, dan is er organisatie nodig. In het hierboven genoemde bijbelcitaat zien we David daarmee worstelen. Hij staat klaar om de strijd aan te gaan met Goliath, maar merkt dat de wapenuitrusting van het verleden - van Saul - hem niet past. Hij voelt zich er onvrij in. Hij besluit zich ervan te ontdoen en gebruik te maken van wat bij hem past als herder. Hoe zit dat met de ambtsstructuur van de PKN? Past die nog wel bij de nieuwe - postchristelijke - missionaire context van vandaag? 3.1 De kerk als beweging In zijn boek Centrum Kerk schrijft Tim Keller over de kerk als beweging.128 Hij constateert dat kerken die werken als een beweging grote voordelen met zich meebrengen. Ze kennen een dynamiek waardoor er bijna als vanzelf bekeerlingen, ideeën en leiders worden geboren. De kerk plant zichzelf voort en groeit. Er vindt een soort spontane zelfontbranding plaats. Dit besef en dit verlangen leeft breed in kerkelijk Nederland: de kerk moet zich van haar institutionele ballast bevrijden en weer een beweging worden. Dit verlangen komt bijvoorbeeld sterk naar voren in de recent uitgebracht PKN nota Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg.129 Toch beweert Keller niet dat bewegingen goed en instituten slecht zijn. Want ook een beweging heeft structuur nodig. Een instituut heeft als eigenschap dat het naar vaste gedragspatronen, beleid en regels streeft. Een beweging heeft 'instituut' nodig om niet te verdampen; een instituut heeft beweging nodig om niet te verstarren. Er is dus evenwicht nodig. Of een hervonden evenwicht, zoals we dat zien bij David. Hij legt oude structuren af en zoekt nieuwe die passen bij hem, de situatie én zijn roeping. Een beweging heeft volgens Keller - ten opzichte van een instituut - vier karakteristieken: 128 Keller 2014, hoofdstuk 27 129 In deze opmerkelijke nota doet de kerkleiding voorstellen om de organisatie van de Protestantse Kerk in Nederland vergaand te vereenvoudigen om zo ruimte te maken voor de inhoud, met als motto back tot the basics. Hoe die inhoud eruit moet zien blijft echter tamelijk vaag. 36 Een aanstekelijke en aantrekkelijke visie ↔ regels en procedures Toegewijde offerbereidheid van aanhangers ↔ professionals, werkuren en beloningen Flexibiliteit t.a.v. andere organisaties en personen ↔ juiste en bevoegde personen Groei van binnenuit, zowel in ideeën als leiders ↔ traditie, diploma's en ervaring 3.2 De vroege kerk als gestructureerde beweging De vroege kerk had onmiskenbaar de kenmerken van een beweging, een snel groeiende beweging. Maar ook is duidelijk dat er al spoedig behoefte ontstond aan institutionele kaders. Zonder in details te vervallen trek ik enkele lijnen. In Handelingen zien we dat in de nieuw ontstane gemeenschap rondom Christus maximale ruimte is voor de leden om te participeren in de huisgemeenten rondom de maaltijden, de gebeden en het onderlinge dienstbetoon.130 Maar er is ook leiding. Allereerst vanuit de twaalf apostelen, die een soort raad vormen, en zich vooral bezighouden met het onderwijs, het gebed en de verkondiging.131 Bij problemen en conflicten worden er oplossingen gezocht die passen bij de situatie, maar die ook getuigen van visie. Zo wordt bijvoorbeeld in Handelingen 6:1-7 het leiderschap uitgebreid met een zevenkoppig team dat het lek in de armenondersteuning moet dichten. Het is interessant en leerzaam om te kijken hoe men dit aanpakt: Het probleem wordt gesignaleerd en erkend (verzen 1-2) De gemeentevergadering wordt samengeroepen (2) De rol van huidige leiding is helder, zij kunnen het probleem niet oplossen (2 en 4) Er worden nieuwe leiders aangewezen die wijs, representatief en Geestvervuld moeten zijn (3 en 5) Ze worden ingewijd/ geordineerd, onder gebed en handoplegging (6) Steeds opnieuw wordt de structuur aangepast en bijgesteld. De twaalf apostelen raken meer op de achtergrond met uitzondering van Petrus. Nieuwe mensen treden naar voren, zoals Jacobus, de broer van Jezus, die een vooraanstaande rol vervult.132 Opeens wordt er gesproken over apostelen én oudsten (presbuteroi) in de gemeente te Jeruzalem.133 Niet alleen in Jeruzalem komt de leiding te rusten bij oudsten, maar ook in nieuw gestichte kerken,134 bij het zogenaamde presbuterion, de raad van oudsten.135 Zelfs de apostelen Petrus en Johannes noemen zich soms 'oudsten'. Blijkbaar neemt men steeds meer de bestuursorganisatie over die gangbaar was in Joodse gemeenschappen zoals synagogen, dorpen en steden. In het Sanhedrin bijvoorbeeld hadden naast priesters oudsten zitting. Oudsten kregen dus de taak om in de huiskerken (geestelijk) leiding te geven. Onder de oudsten lijkt zich een zekere differentiëring te hebben voorgedaan: 'De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht', lezen we in 1Timoteüs 5:17. Mogelijk heeft dit geleid tot twee soorten oudsten: bestuurders en leraren. 