Literatuur vd oudheid: Grieks

advertisement
Anouk Jacobs
Literatuur vd oudheid: Grieks
GRIEKSE LITERATUUR: afbakeningen
Na Alexander de Grote: Attisch wordt koine.  reactie = atticisme: taalpurisme. Wint.
Geschreven taal bleef atticisme, gesproken taal evolueerde naar nieuw-Grieks: extreme diglossie.
Extreme diglossie in modern Griekenland: dhimotiki (volkstaal) vs. Atharévousa (zuivere taal)
GRIEKSE LITERATUUR: overlevering
Late bronstijd: Lineair B, syllabisch schrift
Dark Ages 1200-800vc: het alfabet (Fenicisch en medeklinkerschrift)
Teksten bewaren:
-
Schoolcurriculum, kanon
HOMEROS EN HET EPOS
Late Bronstijd: lineair B, maatschappij: bureaucratisch en piramidale structuur.
Dark-Ages: Einde Mykeense beschaving door inval Doriërs. Ontstaan stadstaten
Archaïsche periode: alfabet, kolonisatie (7de eeuw), opkomst middenklasse, Aristocratische oligarchie
of tirannie.
Mondelinge verteltraditie
Pre-homerische poëzie:
-
-
Uit Homeros zelf afgeleid: niet-episch: bruiloftszangen, klaagliederen,…  hymnen en lyriek
narratieve zangen/ recitaties: mythische, legendarische verhalen.
Professionele zangers: aoidoi (bv.Demodokos aan hof van Faiaken en Femios)
Parallellen met heldendichten in andere culturen:
Thema: heldenmoed en vriendschap
Vormelijk: metriek en formules (mnemotechnische redenen)
Vaste motieven of topoi: lange beschrijvingen, redevoeringen, traditie
Bard is niet gebonden aan een vaste tekst
HOMEROS
Tijdgenoot van Hesiodos? (Hesiodos won Certamen (zangwedstrijd)).  grote verschillen qua
onderwerp, sfeer en taalgebruik.
Extreme unitariërs: Ilias en Odyssee zijn van dezelfde dichter.
Analytici: compilatie van liederen van verschillende zangers. Homeros is een collectief.
Ontstaan epen: 9de-6e E vc (communis opinio: 8e); ontstaan tekst (2x 24 zangen) Alexandrijnse
geleerden.
Homeros zelf: Ionisch gebied van Klein-Azië of Egeïsche zee (Smyrna/eiland Chios), aristocratie,
geleefd tussen invoering Grieks alfabet en Hesiodos.
DE EPISCHE CYCLUS
2 cycli:
=niet-bewaarde gedichten
Anouk Jacobs
-
Thebaanse cyclus (oidipous-epos)
Trojaanse cyclus (Kleine Ilias en de Inname van Troje): Ilias en Odyssee
Losse epen: de Titanomachie, sagen rond Herakles.
Structuur: korte episode, narratieve procédés (flash-backs en anitcipaties, herhalingen,…):
Thema: centraal thema
Centraal motief: wrok (2x: Achilleus vs Agamemnoon, einde Achilleus tegen Hektoor): Ilias 50 dagen
Één man en zijn veelwendbaarheid: zwerven, listen: Odyssee: 40 dagen
Odyssee:
Zangen 9-12: IK-verteller
Zang 1-4: Telemachie (Odusseus afwezig)
Zang 5-12: verhalen de reis met Ik-verhaale
Zang 13-24: speelt zich af op Ithaka: thuiskomst en wraak.
Stijlkenmerken: epitheta (vaste typerende naamwoorden) en/of patroniemen, halfverzen en
versgroepen.
Homerische vergelijkingen
De versmelting van het goddelijke en het menselijke plan: hoe ernstig Homerische godenwereld?
Homerische hymnen: 33 hymnen in hexameters en Ionisch-episch dialect. Stijl en inhoud
vergelijkbaar met Hesiodos.
Functie: cultus van de bezongen goden, gebruikt als pro-oimia: voorzangen
Inhoud/structuur: religieus gentre
Standaardschema: aanroeping van godheid met epitheta, vermelding afstamming, daden van god,
afsluitende gebed.
LATERE ONTWIKKELING VAN HET EPOS
Inhoud: mythologie en heldensagen, soms ook historische gebeurtenissen.
Voorlopers: 6e E: Orfeus van Krotone (Argonautenepos) en Aristeas van Prokonnesos (overgang van
een mythisch-religieus naar een historiografisch epos).
Klassieke tijd:
-
5e E: Panuassis van Halikarnassos (historisch epos: de Ionika en mythologisch epos:
Herakleia),
Antimachos van Kolofoon (1/4eE) Thebaïs.
Hellenistische tijd:
-
3e E Apollonios van Rhodos (Argonautika) liefdesthema central
Kikker-muizen-oorlog: Iliasparodie
Keizertijd:
-
Claudius Claudianus 400nc: historische epen; Gigantomachie (Alexandrijn naar Rome)
Panegyriek (lofprijzing) van militaire prestaties als traditionele mythologische stof
Quintus van Smyrna (4e NC): tussen begrafenis van Hektoor en de val van Troje
Nonnos van Panopolis (5e E): Dionusos + Johannesevangelie
Anouk Jacobs
HESIODOS EN HET LEERDICHT
Hesiodos van Askra Eerste echte auteur. Vertelt over zichzelf in zijn werk (Theogonie en Erga)
Begin 7e E
Erga: erfenisruzie met zijn broer Perses
Ander geografisch en sociaal milieu dan Homeros (economische
vluchtelingen), problemen van ethische religieuze, praktische en sociale orde.
