De Nieuwe Wereld werd `Amerika` genoemd naar de Florentijnse

advertisement
De Spaanse muziek van Columbus tot nu
De Spaans-Portugese
Gouden Eeuw
Christoffel Columbus
Koningszaal van het Alhambra in Granada
‘Ik zou graag willen dat we begrijpen dat bijna
alles wat vandaag de dag van belang voor ons is
– of dat nu goed of slecht is – destijds is ontstaan.
Dat de vijf symbolische personages – de Koopman, de Kunstenaar, de Ontdekker, de Wiskundige, de Gezant – en de vijf waarheden die ons nu
het meeste waard zijn – de Democratie, de Handel,
de Tolerantie, de Vooruitgang, de Kunst – hun
moderne betekenis niet hadden gehad als het
jaar 1492 anders was verlopen.’
— Jacques Attali, 1492
Tussen 711 en 718 hadden de islamitische Moren
vrijwel het hele Iberische schiereiland veroverd.
Rond 1030 begon de herovering (Reconquista)
door de noordelijke christelijke koninkrijken
Castilië en Aragón, een zeer geleidelijk proces
dat na de overwinning van de christenen bij
Las Navas in 1212 onomkeerbaar werd. Granada,
het laatste islamitische bolwerk, viel in 1492,
het jaar waarin de Genuese zeevaarder Christoffel
Columbus (1451-1506) in dienst van Isabella van
Castilië met drie schepen landde op de Bahama’s
en Cuba en Haïti ‘ontdekte’. Tot het einde van zijn
leven bleef Columbus ervan overtuigd dat hij
Indië had bereikt.
Intocht van de katholieke koningen in Granada
Columbus zet voet aan wal op het latere
San Salvador op de Bahama’s
Ferdinand van Aragón en Isabella van Castilië
De ‘Siglo de Oro’ of
Gouden Eeuw duurde
eigenlijk veel langer dan
een eeuw. Ze begon in 1469
met het huwelijk van de
zogenaamde ‘katholieke
koningen’ Ferdinand van
Aragón en Isabella van
Castilië en eindigde met het
verval van het Spaanse rijk
rond 1660.
Amerigo Vespucci
De Nieuwe Wereld werd ‘Amerika’
genoemd naar de Florentijnse
ontdekkingsreiziger Amerigo
Vespucci, die in 1499 de monding van de Amazone bereikte en
in 1502 na een tweede reis ZuidAmerika als een zelfstandig
continent erkende, los van Indië.
De Borgia-paus Alexander VI, vader van Lucrezia Borgia, bepaalde in
1493 dat alle gebieden vanaf 480 km westelijk van de Kaapverdische
eilanden aan Spanje zouden toekomen en alles ten oosten van die grens
aan Portugal. Portugal was het daar niet mee eens. Een jaar later werd de
grens in het verdrag van Tordesillas bijna 1400 km naar het westen
verschoven waardoor Brazilië, in 1500 ontdekt door Pedro Cabral,
Portugees bezit werd. Met de verovering van grote delen van Midden- en
Zuid-Amerika door Spanje en Portugal en de ontdekking van een zeeweg
rond de Kaap de Goede Hoop naar Indië door de Portugees Vasco da
Gama in 1498, brak het tijdperk van de kolonisatie aan.
Paus Alexander VI
Vasco da Gama
Verdrag van Tordesillas (1494)
Verovering van de Nieuwe Wereld, beschreven in 1601 (bovenaan Ferdinand en Isabella)
De route van Cortés bij de verovering van Mexico
Pizarro controleert een goudverzameling
In 1519-1521 veroverde Hernán Cortés het Azteekse rijk in
Mexico en in 1532-1535 onderwierp Francesco Pizarro de Inca’s
in Peru. In vrij korte tijd vernietigden ze beide samenlevingen:
goud en zilver werden geroofd, de inwoners werden slaven en
ze werden met geweld tot het christendom bekeerd.
Inquisitietribunaal
De maagd Maria met de katholieke koningen
(1490), uiterst links: Tomás de Torquemada
In 1492 viel niet alleen Granada in christelijke
handen, maar dwongen de ‘Reyes Católicos’ ook
alle moslims en joden om zich te bekeren of uit te
wijken. Al in 1478 begon de Spaanse inquisitie
bekeerde joden en moslims op te sporen, respectievelijk marranes en moriscos, die ervan verdacht
werden dat ze hun oude geloof bleven beoefenen. De organisatie ressorteerde direct onder de
koning en was wreder dan de pauselijke inquisitie (in 1231 opgericht door Gregorius IX en pas
in 1834 definitief opgeheven). Berucht was de
Grootinquisiteur, de dominicaanse prior Tomás de
Torquemada die zo’n 2000 auto-da-fe’s (religieuze
terechtstellingen) liet uitvoeren.
Bloei en verval van
een wereldmacht
Na het overlijden in 1504 van
Isabella van Castilië werden haar
dochter Johanna (later ‘de Waanzinnige’) en haar schoonzoon Filips
de Schone van Bourgondië de koningen van Castilië.
