Protocol “Hypothyreoïdie” Gemaakt op: Auteur: Versie Geldig tot: Goedgekeurd door: VSV Refaja 03-10-2016 Linda Moorlag en Yvonne Maneschijn 4e versie 03-10-2018 L. Moorlag, 1e lijns verloskundige I. Huisman, internist M. Riksen, gynaecoloog P. Kawczynski, kinderarts Geplande evaluatie: 03-06-2018 1. Begripsbepaling Hypothyreoïdie is een ziektebeeld waarbij er sprake is van een te traag werkende schildklier. Kenmerken o.a.: - langzame hartslag - verhoogde bloeddruk - sloom,moe en koud - pafferig gezicht - hese stem - droge huid - obstipatie - struma - verhoogd TSH/verlaagd vrij T4 - symptoomloos (kan ook)! Prevalentie van klinische hypothyreoïdie is 0,3-0,5 % in de zwangerschap, 2-4% van de zwangeren heeft een subklinische hypothyreoïdie. Klinische hypothyreoïdie geeft een verhoogd risico op : - vroeggeboorte - laag geboortegewicht - miskramen - verminderd IQ kind - zwangerschapshypertensie (mogelijk) - fluxus (mogelijk) De meest voorkomende oorzaken voor hypothyreoïdie in Nederland zijn: de ziekte van Hashimoto (=auto-immuun-thyreoiditis), een aanleg stoornis van de schildklier en na behandeling met radioactief Jodium (of chirurgische behandeling) van een hyperthyreoidie. Zeldzame oorzaken zijn: een secundaire hypothyreoïdie a.g.v. een hypofysestoornis of na behandeling voor een schildkliercarcinoom. Aanbevelingen uit de NIV Richtlijn Schildklierstoornissen 2012: Er is onvoldoende wetenschappelijk bewijs om routinematig testen van alle zwangeren op schildklierziekte d.m.v. bepaling van TSH en /of vrij T4 in de zwangerschap aan te bevelen. Er wordt geadviseerd door de internisten om zwangeren met subklinische hypothyreoïdie wel routinematig te behandelen, omdat dit geassocieerd is met neurocognitieve problemen bij de foetale ontwikkeling en maternale preeclampsie en perinatale mortaliteit. 2. Basisprincipes - Inadequate behandeling van klinische hypothyreoïdie kan leiden tot een verhoogde kans op maternale en/of perinatale morbiditeit, abortus of vroeggeboorte. - De verloskundige hulpverlener is ten tijde van het eerste contact met de zwangere verantwoordelijk voor het uitvragen van eventuele schildklierproblematiek i.a. - De zwangere wordt door de verloskundige hulpverlener verwezen naar de behandelend internist om de schildklierwaarden te controleren en zonodig de dosis thyroxine aan te passen. Indien er nog geen behandelend internist bekend is, verwijst verloskundige hulpverlener de zwangere naar de gynaecoloog. Op dezelfde dag of zo spoedig mogelijk wordt de patiënte dan gezien door de internist. De poli-assistente regelt dit. - - - - - De behoefte aan thyroxine bij zwangeren met hypothyreoïdie neemt met 25-50% toe tijdens de zwangerschap. Daarom moet zo spoedig mogelijk in het eerste trimester (bij voorkeur niet later dan 8 weken zwangerschapsduur), de dosering thyroxine (Thyrax®) worden verhoogd door de begeleidend internist. Hierna kan op geleide van de TSH en de vrije T4 spiegel de dosering eventueel worden aangepast. Hierbij wordt gestreefd naar een TSH-waarde van 1-2mU/L. Advies: controles à zes weken. Er is alleen een indicatie voor het bepalen van de TSH receptor antistoffen indien er in het verleden sprake is geweest van een M Graves (waarbij TSH receptor antistoffen aanwezig waren). Het bepalen van TSI is NIET zinvol bij een primaire hypothyreoïdie. Als er een indicatie is voor het bepalen van TSH receptor antistoffen, moeten in het 1e trimester de TSI (TSH receptorantistoffen) bepaald worden. Deze waarde mag niet boven de 1,5 U/l zijn. Wanneer de TSI positief zijn: overdracht naar 2e lijn en herhaling van de bepaling TSI in het 3e trimester. De bevalling kan in de eerste lijn plaatsvinden, mits de zwangere goed is ingesteld op thyroxine en er in het verleden geen sprake is geweest van een M Graves, waarbij de TSI>1,5 U/l. Dit is ter beoordeling van de internist in samenspraak met de gynaecoloog. 