Pseudo- Hesiodos: Vrouwenkataloog en Schild
Het leerdicht
Formeel: Ionisch-epische taal in hexameters of soms elegisch distichon
= didactische epos
Inhoud en doel: didactisch.
Subsoorten: theologisch (Theogonie), praktisch-didactisch (Erg), filosofisch en wetenschappelijk
leerdicht.
Theogonie
Ordening aanbrengen in godenwereld en kosmos.
“geboorte van de
goden”
Prooimion (proloog): arme herder Hesiodos ontmoet de muzen.
Soort genesis: Chaos Gaia, Eroos, stambomen van goddelijke instanties +
successiemythe Ouranos (Heme). Theogonie is eerbetoon aan Zeus.
Olympisch godenapparaat zoals we het vandaag kennen: lokale Beotische
traditie (Hettietisch en Hurrietisch) + eigen creativiteit.
Werken en dagen
Wijsheidsliteratuur.
Erga
2 centrale onderwerpen: aansporing tot Perses om erfenisconflict bij te leggen
+ raadgevingen aan Perses (voor een geslaagd leven als boer en pater familias)
Soort boerenkalender. Harde leven van lagere klasse.
Overwinning van het recht (met hulp van Zeus), maar hoofdtoon is toch
zwaarmoedig en pessimistisch.
Wetenschap in verzen
-
Voor de keizertijd
Anazarbos in Kilikië (Halieutika: visvangst)
O. van Apameia (Kunegetika, jacht met honden)
Orfische gedichten (aan Orfeus toegeschreven): Hmnen, epos (een Argonautika), wetenschappelijk
leerdicht (lithika: over stenen) en een theologisch leerdicht (Theogonie)  archaïsche hexameters
Vroegchristelijke gedichten: Greogorios van Nazianze: theologische gedichten, dactylische
hexameters, Ionisch-episch, Homerische vergelijkingen en epitheta.
DE ARCHAISCHE EN KLASSIEKE LYRIEK
-
Orale voorgeschiedenis
= verzamelnaam voor alle niet-hexametrische of niet-dramatische poëzie.
Taal: Ionisch, Eolisch met varianten, Dorisch: geografische herkomst van archaïsche
lierdichters
Metrum: stichische of strofische verzen, gereguleerde of ad hoc versmaten
Inhoud: persoonlijk  algemeen-filosofisch, erotisch  moraliserend of didactisch
Anouk Jacobs
-
Monodisch of koor
Functie: publiek:
tirannenhoven, publieke
besloten kring bv. Symposion,
ruimte.
GESPROKEN LYRIEK
Parlando klankrijker dan ons.
Iambografie
Metrum van de jambische trimeter. X-u-/X-u-/ X-u- (x= anceps: lang of kort)
Hinkjambe= laatste voet geen jambe: u-, maar een trochee –u (gebruikt bij light verse: epigrammen).
Trocheïsche tetremeter: - u – u/ - u – u/ - u – u/ - u – (psogos, vituperatio, scheldtirade, berisping) 
Attische komedie
-
Archilochos van Paros (7e): grondlegger
Semonides van Amorgos (7e)
Hipponax van Efese (6e: uitvinder van hinkjambe)
Ionisch met een epische inslag
Elegie
Verschillende inhouden: weeklacht oorsprong
Elegisch distichon:
Ionisch-episch dialect
-
-
Krijgselegie: Turtaios van Sparta (7de E): roept op tot militaire daadkracht (geen ind. Held)
wel collectief.
Sentimentele of liefdeselegie: Mimmermos van Kolofoon (7e E vc)
Politieke elegie: Soloon (7e-6e E): disticha in jamben. Athene.
Moraliserende elegie: Theognis van Megara (7e-6e): didactisch of moraliserend. Korte
leerdichten. Gericht aan Kurnos (de eromeen knaap-minnaar) van de dichter.
Corpus Theognideum: 1400 verzen met elegieën van diverse omvang en inhoud.
Wijsgerige elegie: filosofisch leerdiccht in elegische verzen. Xenofanes van Kolofoon (6ebegin 5e E): disticha en hexameters. Krtiek op antropomorfe godsbeeld. Krijgen inkijk in Sitz
im leben.
Verwant = het epigram
Oude: hexameters
modernere (6e): elegisch distichon.
Reële en fictieve epigrammen.
GEZONGEN LYRIEK
Monodische lyriek
Besloten sfeer, zanger begeleidt door stille lier. Eigen metra en eigen dialect
Onderscheid tussen: dichter als persoon, het poëtische IK en de verwoording van algemene
opvattingen of gevoelens van de gemeenschap.
-
Sapfo van Lesbos (7e-6e): ½ volledige gedichten, bijna-volledige gedichten, 10tallen losse
fragmenten.
Sapfische strofe: 3 lange verzen, 1 kort. Lesbische variant van Eolisch dialect
Herkenbare gevoelens, natuurimpressies, liefde en passionele gevoelens: bruiloftsliederen.
Soort muziekschool voor zang, dans en woord. Een thiasos (cultusgemeenschap) ter ere van
Afrodite en de muzen.
Anouk Jacobs
-
Alkaios van Lesbos: mannelijkere inhoud. Politiek (aristocratie), humnen en
symposionliederen
Anakreoon van Teos (6e): Ionische tirannenhoven. Thema: Wein, Weib und Gesang.
Anacreaonteus. Navolging bewaard in Anthologia alatina
Koorlyriek
Totaalspektakel, instrument: aulos.
Oorsprong: Dorisch, Attische tragedie
Metrum: correspondeert met de choreografie is ingewikkeld en uniek. Triade = opeenvolging van
strofe en antistrofe en epode (toezang)
Opgevoerd tijdens religieuze festivals, politieke evenementen en na sportieve overwinningen.