Filips II
Filips de Schone en Johanna de Waanzinnige
Karel V
Don Juan van Oostenrijk
De slag bij Lepanto
In januari 1516 overleed
Ferdinand van Aragón. Hij werd
als koning van Spanje opgevolgd
door zijn kleinzoon Karel van
Habsburg, vanaf 1519 als Karel
V keizer van het Heilige Roomse
Rijk. Op 28 maart 1556 werd zijn
zoon Filips II (1556-1598) in
Valladolid tot koning van Spanje
uitgeroepen. Karel V had hem al
het jaar voordien het bestuur van
de Nederlanden overgedragen.
Zelf trok die laatste zich, geplaagd
door jicht, terug in het klooster
van San Yuste in West-Spanje.
In 1571 versloeg de Spaanse vloot,
samen met die van Venetië en van
de Heilige Stoel, onder leiding van
Don Juan van Oostenrijk de Turkse
vloot in de legendarische zeeslag
bij Lepanto. Spanje bleef de Middel­
Fernando Álvarez de Toledo,
landse Zee beheersen mede via
hertog van Alva
zijn Italiaanse bezittingen
In 1580 liet Filips II de hertog van
Napels en Sicilië.
Alva Portugal bezetten. In 1567
was diezelfde Alva al naar de
Nederlanden gezonden om daar
de opstand neer te slaan.
Na Alva’s triomf in Portugal,
kreeg het Spaanse imperium er
ook de Portugese bezittingen in
Afrika, Azië en Amerika bij.
In 1588 kreeg deze macht een flinke deuk
toen de onoverwinnelijk geachte Spaanse
vloot, de Armada invincibile, onder bevel
van Medina Sidona met 130 schepen en
niet minder dan 30.000 man aan boord in
het Kanaal werd verslagen door de Engelsen met steun van protestantse Hollanders
en Zeeuwen.
De regeringen van Filips III (1598-1621) en
Filips IV (1621-1665) werden beheerst door
hun ministers Francisco Gomez de Sandoval y Rojaz en Gaspar de Guzmán, de hertogen van Lerma en Olivares. Door de vele,
vaak nutteloze oorlogen, de uittocht naar de
koloniën waar een nieuwe samenleving en
economie was ontstaan, en door de voortdurende vervolging van andersdenkenden
raakte het staatsbudget ernstig ontwricht.
Verzwaarde belastingen in Napels, Catalonië en Andalusië lokten opstanden uit. Hetzelfde gebeurde in Portugal, dat met de
steun van Frankrijk in 1640 weer onafhankelijk werd, een situatie die pas in 1644 na een
oorlog door Spanje werd erkend.
Het Escorial
Bibliotheek van het Escorial
Vanaf 1563 liet Filips II onder leiding van
Juan Bautista de Toledo het
Escorial-paleis bouwen, tegelijk klooster
en mausoleum. De wiskundige en architect Juan de Herrera voltooide de werken aan dit symbool van de macht van
de katholieke kerk en Spanje in 1584.
Filips III te paard (Velázquez)
Filips IV (Velázquez)
Olivares te paard (Velázquez)
In de schilderkunst werd een ongezien hoogtepunt bereikt met de surrealistisch aandoende werken van
Doménikos Theotokópoulos, bijgenaamd El Greco (1541-1613) en met
de realistische barokkunst van Diego
Velázquez (1599-1660), Francisco de
Zurbarán (1598-1664) en Bartolomé
Esteban Murillo (1618-1682).
Miguel de Cervantes
Niettegenstaande die tanende macht, kende het
Spaanse rijk onder het koningschap van Filips II,
III en IV een grote bloei van vooral literatuur en
schilderkunst. Miguel de Cervantes (1547-1616),
die nog had gevochten bij Lepanto, publiceerde
in 1605 en 1615 de twee delen van zijn
Don Quijote de La Mancha. Félix Lope de Vega
(1562-1635) en Pedro Calderón de la Barca
(1600-1681) waren gevierde toneelauteurs. Luis
Vaz de Camões (1524-1580), een van Portugals
grootste dichters, publiceerde in 1572 zijn Os
Lusíadas, het nationale epos.
De Jezuïetenorde of de Societas Jesu
werd in 1534 door de Baskische edelman
Ignatius van Loyola gesticht. In 1540
werd deze orde officieel door de paus
erkend. Mede daardoor werd Spanje de
leider van de katholieke wereld. Onder
Filips II werd dit leiderschap nog versterkt en werd de Spaanse heerschappij
groter dan ooit (behalve in de koloniën
ook in de Nederlanden).
Lima 1680 (Plaza Major)
De ‘onoverwinnelijke’ Armada (rechts)
Félix Lope de Vega
Ignatius van Loyola
Soep voor het volk
(Bartolomé Esteban Murillo)
Zicht op Toledo (El Greco)
Muziek en dans
in de Siglo de Oro
De meest voorkomende dansen waren (en zijn nog altijd):
pavane, sarabande, rondeña, sardana (Catalonië) en seguidilla (Andalusië, vermoedelijk van Moorse origine).