130 Handelingen 2:42-47; 4:23-5:16; Handelingen 2:42; 6:4 132 Handelingen 12:17; 15:13, 12:15; zie ook 11:30 133 Handelingen 11:30; 15:2.6.22.23; 16:4; 21:18 134 Handelingen 14:23; 20:17. Zie ook 1Tim 5:17.19; Titus 1:5; Jacobus 5:6; 1Petrus 5:1 en 5:5; 1Johannes 1:1 135 1Timoteüs 4:14 131 37 De gereformeerde traditie heeft uit deze laatste tekst twee ambten afgeleid: het ambt van ouderling (leiding geven) en van dienaar des Woords (prediking en onderricht). De vroege kerk heeft echter aansluiting gezocht bij een andere differentiëring. Soms worden oudsten namelijk opzieners genoemd, episcopoi136, een toespitsing op de herderlijke verantwoordelijkheid. Van daaruit is het eenhoofdige leiderschap gegroeid: de bisschop, met onder hem de priester. De presbuteros, oudste, verdwijnt vanaf de tweede eeuw en wordt omgedoopt tot hie’reus, priester, men kreeg kennelijk een voorkeur voor de oudtestamentische sacrale term priester. Deze lijn zien we doorgetrokken in de Roomskatholieke traditie. Naast oudsten worden er in het NT ook diakonoi genoemd. Meestal duidt dit woord op een algemene typering (dienaar), maar soms ook op een functie: diaken.137 De taak van de diaken is niet duidelijk. Vermoedelijk waren het assistenten, hulpkrachten voor allerlei taken. Zo ontstond er naast de bisschop en de priester de diaken. Dit was het laagste ambt, een opstap tot priester. In de gereformeerde traditie werden de diakenen gelijkgesteld aan de andere ambtsdragers en kregen de taak van de armenzorg toebedeeld.138 Naast deze 'ambtsdragers' die vooral plaatselijk en regionaal actief waren, ging er tot het jaar 70 (de vernietiging van Jeruzalem) ook een duidelijk sturende rol uit van de apostelen in Jeruzalem. Zo gingen Petrus en Johannes poolshoogte nemen in Samaria toen daar voor het eerst het evangelie werd gebracht.139 Barnabas werd door de gemeente van Jeruzalem naar Antiochië gestuurd om te beoordelen of de toetreding van niet-joodse bekeerlingen wel toegestaan moest worden.140 De apostelen en oudsten van Jeruzalem werden geconsulteerd bij onenigheid, denk aan de prangende vraag of niet-joodse christenen zich moesten houden aan de joodse wetten.141 Meerdere malen legt Paulus in Jeruzalem verantwoording af van zijn zendingsarbeid.142 We zien dat de apostelen in de begintijd van de kerk de verantwoordelijkheid droegen voor de eenheid en de koers van de kerk als geheel. Deze sturende rol van de gemeente van Jeruzalem neemt niet weg dat de plaatselijke gemeente een grote vrijheid had om naar eigen wijsheid te handelen. 3.3 Institutionalisering Toen de generatie van de apostelen (inclusief Paulus en Jacobus) uitstierf, verdween daarmee ook een belangrijke gezagsdrager. Bovendien werd Jeruzalem in het jaar70 na Christus door de Romeinen met de grond gelijk gemaakt en verdween de gemeente aldaar. Wie vulde dat gezagsvacuüm op? In feite zijn dat de bisschoppen. Ignatius van Antiochië (marteldood in Rome, plusminus 115) wordt beschouwd als de eerste bisschop. Aanvankelijk gaf de bisschop (de episcopos) geestelijk leiding aan de (huis)kerk of aan een aantal huiskerken in een stad of dorp. Hij was de primus inter pares in het presbyterium, de raad van oudsten. Later werden bisschoppen regionale kerkleiders, die de priesters in de regio aanstelden en inzegenden. Een verschuiving dus van een presbyteriaal naar een meer episcopaal systeem. Dit gebeurde niet zonder reden. Er was niet alleen leiderschap nodig na 136 Handelingen 20:17 en 28; 1Timoteüs 3:1; Filippenzen 1:1 3:8-12 138 Geïnspireerd door Handelingen 6:1-7 1371Timoteüs 139 Handelingen 8:14-25 Handelingen 11: 22-30 141 Handelingen 15 142 Handelingen 9:26-30; 18:22; 21:18-25 140 38 het wegvallen van de apostelen, er moest ook weerstand geboden worden aan allerlei ketterse aanvallen van binnenuit en van buitenaf. Maar dit bracht wel met zich mee dat de invloed van de gemeenschap afnam. Het ambt nam allerlei bevoegdheden in zich op en professionaliseerde. Deze institutionalisering nam nog verder toe door de schaalvergroting van de kerk toen keizer Constantijn zich bekeerde in 313 en de kerk in 380 staatskerk werd. Ik neem een grote stap. Luther heeft geprobeerd de kerk weer terug te geven aan de gelovigen, en er een geloofsbeweging van te maken. Hij verdedigde het 'priesterschap aller gelovigen'.143 Niets en niemand mag volgens hem instaan tussen Christus en de gelovige! Zo kwam er meer ruimte voor beweging van onderaf. Toch kun je je afvragen of dit priesterschap aller gelovigen echt doorgewerkt heeft in de structuur en de instituties van de Lutherse kerk. De Lutherse kerk kent maar een ambt, dat van Pfarrer. Calvijn ging verder. Hij herstelde het presbyterium, de raad van oudsten, bestaande uit drie gelijkwaardige ambten: dienaar des Woords, ouderling en diaken. Daarnaast noemde hij ook nog het ambt van doctor (lees theologieprofessor). Maar in feite krijgt ook in het Calvinisme de predikant een centrale positie in de gemeente. Zonder de predikant kan een gemeente haar kerntaken niet uitoefenen: onderwijs, verkondiging, sacramentsbediening, zegen. Zo is het nog steeds. Een PKN gemeente kan niet zelfstandig bestaan zonder een professional, een betaalde predikant. Dat betekent in onze tijd dat het bijna onmogelijk is om nieuwe gemeentes te stichten of kleine kerken te handhaven. Om gemeente te zijn is er jaarlijks toch wel gauw een halve ton aan inkomsten nodig. Daar lopen we vandaag tegenop. De ambtstheologie lijkt een hindernis te vormen in het snel veranderde kerkelijke landschap. In zijn ecclesiologie kraakt Ouweneel op dit punt stevige noten.144 Hij pleit ervoor terug te keren naar het meervoudig presbyterium van de vroege kerk. Mogelijk kan een van de oudsten aangesteld worden als primus inter pares, vindt hij, maar het is naar zijn mening onbestaanbaar dat één ambtsdrager (de