-
Hymne (voor Godheid)
Paian (voor Apolloon)
Dithyrambe (voor Dionusos)
Enkomion (huldezang voor een mens)
Epinikion (overwinningszang)
Thrèos (klaagzang)
Hymenaios (bruiloftszang)
Pindaros van Thebe (520-446): vier boeken epinikia bewaard voor vier heilige spelen: Olympische,
Pythische (Delfi), Isthmische (Korinthe), Nemeïsche (Nemea). Moeilijk, duister, mythologische en
historische allusies.
HET ATTISCHE DRAMA
Klassieke periode
Klassieke periode begint met de Perzische oorlogen (490-479): Perzen verslagen.
Daarna: interbellum (pentekontaetie): politieke en culturele bloei in Athene (hoofd Attisch-Delische
zeebond)  Gouden tijd van Perikles
Democratie in Athene: gebaseerd op isonomia (iedereen gelijk voor de wet) en isegoria (iedereen
recht van spreken). Ontstaan praktische en theoretische retoriek (sofisten, Griekse Verlichting).
Sokrates (-399)
431: Peloponnesische oorlog: 30 jaar: Perikles sterft (429)
404: Sparta overwint: democratie vervangen door oligarchie
4e E VC: Spartaanse hegemonie (404-371) en Thebaanse hegemonie (371-362). Opkomst van
Makedonië. Alexander de Grote (-323) symbolisch einde van de klassieke periode.
THEATER
Drie belangrijkste uit de 5e en 4e E:
-
Thorikos (oosten van Attika): 500 vc zie p. 42
Dionusostheater van Athene (Akropolis): werd steen in 4e E
Tragediefestival begon met een offer, liturgie en riten. Geen verlichting. Tragedies in maart.
Epidauros (Argolis): 4e E: gebouwd volgens de gulden snede: perfecte akoestiek. Uitzicht op
natuur: extra betekenis en religieuze context.
TRAGEDIE
bokkenzang
Aristoteles – Poetica: historische feiten en technische termen. Maar fout interpretatiekader (schrijft
decennia na bloei van het genre)
Anouk Jacobs
Oorsprong: cultus voor Dionussos. Dithyramben = koorzangen voor Dionusos.
Grieks woord voor acteur = hypokrites (antwoorder). Eerste acteur: Thespis (6e E VC).
5e E: religieus-mythologische verhalen  echt drama met actuele vraagstelling en wisselend plot
Traditionele stof van epos; metrisch en scenisch van lyriek.
De Grote Dionusia: 7 dagen, 3 dagen tragediewedstrijden
3 tragici elk vier stukken, drie tragedies en een saterspel. Afgesloten met een volksvergadering in
theater. Onderdeel van een maatschappelijk-politiek-religieus geheel. Polisgebeuren
-
Publiek: 14000-17000 aanwezigen (Atheese burgers)
Stadsmagistraten kozen 3 tragici en sinds 450 ook acteurs
Volksjury (bepaald door politieke en juridische beslissingsorganen)
Kosten: speciale belasting (Choregie: koorbelasting)
Speciale theaterkas (theorikon): arme burgers konden aanwezig zijn.
Theatertechnisch afwijken van heden:
-
Openluchkarakter
Drie acteurs (Aischulos: 2, Sofokles: 3)
Koor: 12, later 15 zangers. Geen spreekbuis van de auteur of sleutel tot interpretatie. Het
dialogeert en interageert met de acteurs of reflecteert. Praktische dramatische functies.
Actuers waren mannen met maskers
Einde: deus ex machina: scheve situatie recht zetten
Tragici = auteur, dichter, regisseur, choreograaf, componist en soms acteur.
Aristoteles- Poetica:
-
-
-
Alle literatuur is mimesis
Mensen die handelen: drao = drama <-> vertelling. Geen expliciete sturing door een verteller.
Inhoud: ernstige handeling die vrees en medelijden oproept. Conflictsituatie bij de mens.
Hamartia: de fout/vergissing/schuld die fataal blijkt
Pathos: lijden/pijn: roept medelijden en angst op en verwekt genot (hedone) van de tragedie
Anagnorismos: herkenning: letterlijk en figuurlijk
Peripeteia: ommekeer: plot andere wendig.
Verfraaide taal in de te onderscheiden delen: standaardstructuur
Prologos: eerste acteursgedeelte  voorstelling van de situatie
Parodos: opkomst van het koor en eerste koorzang
Epeisodia: acten of bedreiven met interventies van het koor of koorleider
Stasima: koorzangen (soms in beurtzang met acteurs = kommos)
Exodos: slotgedeelte
Metrum en kunsttaal: acteurgedeelte = verheven variant van het Attisch met Ionisch-epische
invloeden: jambische trimeters. Koorgedeelte = Dorisch en in ad hoc lyrische metra met
strofe en antistrofe
Traditionele mythologische stof.
Trilogie (drie tragedies samenvoegen)
oresteia van Aischulos
Saterspel = tragedie met happy ending
Kukloop van Euripides
Saterspel + 3 tragedies = tetralogie
Aischulos
Eerste opvoering: 499-496 behaalde 13 overwinningen
525/4 – 456/5
80 tragedies geschreven, 7 overgeleverd.
De Perzen, de Zeven tegen Thebe, Smekelingen, Prometheus Geboeid,
Oresteia-trilogie (Agamemnoon, De Offerplengsters, De Eumeniden)
Anouk Jacobs
Oudste stukken geschreven voor 2 acteurs. Koor belangrijk.