‘Er bestaat geen Spaanse die niet als danseres is geboren.’
— Miguel de Cervantes, Gran Sultana
Dans begeleid door castagnetten en
psalterium (13e eeuw)
Dans begeleid door vedel en tamboerijn
(13e eeuw)
Zigeunerdans tijdens de middeleeuwen
(Auguste Moreau)
Het bewogen politieke verleden van het Iberische schiereiland en honderden jaren van Griekse, Romeinse, West-Gothische, Joodse en Arabische invloeden zorgden voor de enorme rijkdom en veelzijdigheid van
vooral gespeelde en gezongen dansvormen en volksmuziek met per
provincie hun eigen karakteristieken. Tot de bekendste dansen behoren
de Baskische auresku met daarbij horende zortzico in 5/4 maat, de bolero in 3/4 maat (oorspronkelijk begeleid door zang en castagnetten),
fandango, folia, jácara, jota (aragonese), chaconne, malagueña …
Jong meisje bespeelt de luit (anoniem)
Spaanse gitaar (provincie Leon)
Sarabande (Ferdinand Roybet)
Folie d’Espagne (1716)
De sardana (cirkeldans) in Barcelona
De talrijke villancicos (strofische lieIn de Siglo de Oro was de invloed van de volksderen) en romances (balladen)
muziek op de kunstmuziek (en vice versa) nergens
verzameld in cancioneros
ter wereld zo groot als in Spanje.
(in Columbus’ tijd was de belangDoor Europa zwervende melodieën waren niet
rijkste de Cancionera musical de
alleen voer voor improvisatie voor luitisten en orgaPalacio uit ca.1525) werden begenisten maar ook de basis voor talloze uitgeschreven
leid door de vihuela de mano (een
differencias (variaties), ensaladas (potpourri’s) en
Diego Ortiz’ Tratado de Glosas (1553)
soort luit) en vanaf ca.1600 meestal
recercadas. Bekende componisten als Juan Vásquez
door gitaar, al of niet met castag(ca.1500-ca.1560), Francisco Guerrero (1528-1599), de blinde organist
netten en/of doedelzak (gaita).
Antonio de Cabezón (1510-1566) wiens zoon, Hernando de Cabezón,
organist in dienst van Filips II, zijn werken in 1578 liet publiceren,
Tomás Luis de Victoria (1548-1611) die werkte in Rome en bevriend was
met Palestrina, en Mateo Flecha (1481-1553), de muziekleraar van de
dochters van Karel V. Diego Ortiz (1525-1570) publiceerde zijn Tratado de
Glosas over de kunst van het versieren en improviseren in 1553.
In 1554 verscheen Orphenica lyra, opgedragen aan Filips II, van de blinde luitist Miguel
de Fuenllana (ca.1525-1605). Naast eigen
werk bevat het vele transcripties van poly­
fone composities van Morales, Josquin,
Gombert, Guerrero en Willaert.
Miguel de Fuenllana’s Orphenica lyra (1554)
Louis de Milán (ca.1500-na 1561) publiceerde in 1536 het eerste deel van
El Maestro, een beroemde verzameling
Spaanse, Portugese en Italiaanse
chansons, fantasia’s, pavanes en tientos
(fantasia in imitatief contrapunt) voor luit.
Luis de Narváez publiceerde in 1538 in
Valladolid Los seys libros del delphin en
Alonso de Mudarra’s drie Libros de música
en cifra para vihuela werden in Sevilla
gepubliceerd in 1546.
Orpheus bespeelt de vihuela
in El Maestro (Louis de Milán)
Luittablatuur uit het tweede boek
Orphenica lyra
Tot de allerlaatste vertegenwoordigers van de muzikale Siglo de Oro
behoren de harpist Juan Hidalgo (1614-1685), geroemd als componist
van tonos divinos y humanos, en José Marin (1619-1699), een avonturier
die componeren en zingen combineerde met roverij en moord. Beiden
schreven veel muziek voor zarzuela’s, theaterstukken waarin gesproken
delen afwisselen met muziek en dans.
Historisch orgel van de kerk van Trujillo
Francisco Correa de Arauxo, Libro de tientos
(1626)
Befaamde organisten en componisten naast Cabezón en
Tómas de Santa María (ca.1520-1570), auteur van Arte de
tañer fantasia (Valladolid, 1565) waren Sebastian Aguilera
de Heredia (ca.1565-1627), Francisco Correa de Arauxo
(1575-1655) en Juan Cabanilles (1644-1712), organist aan
de kathedraal van Valencia.
