2014 - 2015 Supergeleiding Bij welke temperatuur kan een stof –dienend als supergeleider – een magneet erboven laten zweven? Amy Lucassen GA6A Profielwerkstuk Natuurkunde Begeleider Joris Voets 2014 - 2015 Voorwoord Het onderwerp supergeleiding kwam niet zomaar bij me aanwaaien. Tijdens het speeddaten vertelde een student over het verschijnsel. Hierover ben ik meer op gaan zoeken. Ik vond het meteen erg interessant. Het was onvoorstelbaar dat alle weerstand zou wegvallen als een materiaal wordt afgekoeld tot zeer lage temperaturen. Ook de zwevende magneet vond ik gaaf. Ook vond ik supergeleiding leuk, omdat het erg relevant voor de maatschappij kan zijn. Als er een hogere temperatuur wordt gevonden waarbij supergeleiding optreedt, zou de techniek grote stappen vooruit gaan. Zo zou er energie bespaard kunnen worden, maar ook kun je daarbij deken aan magnetische zweeftreinen of verbeterde MRI-scanners. Op dit moment moeten de supergeleiders nog tot zeer lage temperaturen afgekoeld worden. Daardoor kunnen zij ook nog niet toegepast worden in de maatschappij. Daarom vond ik het interessant om te ontdekken of er een hogere temperatuur mogelijk is. Hiervoor ging ik een experiment doen. Hierbij wilde ik een materiaal supergeleidend maken en daarboven een magneet laten zweven. Echter kon ik dit experiment niet uitvoeren op school, omdat daarvoor niet de juiste materialen beschikbaar waren. Toen heb ik me gericht tot de profielwinkel van de Technische Universiteit te Eindhoven. Maar zij hadden geen mogelijkheden om mijn proef uit te voeren. Daarna ben ik op zoek gegaan naar een alternatieve plaats voor mijn experiment. Een goede vriend van mijn vader, Peter Fransen, werkt bij Philips Research. Ik had contact met hem opgenomen en na een maand over en weer mailen, mocht ik daar mijn experiment uitvoeren. Hiervoor ben ik op 20 november naar de High Tech Campus in Eindhoven gegaan. Alle voorbereidingen waren al getroffen. De hele meetopstelling stond klaar en er was zelfs een nieuwe supergeleidende pil gemaakt voor mijn proef. Zo kon ik mijn experiment met succes uitvoeren. Later ontdekte ik een meetfout en deze werd door de mensen van Philips Research gecorrigeerd. Zij voerden het experiment nogmaals uit en vonden dat de temperatuursensor niet de juiste meetresultaten gaf. Daarom wil ik Peter Fransen, Wilco Keur en Hans Cillessen van harte bedanken voor hun hulp en uitleg! Ook wil ik graag Joris Voets bedanken voor de goede begeleiding bij mijn profielwerkstuk. Het was erg handig dat ik altijd met mijn vragen bij hem terecht kon en hij dacht goed mee als ik er niet uitkwam. 1 Inhoud Voorwoord .................................................................................................................. 1 Inleiding ...................................................................................................................... 4 Relevantie voor de maatschappij ............................................................................ 5 Wat is supergeleiding? ............................................................................................... 6 Geleiding en isolatie van elektriciteit ....................................................................... 6 Elektrische weerstand ............................................................................................. 7 Supergeleiding ........................................................................................................ 7 Het Meissner-effect ................................................................................................. 8 Toepassing van supergeleiding in de maatschappij ................................................ 9 Conclusie .............................................................................................................. 10 Hoe wordt een supergeleider gemaakt? ................................................................... 11 Het supergeleidend materiaal................................................................................ 11 Typen supergeleiders ............................................................................................ 12 Afkoelen ................................................................................................................ 12 De supergeleidende pil.......................................................................................... 13 Conclusie .............................................................................................................. 14 Bij welke temperatuur gaat de magneet zweven? .................................................... 15 De opstelling van het experiment .......................................................................... 15 De contactjes......................................................................................................... 16 Vierpuntsmethode ................................................................................................. 17 Het experiment ...................................................................................................... 18 De meetresultaten ................................................................................................. 20 De grafieken .......................................................................................................... 22 Analyse van de resultaten ..................................................................................... 23 Conclusie .............................................................................................................. 24 Conclusie .................................................................................................................. 26 Wat is supergeleiding? .......................................................................................... 26 Hoe wordt een supergeleider gemaakt? ................................................................ 27 Bij welke temperatuur gaat de magneet zweven? ................................................. 27 Bij welke temperatuur kan een stof – dienend als supergeleider – een magneet erboven laten zweven? ......................................................................................... 28 Bronnen .................................................................................................................... 29 Inleiding.............................................................................................................. 29 2 Eerste deelvraag ................................................................................................ 29 Tweede deelvraag.............................................................................................. 30 Derde deelvraag................................................................................................. 31 Bijlagen ..................................................................................................................... 32 3 Inleiding Het is het jaar 1911. Heike Kamerlingh Onnes voerde experimenten met extreem lage temperaturen uit. Hij was geïnteresseerd in het onderzoek van de Ierse Thomas Andrews, die erin slaagde om koolzuurgas om te zetten in een vloeistof. Zo wist Onnes als eerste wetenschapper helium vloeibaar te maken, met een temperatuur van -269 °C. Zijn laboratorium in Leiden werd ook wel de koudste plek op aarde genoemd. Op 8 april onderzocht hij de weerstand van kwik bij lage temperaturen. Daardoor ontdekte hij supergeleiding. Bij dit verschijnsel verdwijnt de elektrische weerstand van het metaal volledig. Eerst werd er gedacht dat het ontbreken van de weerstand een fout was en dat er kortsluiting was opgetreden. Maar na het experiment enkele keren te hebben herhaald, ontdekte Onnes dat sommige metalen bij extreem lage temperaturen alle Figuur 1: Heike Onnes Kamerlingh weerstand verliezen en supergeleidend worden. In dit profielwerkstuk wil ik gaan onderzoeken wat de hoogst mogelijke temperatuur voor een materiaal is, zodat het supergeleidend wordt. Dit wil ik doen met behulp van een andere magneet, die erboven zal zweven wanneer het metaal supergeleidend is. Tijdens het speeddaten op 8 april 2014, vertelde een student over supergeleiding. Meteen vond ik dit erg interessant en ben ik op zoek gegaan naar meer informatie. Het onderwerp supergeleiding is ontzettend breed en het moest afgebakend worden. Na enkele keren veranderen van mijn hoofdvraag, is het uiteindelijk deze vraag geworden: Bij welke temperatuur kan een stof –dienend als supergeleider – een magneet erboven laten zweven? Hiervoor ga ik een experiment uitvoeren waarbij ik een metaal supergeleidend maak door het af te koelen met vloeibare stikstof. Er zal dan door deze koude temperatuur van -196 °C een magneet boven blijven zweven. Hierbij wil ik onderzoeken of een hogere temperatuur ook mogelijk is. Mijn hoofdvraag wil ik beantwoorden met behulp van mijn deelvragen. Deze zijn: Wat is supergeleiding? Hoe wordt een supergeleider gemaakt? Bij welke temperaturen gaat de magneet zweven? 