predikant) als enige het Woord verkondigt, de zegen uitspreekt, de handoplegging verricht en de sacramenten bedient en het ambt levenslang behoudt. De predikant heeft in de loop der tijd steeds meer, net als de Roomskatholieke clerus, de rol gekregen van bemiddelaar van Gods genade, is zijn conclusie. Ouweneel wijst er voorts op dat Jezus al schande sprak van geestelijke leiders die 'ervan houden zich door de mensen rabbi te laten noemen [dwz. pastor, dominee=heer/meester, voorganger, reverend, Pfarrer], want één is uw meester, en u bent allen broeders.'145 Ouweneel ontkent niet dat er leiders onder leiders nodig kunnen zijn, maar hij meent dat deze positie niet geïnstitutionaliseerd mag worden, maar afhankelijk moet zijn van respect en erkenning. Niet alleen in traditionele kerken is dit trouwens een probleem, voegt hij toe, ook in evangelische en pinkstergemeentes loert het gevaar van de alleenheerschappij van 'gezalfde' leiders. 3.4 Ambt in discussie In het onlangs uitgekomen rapport Ambt in discussie,146 is een poging gedaan de onduidelijkheden rondom het ambt te bespreken. In deze notitie sluit men aan bij de 143 1Petrus 2: 5: vorm een priesterschap om geestelijke offers te brengen Ouweneel 2010, p 169, 272v 145 Matteüs 23:7-11 146 uitgekomen in november 2013, via de website van de PKN te downloaden. 144 39 kerkorde van de PKN, artikel V: 'Om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren is van Christuswege het openbare ambt van Woord en Sacrament gegeven.' In het rapport wordt uitgelegd wat het openbare ambt van Woord en Sacrament inhoudt: 'Deze dienst vormt de kern van het ambt. Deze dienst brengt het meest expliciet God en zijn heil in de gemeente in. Het Woord is de verkondiging van het evangelie, vooral door de uitleg van de Schrift. De sacramenten worden bediend in doop en heilig avondmaal. In de praktijk is de vertolking van het Woord en bediening van de sacramenten opgedragen aan de dienaren van het Woord, de predikanten. Zij worden hierin bijgestaan door de andere leden van de kerkenraad.' Het rapport worstelt met de ambtstheologie. Er is een gebrek aan ambtsdragers. De functie is onduidelijk. De verlegenheid neemt toe. Maar de oplossing wordt vooral gezocht in het opnieuw uitleggen hoe het zit. Geen kritische bezinning. Zou het kunnen dat het ambt wordt leeggezogen door de dominante positie van de dienaar des Woords? De predikant houdt zich exclusief, als professional, bezig met het hart van de kerk, de verkondiging van het Woord en de bediening van de sacramenten. Zij worden hierin bijgestaan door de ouderlingen en diakenen. Dat klinkt vaag. Ze hebben taken op organisatorisch en pastoraal gebied, maar kijken we naar de kern van het ambt (het ambt van Woord en Sacrament, zoals 'Ambt in discussie' het noemt) dan staan ze in feite buiten spel. Voorts kun je je afvragen welke kerkvisie het ambt van Woord en Sacrament veronderstelt. In hoofdstuk 1 hebben we gezien dat in de traditionele kerkvisie de kerk vooral beschouwd wordt als een moeder, een opvoeder. Daarbij is de priester en/of de dominee degene die de leden van de gemeente het voedsel toedient. De gemeente is ontvanger. Maar stel nu dat wij de kerk allereerst zouden willen typeren als gezin, als gemeenschap, als kring rondom Jezus, past deze ambtsopvatting daar dan nog wel bij? 3.5 De charismata en ambt Paulus benadrukt in Romeinen 12 en 1 Korintiërs 12-14 het gemeenschapsaspect van de kerk. Hij wijst op de charismata, de talrijke genadegaven of geestelijke gaven die de leden van de gemeente ontvangen hebben. In een kerk als charismatische gemeenschap staat voorop dat ieder lid van het lichaam van de gemeente door de Geest is begiftigd met talenten en gaven.147 Juist het feit dat niemand alles heeft en alles kan, maakt dat de gemeente alleen kan functioneren als een lichaam. Maar dan zal iedereen zijn gaven moeten inzetten, om zo een aanvulling te zijn op de gebreken van een ander. Maar als de gemeente een charismatische gemeenschap is, is er dan nog wel plaats voor het ambt en voor bijzondere bevoegdheden? Het is opvallend dat Paulus in 1 Korintiërs 12 alle lichaamsdelen van het lichaam (de kerk) gelijkwaardig acht, ook in hun begaafdheid, maar er enkele uitlicht: 'God heeft in de gemeente aan allerlei mensen een plaats gegeven: ten eerste aan apostelen, ten tweede aan profeten en ten derde aan leraren' (vers 28). In Efeziërs 2:20 noemt hij 'apostelen en profeten' zelfs de fundamenten van het huis(gezin) van de kerk. Blijkbaar is er volgens Paulus wel degelijk plaats voor ambtsdragers en bijzondere bevoegdheden in een charismatische kerkgemeenschap. 