Plechtig, beeldrijke en moeilijke taal.
Sofokles
496-406/5
Eerste opvoering: 468. 18/20 overwinningen. Actief in Atheense polis:
administratieve en militaire functies.
123 stukken, 7 bewaard:
Aias, Vrouwen uit Trachis, Antigone, Koning Oidipous, Elektra, Filoktetes,
Oidipous in Kolonos
Aristoteles: beste tragicus + Koning Oidipous beste tragedie.
Euripides
Eerste opvoering: 455
485/480-406
Maatschappelijk minder actief: leven in Pella.
22 tetralogieën en behaalde 4 overwinningen: 17 tragedies bewaard
Alkestis, Medeia, Kinderen van Herakles, Andromache, Hekabe,
Smekelingen, Ioon, Elektra, Herakles, Trojaanse vrouwe, Helena, De
fenicische vrouwen, Orestes, Bakchanten,… En de Kukloop
Mens en intermenselijk conflict centraal: retoriek en sofistisch denken
Tragici minores: Aristofanes – kikkers; Ioon van Chios, Kritias en Agathoon; uit de Hellenistische
periode: Lukofroon – Alexandra
KOMEDIE
Voorloper: fallische gezangen (Aristoteles). Koor draagt grote fallussen.
Komos: wilde feeststoet van dronken jongelui = centrale rol van het koor
Inhoudelijk/metrisch: archaïsche jambografie
Politieke overheid: 486 komedie een plaats op de Dionusia.
Dorisch gebied: opbloei van Attisch komedie  geen koor, korte en brutale kluchten (fluaken) en een
vorm van straattoneel (mime).
-
Wedstrijdverband: burgerlijk-religieuze festivals (De Dionusia), vanaf 442 in januari.
Komediewedstrijd op 1 dag, 5 dichters elk 1 stuk
Acteurs: 3-regel niet strikt nageleefd. Koor = 24 leden
Taal hing samen met sprekers/Zangers: Attisch + Dorisch getinte poëtische taal
Metrum: jambische trimeters en trocheïsche tetrameters.
Structuur: Oude Komedie: Parabasis = koor richt zich rechtstreeks tot het publiek, maskers
mogen afgezet worden. Directe spreekbuizen.
Moraliserende- didactische functie. Boodschap = bekritiseren en ridiculiseren van kwalijke figuren of
bewegingen. Hilarische-utopische wereld: lachen en nadenken.
Aristofanes (445 – na 388): kritische/satirische blik op het culturele en intellectuele leven
Volledig bewaard (Attisch): Acharniërs, Ridders, Wolken, Wespen, Vrede, Vogels, Kikkers, Rijkdom,…
Middelen en motieven:
-
Fantasierijk plot: practical jokes
Persoonlijke aanvallen tegen vooraanstaande politici en intellectuelen
Scabreuze en scatologische grappen
Ensceneringen
Anouk Jacobs
-
Woordspelingen en absurde neologismen
Parodie van mythen en tragedies: mythische helden en goden worden slapstickfiguren.
Van oude naar Nieuwe Komedie
Oude: 5e E: polisdemocratie: openlijke politieke en maatschappijkritiek
Midden: 400: psychologische karakterkomedie met typetjes. Geen politiek en actualiteit. Koor
wordt minder belangrijk, parabasis (politieke uitlaatklep) verdwijnt
Nieuwe: 320 (Hellenisme): Menandros (342-293): koor is een stoet van dronkemannen, 5
bedrijven en een proloog. Burgerlijk-moraliserend. Hebben een happy end: huwelijk. Centraal
thema is de liefde. Beroepsacteurs trekken rond. – Duskolos (Meneer Malcontant)
De Nova heeft grote invloed uitgeoefend op Latijnse komedie (Plautus, Terentius) en Westerse
traditie van Molière.
HISTORIOGRAFIE
De klassieke periode
Logografen: kroniekschrijvers, Ionisch
6e E
Genealogen: proza om feiten, data namen en gebeurtenissen vast te leggen: archivarissen.
Klassieke tijd: geschiedschrijving als zelfstandig genre.: gebeurtenissen uit het verleden verklaren
en nuttig maken voor de interpretatie van het heden en inschatten van toekomst.
Militair/politieke gebeurtenissen 5e E: Clash tussen Oost en West in Perzische oorlogen, crisis van
de Atheense hegemonie.
Herodotos
485-425
Ionisch
Klein-Azië: Halikarnassos. Aristocratische familie. Verbannen na opstand
Lugdamis. Reisde veel.
Stichting 444 van Thourioi: kolonie in Z-It.
Tijdens de Peloponnesische oorlogen: Historiën. 9 boeken (niet zelf)
Gebruikte schriftelijke bronnen.
Centraal onderwerp: West en Oost-conflict
Stijl: die van de verteller: losse structuur en spreektalige zinsbouw.
Luisterpubliek.
Tragische geschiedenisopvatting: bestraffing van hybris (centraal motief)
Thoukudides
460-400
Attisch
Rijke, aristocratische Atheense familie. Militaire carrière tijdens
Peloponnesische oorlog: 20 jaar verbannen. Na Atheense nederlaag
keerde hij terug. De Historiai
Centraal onderwerp: peloponnesische oorlog (werk niet af – 411)
Eerste wetenschappelijke, kritische historicus: objectief, bronnen,
systematisch en chronologisch, beperkt zich tot politieke en militaire
aspecteen. Ernstige analyse van machtspolitiek.