4 Relevantie voor de maatschappij De vraag naar energie wordt alsmaar groter. In de toekomst zal deze vraag alleen maar hoger worden. Dit kan op twee manieren worden opgelost. Ten eerste meer energie gaan produceren, maar dit zal enkele problemen met zich meebrengen. Een andere oplossing is zuiniger omgaan met de hoeveelheid energie die we hebben. Door middel van supergeleiding kan men zuiniger omgaan met de energie. Ongeveer 10% van de getransporteerde energie gaat verloren aan de elektrische weerstand. Bij supergeleiding treedt echter geen weerstand op en wordt deze energie bespaard. Maar niet alleen bij het transport van energie, door bijvoorbeeld hoogspanningsdraden, kan supergeleiding energie bespaard worden. Ook voor elektrische auto’s en magnetische zweeftreinen zal supergeleiding voor besparing van energie zorgen, omdat er geen rolweerstand meer is. Zo zijn er nog meer mogelijkheden en toepassingen die met behulp van supergeleiding energie besparend zijn. Maar voordat supergeleiding dit energieverlies kan verbeteren, moet er een supergeleider worden ontdekt, die werkt bij hogere temperaturen. Het koelen van de huidige supergeleiders kost namelijk ook energie. Met mijn onderzoek wil ik proberen een materiaal te vinden dat supergeleidend wordt bij hogere temperaturen of de huidige supergeleiders verbeteren. 5 Wat is supergeleiding? Deelvraag 1 Supergeleiding is het verschijnsel in de natuurkunde, waarbij een metaal dat gekoeld is tot een extreem lage temperatuur, bijna al zijn weerstand verliest. Het is dus in feite een vorm van geleiding zonder dat er weerstand optreedt. Om supergeleiding beter te begrijpen, moet er de begrippen geleiding en isolatie worden uitgelegd. Geleiding en isolatie van elektriciteit Elektrische geleiding ontstaat door het transport van elektrische lading. In metalen zijn deze ladingen de elektronen, die in de buitenste elektronenschil om de kern van het atoom heen draait. In figuur 2 zie je de opbouw van een atoom. De atoomkern bestaat uit protonen en neutronen en daar omheen cirkelen de elektronen. De elektronen uit de buitenste schil kunnen worden doorgegeven aan een volgend atoom. Daarom worden deze elektronen ook vrije elektronen of geleidingselektronen genoemd. Hierdoor ontstaat er een stroom van elektronen van de ene naar de andere pool. Figuur 2: Opbouw van een atoom In een elektrisch systeem noemen we deze polen de kathode en de anode. De kathode is de negatieve pool en de anode de positieve pool. De elektronen bezitten een negatieve lading en zullen dus aangetrokken worden door de positieve anode. Hierdoor ontstaat er een elektronenstroom van de kathode naar de anode. Verschillende metalen, zoals koper, zilver, goud en aluminium, geleiden elektrische stroom erg goed. Een materiaal of medium dat elektriciteit tegenhoudt, wordt een isolator genoemd. Isolatie is een materiaaleigenschap, waardoor er bijna geen elektrische stroom door het materiaal zal lopen omdat de soortelijke weerstand van dit materiaal erg hoog is. Ook de soortelijke weerstand is een materiaaleigenschap, die de mate aangeeft waarmee de elektrische stroom wordt weerstaan. Dit wordt ook wel resistiviteit genoemd. Deze soortelijke weerstand hangt af van een aantal factoren, namelijk van het soort materiaal en de temperatuur. De atomen van isolatoren hebben geen vrije elektronen, waardoor er ook vrijwel geen elektrische stroom doorheen kan lopen. Isolatoren worden meestal gebruikt voor de veiligheid, zodat er geen grote hoeveelheid stroom door zal lopen en geen overslag plaats zal vinden. Elke isolator laat onder spanning wel een beetje elektrische stroom door, dit wordt de lekstroom genoemd. De lekstroom is echter niet gevaarlijk voor mensen. Overslag is het overspringen van elektriciteit tussen twee 6 geleiders. Dit kan voorkomen worden door een isolator te plaatsen tussen deze twee geleiders. Elektrische weerstand Een materiaal dat supergeleidend is, verliest bijna al zijn weerstand. Weerstand is een eigenschap van een materiaal die de elektrische stroom, die door dit materiaal loopt, belemmert. De atomen in metalen zijn gerangschikt in een bepaald rooster. De elektronen dragen de lading en kunnen zich vrij bewegen. Indien een elektrische stroom door het metaal heenloopt, verplaatsen de elektronen zich door het rooster. Ze worden dan gehinderd door de botsingen met metaalionen en verliezen hierdoor energie. Op deze manier ontstaat elektrische weerstand. In figuur 3 zie je het rooster van een metaal en de vrije elektronen, die zullen botsen en er weerstand zal ontstaan. Als de weerstand klein is, geleidt het materiaal de elektrische stroom goed. Deze materialen zijn dan Figuur 3: Weerstand in een metaal ook geleiders. Isolatoren hebben een hoge weerstand en laten weinig tot geen elektrische stroom door. Door bepaalde omgevingsfactoren kan de weerstand veranderen. Deze zijn bijvoorbeeld de temperatuur of de spanning. Bij het transport van elektrische energie, zoals door hoogspanningskabels, treedt er weerstand op. Door deze weerstand ontstaat er warmte. De elektrische energie wordt dan omgezet in warmte, wat leidt tot minder elektrische energie. Op de transportkabels staat een hoge spanning. Men doet dit om ervoor te zorgen dat er minder energie omgezet wordt in warmte. Vanwege de lage stroomsterkte die op de kabels staat en dus een hoge spanning, treedt er minder energie verlies op. Supergeleiding Er is veel onderzoek gedaan naar supergeleiding. Onderzoekers wilden verklaren hoe het mogelijk is dat een materiaal dat supergeleidend wordt, bijna al zijn weerstand verliest. De belangrijkste theorie die supergeleiding verklaart, is de BCStheorie, vernoemd naar de ontdekkers Bardeen, Cooper en Schrieffer. Zij publiceerden deze theorie in 1957 en hiervoor ontvingen zij in 1972 de Nobelprijs voor de Natuurkunde. Normaal gesproken is een metaal geordend in een rooster, waarbij de buitenste elektronen zich vrij kunnen bewegen. Door het aanleggen van een elektrische stroom, ontstaat er een elektrisch veld en bewegen de elektronen één kant op, wat men elektrische stroom noemt. Onderweg botsen de elektronen tegen de atomen van het metaal en verliezen zo kinetische energie. Dit is de weerstand. 7 Doordat de elektronen een kleine negatieve lading hebben, laten zij een positief geladen ion achter. Tegengestelde ladingen trekken elkaar aan waardoor de ionen die het dichtstbij het elektron zijn iets naar deze toetrekt. Hierbij treden dus kleine verplaatsingen op. De positieve ionen vormen dan een polarisatiewolk. Onder de omstandigheden van een extreem lage temperatuur bewegen de ionen minder snel dan de elektronen. De polarisatiewolk trekt dan andere elektronen aan, waardoor de twee elektronen bij de polarisatiewolk een Figuur 4: Cooper-paren paar kunnen vormen. Deze paren worden Cooperparen genoemd, naar hun ontdekker. De Cooper-paren ontstaan alleen onder extreem lage temperaturen en de binding is erg zwak, waardoor de elektronen zich wel enkele honderden nanometers uit elkaar kunnen bevinden. In figuur 4 zie je hoe de elektronen de positieve ionen aantrekken. Dankzij deze relatief grote afstand tussen de twee elektronen van de Cooper-paren, is de kans dat het paar als geheel botst met een enkel atoom heel klein. Hierdoor kunnen deze paren bijna ongehinderd door het metaal bewegen en is daardoor ook bijna alle weerstand verdwenen. De hoogst mogelijke temperatuur waarbij een materiaal supergeleidend wordt, noemt men de kritische temperatuur Tc. Bij deze temperatuur kunnen namelijk Cooperparen gevormd worden en moeten de altijd aanwezige trillingen van de ionen en atomen gedempt worden. Daarna zal de weerstand steeds minder worden totdat deze bijna helemaal verdwenen is. Supergeleiding treedt daarom ook alleen op beneden deze bepaalde kritische temperatuur. Het Meissner-effect Wanneer een materiaal overgaat naar de supergeleidende toestand, verdwijnt bijna alle magnetische flux. Dit verschijnsel is uniek voor supergeleiders, omdat geen enkel ander materiaal dit verschijnsel vertoont. Het Meissner-effect werd ontdekt in 1933 door Walther Meissner en zijn assistent Robert Ochsenfeld. Zij deden onderzoek naar de magnetische eigenschappen van materialen als ze supergeleidend worden. Een loden cilinder stootte de magnetische flux uit wanneer deze supergeleidend werd. Ook ontdekten zij dat een supergeleider een volmaakte diamagnetische toestand is. De eigenschap van een materiaal waardoor het een magnetisch veld kan creëren, tegengesteld aan een uitwendig magnetisch veld, wordt diamagnetisme genoemd. Bij supergeleiders is dit effect veel sterker in Figuur 5: Extern magnetisch veld bij vergelijking met normale materialen. supergeleiders 8 Diamagnetisme wordt veroorzaakt door de beweging van de