147 Hij werkt dit uit 1Korintiërs 12-14; Romeinen 12: 6-8 40 Maar wat is dan hun taak? De PKN kerkorde spreekt terecht over het bepalen van de gemeente bij het heil en bij haar roeping in de wereld. Paulus zet dit in 1Korintiërs 12 en Efeziërs 4 in een breder perspectief en werkt het op drie manieren uit: a) Ambtsdragers komen uit de gemeente voort. In 1Korintiërs 12 beschrijft Paulus de gemeente als een door Gods Geest vervulde gemeenschap waarin ieder lid met charismata begiftigd is. Zelfs de zogenaamde zwaksten zijn daarin van het grootste belang. Enkele charismata zijn geschikt voor de functie van ambtsdrager. De ambtsdrager staat dus niet tegenover de gemeente maar is een van haar en komt eruit voort. Geen kunstmatige scheidslijnen dus tussen geestelijken en leken, gewone gemeenteleden en professionals. b) Ambtsdragers hebben zelf specifieke charismata ontvangen. Ze zijn apostelen, profeten en leraren, lezen we in 1 Korintiërs 12:28. Efeziërs 4:11 vult nog aan: herders en evangelisten.148 Paulus vond het blijkbaar belangrijk om de gemeente bij het heil van Christus te laten bepalen door gemeenteleden in wie de Geest krachtig werkzaam is en wel op verschillende geestelijke gebieden. Hoe doen wij dat als wij ambtsdragers zoeken? Kijken wij naar dit soort charismata of vooral naar beschikbaarheid en bestuurlijke ervaring? c) Ambtsdragers rusten de gemeente toe. Paulus omschrijft hun taak als volgt: het 'toerusten van de heiligen voor het werk in dienst van Christus'.149 Even later noemt hij de ambtsdragers 'de gewrichtsbanden' (Grieks: haphe) in het lichaam van de kerk. Met dat laatste worden de pezen bedoeld, waarmee de lichaamsdelen niet alleen bijeen gehouden worden, maar ook gevoed, zoals men in de oudheid meende.150 Dat is dus een belangrijke taak van de ambtsdragers: gemeenteleden helpen om hun gaven te ontdekken, te gebruiken en meer te gaan lijken op Christus. Zo vormen ze samen zijn lichaam. Ambtsdragers zijn dus niet alleen verkondigers, bidders en bestuurders, maar ook toerusters, begeleiders, dirigenten. In feite schetst Paulus een charismatische ambtsstructuur, waarbij de leden van de gemeente maximaal betrokken worden. Het is de bedoeling dat de presentie van Jezus Christus (de Heilige Geest) steeds duidelijker voelbaar wordt in de gemeente als geheel, en gestalte krijgt in hun gaven. De ambtsdrager komt uit de gemeente voort en lijkt op een dirigent, die niet alleen zelf muziek maakt, maar: 1. Hij is verantwoordelijk voor de partituur, want er mag geen andere muziek klinken dan de muziek van Jezus Christus. 2. Hij ondersteunt andere muzikanten en zet ze in hun kracht (hun gave). 3. Hij verbindt de delen tot een geheel, de losse klanken worden verenigd tot een samenspel, en dit is de veelkleurige eenheid van Christus. Dat is dienend leiderschap. Er is wel gesuggereerd dat de charismatische structuur van de gemeente alleen in de allervroegste periode van de kerk aanwezig was, en dat die reeds in de pastorale brieven ingewisseld zou zijn voor een meer formele ambtelijke structuur, maar dat is de vraag. Ook in de brieven aan Timoteüs horen ambt en charisma onlosmakelijk bij elkaar151. 148 In vrije kerken is de leer van de 'vijfvoudige bediening' populair. Daarin wordt gesteld dat in Efeziers 4:11 de vijf basis-charismata genoemd worden. Het zijn soort kapstokken, waar andere geestelijke gaven ondergebracht kunnen worden. In een ideale kerkenraad zouden deze vijf gaven aanwezig moeten zijn. Een interessante en bruikbare theorie, maar of je dit allemaal kunt afleiden uit een enkele tekst? 149 Efeziërs 4: 12 150 Efeziërs 4:12 en 16, zie Versteeg 1985, p 24-26 151 Versteeg 1985 p.42 41 3.6 Geschiktheid en waardigheid van het ambt De ambtsdrager is dus niet alleen een muzikant, maar ook een dirigent. Niet iedereen is geschikt voor deze taak. Daarvoor is een bijzondere combinatie van gaven nodig en bovendien roeping. We zien in de bijbel dan ook veel aandacht voor de geschiktheid van ambtsdragers. Jezus zelf heeft in een periode van drie jaren zijn discipelen opgeleid tot apostelen. Op hun beurt besteden de apostelen veel aandacht aan de keuze van de zeven nieuwe ambtsdragers die genoemd worden in Handelingen 6.152 Het is opvallend hoeveel aandacht Paulus besteedt aan de geschiktheid van ambtsdragers in zijn eerste brief aan Timoteüs, vooral de hoofdstukken 3 en 5. Bij geschiktheid van ambtsdragers komen in het Nieuwe Testament de volgende vragen aan de orde: a. Zijn ze vol van de Heilige Geest? Kun je merken dat God door hen heen werkt? Zijn ze in hun geloof volwassen? En is dat ook zichtbaar in de bij het ambt passende charismata zoals bijvoorbeeld apostelschap, leraarschap, evangelisatie, profetie en herderschap?153 b. Leven zij hun geloof? Met andere woorden: zijn ze onberispelijk?154 c. Beschikken ze over wijsheid? Kun je dat ook zien aan de manier waarop zij hun eigen 'gezinnen' runnen?155 d. Is hun gezag onbetwist? Worden zij erkend in de gemeente en hebben ze een goede reputatie in de buitenwereld?156 e. Is hun leiderschap dienend en stimulerend, zodat de aandacht niet gericht is op hen zelf, maar op Christus en zijn gemeente in al haar delen.157 Welke ambtsdrager kan daaraan voldoen? Vind je nog wel ambtsdragers als je de nadruk legt op geschiktheid? En zullen de weinigen die er misschien aan voldoen nog wel te vervangen zijn? En hoe zit het op dit punt met onze predikanten? Maar stel dat we het omdraaien. We stel geen eisen meer aan onze ambtsdragers en nemen genoegen met iemand die tijd heeft en zich beschikbaar stelt. Wordt het ambt daardoor aantrekkelijker? Het ambt verliest juist aan waardigheid en heiligheid als wij de band verbreken tussen ambt en charisma. En dan is er nog een vraag. Calvijn heeft sterk ingezet op de gelijkwaardigheid van de ambten. Hoe kan het dat de eisen van geschiktheid voor predikant steeds verder afliggen van de eisen die er gesteld worden aan ouderlingen en diakenen? En hoe kan het dat het ambt van de ouderling en de diaken tijdelijk is (vier jaar, maximaal twaalf), terwijl het ambt van de dienaar des Woords levenslang is, net als die van een priester? 