Het einde van
een grootmacht
Karel II
Filips IV werd in 1665 opgevolgd door zijn
vierjarig, ziekelijk zoontje Karel II,
die later ondanks twee huwelijken kinderloos bleef. Kort voor zijn dood in 1700 benoemde hij als zijn opvolger een Bourbon,
Filips van Anjou, een kleinzoon van
Lodewijk XIV. De dreiging van een FransSpaanse supermogendheid bracht het
Europese machtsevenwicht in gevaar en
leidde tot de Spaanse Successieoorlog,
die na vele desastreuze veldslagen uitmondde in de vredesverdragen van Utrecht
(1713) en Rastatt (1714).
Filips V (Hyacinthe Rigaud)
Filips van Anjou werd als Filips V koning van
Spanje en wat nog restte van de koloniale
bezittingen. De Zuidelijke Nederlanden en de
Italiaanse gebieden moest Spanje afstaan aan
Oostenrijk, terwijl Gibraltar, in 1704 veroverd door
een Engels-Hollandse vloot onder bevel van
admiraal George Rooke, door Engeland werd
geannexeerd.
De slag bij Malplaquet (1709), de bloedigste
uit de Spaanse Successieoorlog
Markies de La Ensenada
De hypochondrische Filips V, die gedomineerd werd door zijn Italiaanse vrouw
­Elisabeth Farnese, liet het regeerwerk
­grotendeels over aan zijn ministers Don
José Patiño en markies de La Ensenada,
die allerlei hervormingen in de geest van
de Verlichting trachtten door te voeren.
Ferdinand VI en het Spaanse hof
João V Bragança
Aardbeving in Lissabon
Het uiterst katholieke en conservatieve Portugal had in de Spaanse Successieoorlog onder­
João V Bragança de zijde van Engeland en Oostenrijk gekozen. Enkel het bewind van de
zwakke Jozef Emanuel (1750-1777) kende hervormingen geïnspireerd door de Verlichting
dankzij zijn minister de markies van Pombal, populair na zijn kordate optreden volgend op de
aardbeving van 1755 in Lissabon. Zware conflicten met de Jezuïeten leidden tot hun verbanning in 1759 (uit Frankrijk in 1764 en uit Spanje in 1767).
In 1746 overleed de totaal verzwakte Filips
V om te worden opgevolgd door Ferdinand van Asturië (Ferdinand VI), de enige
zoon uit zijn eerste huwelijk. Van zijn vader
erfde die zo’n ernstige hypochondrie dat
alleen het gezang van de castraat Farinelli (dat zijn vader reeds had getroost) hem
nog enig soelaas kon verschaffen. Farinelli bleef voor de koning zingen (en zich
met politiek bemoeien) tot Ferdinands
dood in 1759. Hij kreeg een ferm pensioen, maar moest Spanje wel verlaten.
Karel III (Rafael Mengs)
Farinelli in Spanje
De familie van Karel IV (Francisco Goya)
Manuel Godoy (Francisco Goya)
Verdrijving van de Jezuïeten
De zeeslag bij Trafalgar (1805)
Zijn zoon, die vanaf 1788 als Karel IV regeerde, miste zijn vaders talenten en vernieuwingsdrang. Het was Manuel Godoy (1767-1851), een corrupte intrigant, de gunsteling en minnaar
van koningin Marie-Louise van Parma, die in feite de macht uitoefende en vele hervormingen
ongedaan maakte. Zijn politiek gekonkel bracht Spanje in een wespennest:
een oorlog met Engeland in 1796, een oorlog met Portugal in 1801 en in 1805 koos hij de zijde van Frankrijk in een strijd die eindigde met de vernietiging van hun gezamenlijke vloot voor
de kaap van Trafalgar bij Gibraltar. Door deze nederlaag verloor Spanje haar reeds verzwakte
overwicht op zee en werd Engeland de grootste maritieme wereldmacht.
Ferdinand had geen directe erfgenaam,
waardoor de kroon overging op zijn halfbroer
­Karel, sedert 1735 koning der beide Siciliën.
Karel III was minder geïnteresseerd in buitenlandse politiek dan in interne hervormingen. Hij was
(samen met Frederik II van Pruisen) het prototype
van de verlichte despoot. Veel machtsmisbruik
werd verboden, maar de katholiek-conservatieve
massa bleef de elite van intellectuelen en
kunstenaars en hun economische en onderwijsher­
vormingen vijandig gezind.
De moeizame weg
naar democratie
De idealen van de Franse Revolutie werden door de Spaanse en
Portugese monarchieën allesbehalve omarmd. In de revolutieperiode streed Spanje met Frankrijk tegen Engeland. Na de nederlaag bij Trafalgar bezette echter Napoleon in 1807 Portugal en in
1808 viel het Franse leger Spanje binnen.
De hertog van Wellington
(Francisco Goya)
Karel V en zijn zoon Ferdinand VII
moesten plaatsmaken voor
Napoleons broer Joseph Bonaparte. Er brak een algemene guerrilla-oorlog uit en pas dankzij de steun
van het Engelse leger, geleid door de
hertog van Wellington, konden de
Spanjaarden de Fransen verjagen.