Stijl: bestudeerd, stijlfiguren van Gorgias (sofist)
Anouk Jacobs
Xenofoon van
Athene
430-355
Sequelschrijver. Deelnemer aan militaire gebeurtenissen: expeditie van
Kuros tegen diens broer Artaxerxes in 401.  Anabasis (de tocht der
tienduizend)
Vult Thoukudides aan: begint in het jaar 411  Hellenika: contemporaine
geschiedenis.
Schreef ook Cyropedie (opvoeding van Kuros): vorstenportret
Invloed van Sokrates (hebben elkaar gekend): Herinneringen aan Sokrates,
Apologie en een Sumposion.
Het hellenisme
“echte” geschiedschrijvers: reële gebeurtenissen uit ver of nabij verleden: gewijzigde politieke
omstandigheden, wetenschappelijke stroming en meer op ontspanning gerichte productie.
Verwante genres: biografieën, ethnografieën, reisliteratuur en politieke utopieën.
Echte geschiedschrijving:
-
-
Lokale geschiedenis, kronieken: Douris van Samos 340-260: geboorte-eiland
Geschiedenis van Alexanders veroveringen: Alexander als grote held. Geschreven door
ooggetuigen en deelnemers van veldtochten (Ptolemaios: stichter Egyptische dynastie van de
Ptolemeeën  efemeriden, dagboeknotities). Later: geromaniseerde biografieën. Dit liep uit
tot de Alexanderroman. (populair in ME) van Pseudo-Kallisthenes (3e NC).
Diadochentijd: na Alexandros’dood 323-272 hellenistische dynastieën. Hieronumos van
Kardia: pol. En mil. geschiedenis
Universele geschiedenis: Polubios van Megalopolis (200-120): krijgsgevangene in Rome.
Opkomst van Rome = eindpunt van wereldgeschiedenis.
Het lot speelt een grote rol in hellenistische historiografie: verlies autonome polis.
Verwante genres:
-
Geografie en reisverslagen
Ethnografie
Utopie: historisch + mythen en eigen fantasie. Rationalistische interpretatie van de religie =
euhemerisme.
De Keizertijd
Echte geschiedschrijving:
-
-
Flavius Iosefos (1e NC): 66 leidde hij de joodse opstand tegen Rome. Vrijgelaten door
Vespasianus. Historicus van het jodendom: diachroon (Joodse archeologie van de schepping
tot Nero) als synchroon: eigen tijd (Joodse Oorlog: opstand, geschreven in Aramees).
Cassius Dio Cocceianus (2-3e nc): Romeinse geschiedenis van Aineias tot 229nc
Verwante genres:
-
-
Ploutarchos van Chaironeia (50-120nc): Ethika, Moralia: moraalfilosofisch maar ook
literairtheoretisch en retorisch. Parallelle levens: 23 dubbelbiografieën van een Griek en een
Romein.
Pausanias (2e NC): rond 180: reisgids (Rondreis door Griekenland). Historische, folklorische
en mythologische wetenswaardigheden.
Anouk Jacobs
RETORIEK
Pre-retorische welsprekendheid = talent, aanleg, kunst en imitatie van goede sprekers
5e E: bestuderen, beschrijven en systematiseren.
Van welsprekendheid tot welschrijvendheid
Orale cultuur: rechtbank, volksvergadering en publieke plechtigheden.
De retor wordt de schrijver (anderen kunnen uitspreken): logografen.
Ook: fictieve redevoeringen, pamfletten of leesteksten.
Van argumentatieleer tot stilistiek (elocutio)
Aristoteles – Retorica: overtuigingsmiddelen
Elocutio = stilistiek == meer overtuigingsmiddelen.
Geschiedenis van de retoriek
5e E: Korax en Teisias (Syrakuse): les in welsprekendheid + eerste handleiding
 spelen in op radicale polisdemocratie.
Gorgias van Leontinoi: sofist, gekunstelde, bloemrijke stijl. Schreef Lof van Helena: Helena vrijpleiten
van schuld aan de Trojaanse oorlog.
Protagoras van Abdera: De mens is de maat van alle dingen.
Plato: tegen sofisten: gebrek aan filosofische bekommernis en zochten niet naar absolute waarheid.
Ook tegen retoriek in het algemeen. – Faidros en Gorgias.
Strijd tussen filosofie en retorica:
Isokrates (436-338): Atheense school: probeerde het midden te houden van relativisme van sofisten
en onrealistiscch absolutisme van Plato. Moreel integere en intellectueel onderbouwde retoriek. 
filosofische retoriek. Grondlegger van paideia: opvoeding, opleiding en cultuur (bildung).
Aristoteles – Retorica: doet afstand van morele criteria, retoriek zijn waarschijnlijkheden en
onzekerheden. Retorica als studieobject
Handboeken (hellenisme): didactisch en prescriptief.
Keizertijd:
-
Dionusios van Halikarnasos (2/1e E vc): reeks retorische en stijlkritische geschriften
Ps-Longinos (1nc): Peri hupsous, De sublimitate: wat maakt een literair werk geniaal.
Menandros Rhetor (3e E): antieke lyriek en standaardwerken in ME
Tweede sofistiek: brede literaire stroming, opbloei atticisme. Terugkeer naar de taal van de klassieke
periode: taal + literaire en retorische traditie.
Democratie weg  welsprekendheid is een show
ANTIEKE RETORIEK
Hermagoras van Temnos (2e nc): belangrijkste vernieuwer in post-aristotelische Griekse traditie :
statusleer.