3.7 Samenvatting, conclusies en perspectieven Als wij uitgaan van de kerk als kring van gelovigen rondom Jezus, dan past daarbij een charismatische gemeentestructuur. Daarbij worden de charismata in de gemeente erkend en ingezet. Daarbij past een lichte en wendbare ambtelijke structuur, waarbij er oog is voor de kerk als beweging. Ambtsdragers vormen de noodzakelijke leiding van de gemeente. Deze leiding is dienend en lijkt op die van een dirigent. Ze waakt voor de partituur (het evangelie). 152 Zie hoofdstuk 3.2 153 Handelingen 6:3; 1Timoteüs3:6 154 1Timoteüs 3:2-3 155 Handelingen 6:3; 1Timoteüs 3:5 156 Handelingen 6:3; 1Timoteüs 3:7 157 1Korintiërs 12, Efeziërs 4:11- 16, zie Versteeg 1985, p 24-26 42 Ze zet de gemeenteleden in hun kracht (de charismata). Ze zorgt voor samenhang en eenheid. Wil het ambt functioneren, dan zal niet alleen gekeken moeten worden naar beschikbaarheid en deskundigheid, maar allereerst naar geschiktheid, waarbij niet alleen de 'volheid' van Geest leidend is, maar ook wijsheid en dienstbaarheid. In een kerk met een charismatische gemeentestructuur zal opnieuw gekeken moeten worden naar de bevoegdheden van de ambtsdragers en vooral naar die van de predikant, aan wie een groot aantal bevoegdheden exclusief zijn toebedeeld. Dit laatste is niet zonder reden gebeurd (kwaliteit), maar kan belemmerend zijn voor de opbloei van andere ambten, het voortbestaan van kleine gemeenten en het planten van nieuwe gemeenten. Ik heb geprobeerd wat richting te wijzen in deze gevoelige en complexe kwestie. Om een en ander wat concreter te maken, noem ik een aantal perspectieven in de vorm van vragen en stellingen. Het ambt zal waardiger en aantrekkelijker worden als er bij het zoeken van ambtsdragers gebruik gemaakt wordt van een charismatisch ambtsdragersprofiel. Een presbyterium, op die manier samengesteld, hoeft niet perse groot te zijn. In de vroege kerk werden belangrijke bevoegdheden zoals verkondiging en sacramentsbediening toevertrouwd aan het presbyterium als geheel. Het zou de waardigheid van het ambt ten goede komen als de kerkenraad deze bevoegdheden zou terugkrijgen - onder voorwaarden. Waarom zouden bijvoorbeeld de sacramenten niet kunnen worden bediend door een ouderling met de daarvoor benodigde geestelijke gaven en vaardigheden? Ook kleine kerken en kerken in missionaire situaties hebben op dit gebied ruimte en bevoegdheden nodig om voluit kerk te kunnen zijn. Uiteraard onder voorwaarden, zoals toezicht, opleiding, tijdelijkheid, etc. Het is te overwegen een apostolisch ambt in te stellen in de PKN, met de nadruk op geestelijk gezag, naar het voorbeeld van de kerk van de eerste eeuw. Maar noem het liever geen bisschopsambt. Het ambt is naar zijn aard charismatisch en gebonden aan kerk, plaats en tijd. Daarom is de vanzelfsprekende levenslange ambtstermijn van de predikant een tegenspraak in zichzelf en in tegenspraak met de gelijkwaardigheid van de ambten. 43 4 | DE GRENZEN VAN DE KERK Petrus zei daarop tegen hem: ‘Misschien zal iedereen u afvallen, ik nooit!’ Jezus antwoordde hem: ‘Ik verzeker je: deze nacht zul je, nog voor de haan gekraaid heeft, mij driemaal verloochenen.’ Petrus zei: ‘Al zou ik met u moeten sterven, verloochenen zal ik u nooit.’ Alle andere leerlingen vielen hem daarin bij. Matteüs 26: 33-25 Er is nog een belangrijke en oude ecclesiologische vraag, die ik wil aanstippen: Wie behoort tot de kerk? Waar liggen haar grenzen? Hoe zuiver kan een kerk zijn? Hoort een Judas wel aan de tafel van de Heer? En hoe zit het dan met Petrus? Ecclesiola in ecclesia In zijn boek Vijf broden en twee vissen onderscheidt A. Noordegraaf op een heldere manier drie uiteenlopende ecclesiologische modellen.158 1. De Christusbelijdende volkskerk. Dit model - populair na de tweede wereldoorlog - gaat ervan uit dat Nederland vanouds een gedoopte natie, hoewel het geloof bij velen verwaterd of verdwenen is. Juist daarom moet de kerk zich weer bewust worden van haar missionaire taak - men noemt het apostolaat - om het Nederlandse volkleven opnieuw te kerstenen. Als middel denkt men vooral aan het profetisch ambtelijk getuigenis, lees: preek, kanselboodschappen, kritische rapporten, evangelisatie. 2. De dienende kerk voor anderen. Dit 'oecumenische' model treedt vanaf de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw op de voorgrond. Het gaat niet allereerst om de kerk, maar om het koninkrijk van God, dat wil zeggen, een humanere en rechtvaardiger wereld, waarin de mensen mondig worden. De kerk is instrument voor dat doel. De geloofsrelatie met God kan in dit model op de achtergrond raken. 