elektronen rond de kern van een atoom bij normale materialen. Bij supergeleidende materialen wordt het veroorzaakt door de afschermende stromen die tegen de veldlijnen van het uitwendige magnetische veld in lopen. Het Meissner-effect ontstaat als er een extern magnetisch veld wordt aangebracht. De supergeleider zal dan een elektrische stroom laten lopen die een tegengesteld magnetisch veld opwekt. Dit is te zien in figuur 5. Deze geïnduceerde stroom blijft lopen doordat er supergeleiding optreedt. Er is dan namelijk een verwaarloosbaar kleine weerstand en zo zou deze elektrische stroom bijna oneindig lang blijven lopen. Voor de supergeleider is het dus mogelijk om een intern magnetisch veld te creëren dat even sterk is als het extern magnetisch veld. De magnetische veldlijnen van het extern magneetveld kunnen op deze manier het supergeleidend materiaal niet binnendringen. Als dus een magneet boven een supergeleidend materiaal zal worden geplaatst, zal deze erboven blijven zweven. In figuur 6 is de opstelling van het experiment van het Meissner-effect te zien. Figuur 6: Experiment Meissner-effect Toepassing van supergeleiding in de maatschappij De toepassing van supergeleiding is vooral gunstig omdat er geen energieverlies optreedt in de stroomkring, vanwege de te verwaarlozen kleine weerstand. Dankzij de hogetemperatuursupergeleiders, dus door gebruik te maken van vloeibare stikstof als koelmiddel en een keramisch materiaal, is het mogelijk om supergeleiding in de praktijk toe te passen. Het bekendste voorbeeld van supergeleiding in de praktijk is de MRI-scanner. In figuur 7 deze scanner te zien. Dit medisch apparaat vormt een beeld van het binnenste van het lichaam. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de magnetische resonantie. Door het uitzenden van elektromagnetische straling, slaan de kerndeeltjes van bepaalde moleculen aan doordat zij hun eigen minuscule magnetisch veld bezitten. Na een tijdje valt de aangeslagen kern weer terug naar de grondtoestand door het uitzenden van een foton. Het magneetveld van de MRI-scanner wordt opgewekt door supergeleidende spoelen. Deze worden door vloeibaar helium gekoeld. De apparatuur die nodig is voor de scanner is erg duur. Figuur 7: MRI-scanner 9 Een ander bekend voorbeeld voor de toepassing van supergeleiding zijn de SQUID’s. Deze worden vooral gebruikt in de experimentele natuurkunde. Er wordt een kleine supergeleidende stroomkring opgewekt om minuscule elektromagnetische velden waar te nemen. Een SQUID bestaat uit twee of meer Josephson-juncties. Een Josephson-junctie bestaat uit twee supergeleiders met daartussen een dunne isolator. Opvallend is dat er toch een elektrische stroom door de isolator kan lopen, als deze dun genoeg is. Hoewel deze stroom door een isolator loopt, ondervindt hij toch geen weerstand. Tussen de twee juncties ontstaat er interferentie. Als er bij het magnetisch veld een kleine verandering optreedt, verandert de stroom door de twee juncties sterk. In figuur 8 wordt de werking van een SQUID Figuur 8: Werking van een SQUID weergegeven. Conclusie Supergeleiding kan worden verklaard met de BCS-theorie. Deze theorie gaat uit van een elektrische stroom, waarbij vrije elektronen door het rooster bewegen. Zij laten een positief geladen ion achter. Deze worden aangetrokken door de negatief geladen elektronen. Hierdoor ontstaat een polarisatiewolk. Onder lage temperaturen bewegen ionen langzamer dan elektronen, waardoor de polarisatiewolk andere elektronen aantrekt. De twee elektronen vormen dan een Cooper-paar. De binding tussen de twee elektronen is zwak, waardoor ze op enkele nanometers van elkaar kunnen bevinden. De kans dat het hele Cooper-paar tegen één ion botst, is heel klein, waardoor de weerstand bij supergeleiding bijna helemaal verdwijnt. De weerstand is dan ook een eigenschap van een materiaal die de lopende, elektrische stroom belemmert. Supergeleiding is dus het verschijnsel, waarbij een metaal bijna al zijn weerstand verliest, wanneer deze is gekoeld tot een extreem lage temperatuur. Het Meissner-effect treedt op als er een magnetisch veld van buitenaf boven de supergeleider wordt aangelegd. Door een supergeleider loopt een elektrische stroom die een tegengesteld magnetisch veld opwekt. Deze geïnduceerde stroom blijft lopen doordat er supergeleiding optreedt en er dus geen weerstand is. Zo komt er binnenin de supergeleider een magnetisch veld tot stand. Voor het magnetisch veld van buitenaf is het niet mogelijk om het inwendig magnetisch veld binnen te dringen. De magneet blijft dus zweven, als deze boven de supergeleider wordt geplaatst. 10 Hoe wordt een supergeleider gemaakt? Deelvraag 2 Een supergeleider is opgebouwd uit verschillende componenten. Als eerste is er voor een experiment met supergeleiding een supergeleidend materiaal nodig. Het supergeleidend materiaal Na de ontdekking van Heike Kamerlingh Onnes is er veel onderzoek gedaan naar supergeleiders met een hogere kritische temperatuur. Het bleek dat meer de helft van alle materialen van het periodiek systeem supergeleidend gemaakt kon worden. De hoogste waarde voor de klassieke supergeleiders werd gevonden in 1972 bij het materiaal Nb3Ge, met een kritische temperatuur van 23,3 Kelvin. Deze verbinding is een legering, dus een stof die uit meerdere metalen bestaat. Om deze stof supergeleidend te maken, is er vloeibare helium nodig met een temperatuur van -269 °C. Alleen bij bepaalde kristalstructuren kunnen de polarisatiewolken goed ontstaan. Supergeleiding treedt om deze reden alleen op bij bepaalde metalen en metaallegeringen. In 1986 ontdekten Georg Bednorz en Alex Müller dat er supergeleiding optreedt in een nieuw soort materiaal. Dit was geen metaal of legering, maar een keramisch materiaal gemaakt van lanthaan, koperoxide en barium. Professor Maw-Kuen Wu en twee van zijn studenten vervingen lanthaan met yttrium en zo werd de stof yttriumbarium-koperoxide gevonden. Deze verbinding heeft een kritische temperatuur van 95 Kelvin. Voor het afkoelen van dit materiaal, waardoor het supergeleidend wordt, kan vloeibare stikstof worden gebruikt met een kookpunt van 77 Kelvin. Met deze ontdekking kwam de toepassing van supergeleiding ineens binnen handbereik. Yttriumbariumkoperoxide (YBa2Cu3O9-δ) is een zwarte vaste stof. Zijn molmassa is 666,19 g/mol. Deze stof wordt ook wel YBCO genoemd. Deze stof is beschikbaar gesteld bij Philips Research in de vorm van een pil en hiermee wordt mijn experiment gedaan. Voordat YBa2Cu3O9-δ geschikt is voor het uitvoeren van een experiment, moet deze stof herannuelen. Dit proces heet annealing. Bij dit proces wordt het metaal verhit in een oven om de fysische en soms de chemische eigenschappen te optimaliseren. In het geval van YBa2Cu3O9-δ wordt dit proces uitgevoerd door het materiaal te verhitten voor een tijd met 100% zuurstof (O2) en daarna langzaam de temperatuur laten zakken. Later bleek het materiaal echter niet veel geoptimaliseerd te zijn, waardoor een nieuwe pil gemaakt moest worden. Dit werd gedaan met het poeder van YBa2Cu3O9-δ dat te zien is in figuur 9. Figuur 9: Poeder van YBa2Cu3O9-δ 11 Typen supergeleiders In het jaar 1950 werd een theorie gepubliceerd die niet de microscopische verklaring van supergeleiding uitging, maar juist van de macroscopische verklaring. Het verschijnsel supergeleiding werd verklaard met waarnemingen van de onderzoekers. Deze theorie is de Ginzburg-Landau theorie. De grondleggers van deze theorie zijn de Russische theoretisch natuurkundigen, Witali Ginzburg en Lev Landau. Dankzij verder onderzoek van Aleksej Abrikosov, een andere Russische wetenschapper, werd de theorie verklaard door middel van twee soorten supergeleiders, die allebei een verschillend gedrag vertonen wanneer zij in een magnetisch veld komen. Voor dit werk kregen Ginzburg en Abrikosov de Nobelprijs in Natuurkunde van 2003. Type-I-supergeleiders zijn zuivere metalen. De kritische temperatuur Tc is erg laag, meestal onder de 10 K. Om een zuiver metaal supergeleidend te maken, is er vloeibare helium nodig. In supergeleidende toestand duwt een Type-I-supergeleider het magnetisch veld naar buiten. Hiervoor geldt wel dat de veldsterkte kleiner moet zijn dan de kritische veldsterkte Bc. Wanneer de veldsterkte groter is dan de kritische veldsterkte, zal de magnetische flux de supergeleider binnendringen en zal de supergeleidende toestand verdwijnen. Type-II-supergeleiders zijn over het algemeen legeringen. De kritische temperatuur Tc is in vergelijking met de kritische temperatuur van de Type-I-supergeleiders relatief hoog, tot maximaal 175 K. Deze legeringen kunnen via vloeibare stikstof in de supergeleidende toestand worden gebracht. Een aangelegd magnetisch veld wordt naar buiten geduwd totdat deze de eerste kritische waarde Bc1 van het veld heeft bereikt. Hierna ontstaat de gemengde toestand, waarbij de weerstand nog steeds