Maandag 15 mei 2006 Gemengd koor Cantabile vierde haar 50-jarig jubileum in de Grote Kerk met een nieuwe compositie van Daan Manneke. Een nieuw stuk is altijd een waagstuk, maar dirigent Ad van Unen houdt wel van nieuwe muziek en zo te horen heeft zijn koor er geen moeite mee hem hierin te volgen. Voor de pauze waren twee gematigd moderne composities van de Zwitser Frank Martin (1890-1974) te horen. Als eerste de Cantate voor de eerste augustus voor koor en orgel, die wat moeilijk op gang kwam. Met zijn complexe samenklanken is het geen zonnige muziek. Wel waren er mooie contrasten tussen piano en forte te horen. Als laatste werk voor de pauze klonk zijn ‘Ode a la Musique’ voor kleinkoor, bariton en koperblazers. De tekst is één lange, pittig klinkende lofzang op de muziek, die veel beter klonk. Met ijle – moeilijke – noten omlijstten ze de fraaie solo van bariton Maurits Draijer. De mooie bloemen voor de vrouw van de componist werden begeleid door een enthousiast applaus van het publiek. De lichte klank van het vrouwenkoor vormde een mooi contrast in Mendelssohn’s Laudate Pueri, dat klonk als een ingenieus vlechtwerk. De ‘Quatre petites prières de St. François d’Assise’ van Poulenc vormden voor de pauze het verstilde middelpunt. Voor Poulenc waren deze kleine gebeden een ‘oefening in nederigheid’ en dat hadden de mannen van het koor goed begrepen. De diffuse samenklanken lieten hier en daar een beetje raden naar de zuiverheid, maar ze werden met veel aandacht gebracht. Tot zover wat kleine puntjes van kritiek op de veelkleurige waaier, die klonk als opmaat tot de première na de pauze. Wat te zeggen van een stuk dat je voor de eerste keer hoort: ‘Van Tijd tot Tijd’ van Daan Manneke. Het was duidelijk te horen dat hier door koor en orkest hard aan was gewerkt. De opening was origineel. Van achter uit de kerk kwamen de koorleden al voorlezend uit de krant aanlopen. Dit geroezemoes werd steeds sterker, leidde geleidelijk tot ordening en zo langzaam tot één toon. Die éne toon werd opgepakt door solist Maurits Draijer, die vanaf de kansel als overweging „Wat is dan de tijd?“ zong (Augustinus). De blazers legden hier een sonore bodem onder. Er kwamen steeds meer contrasten, waarbij slagwerker Martijn Krijnen met een sprong zijn grote gong liet galmen. Ritmische effecten zoals geraas en geratel brachten onrust, maar de koormuziek ademde rust: „Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn tijd“ (Bijbel). Van Tijd tot Tijd heeft in muzikale zin de vorm van een zandloper. Dat betekent dat Daan Manneke met brede lijnen geleidelijk naar het verstilde middendeel toewerkte. Het koor liet de ruggen zien bij de naar binnen gekeerde Tombeau (hommage aan Ton de Leeuw) voor twee saxofoons. Dan komt de muziek wiegend weer op gang op de stille tekst van Drie haiku’s van Yvonne Né. Hierna werd het snel heftig, met donkere klanken, heel veel trommen-muziek en ritmisch applaus. Het eind was overdonderend, de uitdaging met succes volbracht. Gehoord 14-5-06 Grote Kerk Breda: gemengd koor Cantabile, solisten Peter Cornelissen en Maurits Draijer, koperblazersensemble, saxofoonkwartet, Piet Loose orgel, olv Ad van Unen. Auteur: Joke Veltman Bron: BN/DeStem Datum: 15 mei 2006