3. De kerk als getuigende gemeenschap. Vanuit evangelische en piëtistische kring heeft men aandacht voor de kerk als getuigende gemeenschap van herboren en gelovige christenen. De individuele geloofsrelatie met God staat centraal. Er is kritiek op de volkskerk met haar overmaat aan 'gewoontechristenen'. De kerk mag geen 'service instituut' zijn, dat de plurale religieuze en niet-religieuze behoeften van mensen vervult, maar een gemeenschap waarin Christus centraal staat. Hij is de norm, Hij verdient navolging. Andere kenmerken: charismatische gemeenteopbouw; gemeentestichting; nadruk op de gemeenschap, minder op het instituut. Wat ik tot nu toe geschreven heb ligt het dichtst bij model 3. Nu ligt er bij model 3 een ernstig probleem, constateert Noordergraaf. Hij beschrijft de situatie van een evangelische 158 Noordegraaf 1998, p 96-155 44 gelovige die aangesloten is bij een plurale volkskerk en in zich daar op den duur niet meer thuis voelt. Hij mist de blijdschap van het evangelie en de toewijding aan Christus. Hij of zij kan twee dingen doen. a. Overstappen naar een 'zuivere kerk', waar het orthodoxe of evangelische geloof beleden wordt. b. Binnen de kerk blijven om die van binnenuit te vernieuwen. Dit is de positie waar veel protestants-evangelische christenen mee worstelen. Hoewel Noordegraaf sympathiseert met dit derde kerkmodel ziet hij een ernstig probleem voor hen die de kerk vanuit dit model willen vernieuwen. Ze lopen het gevaar te komen tot een 'kerkje in de kerk' (ecclesiola in ecclesia). Ze zoeken gelijkgezinden en komen met elkaar samen in huiskringen of gebedskringen. Ze bestoken de kerkenraad met vragen en wensen. Dit loopt volgens hem uit op een tweedeling in de kerk. Hij stelt de vraag of men vanuit dit model werkelijk geïnteresseerd is in het herstel van heel de kerk. Slaagt men erin de doperse verleiding van de zuivere gemeente te weerstaan.159 Ik denk dat dit een reële vraag is. Diezelfde vraag speelt ook een rol bij de discussie rondom de Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas. Hij pleit voor een meer doperse ecclesiologie, die streeft naar de doorvoering van een radicaal christelijke levensstijl in de kerk. De gemeente moet, zoals hij zegt, een 'contrastgemeenschap' zijn. Maar is er dan nog wel ruimte voor christenen die daar niet of nog niet voor voelen? Hoeveel ruimte mag er in de kerk zijn? Donatisten In de vierde eeuw speelde een dergelijk dilemma. De beruchte Romeinse keizer Diocletianus had in 303 het bevel uitgevaardigd om christelijke boeken te verbranden en kerken af te breken. Sommige christenen gaven gehoor aan het bevel, overhandigden160 hun boeken aan de overheid om te worden verbrand en verzaakten hun geloof. Toen echter de vervolgingen voorbij waren, wilden enkelen weer terugkeren naar de kerk. Onder boetedoening werd hen toegestaan terug te keren in de moederschoot van de kerk. Een van hen werd zelfs tot bisschop gewijd, hetgeen woede en verontwaardiging opwekte bij hen die wel hadden standgehouden. Moest de kerk - en vooral de ambten - niet zuiver gehouden worden, heilig? De zogenaamde donatisten dreigden zich om die reden van de kerk af te scheiden. Een dilemma. Augustinus heeft geprobeerd een antwoord te vinden op deze vragen. De kerk is volgens hem een corpus permixtum, een 'gemengd lichaam'. We moeten niet denken dat er alleen heiligen in de kerk zijn. Begin dus niet aan zuiveringsacties. Augustinus ontleende deze leer aan de gelijkenis van de tarwe en het onkruid (Matteüs 13: 24-31). Tegelijk wilde hij vasthouden aan de heiligheid van de kerk, maar die mag volgens hem niet ontleend worden aan de leden van de kerk, maar aan Christus - Hij is heilig. Aan hem ontlenen wij onze heiligheid, via de sacramenten. Zijn conclusie was: gebrek aan heiligheid van de leden mag geen aanleiding zijn voor kerkscheuring. 159 Noordegraaf 1998, p 150v. Op een andere manier stelt Wilbert van Iperen deze vraag aan het Evangelisch werkverband, die de moeilijke zo niet onmogelijk taak heeft om te balanceren tussen kritiek en verbondenheid, zie Wilbert van Iperen, Balanceren in de kerk onderzoek naar presentie, profilering en receptie van het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse kerk in Nederland, 1995-2010, Zoetermeer 2014 160 Dit waren de zogenaamde 'traditores', lett.: zij die overhandigden. Het Engelse woord traiters, verraders, gaat daar nog op terug! 45 In deze gedachte zit veel wijsheid en waarheid, maar in zijn absoluutheid zit ook iets eenzijdigs. We zagen al eerder in de uitleg van het begrip heiligheid (hoofdstuk 1) dat de bron van onze heiligheid inderdaad bij Christus ligt, maar tegelijk behoort deze heiligheid door te werken in de leden van de kerk. Deze dient dus ook actief nagestreefd te worden. Tweesporenbeleid In zijn boek 'oefenruimte' gaat Sake Stoppels nadrukkelijk in op dit probleem en hij bepleit een tweesporenbeleid, waarin ruimte voor iedereen gelijk opgaat met een helder inhoudelijk profiel. Maar kan dit wel? Stoppels noemt drie manieren om de grenzen van de kerkgemeenschap te bepalen.161 1. Een 'bounded set': een omlijnde verzameling. Je trekt een cirkel rondom de groep van gelovige christenen, de kerk, zodat er een scherp onderscheid ontstaat tussen hen die binnen en die buiten staan. Vergelijk het met een kudde schapen in een weide met een hek eromheen. 