nul is maar ook het magnetische veld gedeeltelijk wordt doordrongen dankzij de magnetische flux. Wanneer het veld een tweede kritische waarde Bc2 heeft bereikt, wordt het magnetisch veld volledig doordrongen en verdwijnt de supergeleidende toestand. Afkoelen Voor het afkoelen van het supergeleidend materiaal, wordt vloeibare stikstof gebruikt. Dit is een scheikundig element. De losse atomen reageren met andere stikstofatomen en vormen dan distikstof (N2). Dit is de bekendste vorm van stikstof. Op kamertemperatuur is distikstof een gas. In de aardatmosfeer is erg veel N2-gas aanwezig, bijna 78%. Voor het experiment is echter de vloeibare vorm van stikstof nodig. Hiervoor moet het gas onder het kookpunt worden gebracht van 77,4 K. Dat is -195,75 °C. 12 Bij het experiment dat uitgevoerd gaat worden, zal vloeibare stikstof gebruikt worden. Het is belangrijk om goed op de veiligheid te letten. Omdat de vloeibare stikstof een zeer lage temperatuur heeft, kan het voor brandwonden zorgen als het in aanraking komt met de huid. Daarom zullen handschoenen en andere beschermende kleding benut worden tijdens het experiment. Vloeibare stikstof wordt om deze reden ook bewaard in een groot vat van een isolerend materiaal. Dit vat is te zien in figuur 10. Ook is een goede ventilatie belangrijk. Doordat we niet zullen werken in een laboratorium waar de temperatuur rond het kookpunt van stikstof is, zal de vloeibare stikstof verdampen. Hierdoor neemt de hoeveelheid stikstofgas in de lucht toe en wordt de hoeveelheid zuurstofgas in de lucht kleiner. Als er te veel stikstof in de lucht is, kan dit voor verstikking zorgen. Hiervoor zijn ook regels opgesteld door de wetgever. Er moet een minimum van 18% zuurstofgas aanwezig zijn in de ruimte, omdat de aardatmosfeer 21% zuurstofgas bevat. Bij een percentage van 19% is het verstandig om de ruimte te verlaten. Een mens sterft binnen enkele seconden als het percentage 6% of lager is. Figuur 10: Vat met vloeibare stikstof De supergeleidende pil Het materiaal waarmee het experiment gedaan zou worden, was gemaakt in het jaar 1987. Bij de voorbereiding voor het experiment was deze stof (YBa 2Cu3O9-δ) herannueeld. De pil werd in een oven geplaatst waarin zich 100% O2 bevindt. De fysische eigenschappen worden door dit proces geoptimaliseerd. De oven moest hiervoor 8 uur lang aanstaan op een temperatuur van 950 °C. Dit proces optimaliseerde de pil echter niet. Deze was door de jaren heen te bros geworden en daarom moest een nieuwe pil gemaakt worden. Dit werd gedaan met het poeder van de stof YBa2Cu3O9-δ . Hierbij werd een paar procent water toegevoegd, zodat het de vorm van een pil kon aannemen. Dit is te vergelijken met los zand. Door het toevoegen van water is het wel mogelijk om er een geheel van te maken, maar met alleen los zand is het te bros. Dit geldt ook voor het poeder van YBa2Cu3O9-δ. Dit poeder met een paar procent water wordt in een mal gedaan. Deze is te zien in figuur 11. Daarna gaat dit geheel in een machine waarin er ontzettend veel druk op de pil wordt uitgeoefend. Hierbij komt deze druk van twee kanten, namelijk van boven en van onder. Deze druk van twee kanten heet uni-axiaal. Hierna bestaat de pil uit 50% zuurstof en 50% van met materiaal. Figuur 11: Mal voor het maken van de supergeleidende pil 13 De pil, die bestaat uit 50% zuurstof en uit 50% materiaal wordt met een spatel voorzichtig van de mal afgehaald. Daarna gaat de pil in de oven met een temperatuur van 100 °C. Dit is nodig om het water dat nog in de pil zit te laten verdampen. Hierdoor krijgt de pil een hogere dichtheid. Door het gebruik van de mal zijn er kleine geultjes ontstaan in de pil. Dit komt omdat de druk maar van twee kanten komt. Om de pil dus zijn goede optimale vorm te geven, wordt deze uit de oven gehaald met de spatel en voorzichtig in een condoom gedaan. Dit wordt gedaan vanwege de ondoordringbaarheid van latex. Er werd een extra condoom omheen gedaan, om zeker te weten dat er geen olie bij de pil zou komen. Eerst werd het condoom helemaal vacuüm gezogen, zodat er een laagje om de pil heen zat. Daarna werd met behulp van olie de dichtheid van de pil nog groter gemaakt. Olie oefent namelijk van alle kanten druk uit op de pil. Zo is de pil minder bros. Deze druk loopt wel op tot een druk van 4000 Bar. Deze druk van alle kanten heet isostatisch. Na dit proces is de pil klaar voor het experiment. Conclusie Voor de bouw van een supergeleider zijn verschillende componenten nodig. Als eerste was een supergeleidend materiaal nodig. Bij Philips Research was een supergeleidende pil beschikbaar, die uit het materiaal YBa2Cu3O9-δ bestaat. Deze keramische stof was een van de eerste hogetemperatuursupergeleiders. Voordat het materiaal geschikt is voor een experiment, ondergaat het een proces dat annealing heet. Bij dit proces wordt het materiaal verhit in een oven om de fysische en soms de chemische eigenschappen te optimaliseren. Helaas bleek later dat het proces het materiaal niet goed was geoptimaliseerd, waardoor een nieuwe pil gemaakt moest worden. Deze werd gemaakt met het poeder van YBa2Cu3O9-δ. Hier wordt een paar procent water toegevoegd en dit gaat in een mal. Nadat de pil zijn vorm heeft gekregen, gaat deze in de oven om het water te verdampen. Daarna wordt op de pil van alle kanten druk uitgeoefend, met behulp van olie, waardoor de dichtheid van de pil nog groter wordt. Om de supergeleidende pil af te koelen is vloeibare stikstof nodig. Deze stof heeft een kookpunt van -196 °C. Dankzij dit redelijk hoog kookpunt, is vloeibare stikstof geschikt voor het afkoelen van de supergeleider. Voor de veiligheid had ik tijdens het experiment een veiligheidsbril, labjas en handschoenen aan. Een supergeleider bestaat uit een materiaal, wat in dit geval een keramisch materiaal is. Dit materiaal kan worden gekoeld met vloeibare stikstof, waardoor het in de supergeleidende toestand wordt gebracht. 14 Bij welke temperatuur gaat de magneet zweven? Deelvraag 3 Om te onderzoeken bij welke temperatuur de magneet gaat zweven, deed ik een experiment bij Philips Research te Eindhoven. Bij dit experiment onderzocht ik of er supergeleiding ontstaat bij het afkoelen van YBa2Cu3O9-δ en ook of het Meissnereffect zou optreden. De opstelling van het experiment Opstelling van experiment Dit is de schematische opstelling van het experiment. Er wordt gebruik gemaakt van de vierpuntsmethode. Dit wordt gedaan om de weerstand van de draden en de contacten niet mee te meten. De voltmeter, waaraan twee punten zitten aangesloten, meet precies hoeveel spanning er door de schakeling loopt, bij een bepaalde stroomsterkte. Op de stroombron, waaraan de andere twee punten aangesloten zitten, wordt een bepaalde stroomsterkte ingevoerd en deze blijft gedurende het gehele experiment hetzelfde. Als laatste is er een T-koppel gemaakt. Om deze te maken, moest een klein gaatje in de supergeleidende pil geboord worden. Dit was nodig om de temperatuur te meten binnenin de supergeleidende pil. Met deze methode konden dus de spanning en de temperatuur gemeten worden. In figuur 12 zie je hoe de opstelling er bij Philips Research uitzag. Figuur 12: Opstelling van het experiment 15 Bij het experiment maakten we gebruik van verschillende componenten. Deze zijn te zien in figuur 13. Figuur 13: Verschillende componenten bij het experiment De contactjes Voor het verbinden van de draadjes op de supergeleidende pil voor de vierpuntsmethode waren verschillende materialen nodig. Als eerste moest er een dun laagje goud op de pil bevestigd worden. Dit gebeurde door het goud neer te laten slaan. Zo ontstond een laagje van ongeveer 0,001 millimeter dikte. Goud wordt gebruikt als materiaal, omdat goud een zeer goede geleider is. Dit betekent dat er weinig weerstand in dit neergeslagen goud is. Daarna werd een kunsthars op het neergeslagen goud gelegd. Dit kunsthars bestond uit twee componenten zilverepoxy. Hierin zitten kleine zilverdeeltjes, die ook een goede geleider zijn. Dit is een soort lijm waarin de draadjes worden gelegd. Daarna gaat dit geheel even in de oven op een temperatuur van 60 °C. Hierdoor wordt de zilverepoxy laag hard en zijn de draadjes bevestigd aan de pil. In figuur 14 zijn deze contactjes te zien. Op de pil zit een heel dun laagje neergeslagen goud. Daarop zit het zilverepoxy kunsthars, waarin de draadjes zitten. Figuur 14: Contactjes op de supergeleider 16 Vierpuntsmethode Voor het meten van zeer kleine weerstanden levert de gebruikelijke tweepuntsmethode problemen op. Dit is het beperkte vermogen van een batterij. Meestal kan een batterij niet voldoende stroom opbrengen. Daarom is een andere meetmethode nodig. Een tweede probleem is de overgangsweerstand. Dit vindt plaats bij de meetklemmen. Hierbij vind een overgang plaats van de stroom. Deze overgang is niet weerstandloos. Om dit niet op te laten treden wordt gebruikt gemaakt van de