Quintilianus: synthese van antieke retoriek
Retorische genres:
-
Gerechtelijke redevoering
Politieke redevoering
genus judicale
genus deliberativum
schuld/onschuld, jury als publiek
toekomst: aanraden/ontraden
Anouk Jacobs
-
Pronkrede/ gelegenheidstoespraak
genus demonstrativum
heden: lof/blaam
Goede redenaar: talent, techniek, ervaring  opleiding, imitatio, oefening, steloefeningen
Taken van de redenaar:
-
Inventio (vinden van argumenten)
Dispositio (ordening)
Elocutio (formulering)
Memoria
Actio
Overtuigingsmiddelen (inventio):
-
Ethos = Karakter: de geloofwaardigheid van de spreker // zender
Pathos= emotie: medelijden, vrees, trots… // ontvanger
Logos = eigenlijke: logische of redelijke argumenten // boodschap
Redevoering:
-
Exordium
Narratio
Argumentatio
Refutatio
Peroratio
Belangrijkste stijlmiddelen:
-
Tropi tropen: translatio (metafoor)
Figurae
fuguren: figurae sententiae (gedachtenfiguren: retorische vraag) + figurae
verborum (woordfiguren: hyperbaton, chiasme)
Lusias
Logograaf: 200 redevoeringen, 31 bewaard
445-380
Schreef zuiver Attisch
Isokrates
Sofist, werkte als logograaf.  richtte een school op.
436-338
21 bewaarde redevoeringen: lofredes op Athene.
Autobiografisch Antidosis, heersersbiografie Euagoras (koning van Cyprus)
Demosthenes
De grootste redenaar: veel pathos, scherpe argumenten. Logograaf.
384-322
Actief als redenaar en politicus. Kansrede: neerslag van conflict met Aischines.
Anti-makedonisch.
Hellenisme: Asianisme en Atticisme
Asianisme: gewollen, gemniëreerde, barokke stijl <-> Atticisme: sobere taal.
Keizertijd: de tweede sofistiek
Herodes Attikos
Rijkste Athener. Archont in Athene (128) en consul in Rome (143).
101-177
Liet naast Dionusostheater het odeon bouwen + leraar Marcus Aurelius
Loukianos
Een rondreizende sofist. Grieks niet zijn moedertal.
120-180
80 bewaarde werken: satirisch, cynisch. Bespot filosofie, religie, literaire
tradities.
Anouk Jacobs
FILOSOFISCH PROZA
Pre-socratici: 6e E
-
Thales van Milete
Puthagoras
Filosofen-dichters
Proza:
-
Herakleitos van Efese (550-480)
Aisopos: antieke fabel (6e E): populairfilosofisch, simpele moraal, eenvoudige taal en stijl.
Hippokrates van Kos (460-370): medische wetenschap. Corpus Hippocraticum: 72 tractaten.
De Sofistiek
Logica en epistemologie.
-
Gorgias (magna Graecia), Protagoras
Katalysator voor de Griekse verlichting
Sokrates
Mens centraal, ethiek
Uiteenlopende portretten: literair personage en historisch figuur (399 dood)
Aristofanes – wolken en Plotonische dialogen
Sokratische of maieutische (vroedvrouwelijke) methode
Plato
Aristocratische familie. Antidemocratisch. 407: contact met Sokrates.
427-348/7
Akademie rond 387. Epistemologie en ethiek. Centrale punten: transcendente
Ideeën (to Kalon: het mooie en het goede) basis voor kennis. Ideaalbeeld van
een ondemocratisch, absolutisch systeem met filosoof-koningen.
Nieuw genre: dialoog, gesprek, dramatische actie.
Filosofisch statement: dialectish, kritisch, maieutisch karakter.
Proza, stilistisch smulwerk in het Attiscch: 35 dialogen en 13 brieven.
1) Vroege of Sokratische periode: Kritoon (dodencel, wetten en
rechtvaardigheid), Euthufroon (vroomheid), Euthudemos (sof.
Methoden), Kratulos (taal en etymologie), Charmides (bezonnenheid),
Laches (moed), Lusis (vriendschap), Ioon (rapsoden en poëzie), Apologie
(verdedigingsrede Sokrates), Hippias minor (waarheid en bedrog)
2) Middenperiode of bloeitijd (385-370): Ideeënleer. Protagoras
(leerbaarheid van de deugd, Gorgias (retorica), Sumposion (feest),
Faidoon (Sokratische sterfdag), oliteia (politieke utopie), Menexenos
(grafrede), Faidros (retoriek), Menoon.
3) Late dialogen: Theaitetos (kennis), Filebos (kennis en genot),
Parmenides (kennis en ontologie), sofist (ware sofist), Timaios
(kosmologie), Kritias (mythische atlantis), Politikos (staatsmanschap),
wetten (variant op Politeia)
Aristoteles
384/3-
342: leraar van Alexander. 335: school: Lukeion (Peripatos wandelgalerij
genoemd).
Lesnotities, encyclopedie: Poetica en Rhetorica
Anouk Jacobs
FILOSOFIE IN HET HELLENISME
Athene
Scholen
-
De Akademie: school van Plato. Wiskundige onderzoeksinstelling
De Peripatos: Aristoteles’ instelling. Wetenschappelijk onderzoek.
De Kunikoi (cynisme): Menippos
4e E
De Stoa: Zenoon van Kition
Het epicurisme: epikouros (341-270): ataraxia
De Skepsis: Purrhoon van Elis. Men kan niets weten.
4e E
4e E
FILOSOFIE IN DE KEIZERTIJD
Scholen:
-
Midden-Platonisme: Ploutarchos- Moralia: anti-christelijk betoog
Hhet Neopythagorisme: 1e VC: Apollonios van Tuana: filosofie en mystieke religie
Aristotelisme: 1e vc: Peripatos commentaren op Aristoteles.
De late Stoa: Marcus Aurelius (121-180)-Aan zichzelf.