2. De 'fuzzy set': een diffuse verzameling. Omdat geloof en ongeloof in ieder mensenhart door elkaar heenlopen is het onmogelijk scherp aan te duiden wie er wel en wie er niet bij horen. Vergelijk het met de ene kudde die tussen de andere kudde heenloopt en als kudde niet meer te onderscheiden is. 3. Een 'centered set': een gecentreerde verzameling. Daarin zijn niet de grenzen van de kerk aangegeven, maar de kern. En die kern is Christus. Vergelijk het met een kudde schapen in de woestijn, die samenkomt bij een waterbron. Stoppels kiest voor de derde optie. Deze past ook het beste bij wat ikzelf de essentie van de kerk noemde: De kring rondom Jezus. Hij maakt daarbij wel een paar aantekeningen. a. Het centrum is een persoon. Het kernlid van een gemeente is dus niet degene die het meeste doet, het meest opbrengt of de meeste invloed heeft, maar degene die zich toewijdt aan Christus. Een kerk waarin Christus centraal staat zal zich toeleggen op de ontwikkeling van aan Christus toegewijde gelovigen. b. In alles naar Hem verwijzen. In al haar activiteiten communiceert de kerk - gezegd of ongezegd - waar het haar om te doen is: om de dienst aan Christus. En niet bijvoorbeeld om het voortbestaan van het kerkgebouw of het pleasen van jongeren, ouderen, etc. c. Uitnodigen om kennis met hem te maken. De kerk organiseert gelegenheden om vrijblijvend te 'ruiken' aan de christelijke traditie en kennis te maken met Christus, denk aan Alpha cursussen, etc. Stoppels noemt Taizé als een goed voorbeeld van dit tweesporenbeleid. Er is een duidelijke kern en een open ruimte. Er is een lage drempel voor jongeren die een week willen meeleven met het ritme van de broeders, trouwens niet zonder afspraken over wat wel en niet verwacht wordt. Daarnaast worden er hoge eisen gesteld aan hen die willen intreden en lid van de gemeenschap willen worden. Is het mogelijk om het in die spanning uit te houden? Een gastvrije gemeente met drempels, dat wil zeggen: een duidelijke verwachting, een soort leefregel, zoals je dat in de kloosterorden ook hebt? Is het mogelijk verwachtingen te scheppen die uitdagen, zonder dat dit een dwangbuis wordt? 161 Stoppels 2013, hoofstuk 8: een kerk met gastvrije drempels 46 In een gemeente als een gecentreerde verzameling wordt het geloof niet gecommuniceerd als een vage spiritualiteit, maar als een duidelijke betrokkenheid op Christus. Ook heeft men een helder profiel voor ogen van de leden van de gemeente. Ik geeft een voorbeeld van hoe zo'n profiel eruit zou kunnen zien. Profiel van een gemeentelid: Ik zoek Christus als bron van mijn leven. Ik koester me aan zijn genade en verlossing en ontvang de kracht en de liefde van zijn Geest. Hij is degene op wie ik wil lijken. Aan hem wijd ik me toe als medewerker van zijn Rijk. Ik neem deel aan de kerkgemeenschap. Ik heb haar lief als mijn geestelijke familie, gedenk haar in mijn gebeden, ben bereid de navolging van Christus te delen en te oefenen met mijn broeders en zusters, en gebruik de gaven die ik ontvangen heb voor haar opbouw. Ik probeer een getuige van Christus te zijn. Op iedere plek waar ik me bevind, in de kracht van de Geest. Ik nodig mensen uit leerling te worden van Hem. Dit is een voorbeeld dat niet zondermeer gekopieerd kan worden. Het veronderstelt een weg van diepgaande bezinning over de kerk. Wat is de kerk? Wat is haar taak? En hoe geven we daaraan gestalte. Alleen als de kerk weet wie ze is en waar ze heen wil - en dus ook weet waar haar grenzen zijn - kan ze een profiel opstellen, en tegelijk ruimte geven aan verschillende accenten en tempo's. Een duidelijke visie mag nooit een dwangbuis worden, het is een uitnodiging. Daarbij is het model van de 'centered set' het meest geschikt om het tweesporenbeleid van zuiverheid en ruimte vorm te geven. Veel kerken lossen de pluriformiteit in de gemeente op door de kerk de definiëren als een fuzzy set, een diffuse verzameling. Evangelisch georiënteerde christenen zullen het in deze kerken op den duur niet uithouden. Maar ook zoekers zullen daar op den duur vastlopen, omdat ze niet geprikkeld worden in hun zoektoch. De gemeente als centered set, geconcentreerde verzameling, helpt om zowel ruimte de bieden alsook richting. Samenvatting en mogelijke consequenties Hoe kan de kerk heilig zijn en Christus zuiver dienen zonder de geestelijke ruimte voor haar leden onnodig in te perken? Veel betrokken christenen worstelen met die vraag. Grenzen hebben het gevaar dat er eindeloos gediscussieerd wordt over de rand in plaats van over de kern. Daarom is het beter de grens te centreren in de kern. Het centrum is de persoon van Christus en niet een overtuiging, een gebouw of een traditie. Van daaruit kan een gemeenteprofiel gemaakt worden, als een uitnodiging. Dit model voorkomt een ecclesiola in ecclesia. Er is ruimte om je eigen plaats in de kring rondom Jezus in te nemen. Voorwaarde is wel een fundamentele en doorgaande discussie over de diepste kern van de kerk en haar roeping. Mogelijke consequenties: Het is tijd om fundamenteel na te denken over de kern van de kerk, en vandaar uit over een passend en uitdagend profiel van het gemeentelid. Je toevlucht zoeken bij algemeenheden werkt maar kort. 47 Als een kerk weet wat haar kern is, kunnen mensen ook hun betrokkenheid bepalen. Je kunt op verschillende manieren betrokken zijn bij de kerk, als dooplid, belijdend lid (al of niet actief), ambtsdrager, vriend, etc., steeds met verschillende verwachtingen. Een kerk dient een curriculum aan te bieden om deze verschillende manieren van betrokkenheid te begeleiden. Terecht is de PKN gehecht aan ruimte voor verschillen. Met behulp van dit model kan ze hieraan vasthouden en tegelijk toewerken naar een gearticuleerde niet vrijblijvende christocentrische visie op de kerk. Evangelisch betrokken gemeenteleden zijn soms onuitstaanbaar voor andersdenkenden. Dit is niet goed te praten, maar hun verlangen is legitiem en dient te worden gehonoreerd. 