vierpuntsmethode. Hierbij worden er twee gebruikt om de stroom te laten lopen. Deze stroom is bekend. De andere twee worden gebruikt om de spanning te meten. Met deze twee gegevens is het berekenen van de weerstand mogelijk. In onderstaand figuur is dit duidelijker te zien. In de linker situatie is een gewone tweepuntsmeting weergegeven. De spanningsmeter meet de spanning over de te meten weerstand met de twee overgangsweerstand op de rode punten. In de situatie recht is de vierpuntsmethode weergegeven. Hierbij meet de spanningsmeter alleen de spanning over de weerstand. De overgangsweerstanden worden op deze manier niet gemeten. Bij mijn experiment gebruikten we ook de vierpuntsmethode, zodat we de weerstand over de supergeleidende pil konden meten en de overgangsweerstanden niet mee meetten. Opstelling links: Tweepuntsmethode Opstelling rechts: Vierpuntsmethode 17 Het experiment BEWIJZEN VAN SUPERGELEIDING Voor mijn experiment ging ik naar Philips Research in Eindhoven op 20 november 2014.Dit kwam omdat op school niet de juiste middelen beschikbaar waren voor het experiment. Bij dit bedrijf was de juiste apparatuur beschikbaar en waren de mensen bereid om mij te helpen. Met hun hulp heb ik de opstelling opgesteld en mijn experiment kunnen doen. Toen ik daar aankwam, werd ik eerst welkom geheten. Daarna gingen we naar het laboratorium waar de opstelling klaarstond. Voor de veiligheid deed ik een veiligheidsbril op en een labjas aan. Het werken met vloeibare stikstof moet wel op een veilige manier gebeuren. Toen kon het experiment beginnen. Als eerste moest de Figuur 15: Welkomsbord bij supergeleider afgekoeld worden met vloeibare stikstof. In figuur 16 de High Tech Campus is te zien hoe ik de vloeibare stikstof bij de supergeleider giet. Het afkoelen duurde een tijdje, omdat de supergeleider een thermische dichtheid heeft. Dit houdt in dat eerst de buitenste laag van het metaal YBa2Cu3O9-δ dat op kamertemperatuur is en wordt afgekoeld met vloeibare stikstof, supergeleidend wordt. Later pas krijgt de kern van de supergeleidende pil de benodigde temperatuur. Pas op dat moment is de gehele pil supergeleidend geworden. Hoe het komt dat niet meteen de hele pil is afgekoeld door de vloeibare stikstof, komt door de moleculen. Bij een hoge temperatuur trillen deze moleculen sneller dan bij een lage temperatuur. Dit proces is endotherm, wat betekent dat er energie meestal in de vorm van warmte nodig is voor het proces. Deze benodigde energie wordt onttrokken aan de vloeibare stikstof, die een temperatuur van -196 °C heeft. Hierdoor gaat de stikstof ook koken. Ook de luchtmoleculen komen in aanraking met deze stikstof en daardoor wordt er ook energie aan onttrokken. Hierdoor verdampt de vloeibare stikstof. De moleculen in het Yttriumbariumkoperoxide in de buitenste laag onttrekken de energie uit de vloeibare stikstof. De deeltjes in de kern onttrekken deze energie weer uit de deeltjes van de buitenste laag. Hierdoor daalt de temperatuur. Figuur 16: Het gieten van de vloeibare stikstof bij de supergeleider 18 De supergeleider lag in een schaaltje met daaronder een isolator. Dit is gedaan om de meest optimale resultaten te verkrijgen. In figuur 17 is deze opzet te zien. De supergeleider is bevond zich in een stroomkring, waarbij de stroomsterkte (I = 0,60 A) constant bleef. Tijdens het experiment noteerde ik elke twee graden Celsius de spanning op. Daarna kon ik met behulp van de stroomsterkte die tijdens het hele experiment 0,60 Ampère is, de weerstand berekenen met de formule: 𝑅= Figuur 17: Isolator onder de opstelling 𝑈 𝐼 𝑊𝑎𝑎𝑟𝑏𝑖𝑗𝑔𝑒𝑙𝑑𝑡 𝑅: 𝑑𝑒 𝑤𝑒𝑒𝑟𝑠𝑡𝑎𝑛𝑑 𝑖𝑛 𝑂ℎ𝑚 (Ω) 𝑈: 𝑑𝑒 𝑠𝑝𝑎𝑛𝑛𝑖𝑛𝑔 𝑖𝑛 𝑉𝑜𝑙𝑡 (𝑉) 𝐼: 𝑑𝑒 𝑠𝑡𝑟𝑜𝑜𝑚𝑠𝑡𝑒𝑟𝑘𝑒 𝑖𝑛 𝐴𝑚𝑝è𝑟𝑒 (𝐴) HET BEWIJZEN VAN HET MEISSNER-EFFECT Het Meissner-effect ontstaat wanneer er een extern magnetisch veld wordt aangebracht boven een supergeleider. Door de supergeleider loopt een elektrische stroom die een tegengesteld magnetisch veld opwekt. Deze geïnduceerde stroom blijft lopen doordat er supergeleiding optreedt. Er is dan namelijk een verwaarloosbaar kleine weerstand. Zo ontstaat er een inwendig magnetisch veld. Het extern magnetisch veld kan dit inwendig magnetisch veld niet binnendringen. Wanneer een magneet boven de supergeleider wordt geplaatst, blijft deze dus erboven zweven. Het Meissner-effect treedt alleen op wanneer het metaal YBa2Cu3O9-δ zich in de supergeleidende toestand bevindt. Dit metaal wordt supergeleidend wanneer de temperatuur gedaald is tot onder de kritische temperatuur. In figuur 18 is te zien dat de magneet werkelijk boven de supergeleider blijft zweven en daarmee is het Meissner-effect bewezen. Figuur 18: Het Meissner-effect 19 De meetresultaten T (°C) -196 -195 -194 -193 -191 -190 -189 -187 -186 -185 -184 -182 -181 -180 -178 -177 -174 -171 -169 -168 -165 -163 -161 -159 -156 -154 -152 -150 -148 -145 -143 -140 -138 -136 -134 -131 -129 -127 -125 -122 -120 I (A) 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 U (V) R( Ω) 0 0 0 0 0 0 0 0,00001 0,00004 0,00006 0,0001 0,00016 0,00017 0,00018 0,0002 0,0002 0,0002 0,00021 0,00021 0,00022 0,00022 0,00022 0,00023 0,00023 0,00023 0,00023 0,00024 0,00024 0,00024 0,00024 0,00025 0,00025 0,00025 0,00025 0,00026 0,00026 0,00026 0,00026 0,00026 0,00027 0,00027 0 0 0 0 0 0 0 1,67E-05 6,67E-05 0,0001 0,000167 0,000267 0,000283 0,0003 0,000333 0,000333 0,000333 0,00035 0,00035 0,000367 0,000367 0,000367 0,000383 0,000383 0,000383 0,000383 0,0004 0,0004 0,0004 0,0004 0,000417 0,000417 0,000417 0,000417 0,000433 0,000433 0,000433 0,000433 0,000433 0,00045 0,00045 In tabel 1 zijn mijn meetresultaten van mijn experiment te zien. In het begin heb ik per graad Celsius de spanning opgeschreven. Dit heb ik gedaan omdat ik verwachtte dat rond die lage temperaturen de kritische temperatuur zou liggen. Op dat moment zou de weerstand snel toenemen. Dit punt ligt op -187 °C. De stroomsterkte blijft gedurende het hele experiment gelijk, namelijk 0,6 Ampère. Met deze meetgegevens kon ik de weerstand berekenen met behulp van de formule: 𝑅= 𝑈 𝐼 Deze berekende weerstand is te zien in de laatste kolom. Tabel 1: Meetresultaten van het experiment bij Philips Research. 20 -118 -116 -113 -111 -109 -106 -104 -102 -100 -97 -95 -93 -91 -88 -86 -84 -82 -79 -77 -75 -73 -70 -68 -66 -63 -61 -59 -57 -54 -52 -50 -48 -45 -43 -41 -39 -36 -34 -32 -29 -27 -25 -23 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,00027 0,00027 0,00028 0,00028 0,00028 0,00028 0,00028 0,00029 0,00029 0,00029 0,00029 0,0003 0,0003 0,0003 0,0003 0,0003 0,0003 0,00031 0,00031 0,00031 0,00031 0,00031 0,00032 0,00032 0,00032 0,00032 0,00033 0,00033 0,00033 0,00033 0,00033 0,00034 0,00034 0,00034 0,00034 0,00034 0,00035 0,00035 0,00035 0,00035 0,00035 0,00036 0,00036 0,00045 0,00045 0,000467 0,000467 0,000467 0,000467 0,000467 0,000483 0,000483 0,000483 0,000483 0,0005 0,0005 0,0005 0,0005 0,0005 0,0005 0,000517 0,000517 0,000517 0,000517 0,000517 0,000533 0,000533 0,000533 0,000533 0,00055 0,00055 0,00055 0,00055 0,00055 0,000567 0,000567 0,000567 0,000567 0,000567 0,000583 0,000583 0,000583 0,000583 0,000583 0,0006 0,0006 Figuur 19: Bezig met experiment 21 -20 -18 -16 -14 -11 -9 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,00036 0,0006 0,00036 0,0006 0,00036 0,0006 0,00037 0,000617 0,00037 0,000617 0,00037 0,000617 De grafieken De curve van grafiek 1geeft het verband tussen de weerstand en de temperatuur bij een supergeleider weer. Het verloop van de curve is in een soort van trap-vorm. Dit is te verklaren met de meetgegevens. De spanning wordt gemeten in twee significante cijfers. Dit betekent dat de meting van spanning een meetonnauwkeurigheid heeft van 0,005 millivolt. Daarom lijkt het alsof de spanning bij bepaalde opeenvolgende temperaturen gelijk blijft, terwijl deze in werkelijkheid geleidelijk stijgt. Verband tussen weerstand en temperatuur bij supergeleiding 0.0007 0.0006 0.0005 Weerstand(Ω) 0.0004 0.0003 0.0002 0.0001 0 -250 -200 -150 -100 Temperatuur (°C) -50 0 -0.0001 Grafiek 1 In grafiek 2 is een stijgende, vloeiende curve te zien. Rond -187 °C is in de curve een steiler verloop te zien. Onder deze temperatuur is de supergeleider volledig in supergeleidende toestand, omdat de weerstand helemaal is verdwenen. Tijdens het steile gedeelte van de curve is het metaal in de gemengde fase. Hij is dan nog wel supergeleidend, omdat de weerstand dan nog steeds heel klein is. Als de grafiek weer minder steil wordt, is het metaal niet meer supergeleidend, maar is het een hele goede geleider. 