Het Neoplatonisme: Plotinos (204-270) school in Rome, grondlegger neoplat.. Enneaden
4e -5e: Ioulianos (Romeinse keizer 361-363): niet-meer-christelijke keizer: de Apostaat
(afvallige)
Filoon van Alexandrië (20vc-50nc): versmelting van joods en hellenistisch denken. Logosleer.
HELLENISTISCHE POEZIE
Alexander dood: 4 dynastieën:
-
Antigoniden (Makedonië en Hellas met hoofdstad Pella)
Attaliden (Klein-Azië met hoofdstad Pergamon)
Seleukiden (Klein-Azië: Syrië tot Indië)
Ptolemeeën (Egypte met hoofdstad Alexandrië). Kleopatra is laatste afstammeling (-Actium
30)
Grieken wonen in een imperium: multiculturele samenleving (vraag Griekse culturele identiteit),
grootsteden met een kosmopolische allure (vooral Alexandrië: smeltkroes van bevolking en
culturen).
Nieuw cultureel, intellectueel, artistiek en literair klimaat:
Hellenistisch patronaat (voorloper van mecenaat)
Mouseion: research and development. Bibliotheek:
-
Inventariseren en catalogeren (Kallimachos van Kurene)
Verifiëren en controleren: kritische tekstuitgaven. (Erathosthenes: eerste filoloog)
Bestuderen en becommentariëren: lexica, metrische studies, monografieën. Aristofanes van
Buzantion: eerste grammatikoi.
Evalueren en klasseren: canon
Propageren en doceren: lectuurvoorbeeld, de encyclopedische vorming
Imiteren en transformeren: creatieve verwerking. Lit. tot leven wekken.
Andere bib: Serapeion (in Alexandrië), Pergamon.
Beeldende kunsten: realisme
Anouk Jacobs
ALEXANDRIJNSE POEZIE
De poeta doctus
-
Literalisering: oude genres worden l’art pour l’art
Oraliteit gedeeltelijk vervangen door leescultuur
Allerlei genres
Dialecten verdwijnen als spreektaal. Experimenteren met verschillende talen binnen 1 genre
Schreven voor gelijken: geleerden (geen lokaal luisterpubliek van medeburgers)
Alexandrijnse poëzie: moeilijke dichtkunst van geleerden voor geleerden:
-
Experimenteel
Poëticaal of zelfreflecterend (thema = dichtkunst zelf)
Intellectualistisch en subtiel (uitdagend)
Intertextueel en gelaagd
Ironisch en dwars: voorkeur voor het marginale, het kleine, het onverwachte
Hellenistische vertegenwoordigers:
-
Epos: Apollonios van Rhodos: koninklijke bibliothecaris aan Mouseion: hoofdpersonage
Argonautenmythe is geen heroïsche held, liefde als centrale thema.
leerdicht: geen echte didactische werken
drama: Menandros- realistische plots met herkenbare typetjes. Lukofroon van Chalkis –
Alexandra: moeilijk, één lange monoloog van profetes Kassandra.
Hymnen: veranderen van toon
Elegieën: heel populair. Latijnse liefdeselegie.
Epigram: vorm = elegisch distichon, Ionisch-episch dialect. Kort en niet altijd een pointe. Na
literarisering: fictieve epigrammen over samenhangende onderwerpen. Martialis: erotische
epigrammen en spotepigrammen. 2-1e E: verzamelen in bloemlezingen. – Anthologia Palatina
Subgenres:
-
Epyllion: mythologische stof in korte vormen.
Eidyllion: dialoog-monoloogvorm: schetsen uit het dagelijkse levven.
Bukolische of pastorale poëzie
Mimiambe (een hinkjambe): korte pseudo-realistische scènes uit dagelijks leven van lagere
klassen. Herondas (3e E)
Grootste Geleerde Dichters
Simias van Rhodos
Figuur-of omtrekgedichten (bewaard in Anthologia Palatina). Onderwerpen:
ei, bijl, vleugels van Eroon. Benaming = technopaignia (gekunstelde
spielereien). Vorm werkt enkel op papier. Ingewikkelde metra en
raadselachtige inhoud.
Kallimachos van
Kurene
Poeta doctus. 6 hymnen (voor goden: disticha en hexameters) en 63
epigrammen.
310-240
Aitia – oorzaken:4000 elegische verzen. Aaneenschakeling van minatuurtjes
met gemeenschappelijk element: verklaring voor feesten.
Epyllion – de Hekalè en jamben.
Theokritos van
Syrakuse
300-260
Schepper van bucolische poëzie. 30 eidyllia,
In Eolisch metrum en dialect + hexameters in kunst-Dorisch.
80-150 verzen lang: dialogen, monologen, narratieve… Liefde centraal
figuurgedicht – Panfluit en 27 epigrammen
Anouk Jacobs
Apollonios van
Rhodos
295-215
Bibliothecaris aan Mouseion.
Epos: Argonautika + stichtingsgedichten (mythologische oorsprong van
steden). Hexameters en hinkjamben.
DE KEIZERTIJD: IMPERIUM VAN HET PROZA
Macht in handen van Rome: geen verandering op cultureel/politiek vlak voor Griekse poleis. Grieks
blijft voertaal  Christendom = Grieks als cultuurtaal
Eerste eeuw: Julisch-Claudiscche en Flavische dyastieën: Augustus, Tiberius, Claudius, Nero,
Verspasianus en Domitianus
Tweede eeuw: adoptiefkeizers: Trajanus, Hadrianus en Marcus Aurelius
Derde eeuw: soldaatkeizers: economische problemen, Germanen, Goten en Perzen winnen
Vierde eeuw: Diocletianus herstelt de orde. Systeem van tetrarchie (2 augusti en 2 caesares).