4-6 weken postpartum krijgt de zwangere een controle-afspraak met de internist, deze past zonodig de thyroxine-dosis aan. 3. Werkwijze 1e lijn - Zo vroeg mogelijk (bij aanmelding zwangerschap of bij intake) uitvragen of de zwangere bekend is met schildklierproblematiek en/of medicatie (Thyrax®) gebruikt, of er een belaste familie-anamnese is, type 1 diabetes i.a., meerdere miskramen i.a., vroeggeboorte i.a., recent lithiumgebruik, recente toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen, recente bestraling van hoofd/hals, tekenen van struma, vroegere schildklierchirurgie. - Er moet bij schildklierproblematiek of bij belaste anamnese zo vroeg mogelijk in de zwangerschap bloedonderzoek worden gedaan om de TSH en vrije T4 waarde te bepalen (via consult gynaecoloog). Wanneer de zwangere (recent) bekend is met hypothyreoïdie en/of thyroxine (Thyrax®) gebruik, en (nog) niet (goed) is ingesteld (de streefwaarde van de TSH is tussen de 1,0-2,0) moet er een consult bij de internist (via de gynaecoloog) worden gepland voor de Thyrax-instelling. In overleg met behandelend arts (internist) zal de dosering meestal worden verhoogd met 25-30%. Dit bloedonderzoek moet elke 6 weken worden herhaald. - Bij positieve TSI (≥ 1,5 U/l) overdracht naar 2e lijn voor begeleiding van de zwangerschap. - Wanneer zwangere goed is ingesteld met thyroxine (Thyrax®) en TSI negatief (≤ 1,5 IU/l) is, mag begeleiding in de 1e lijn plaats vinden. - NB: Borstvoeding mag gegeven worden bij thyroxine (Thyrax®) behandeling. Post partum kan thyroxine (Thyrax®) dosis teruggebracht worden naar de dosis van voor de zwangerschap. De dosering wordt door de internist bepaald. 4. Overdracht 2e lijn Overdracht 2e lijn wanneer de zwangere met hypothyroïdie niet goed is ingesteld op medicatie of wanneer er positieve TSI waarden(> 1,5 U/l) zijn. Er dient z.s.m. een afspraak voor de desbetreffende zwangere gemaakt te worden. Verwijsbrief en gegevens zwangerschapskaart mee geven aan zwangere of faxen naar polikliniek. 5. Werkwijze 2e lijn Zie protocol ‘Schildklier en Zwangerschap’ (Refaja). De huisarts en de 1e lijns verloskundige worden op de hoogte gesteld van de beleidsafspraken na afloop van het consult in het eerste trimester. 6. Consult kinderarts post partum Alleen in geval van positieve TSI waarden zal post partum een consult kinderarts geregeld worden. Afname navelstrengbloed post partum en testen op TSH, vrij T4 en TSI. Borstvoeding kan zonder problemen gegeven worden door moeders met gebruik van thyroxine (Thyrax®). 7. Nazorg Bij geen bijzonderheden en/of complicaties ontslag naar huis post partum. Kraambed begeleiding door 1e lijn (verwijzende praktijk). Bij algehele stemmingswisselingen of algehele malaise in de late kraamperiode is het raadzaam om TSH en vrij T4 te bepalen. Advies om aantal weken post partum lab te herhalen via een consult met de behandelend arts (internist). 8. Referenties Richtlijn NVOG ‘Schildklier en zwangerschap’. Juni 2010. Richtlijn NIV ‘Schildklierfunctiestoornissen’. Revisie 2012.