22 Verband tussen weerstand en temperatuur bij supergeleiding 0.0007 Weerstand (Ω) 0.0006 0.0005 0.0004 0.0003 0.0002 0.0001 0 -250 -200 -150 -100 -50 0 Temperatuur (°C) Grafiek 2 In grafiek 3 is gedetailleerder weergegeven hoe de curve loopt rond de kritische temperatuur. Hier is duidelijk te zien dat de kritische temperatuur -187 °C is. Vanaf deze temperatuur stijgt de weerstand snel en neemt de supergeleidende toestand af. Kritische temperatuur 0.0004 0.00035 Weerstand (Ω) 0.0003 0.00025 0.0002 0.00015 0.0001 0.00005 0 -200 -195 -190 -185 -180 Temperatuur (°C) -175 -170 -165 Grafiek 3 Analyse van de resultaten Mijn verwachting was dat de kritische temperatuur zou liggen rond de -178°C. Deze had ik gevonden in mijn bronnen. Echter is mijn kritische temperatuur, die ik heb gevonden bij het uitvoeren van mijn experiment -187°C. Tijdens het eerste experiment vond ik een kritische temperatuur van -165°C. Dit klopte niet, en na uitvoering van hetzelfde experiment met een andere temperatuursensor werd de laagste temperatuur -196°C in plaats van -173°C. Daarom klopte mijn meetresultaten niet helemaal. De temperatuurschaal was niet juist, daarom moest hier een correctie plaatsvinden. Dit deed ik door elke 23 temperatuur te vermenigvuldigen met een factor van 196 173 . Dit leverde een kritische temperatuur op van -187°C (86 K). Dit getal is net iets lager dan het gerapporteerde getal van 90 tot 92 Kelvin. Als ik de meting bij een veel lagere stroom gedaan zou hebben, zoals 1mA of nog minder, dan zou ik een hogere TC gemeten hebben. Bij een hogere stroom zal de supergeleider namelijk eerder quenchen. Dit betekent dat het niet meer supergeleidend is. Voor een dergelijke meting zou echter wel een veel gevoeligere stroom- en spanningsmeter nodig hebben gehad. Conclusie Mijn experiment voerde ik bij Philips Research uit. Hiervoor had ik de supergeleidende pil nodig, die al van tevoren gemaakt was. Om de spanning en de stroomsterkte te meten, was de vierpuntsmethode nodig. Twee van de vier punten zaten aangesloten aan een voltmeter. De andere twee punten zitten aangesloten aan een stroombron. De stroomsterkte die deze biedt, blijft gedurende het hele experiment gelijk. Dit is gedaan om de weerstand, die de draden en de contactjes bezitten, niet mee te meten. Ook was het nodig om een T-koppel te maken. Hiervoor werd een klein gaatje geboord in de supergeleidende pil. Hiermee kon de temperatuur binnenin de supergeleider gemeten worden. Het verbinden van de draadjes aan de supergeleider werd gedaan met verschillende materialen. Eerst is er een dun laagje goud neergeslagen op de supergeleider, omdat goud een zeer goede geleider is. Daarna werd een kunsthars van zilverepoxy op dit neergeslagen goud bevestigd. Hierin werden de draadjes gelegd en zo kon de meting beginnen. Tijdens het experiment werd de pil van Yttriumbariumkoperoxide in de supergeleidende toestand gebracht door het af te koelen met vloeibare stikstof. Het duurde een tijdje voordat de hele pil supergeleidend was geworden, omdat de pil een thermische dichtheid heeft. De supergeleidende pil lag op een schaaltje met daaronder een isolator, zodat de meest optimale resultaten werden verkregen. De stroomsterkte was gedurende het hele experiment 0,60 Ampère en dus constant. Bij elke stijging van twee graden Celsius in temperatuur schreef ik de spanning op. Met behulp van deze gegevens kon ik bij elke temperatuur de weerstand berekenen. Dit deed ik met behulp van de formule: 𝑅 = 𝑈 𝐼 Ook wilde ik graag onderzoeken of het Meissner-effect zou optreden bij Yttriumbariumkoperoxide als deze in de supergeleidende toestand bevindt. Bij het Meissner-effect loopt er een stroom door de supergeleider die een magnetisch veld opwekt. De veldlijnen van een extern magnetisch veld kunnen op deze manier de supergeleider niet binnendringen en daardoor blijft een magneet erboven zweven. Dit effect treedt alleen op als de temperatuur is gedaald tot onder de kritische temperatuur. 24 Deze kritische temperatuur vond ik met mijn experiment. Op het punt dat de spanning toeneemt en dus de weerstand toeneemt, is de temperatuur hoger dan de kritische temperatuur. Dit punt was tijdens mijn experiment -187 °C. Bij deze temperatuur blijft een magneet ook boven de supergeleider zweven. In mijn bronnen was de kritische temperatuur -178°C, maar bij mijn experiment vond ik een kritische temperatuur van -187°C. Deze lagere temperatuur dan de gerapporteerde temperatuur komt, omdat een redelijk hoge stroomsterkte werd gebruikt tijdens het experiment. Bij een hogere stroomsterkte gaat de supergeleider eerder quenchen. 25 Conclusie In het jaar 1911 ontdekt Heike Kamerlingh Onnes supergeleiding. Eerst dacht hij dat er kortsluiting was opgetreden, maar hij herhaalde het experiment enkele keren en kwam zo tot de conclusie dat sommige metalen alle weerstand verliezen bij extreem lage temperaturen. Dit noemde hij supergeleiding. Supergeleiding vind ik een erg interessant verschijnsel in de natuurkunde. Een experiment uitvoeren dat met supergeleiding te maken had, was voor mij de reden om me meer te gaan verdiepen in dit onderwerp. Ik las over lage temperatuursupergeleiders en later over de hoge temperatuursupergeleiders. Wanneer er een hogere kritische temperatuur wordt gevonden voor het optreden van supergeleiding, zou hiermee energie bespaard kunnen worden. Er treedt namelijk geen weerstand op bij supergeleiding en zo gaat er ook geen energie verloren bij het transport. Maar de kritische temperatuur van de huidige supergeleiders is nog te laag om echt energiewinst te behalen, omdat er voor het afkoelen veel energie nodig is. Zo zou een supergeleider meer energie verbruiken dan besparen. Met mijn onderzoek heb ik geprobeerd een hogere kritische temperatuur te vinden voor een supergeleider, zodat dit in de maatschappij kan worden toegepast. Hierbij heb ik mijn hoofdvraag opgesteld: Bij welke temperatuur kan een stof – dienend als supergeleider – een magneet erboven laten zweven? Deze hoofdvraag heb ik beantwoord met mijn deelvragen. Wat is supergeleiding? Bij geleiding is er een transport van elektrische lading ontstaan. Dit zijn de elektronen van de buitenste schil van een atoom. Deze kunnen worden doorgegeven aan een volgend atoom. Hierdoor ontstaat een stroom van elektronen van de ene pool naar de andere pool. Hierbij ontstaat weerstand. Dit is de eigenschap van een materiaal die de elektrische stroom belemmert, die door dit materiaal loopt. Weerstand bij metalen ontstaat wanneer de elektronen door een rooster van metaalionen gaan. Ze worden gehinderd doordat ze tegen de metaalionen botsen. Supergeleiding is het verschijnsel in de natuurkunde waarbij een metaal dat gekoeld is tot een extreem lage temperatuur, bijna al zijn weerstand verliest. Er is veel onderzoek gedaan naar supergeleiding en de belangrijkste theorie voor de verklaring is de BCS-theorie. Hierbij bewegen vrije elektronen door het rooster, waarbij zij een positief geladen ion achterlaten. Deze ionen worden aangetrokken door de negatief geladen elektronen, waardoor een polarisatiewolk ontstaat. Wanneer dit onder lage temperatuur plaatsvindt, bewegen de elektronen sneller dan de polarisatiewolk. Deze wolk trekt dan een ander elektron aan. Deze twee elektronen vormen samen het Cooper-paar. Dit paar kan zich enkele nanometers uit elkaar bevinden, door de zwakke binding tussen beiden. Hierdoor wordt de kans dat het hele Cooper-paar tegen één ion botst zeer klein, waardoor er ook geen weerstand meer is. Op dit moment bevindt de stof zich in de supergeleidende toestand. De hoogst mogelijke temperatuur waarbij supergeleiding optreedt, is de kritische temperatuur. Bij deze temperatuur is het mogelijk voor twee elektronen om een Cooper-paar te vormen. 26 Wanneer een stof zich in de supergeleidende toestand bevindt, treedt ook het Meissner-effect op. Er wordt een extern magnetisch veld aangelegd boven de supergeleider. Door de supergeleider loopt een elektrische stroom die een tegengesteld magnetisch veld opwekt. De stroom blijft lopen door de supergeleider, omdat er geen weerstand is. Het extern magnetisch veld is niet in staat om het inwendig magnetisch veld binnen te dringen. Wanneer er dus een magneet boven een supergeleider wordt geplaatst, blijft deze zweven. Hoe wordt een supergeleider gemaakt? Een supergeleider bestaat uit verschillende componenten. Als eerste was een supergeleidend materiaal nodig. Dit is de keramische stof YBa2Cu3O9-δ, dat een van de eerste hogetemperatuursupergeleiders was. Deze supergeleider, in de vorm van een pil, moest eerst een proces ondergaan dat annealing heet. Hierbij wordt het materiaal verhit in een oven om de fysische en soms ook de chemische eigenschappen te optimaliseren. Echter had dit proces niet de gewenste uitwerking en moest een nieuwe pil gemaakt worden. Deze werd gemaakt met het poeder van YBa2Cu3O9-δ waarbij een paar procent water was toegevoegd. Dit ging in een mal en er werd met behulp van olie druk aan alle kanten uitgeoefend, waardoor de dichtheid van de pil steeg. De supergeleidende pil is een Type-II-supergeleider. De kritische temperatuur is relatief hoog en deze supergeleiders kunnen dus met vloeibare stikstof in de supergeleidende toestand worden gebracht. Vloeibare stikstof heeft een