48 NAWOORD Ik geloof in de kerk Deze studie is te kort geweest om alle belangrijke ecclesiologische thema’s te onderzoeken en te beschrijven. Ik had me graag nog meer willen verdiepen in de sacramenten, de ‘notae’ van de kerk (eenheid, heiligheid, katholiciteit en apostoliciteit). Maar misschien is weinig tijd ook een voordeel. Je wordt gedwongen een punt te maken. Ik hoop dat ik dat gedaan heb en dat het een aanzet is voor de discussie over de kerk in deze tijd. Toch nog één ding. In het voorwoord schreef ik dat ik van de kerk houd. Maar gelóóf ik ook in de kerk? In de belijdenis van Nicea-Constantinopel (381) lezen wij in de oorspronkelijke versie: ‘Wij geloven in één heilige, katholieke en apostolische kerk. Kort na de opstelling van deze belijdenis is het woordje ‘in’ eruit geschrapt, en zo kennen wij haar ook in zowel de rooms-katholieke als de protestantse versies: 'Wij geloven de kerk'. Daarmee wordt bedoeld: wij geloven aan de kerk, dus dat de kerk bestaat. Augustinus verdedigde die opvatting, want een kerk die aan alle kanten rammelt en ziek is, daar kun je toch niet in geloven? Geloven doen we in God, niet in de kerk. We geloven de kerk. Aan dit punt wijdt Van de Beek een heel hoofdstuk in zijn ecclesiologie.162 Hij verdedigt de oorspronkelijke versie van de belijdenis (wij geloven in de kerk) en heeft daar drie argumenten voor: a. Geloven aan de kerk is betekenisloos. Wij geloven ook aan het bestaan van de duivel, daar zeg je niets mee. b. Geloven aan één heilige, katholiek en apostolische kerk is onmogelijk. Die ene, heilige, katholieke en apostolische kerk (dat wil zeggen een volmaakte kerk) bestaat immers (nog) niet. Hoe kun je dan geloven dat ze bestaat? c. De kerk van de eerste eeuwen was net zo ziek en onvolmaakt als de kerk van nu, en toch stond in de eerste versie van de belijdenis: wij geloven in de kerk. Toen zag men de onvolmaaktheid van de kerk blijkbaar niet als een belemmering om in de kerk te geloven. Van de Beek komt tot de conclusie dat geloven in de kerk niet betekent dat de kerk volmaakt moet zijn of worden. Geloven in de kerk ziet blijkbaar niet op de menselijke zijde van de kerk, maar op de Heilige Geest. Vlak daarvoor wordt immers beleden: Ik geloof in de Heilige Geest. De Heilige Geest waarin ik geloof is dan ook de diepste reden dat ik in de kerk geloof, want de Geest woont en werkt in haar. Dat geeft mij hoop en vertrouwen. De kerk is een instrument van de Geest en als voorhoede van het Koninkrijk, hoe gebrekkig ze ook is. Dat is me uit het hart gegrepen. Ik geloof in de ene, heilige, algemene en apostolische kerk. 162 Van de Beek 2012, hoofdstuk 1.12 49 LITERATUURLIJST A. van de Beek, Lichaam en Geest van Christus, de theologie van de kerk en de Heilige Geest, Zoetermeer 2012 H. Berkhof, Christelijk Geloof, Nijkerk 19733 H. Berkhof, De leer van de Heilige Geest, Nijkerk 1964 H. Berkhof/ Otto J. de Jong, Geschiedenis der kerk, Nijkerk 19759 Mike Breen & Steve Cocram, Een cultuur van discipelschap, bouwen aan een missionaire beweging door discipelschap in de stijl van Jezus, verkrijgbaar bij 'Nederland Zoekt, 20112 G. van den Brink & C van der Kooi, Christelijke dogmatiek, Zoetermeer 2012 Steven Croft, Transforming Communities, Re-imagining the Church for the 21st Century, DLT London 2002 Alister McGrath, Christelijke theologie, een introductie, Kampen 1997 De hartslag van het leven, visie op het leven en werken van de Protestantse kerk in Nederland, PKN, 2011 Stanley Hauerwas, Een robuuste kerk, de christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving, Zoetermeer 2010 Jan Hendriks, Verlangen en vertrouwen, het hart van gemeenteopbouw, Kampen 2008 James C. Kennedy, Stad op een berg, De publieke rol van protestantse kerken, Zoetermeer 2010 KERK 2025: Waar een Woord is, is een weg, Protestantse Kerk in Nederland, 2015 C. van der Kooi, Tegenwoordigheid van Geest, verkenningen op het gebied van de leer van de Heilige Geest, Kampen 2004 Exegetisches Wörterbuch zum Neuen Testaments, herausgegeben von Horst Balz und Gerhard Schneider, Stuttgart 1981 Wolf-Dieter Hauschild, Lehrbuch der Kirchen und dogmengeschichte, Gütersloh 20002 Tim J. Keller, Centrum kerk, het evangelie midden in je stad, Franeker 2014 Wilbert van Iperen, Balanceren in de kerk - onderzoek naar presentie, profilering en receptie van het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse kerk in Nederland, 1995-2010, Zoetermeer 2014 Marius Noorloos, Leven uit de Bron, via geloofsopbouw naar gemeenteopbouw, Kampen 20096 Eginhart Meijering, Geschiedenis van het vroege christendom, Balans 2004 A. Noordegraaf, Vijf broden en twee vissen, missionair gemeentezijn in een (post)moderne samenleving, Zoetermeer 1998 Willem J. Ouweneel, De kerk van God I, ontwerp van een elementaire ecclesiologie, Heerenveen 2010 Stefan Paas, Vreemdelingen en priesters, Christelijke missie in een postchristelijke omgeving, Zoetermeer 2015 Arjan Plaisier, De hartslag van het leven, visie op het leven en werken van de Protestantse Kerk in Nederland, Zoetermeer 2011 Sake Stoppels, Oefenruimte, gemeente en parochie als gemeenschap van leerlingen, Zoetermeer 2013 J.P. Versteeg, Kijk op de kerk, de structuur van de gemeente volgens het Nieuwe Testament, Kampen 1985 Kerk 2025: Waar een Woord is, is een weg, Utrecht 2015 (te downloaden bij de website van de PKN). 50