Joseph Bonaparte
(Baron Gérard François)
De vrijheidsstrijder
Simón Bolívar
Kroningsplechtigheid van Dom
Pedro I tot keizer van Brazilië
Na mislukte pogingen om de monarchie te
behouden, werd Spanje een republiek die
onder vier presidenten ongeveer twee jaar
standhield. Een tweede Carlistenoorlog
eindigde in 1874 met de troonsbestijging
van Alfonso XII, Isabella’s zoon. Spanje
kreeg een nieuwe constitutie maar onder
het conservatief-klerikale bewind van zijn
zoon en opvolger Alfonso XIII braken opnieuw onlusten uit.
Alfonso XII
Federico García Lorca
Na hevige strijd kwamen in
1939 de Nationalisten geleid door generaal Franco
(katholieken, aristocratie,
hoge militairen en fascisGuernica (Pablo Picasso)
ten) aan de macht. De prijs
was zwaar: de moord op de dichter Federico García Lorca­
(1899-1936), het bombardement door de Duitsers op
­verzoek van Franco op Guernica in Baskenland in 1937, vereeuwigd door Pablo Picasso, en meer dan 500.000 doden
staan voor altijd in het collectieve geheugen gegrift.
Francisco Goya (zelfportret)
In 1812 werd Spanje kort een parlementaire monarchie,
tot Ferdinand VII in 1814 terugkeerde en het absolutisme weer werd ingevoerd. Ditmaal hielpen de Fransen om
nieuwe opstanden bloedig te onderdrukken. Zowel de
monarchen als de opstanden werden vereeuwigd door
een van Spanjes geniaalste schilders, Francisco Goya y
Lucientes (1746-1828).
Intocht van Iturbíde in
Mexico-stad
In de meeste overzeese gebieden vond de Revolutie wel weerklank.
Een belangrijk deel van Zuid-Amerika maakte zich onder leiding van Simón
Bolívar (1783-1830) van Spanje los, maar zijn droom van een verenigd continent kwam niet uit. Tussen 1810 en 1825 ontstonden onafhankelijke republieken, helaas meestal dictaturen, die te kampen kregen met zowel
interne als onderlinge conflicten: Mexico, Peru, Chili, Venezuela, Bolivië,
Argentinië … Op 1 december 1822 werd Pedro, de oudste zoon van de
Portugese koning João VI, tot keizer van Brazilië gekroond; pas in 1889
werd het land een republiek. Ook Mexico was eerst een keizerrijk door een
staatsgreep van kolonel Iturbíde, die zichzelf uitriep tot keizer Augustín I.
Francisco Franco
Bahamonde (El Caudillo)
Gravure uit De rampen van de oorlog
(Francisco Goya)
Isabella II te paard
Don Carlos
Generaal Miguel Primo
de Rivera
Na de dood van Ferdinand VII ontbrandde in Spanje de eerste Carlistenoorlog (1833-1840) tussen aanhangers van zijn dochter Isabella II
(liberalen gesteund door Engeland)
en die van zijn broer Carlos (de
conservatieven die veel steun genoten in Catalonië). Isabella overwon, maar door haar zwak beleid
en de barslechte economische toestanden brak alweer een opstand
uit en in 1868 moest ze aftreden.
Primo de Rivera junior
Spanje verloor haar laatste koloniale bezittingen Cuba en de Filippijnen
aan de Verenigde Staten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Spanje
neutraal. Na een verkiezingsoverwinning van links pleegde generaal
Miguel Primo de Rivera in 1923 een staatsgreep en vestigde hij de dictatuur, maar na enorme protesten moest hij in 1930 aftreden. Tussen
1931 en 1936 was Spanje opnieuw een republiek. De oprichting in 1933
door Primo de Rivera junior van de fascistische partij Falange Español
leidde uiteindelijk in 1936 tot de Spaanse Burgeroorlog.
Franco’s dictatoriale bewind hield stand tot zijn dood in 1975. Later dat
jaar werd Juan Carlos de Borbón (kleinzoon van Alfonso XIII) tot koning
gekroond en benoemde het parlement Adolfo Suárez Gonzáles tot –
minister-president. Het was het begin van een voorzichtig democratiseringsproces.
Aan de Portugese dictaturen van António Salazar (1928-1968) en Marcelo Caetano (1968-1974)
kwam pas in 1976 een einde toen generaal
Ramalho Eanes president van de republiek
­Portugal werd en Mario Soares een socialistisch
minderheidskabinet vormde.
Mario Soares (links) en de
leiders van de socialisten en
communisten
De universele kracht
van Spaanse muziek
In de 18e eeuw deed niets vermoeden dat
er in de muziek ooit sprake zou zijn van een
heuse Spaanse School, wel integendeel.
Toen Filips V in 1701 de Spaanse troon besteeg, was hij gehuwd met een Italiaanse prinses, de 13-jarige Marie-Louise van Savoye.