kookpunt van -196°C, waardoor dit geschikt is voor mijn experiment. Met vloeibare stikstof moet veilig worden omgegaan, dus droeg ik een labjas, handschoenen en een veiligheidsbril. Bij welke temperatuur gaat de magneet zweven? Mijn experiment heb ik bij Philips Research uitgevoerd. Van tevoren was de supergeleidende pil al geoptimaliseerd, zodat de beste resultaten worden gemeten. Er werd gemeten met de vierpuntsmethode. Deze methode werd gebruikt om de weerstand van de draden en de contactjes niet mee te tellen. Twee van de vier punten zaten aangesloten op een voltmeter. De andere twee punten waren aangesloten op een stroombron. De stroomsterkte bleef tijdens het hele experiment constant. Voor het meten van de temperatuur binnenin de supergeleider werd een klein gaatje geboord, die de T-koppel wordt genoemd. Voor het verbinden van de draadjes aan de supergeleider waren verschillende materialen nodig. Als eerste was er een dun laagje goud neergeslagen, omdat goud is een zeer goede geleider is. Daarna werden de draadjes met een kunsthars van zilverepoxy op het goud bevestigd. Om de pil van Yttriumbariumkoperoxide in de supergeleidende toestand te brengen, werd deze afgekoeld met vloeibare stikstof. Vanwege zijn thermische dichtheid duurde het even voordat de gehele pil afgekoeld was. De supergeleidende pil met 27 vloeibare stikstof zaten in een bakje met daaronder een isolator, zodat de beste resultaten werden verkregen. Tijdens het experiment noteerde ik bij iedere twee graden Celsius, dat de temperatuur steeg, de spanning. De stroomsterkte bleef tijdens het hele experiment gelijk. Met deze twee gegevens kon ik bij iedere temperatuur de weerstand berekenen, met de formule: 𝑅 = 𝑈 𝐼 Om te onderzoeken of het Meissner-effect ook optrad, plaatste ik een magneet boven de supergeleider. Deze bleef zweven. Bij het Meissner-effect wekt de supergeleider een magnetisch veld op, omdat er een stroom doorheen loopt. Een extern magnetisch veld wordt door dit veld af gestoten en daardoor blijft de magneet zweven. Dit effect treedt op als de temperatuur lager is dan de kritische temperatuur. Deze kritische temperatuur heb ik met mijn experiment gevonden. Dit is het punt waarbij de spanning weer toeneemt, en er dus ook weerstand ontstaat. Deze temperatuur was bij mijn experiment -187°C. Ook bleef toen de magneet boven de supergeleider zweven en treedt dus het Meissner-effect op. In mijn bronnen had ik anderzijds een kritische temperatuur van -178°C gevonden. Deze lagere temperatuur dan de gerapporteerde temperatuur komt, omdat een redelijk hoge stroomsterkte werd gebruikt tijdens het experiment. Bij een hogere stroomsterkte gaat de supergeleider eerder quenchen. Bij welke temperatuur kan een stof – dienend als supergeleider – een magneet erboven laten zweven? Uit mijn experiment blijkt dat de kritische temperatuur van YBa2Cu3O9-δ -187°C is. Dit heb ik gevonden door de spanning en de stroomsterkte over een afgekoelde supergeleider te meten. Bij een temperatuur die lager was dan -187°C was er geen weerstand en trad er dus supergeleiding op. Bij een hogere temperatuur dan -187°C nam de spanning toe en ontstond er dus ook opnieuw weerstand. Ook het Meissner-effect trad op. De magneet bleef boven de supergeleider zweven, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat de supergeleider een tegengesteld magnetisch veld opwekt. Het extern magnetisch veld van de magneet kan het intern magnetisch veld niet doordringen, waardoor deze er dus boven blijft zweven. Dit effect trad op bij een temperatuur die lager was dan de kritische temperatuur. Door verder onderzoek zou een hogere kritische temperatuur gevonden kunnen worden. Hierdoor kan supergeleiding in de toekomst toegepast worden in de maatschappij, maar hiervoor moet de kritische temperatuur rond kamertemperatuur liggen. Dan kan er energie worden bespaard, maar ook allerlei nieuwe ideeën uitgevoerd worden, zoals een magnetische zweeftrein of verbetering van de huidige MRI-scan. 28 Bronnen Literatuurlijst Inleiding Fokke, J., ‘Heike Kamerlingh Onnes ontdekt supergeleiding’, http://www.isgeschiedenis.nl/toen/april/heike-kamerlingh-onnes-ontdektsupergeleiding/ , geraadpleegd op 25 augustus 24 Gerbis, N., ‘what is superconductivity?’ http://science.howstuffworks.com/environmental/energy/superconductivity.htm , geraadpleegd op 25 augustus 2014 How stuff works, ‘Superconductivity’, http://health.howstuffworks.com/search.php?terms=superconductivity&x=0&y=0 , geraadpleegd op 25 augustus 2014 Wikipedia, ‘Superconductivity’, http://en.wikipedia.org/wiki/Superconductivity , geraadpleegd op 25 augustus 2014 Eerste deelvraag Aalderink, B., ‘Supergeleiding, hoe werkt dat?’ http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=199779, geraadpleegd op 14 oktober 2014 Eck, J., ‘Superconductors’, http://superconductors.org/ , geraadpleegd op 14 oktober 2014 ISSO, ‘Elektrische weerstand‘, http://www.issokenniskaarten.nl/kenniskaart/elektrische-installaties/basiskennis/elektrischeweerstand, geraadpleegd op 2 september 2014 Kouwenhoven, M., ‘Supergeleiding: De verbetering van de type 2 supergeleider of onbekende werking met een ongekend resultaat’, http://www.knawonderwijsprijs.nl/upload/werkstukken/2012_NT_Supergeleiding.pdf , geraadpleegd op 14 oktober 2014 Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM), ‘Nieuwe supergeleiderskoorts’, http://www.fom.nl/live/nieuws/archief_onderzoeksnieuws/2001/artikel.pag?objectnum ber=33149 , geraadpleegd op 14 oktober 2014(Bijlage) Wikipedia, ‘BCS-theorie’, http://nl.wikipedia.org/wiki/BCS-theorie , geraadpleegd op 14 oktober 2014 Wikipedia, ‘Cooperpaar’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Cooperpaar, geraadpleegd op 14 oktober 2014 29 Wikipedia, ‘Elektrische geleiding‘, http://nl.wikipedia.org/wiki/Elektrische_geleiding, geraadpleegd op 2 september 2014 Wikipedia, ‘Elektrische Isolatie‘, http://nl.wikipedia.org/wiki/Elektrische_isolatie, geraadpleegd op 2 september 2014 Wikipedia, ‘Elektrische weerstand (eigenschap), http://nl.wikipedia.org/wiki/Elektrische_weerstand_(eigenschap), geraadpleegd op 16 september 2014 Wikipedia, ‘Geleider’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Geleider, geraadpleegd op 2 september 2014 Wikipedia, ‘Hoogspanningsleiding’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogspanningsleiding, geraadpleegd op 2 september 2014 Wikipedia, ‘Isolator’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Isolator , geraadpleegd op 2 september 2014 Wikipedia, ‘Josephson-junctie’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Josephson-junctie, geraadpleegd op 6 november 2014 Wikipedia, ‘Meissner- effect’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Meissner-effect , geraadpleegd op 14 oktober 2014 Wikipedia, ‘MRI-scanner’, http://nl.wikipedia.org/wiki/MRI-scanner , geraadpleegd op 6 november 2014 Wikipedia, ‘Lekstroom’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Lekstroom, geraadpleegd op 2 september 2014 Wikipedia, ‘Soortelijke weerstand’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Soortelijke_weerstand, geraadpleegd op 16 september 2014 Wikipedia, ‘SQUID’, http://nl.wikipedia.org/wiki/SQUID , geraadpleegd op 6 november 2014 Tweede deelvraag Linde Gas, ‘Veiligheid rond vloeibare stikstof’, http://www.lindegas.nl/internet.lg.lg.ndl/nl/images/Veiligheid%20rond%20vloeibare%20stikstof%20(N ederlands%20en%20Frans)172_37936.pdf, geraadpleegd op 12 november 2014 Straten, R. van, ‘Typen Supergeleiders’, http://pws.vstraten.com/theorie/typen_supergeleiders/ , geraadpleegd op 16 november 2014 Wikipedia, ‘Annealing (metallurgy), http://en.wikipedia.org/wiki/Annealing_(metallurgy) , geraadpleegd op 5 november 2014 30 Wikipedia, ‘Hogetemperatuursupergeleiding’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Hogetemperatuursupergeleiding , geraadpleegd op 5 november 2014 Wikipedia, ‘Ginsburg-Landau-Theorie ‘, http://de.wikipedia.org/wiki/Ginsburg-LandauTheorie , geraadpleegd op 16 november 2014 Wikipedia, ‘Ginzburg-Landau-Theory’, http://en.wikipedia.org/wiki/Ginzburg%E2%80%93Landau_theory , geraadpleegd op 16 november 2014 Wikipedia, ‘Stikstof (element)’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Stikstof_(element), geraadpleegd op 12 november 2014 Wikipedia, ‘Supergeleiding’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Supergeleiding , geraadpleegd op 16 november 2014 Wikipedia, ‘Yttrium-barium-koperoxide’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Yttrium-bariumkoperoxide , geraadpleegd op 5 november 2014 Derde deelvraag Haije, T. en Kouwenhoven, M. ‘Supergeleiding’, http://www.knawonderwijsprijs.nl/bestandenafbeeldingen/2012/2012_NT_Supergelei ding.pdf, geraadpleegd op 1 december 2014 Meettechniek, ’Meten van weerstand’, http://meettechniek.info/passief/resistief.html , geraadpleegd op 23 november 2014 Straten, R. van, ‘Profielwerkstuk supergeleiding’, http://pws.vstraten.com/experimenten/experiment_3/, geraadpleegd op 1 december 2014 Wikipedia, ‘Endotherm proces’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Endotherm_proces, geraadpleegd op 1 december 2014 Wikipedia, ‘Ohmmeter’, http://nl.wikipedia.org/wiki/Ohmmeter, geraadpleegd op 4 december 2014 31 Bijlagen Logboek Datum Tijd Wat heb ik gedaan? Problemen Resultaten 28-1-14 1 uur 18-2-14 1 uur Informatie over het profielwerkstuk en hoe de opbouw hiervan is. Carrousel, meer informatie over de profielwerkstukken van vwo 6 en hoe het bij hen liep. Welk vak en welke begeleider? - 11-3-14 1 uur Presentatie van Informatica - Ik zou graag het vak natuurkunde doen bij meneer Voets. Nu weet ik beter waar ik op moet letten en hoe de opzet van een profielwerkstuk moet zijn. - 8-4-14 2,5 uur Kletsen met studenten. Opzoeken van verschillende aspecten van magnetisme en uiteindelijk een keuze gemaakt. Misschien de materialen die nodig zijn. Ik wil een onderzoek doen naar supergeleiding, waarbij ik wil kijken waarom de magneet blijft zweven boven een supergeleider. 