in ld - - a a T l bee extra e Wat ga je doen? ANTWOORDEN Je oefent met het lijdend voorwerp. Uitleg illustraties: Fleur van der Weel, Ingrid van der Sleen Met behulp van de werkwoorden worden of zijn kun je een zin veranderen. Het lijdend voorwerp uit de oude zin is het onderwerp in de nieuwe zin. In de nieuwe zin staat het woordje door. Achter door staat het onderwerp uit de oude zin. Marloes vertelt een verhaal. Marloes heeft een verhaal verteld. In deze zinnen is Marloes het onderwerp. Een verhaal is het lijdend voorwerp. Een verhaal wordt door Marloes verteld. Een verhaal is door Marloes verteld. In deze zinnen is een verhaal het onderwerp geworden. Aan de slag 1 Lees de zinnen. Zet een golflijn onder het onderwerp. Zet plusjes onder het lijdend voorwerp. a. Vier je je verjaardag? +++++++++++ b. Dan kun je een chips-test doen. ++++++++++++ c. Je hebt vier zakken chips van verschillende merken gekocht. +++++++++++++++++++++++++++++++++++ d. Je pakt vier bordjes. ++++++++++ e. Bij ieder bordje schrijf je een cijfer. ++++++++ f. Je vader of moeder onthoudt het merk bij het cijfer. ++++++++++++++++++ g. De deelnemers zien dat natuurlijk niet. +++ h. Je geeft aan de deelnemers een blaadje. ++++++++++ i. Daarop schrijven ze een rapportcijfer voor de chips. ++++++++++++++ j. Klaar? Je telt de punten bij elkaar op. ++++++++ k. Het merk met het hoogste cijfer heeft de test gewonnen. ++++++ l. En daarna eten jullie natuurlijk alle chips op. ++++++++ © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg jaargroep 8 blok 4 les 3 blad 1 van 2 in ld - - Taal bee extra ANTWOORDEN e Aan de slag 2 Kijk nog eens naar de zinnen van opdracht 1. Maak van het lijdend voorwerp het onderwerp. Gebruik daarbij de werkwoorden worden of zijn en het woordje door. a. Wordt je verjaardag door jou gevierd? b. De chipstest kan door jou gedaan worden. c. Vier zakken chips van verschillende merken zijn door jou gekocht. d. Vier bordjes worden door jou gepakt. e. Een cijfer wordt door jou bij ieder bordje geschreven. f. Het merk bij het cijfer wordt door je vader of moeder onthouden. g. Dat wordt door de deelnemers niet gezien. h. Een blaadje wordt door jou aan de deelnemers gegeven. i. Een rapportcijfer voor de chips wordt door hen gegeven. j. Klaar? De punten worden door jou bij elkaar opgeteld. k. De test is door het merk met de hoogste punten gewonnen. l. En daarna worden alle chips natuurlijk door jullie opgegeten. 3 Kijk nog eens naar de zinnen van opdracht 1. Zet een streep onder het gezegde en een dubbele streep onder de persoonsvorm. 4 Streep door wat fout is. In alle zinnen bij opdracht 2 staat wel / niet een onderwerp. In alle zinnen bij opdracht 1 is het lijdend voorwerp uit de oude zin wel / niet het onderwerp geworden. In alle zinnen bij opdracht 2 staat wel / niet een lijdend voorwerp. In alle zinnen bij opdracht 2 staat wel / niet het woordje door. In alle zinnen bij opdracht 2 staat wel / niet een vorm van het werkwoord worden of zijn. 5 Lees de zinnen. Maak er dan een zin van met een lijdend voorwerp. De eerste zin is voorgedaan. In je droom werd je gepakt door een tijger. Een tijger pakte je in je droom. Je werd bijna verscheurd door de tijger. De tijger verscheurde je bijna . Gelukkig werd je wakker gemaakt door je moeder. Je moeder maakte je gelukkig wakker . Je droom is door jou aan haar verteld. Je hebt haar je droom verteld © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg . jaargroep 8 blok 4 les 3 blad 2 van 2