Zij overleed in 1714 en nog hetzelfde jaar
hertrouwde Filips V met een andere ItaliMuzikale academie in de 18e eeuw
aanse, Elisabeth Farnese van Parma. Ook
João V van Portugal hield er een Italiaans-getint, luxueus hofleven op na.
Toen de castraat Carlo Broschi (Farinelli) in 1737 in Madrid arriveerde,
was dat een triomf voor de italianisering. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat ­Italiaanse musici als Domenico Scarlatti (1685-1757) en later Luigi
­Boccherini (1743-1805) hun geluk beproefden op het Iberische schiereiland.
Luigi Boccherini was vanaf 1769 ‘virtuoso di ­camera
e compositor di musica’ aan het Madrileense hof.
Hij schreef vooral strijkkwartetten en -kwintetten in
een zeer persoonlijke en originele stijl. Hij overleed
in Madrid in armoedige omstandigheden.
Interessante componisten van meestal instrumentale muziek waren nog Manuel Blasco de Nebra
(1750-1784), organist van de kathedraal van Sevilla; Mateo Albéniz (1755-1831) en Mateo Ferrer­
(1788-1864), koorleider van de kathedraal van
Barcelona. Ook de Portugees Carlos De Seixas
(1704-1742) schreef klavecimbelsonates die een
referentiepunt waren voor latere
Portugese componisten.
Domenico Scarlatti
Maria Barbara
Titelblad van de Essercizi per gravicembalo
Domenico Scarlatti vertrok in 1720 naar Lissabon waar hij aangesteld was tot kapelmeester van de Koninklijke Kapel en leraar
van de infante Maria Barbara, de dochter van João V. Voor haar
schreef hij de meeste van zijn 555 klaviersonates (essercizi) die
getuigen van de grote invloed die de Spaanse volksmuziek uitoefende. Toen Maria Barbara in 1729 trouwde met Ferdinand
van Asturië, de latere Spaanse koning, trok Scarlatti mee naar
Madrid voor de rest van zijn leven. Een andere bekende leerling
van Scarlatti, die net als zijn leraar vooral virtuoze klavecimbel­
sonates schreef, was Antonio Soler (1729-1783).
Pas in 1703, een eeuw na het ontstaan van
de opera in Italië, maakten de Madrilenen kennis met een Italiaans operagezelschap. De gevolgen waren ingrijpend: het
Italiaanse genre triomfeerde en de eens zo
populaire zarzuela waarin romans, opera’s,
politiek en zelfs stierengevechten werden
geparodieerd, werd naar het tweede
plan verbannen.
Luigi Boccherini
(Pompeo Batoni)
Stierenvechters (Ignacio Zuloaga)
José Antonio Carlos
De Seixas
Een nieuw genre, de tonadilla escénica, een vrij kort intermezzo vol humor en geïnspireerd op het volkse leven, kwam tussen
1760 en 1810 tot ontwikkeling. In Spanje (ook in Portugal en de
overzeese gebieden) was muziek in straten en op pleinen nooit
weggeweest. Volksmuziek en -dans, vooral de bolero (die later
ook buitenlandse componisten zoals Ravel zou inspireren) en de
flamenco (in feite zigeunermuziek die sedert de 15e eeuw
Spanje veroverde) waren wezenlijke elementen in de tonadilla’s.
Bolero gedanst met castagnetten en tamboerijn
Manuel García
Belangrijke componisten van zowel opera’s (Italiaanse en Spaanse)
als zarzuela’s én tonadilla’s waren
de componist en zanger Manuel
García (1775-1832), wiens dochters
Pauline Viardot (die nog met Liszt
studeerde) en Maria Malibran legendarische sterzangeressen werden, en Tomás Bretón (1850-1922),
auteur van de meest succesvolle
zarzuela ooit, La Verbena de la Paloma.
Zigeunerdans (links), flamenco (rechts)
Enrique Granados
Tomás Bretón
Maria Malibran
Pauline Viardot
De Sussex
Francisco Barbieri (1823-1894) op zijn beurt schreef een 80-tal
succesvolle zarzuela’s en opende zo de weg voor de Catalaan
Enrique Granados (1867-1916), bekend van zijn Danzas españolas,
Goyescas en zijn Colección de tonadillas. In 1901 stichtte hij het
conservatorium van Barcelona. Samen met zijn vrouw kwam hij om
het leven toen het schip de Sussex in het Kanaal werd getorpedeerd door een Duitse onderzeeër.
De Spaanse
(Portugese) School
Granados studeerde bij
de vader van de moderne­
Spaanse muziek, Felipe
­Pedrell (1841-1922),
componist, pedagoog en
musicoloog, die als stelregel
Felipe Pedrell
had dat iedere componist
zijn eigen systeem op basis van volksmuziek moest ontwikkelen. Vooral door publicaties zoals Por nuestra música (1891) en
de vierdelige Cancionero musical popular
español (vanaf 1919) vestigde hij zijn naam.