15-5-14 1,5 uur Bedenken van hoofd- en deelvragen en zoeken naar bronnen. Ik heb nu een hoofdvraag en vier deelvragen en al enkele nuttige bronnen. 21-5-14 30 minuten Bespreken met meneer Voets. De bronnen zijn in de bibliotheek van de TU/e en misschien zijn sommige materialen die nodig zijn voor mijn onderzoek niet aanwezig op school. Waarschijnlijk kan mijn supergeleider niet op school gemaakt worden. Ik ga met mijn profielwerkstuk onderzoeken bij welke temperatuur een stof, die dient als supergeleider, een magneet laat zweven. Dus ik ga een supergeleider maken en hiermee testjes doen. 32 27-5-14 2 uur Doorlezen van het gevonden werkboek over supergeleiding en de proeven die erin staan. Ook heb ik mijn deelvragen een beetje aangepast. Daarna ben ik nog andere handige bronnen gaan zoeken. Inlezen over het onderwerp supergeleiding en de geschiedenis hiervan. Daarna de inleiding geschreven. Ik kwam erachter dat je bij de profielwinkel van de TU/e pas een aanvraag kan doen in augustus, dus dat levert vertraging op. Nu heb ik een beter inzicht over hoe ik mijn proef uit zal gaan voeren. Maar ik zal me wel eerst beter moeten inlezen. 25-8-14 3 uur - Inleiding af en meer inzicht over hoe supergeleiding werkt. 27-8-14 15 minuten Aanvraag invullen bij de profielwinkel van de TU/e. - Binnen een week krijg ik antwoord. 2-9-14 1,5 uur Werken aan eerste deelvraag, het gedeelte over geleiding en isolatie van elektriciteit. Het is lastig om de goede woorden te vinden om het juiste op te schrijven en om uit te leggen wat je wilt uitleggen. Gedeelte over geleiding en isolatie bijna af. 3-9-14 1 uur In de bieb gekeken voor boeken over elektriciteit en magnetisme, daarna nuttige bladzijden gescand. Dikke boeken, maar slechts weinig informatie die ik kan gebruiken. Meer informatie over meer algemene delen van mijn profielwerkstuk, zoals elektromagnetisme en elektriciteit. 33 16-9-14 1,5 uur Schrijven aan deelvraag 1, het gedeelte over weerstand. Ook heb ik nog enkele veranderingen in de inleiding gemaakt. - Groter gedeelte van deelvraag 1 af. 17-9-14 1,5 uur Netjes uitwerken van de bronnen en de gescande bladzijden gelezen en nuttige informatie samengevat. Duidelijk uitgewerkt van de bronnen en meer informatie die ik kan gebruiken. 2-10-14 30 minuten Bespreken met meneer Voets over de mogelijkheden van mijn proef. Ik ga het bedrijf mailen of ik zo’n thermometer mag lenen voor mijn experiment. 3-10-14 1,5 uur Doorlezen van bronnen, die ik heb gekregen van EXOpunt van Radboud Universiteit. Voor mijn proef heb ik een thermometer nodig die tot extreem lage temperaturen kan meten, deze instrumenten zijn erg prijzig en heb ik misschien niet tot mijn beschikking. Dan zou ik mijn experiment en hoofdvraag moeten aanpassen. - Belangrijke informatie gemarkeerd en deze kan ik verder gaan verwerken. 34 3-10-14 t/m 2011-14 1 uur Over en weer mailen naar Philips Research voor mijn experiment. Er moet veel geregeld worden en dit gaat lastig, maar het is gelukt. Nu vooral informatie uitwisselen. Ik heb een locatie gevonden voor mijn experiment en heb meteen meer geleerd over de opbouw van mijn experiment. 14-1014 4 uur Doorwerken aan eerste deelvraag, onderdelen: weerstand, supergeleiding en Meissner-effect. De meeste sites over het Meissnereffect waren in het Engels, dus dit duurde wat langer om te begrijpen en daarna uit te leggen. Mijn eerste deelvraag is bijna helemaal af. 5-11-14 2 uur Werken aan deelvraag 2: het supergeleidend materiaal - Meer informatie over het supergeleidend materiaal. 6-11-14 3 uur Werken aan tweede deelvraag: het supergeleidend materiaal en aan de inleiding: toepassing van supergeleiding in de maatschappij - 12-1114 3 uur Werken aan deelvraag 2: afkoelen en aanpassen van de opmaak. Toepassing van supergeleiding in de maatschappij paste beter bij deelvraag 1. Geprobeerd zo goed mogelijk uit te leggen hoe men met het supergeleidend materiaal hogere temperaturen aankon en hoe supergeleiding wordt toegepast in de maatschappij. Beschrijving maken van mijn experiment en nuttige informatie duidelijk uitleggen. 35 16-1114 2 uur Lezen over GinzburgLandau theorie en uitleg bij deelvraag 2: typen supergeleiders - Het stukje is nog niet af, maar al wel uitwerking van de Ginzburg-Landau theorie. 17-1114 15 minuten Bespreken met meneer Voets over experiment, de voorbereiding en kijken naar het geschreven werkstuk. Voorbereiding voor experiment, over de uitvoering e.d. en verbeteringen voor het geschreven werkstuk. 20-1114 8 uur Experiment uitvoeren op Philips Research. Uitleg gekregen over supergeleiding, de bouw van een supergeleider en mijn experiment zelf. - Het experiment verliep goed, de meetgegevens moet ik nog wel verwerken. 20-1114 2 uur Na het experiment de meetgegevens al goed bekeken en een klein beetje uitgewerkt. - Gegevens van mijn experiment gedeeltelijk uitgewerkt. 23-1114 6 uur Verder werken aan deelvraag 2: de supergeleidende pil en aan deelvraag 3: de opstelling van het experiment en de contactjes. Filmpje kijken voor de gegevens. - Uitleg van de professoren bij Philips Research verwerkt en opstelling uitgelegd. 36 24-1114 2 uur Verwerken van de gegevens in Excel en curve gemaakt. De curve was in een soort trapvorm, dus heb ik het aangepast. Curve gemaakt met meetgegevens. 28-1114 2 uur Informatie gezocht over mijn meetresultaten van mijn experiment bij Philips en gegevens nog verder uitgewerkt. - Meer informatie over meetresultaten en verdere uitwerking. 30-1114 3 uur Verwerken en uitleggen van gegevens in het Word bestand. - Duidelijke uitwerking van gegevens. 1-12-14 4,5 uur Beschrijving experiment bij deelvraag 3 geschreven en meetresultaten hierin verder verwerkt. De gegevens staan er nu duidelijk en het experiment is goed beschreven. 2-12-14 1 uur Proberen de paginaDe indeling aan te passen. paginanummers tellen niet goed door, waardoor nu de nummering en de inhoudsopgave niet kloppen. Paginanummers doen het nog steeds niet goed. 37 3-12-14 2 uur Schrijven van de conclusie bij deelvraag 1. Veel informatie om Conclusie van samen te vatten. deelvraag 1 af. 4-12-14 2 uur Schrijven van vierpuntsmethode bij deelvraag 3. - Deelvraag 3 is bijna afgerond. 5-12-14 1 uur Werken aan opmaak van het werkstuk. Sommige dingen verspringen heel snel en dan staat alles door elkaar. Bijschriften bij afbeeldingen, grafieken en tabellen toegevoegd. 8-12-14 2 uur Maken van conclusie bij deelvraag 2 en verwerken van bijschriften van afbeeldingen, grafieken en tabellen in de tekst. Conclusie deelvraag 2 af en bijschriften in de tekst verwerkt. 11-1214 1 uur Zoeken naar verklaring voor het verschil in kritische temperatuur. Gemaild naar meneer Voets en naar Wilco Keur van Philips Research. Helaas niet gevonden. 38 12-1214 4 uur Maken van het stukje bij deelvraag 3: analyse van de resultaten en de conclusie bij deelvraag 3. Nog geen mail terug. Informatief gedeelte van alle deelvragen af. 14-1214 4 uur Werken aan Conclusie en hele werkstuk doorgelezen en verbeteringen aangebracht. Ik vond het lastig om een goede conclusie te schrijven over mijn hele werkstuk. Conclusie is af en verbeteringen aangebracht. 19-1214 2 uur Verbeteren van meetgegevens. Het stuk over zuurstofopname bleek niet van toepassing te zijn bij mijn experiment, en daarom uit mijn werkstuk gehaald. Fout gevonden, waardoor elke temperatuur verbeterd moest worden. Nu heb ik alle gegevens in de tabel en grafiek aangepast. Ook de Conclusie en de analyse moesten aangepast worden. 23-1214 1 uur Voorwoord geschreven. Ik had ontdekt dat mijn kritische temperatuur niet klopte, hierover had ik gemaild. De mensen van Philips kwamen erachter dat de temperatuursensor niet goed had gemeten. Verbeteren duurde best wel lang. - Totaal 83 uur Voorwoord af en mijn profielwerkstuk opgestuurd naar Philips Research. 39 40