Konstantijn de Grote: Hoofdstad wordt Konstantinopel 330. Thodosius de grote maakt het
Christendom tot staatsgodsdienst
Vijfde eeuw: West- en Oost-Romeinse rijk.
Zesde eeuw: Byzantijnse rijk. 529: codes Justinianus: sluiten Akademie in Athene. Symbolisch einde
van de antiek-Griekse oudheid
Non-fictie: vooral recapitulatie, compilatie en demonstratie
-
Historiografie (Ploutarchos – parallelle levens, Cassius Dio)
Retoriek (tweede sofistiek)
Filosofie (stoa en neoplatonisme)
Wetenschappen: overzicht van andere auteurs
Taal-en letterkunde: de Souda: anonieme encyclopedie uit 10e eeuw: taalkundig en zakelijk
lexicon.
Hutsepotliteratuur: zweven tussen retoriek, filosofie en niet-echte historiografie en taal-en
letterkunde.
Grondlegger: Favorinus van Arelate – Omnigena historia: Geschiedenissen allerlei).
Klaudios Ailianos – Varia historia en werk over rare dieren= paradoxografie (neerschrijven
van curiositeiten uit de geschiedenis, natuur of geografie)
Fictie: de eerste romans en ander entertainment
De antieke roman: narratieve prozateksten met als centraal thema de liefdesgeschiedenis.
-
Longos van Lesbos (2-3e): Dafnis en Chloë: pastorale roman
Voorloper: Aristeides van Milete (100vc) – Lilesische vertellingen.
Loukianos – Ware geschiedenissen: parodie op reis-en avonturenverhaal. Liefde staat niet
centraal.
Epistolografie: liefde centraal, geen avontuur.
LITERAIRE PRODUCTIE: POEZIE
-
Epos: heropbloei: Nonnos van Panopolis: Dionusos-mythologie)
Leerdicht: encyclopedische tendens
Drama: geen tragedies noch komedies.
Anouk Jacobs
-
Hymnen: Orfische hymnen en religieuze.
Epigram: belangrijkste genre. Nieuwe collectie van Konstantinos Kefalas (voor 900) met als
grondslag: Anthologia Palatina
Fabeldicht
JOODS-CHRISTELIJKE GRIEKSE LITERATUUR
6e E: bevolking Jeruzalem en koninkrijk Juda naar Babylon onder heerschappij van Perzen.
333: overwinning van Alexander de Grote.
312: deel van het rijk der Ptolemeeën.
198: streek veroverd door Seleukiden.  politiek van gedwongen hellenisering. Resultaat: vervolging
en repressie en invoering van de cultus van Zeus in de joodse tempel 167
Pompeius: Romeins gezag. Verovering Jeruzalem 63 vc. 40 vc: Herodes : koning van Juda. Joodse
opstanden in Alexandrië en Jeruzalem.
Eerste joodse oorlog (66-70nc): keizer Titus vernielt tempel in Jeruzalem.
Tweede joodse opstand (132-135): Hadrianus bouwt nieuwe tempel: Jupiter-heiligdom
135: Jeruzalem is verboden voor Joden.
De septuaginta: vertaling van de Pentateuch (5 boeken van Moza of de Torah. Vertaling vanuit het
Hebreeuws (klaar tegen 2e E vc)
Is het Christendom geen Griekse godsdienst? Gehelleniseerde joden.
Paulos (gestorven 65): sterk gehelleniseerde jood en Romeins burger.
Canon voor NT
-
-
Canonieke geschriften: NT
4 evangelies: Matthaios, Markos, Loukas, Ioannes
Loukas: de Handelingen van de Apostelen
21 brieven: Paulos
De Apokalyps van Iannes
Apokriefe geschriften; evangelie van Petros, Handelingen van Paulos  2e E
Nieuwe genres: de homilie (preek), hagiografie (heiligenleven), kerkgeschiedenis, liturgische
hymnografie.
De apologeten
2e: Christendom richt zich ook tot pagane intellectuele elite. Christelijk geloof aanvaardbaar maken
door toenadering tot de Griekse filosofie en cultuur.
Gnostische en antignostische geschriften
2e e: christelijke auteurs tegen ketters (meer nadruk op kennis en weten dan geloof).
De Alexandrijnen
2e-3e E: Alexandrië een Christelijke hoofdstad. De Schrift wordt er wetenschappelijk bestudeerd.
-
Klemens van Alexandrië (2e-3eE): Protrepticus (apologetisch werk voor Helleens publiek),
Paedagogus (moraliserend werk aan christenen gericht), Stromata: hutsepotliteratuur
Origenes van AlexandriË (3e): systematische theoloog: tekstkritisch onderzoek naar OT en
Griekse vertalingen ervan. Tegen Kelsos: antwoord aan de midden-platonicus.
Anouk Jacobs
De Kerkvaders (patrologie of patristiek)
-
-
Athanasios van Alexandrië (295-373): verbannen omwille van zijn harde strijd tegen het
Arianisme (ketterse leer van priester Areios). Leven van Antonios: Griekse hagiografie;
ascetisch monachisme.
Basileios van Kaisareia de Grote (330-379): redevoeringen, preken.
Gregorios van Nazianze (330-390): kort als sofist, priester, monnik en bisschop. Oeuvre:
redevoeringen, brievn en gedichten. Christus Patiens: leestragedie over de kruisdood.
Christelijke poëzie:
Traditionele metra en genres
Latere poëzie: intensiteitsaccent: woordaccent bepaalt de metrische vorm.
Kontakion: metrische preek en origineelste byzantijnse bijdrage
Download