Fragment uit Iberia
Isaac Albéniz (Ramón Casas)
Twee andere beroemd geworden leerlingen van Pedrell waren Isaac Albéniz
(1860-1909) en Manuel de Falla
­(1876-1946). Albéniz, die onder meer bij
Liszt piano studeerde, componeerde opera’s en zarzuela’s, maar vooral pianomuziek.
De suite Iberia (vier boeken met elk drie
stukken), begonnen in 1906, het jaar waarin Picasso Les Demoiselles d’Avignon
(de geboorte van het kubisme) schilderde,
behoort tot een van de meest baanbrekende werken uit de pianoliteratuur.
Les Demoiselles d’Avignon (Picasso)
Manuel de Falla (Picasso)
Decor van Picasso voor El sombrero de tres picos
De Falla aan het klavecimbel tijdens de opname van zijn concerto
Wanda Landowska
Ook Manuel de Falla was niet alleen componist, maar eveneens een uitstekend pianist. Tijdens WO I verbleef hij in Parijs en was er bevriend met
Debussy, Dukas en Ravel, en met zijn landgenoten Albéniz, ­Granados
en Joaquín Turina. Veel van zijn werken zijn sterk beïnvloed door de
­Andalusische volksmuziek. Na enkele pogingen in het zarzuela-genre
schreef hij twee succesvolle opera’s, twee balletten waaronder El sombrero de tres picos, zeven Spaanse volksliederen, gitaarmuziek en twee
uiterst contrasterende concerti: Noches en los jardines de España voor
­piano en orkest (1916) en het neo-classicistische Klavecimbelconcerto
(1927), opgedragen aan de legendarische klaveciniste Wanda Landowska.
José Vianna da Motta
Louis de Freitas Branco
Ruy Coelho
Net als Spanje was ook Portugal meer dan een eeuw in
de ban van de Italiaanse (Rossini) en Franse (Massenet)
opera. Uitzonderingen waren João Domingos Bomtempo
(1775-1842) en later José Vianna da Motta (1868-1948).
Bomtempo studeerde in Parijs en Londen en was de eerste Portugees die symfonieën schreef. In 1822 stichtte
hij de Sociedade Filharmonica en in 1835 het conservatorium van Lissabon. Vianna da Motta studeerde bij
­Scharwenka en Liszt en schreef symfonieën en virtuoze
pianoconcerti beïnvloed door Liszt en Wagner. Hij was
de eerste grote Portugese pianovirtuoos. Met de van impressionisme naar neo-classicisme geëvolueerde Louis
de Freitas Branco (1890-1955), een leerling van Humperdinck en de Belg Désiré Pâque, trad Portugal de moderniteit binnen. Ruy Coelho (1892-1986), eveneens een
leerling van Humperdinck en ook van Schönberg, wordt
­beschouwd als de stichter van de moderne Portugese
opera.
De in Argentinië geboren avant-gardist Mauricio
Kagel (1931-2008), die zich vanaf 1957 in Keulen
vestigde, combineerde seriële met aleatorische
(toevallige) elementen. Hij verloochende geenszins zijn afkomst, wat onder meer blijkt uit zijn
Tango Alemán (2006). Het was echter vooral muziektheater zoals Staatstheater (1971) dat zijn reputatie vestigde.
Zelfportret als canon (Mauricio Kagel, 1989)
François Auguste Gevaert
De benaming ‘Spaanse school’ was overigens niet
afkomstig van Pedrell maar van de Belg François
Auguste Gevaert, die de term voor het eerst gebruikte in een rapport over een studiereis in Spanje.
Nog vermeldenswaardige componisten uit de eerste helft van de 19e eeuw zijn de te jong gestorven
Juan Crisóstomo de Arriaga (1806-1826), auteur van
onder andere een symfonie en vier strijkkwartetten,
en de gitaarvirtuoos en componist Fernando Sor
(1788-1839).
Juan Crisóstomo de Arriaga
Uitreiking van een eredoctoraat aan
Heitor Villa-Lobos
Carlos Chávez
Scène uit Don Rodrigo van Alberto Ginastera
Verschillende interessante Zuid-Amerikaanse componisten volgden Pedrells raad en lieten zich inspireren door de Braziliaanse
samba of de Argentijnse tango, die rond 1900 ook in Europa
erg populair werd. Zo waren er de Braziliaan Heitor Villa-Lobos
(1887-1959), beroemd van zijn Bachianas Brasileiras en Chôros;
de politiek geëngageerde Mexicaan Carlos Chávez (1899-1978)
die in 1928 het Orquestra Sinfónica de Mexico stichtte en een
Sinfonía proletaria schreef, en de Argentijn Alberto Ginastera
(1916-1983), auteur van opera’s zoals Don Rodrigo (1964) en
Barabas (1976-77) naar Michel de Ghelderode, en van de folkloristische Danzas Argentinas.
De Spaanse school en haar
buitenlandse invloed
Joaquín Turina
Veel generatiegenoten van de Falla bleven trouw
aan het ideeëngoed van Pedrell en vestigden
mede de internationale faam van de Spaanse
school. Joaquín Turina (1882-1949) studeerde in
Parijs bij Vincent d’Indy. Werken zoals Sinfonia
sevillana of Danzas fantásticas zijn sterk beïnvloed
door Andalusische volksmuziek. Oscar Esplá
(1886-1976) baseerde zich vooral op de folklore
van Alicante en Murcia.
Jesús Guridi (1886-1961) verwerkte in zijn opera’s en in
de zarzuela El Caserío (1926) vooral Baskische thema’s.
Federico Mompou (1893-1987) schreef voornamelijk
­pianomuziek die zowel zijn Catalaanse afkomst als de
invloed van Debussy verraadt.
Jesús Guridi
Federico Mompou
Oscar Esplá
Belangrijk waren ook de Catalaan Roberto Gerhard (1896-1970), leerling van
Schönberg, die nationalisme en dodecafonie met elkaar trachtte te verzoenen;
de broers Rodolfo (1900-1987) en Ernesto
(1905-1989) Halffter die voortbouwden op
de Falla’s muzikale erfenis; Xavier Montsalvatge (1912-2002) die Zuid-Amerikaanse
invloeden niet schuwde zoals in zijn Album
de Habaneras uit 1948; en vooral de
blinde Joaquín Rodrigo (1901-1999).
Ernesto, Rodolfo en Cristóbal Halffter
Andrés Segovia
Pablo de Sarasate
De Fransman van Spaanse afkomst Edouard Lalo (18231892) schreef zijn Symphonie espagnole voor viool en
orkest voor een van de grootste vioolvirtuozen ooit, de
Spanjaard Pablo de Sarasate (1844-1908), die het op 7
februari 1875 in Parijs creëerde.
Amper een maand nadien ging in de Parijse Opéra Comique Carmen in première, voor velen het prototype van
een Spaanse opera, van Georges Bizet (1838-1875).
Bizet is nooit in Spanje geweest, het verhaal is van de
Franse auteur Prosper Mérimée, en de beroemde Habanera
is van Sebastián Yradier, componist van La Paloma.
Edouard Lalo
Titelblad van Capriccio
espagnol (Rimsky-Korsakov)
Een van de eerste niet-Spanjaarden die in de 19e
eeuw het eigen karakter van de Spaanse muziek
als het ware herontdekte, was Franz Liszt. Tijdens
een tournee in 1845 leerde hij typisch Spaanse
melodieën kennen om deze later te gebruiken in
zijn Rhapsodie espagnole (1863).
Ook Russische componisten als Glinka (twee
Spaanse ouvertures) en Rimsky-Korsakov (Capriccio espagnol) kwamen na een kort of lang
verblijf in Spanje onder de indruk van de volksen dansmuziek.
Georges Bizet
In 1899 vertolkte de Spaanse cellist Pablo Casals (18761973) in Londen het celloconcerto van Lalo. Het was het
begin van een wereldcarrière als cellist en als dirigent. Hij
overleed in 1973, het jaar waarin ook Pablo Picasso stierf.
Pablo Casals en zijn vrouw
Al vlug werd het een must zich te laten inspireren door zuiderse exotismen.
Composities zoals España van Emmanuel Chabrier; Ibéria, La soirée dans
Grenade en La Puerta del Vino van Claude Debussy; Rhapsodie espagnole,
Alborada del gracioso, Boléro (die in feite weinig te maken heeft met de gelijknamige dans), Don Quichotte à Dulcinée en de opera L’Heure espagnole van
Maurice Ravel en menig werk van Elgar, Richard Strauss, Wolf, Stravinsky en anderen zijn daarvan even zovele getuigen. Met de jongere en jongste generaties
componisten verdwenen de particularismen geleidelijk en integreerde ook de
Spaanse, Portugese en Zuid-Amerikaanse muziek in de internationale context
van avant-garde, postmodernisme, postserialisme en tutti quanti.
L’Espagnole ou l’Harmonie en Bleu
(Henri Matisse)
tentoonstelling door Johan Huys
Ricardo Viñes en Maurice Ravel
Die laatste had in Parijs gestudeerd bij Paul Dukas. Zijn eerste grote
werk, het Concierto de Aranjuez voor gitaar en orkest, maakte hem op
slag wereldberoemd en plaatste meteen de gitaar onder de aandacht
van vele 20e-eeuwse componisten. De bekendheid van Rodrigo’s concerto was mede te danken aan dé Spaanse ambassadeur van de gitaar,
Andrés Segovia (1893-1987) voor wie behalve Rodrigo ook de Falla,
Turina, Ibert, Roussel en anderen werk schreven. Rodrigo’s pianomuziek
werd verdedigd door de Catalaanse pianist Ricardo Viñes (1875-1943),
die niet alleen menig werk van Debussy en Ravel creëerde, maar ook
een fel verdediger was van de muziek van zijn tijd.
Album de Habaneras
Franz Liszt op 25-jarige leeftijd
Joaquín Rodrigo met zijn vrouw
Download