VOOR EEN DUURZAME WERELD Duurzame Ontwikkelingsdoelen: alle hens aan dek Speciale bijlage: 15 jaar Millenniumdoelen België steunt vluchtelingen Titicacameer onthult zijn geheimen Nr 4/ 2015 • DRIEMAANDELIJKS OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X Overzicht OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 26/27 > THEMATISCHE FICHE > 15 jaar Belgische humanitaire hulp in conflictgebieden Millenniumdoelen: onvoldoende, maar hoopgevend 28/29 > Titicacameer, historische schatkamer van Bolivia > DOSSIER DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN 4-5Nieuwe doelen voor een betere wereld 16Hoe duurzaam zijn de duurzame doelen? 6-78 vragen over de SDG’s 17Solvay en de SDG’s 8-9Doelen door en voor iedereen 18Ook België maakt werk van de SDG’s ‘Het is nu aan de lidstaten’ 10 19-212030 in de kristallen bol 11De hele wereld doet mee! 12 Steden nemen het voortouw 2 2-2450 jaar ontwikkelings­ samenwerking in Peru 13Geen ontwikkeling zonder vrede 14-15Ongelijkheid : ligt de lat hoog genoeg? 25Cultuur in het land der duizend heuvels 30-31 Rondom de Glo.be Gratis abonnement op: www.glo-be.be of per mail aan: [email protected] (ook voor opzegging) Wil je de laatste nieuwtjes over de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ontvangen? Volg ons op facebook (Diplomatie.Belgium) of op www.dg-d.be en Glo-be.be BESCHIKBAAR IN TABLETVERSIE 2 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I VOOR EEN DUURZAME WERELD De onmogelijke droom dromen © Fotolia / Mwp Driemaandelijks magazine van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking Redactie : Ontwikkelingssamenwerking – DGD Karmelietenstraat 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail : [email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be Redactiesecretariaat : Chris Simoens, Stefanie Buyst, Mia Van Aken, Linde Desmaele, Christophe Van Ende, Benoit Dupont, Dominique Jacques, Roland Droulans Layout en productie : www.mwp.be Met dank aan: Pieter Leenknegt, Kris Panneels, Ludo Rochette, Wim Schaerlaekens, Tim Bogaert, Peter Van Acker, Tania Braems De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Glo.be verschijnt 4 maal per jaar om de 3 maanden. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ijvert met haar partners voor een rechtvaardige, eerlijke en duurzame wereld waar iedereen in vrede, veiligheid en vrijheid kan leven, zonder armoede. Om dat te bereiken bepaalt ze het beleid en de activiteiten, gefinancierd door de federale overheid, die voornamelijk uitgevoerd worden door de Belgische Technische Coöperatie BTC en door non-gouvernementele en multilaterale actoren. O p 25 september 2015 vond in New York een mega-evenement plaats. De jaarlijkse Algemene Vergadering van de Verenigde Naties had dit jaar inderdaad iets bijzonder feestelijk. Niet alleen bestaat de VN 70 jaar, ook de langverwachte Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling zou officieel bekrachtigd worden. Een nieuwe set Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) als opvolger van de Millenniumdoelen voor de betere wereld waar we al lang van dromen: duurzamer, vreedzamer, rechtvaardiger, socialer … Voor het eerst ook een agenda die de traditionele Noord-Zuidverhouding wil overstijgen: de SDG’s gelden voor alle landen! Rocksterren, de paus, ministers, staatshoofden, koningen, bedrijfsleiders, activisten, allen kwamen drie dagen bijeen om dit speciale moment de nodige luister te bezorgen. Ook om te benadrukken dat het nu echt menens moest zijn. En ja, een neerslag van het gebeuren kwam hier en daar in de algemene pers terecht, ook in onze nationale pers. U leest dit allicht terwijl u zich voorbereidt op de eindejaarsfeesten. De klimaattop in Parijs is geschiedenis. Op nieuwjaarsdag 2016 gaan de SDG’s officieel van start. In de pers heerst stilte rond de SDG’s. Wat bleef er over van de welgemeende goodwill in september? Worden dit de zoveelste goede voornemens die maar weinig veranderen? Sommigen keuren het al te idealistische of zelfs schijnheilige karakter van de SDG’s af. Maar wat is de aantrekkingskracht van een makke agenda? De mens kan niet anders dan zoals Jacques Brel zijn ‘onmogelijke droom dromen’. Al bij al was het een succes op zich dat alle lidstaten zich akkoord verklaarden met deze uiterst ambitieuze agenda voor mens en planeet. editoriaal De SDG’s kunnen mee helpen bouwen aan een duurzamere, vredevollere wereld. De voornemens waarmaken zal inderdaad een behoorlijk revolutionaire transformatie van onze wereld vergen. De titel van Agenda 2030 luidt niet voor niets: ‘Transforming our World’. We hebben nood aan een alternatief voor ons huidig groei- en consumptiemodel, grove ongelijkheid dient weggewerkt te worden, de excessen in de financiële wereld moeten verdwijnen, multinationals dienen eerlijk hun belastingen te betalen … Stuk voor stuk ingrijpende transformaties die veel politieke wilskracht en geld behoeven. Hier ligt dan ook een mooie taak weggelegd voor de civiele samenleving: zij kunnen de wereldleiders aan hun voornemens herinneren en zo het vuur brandend houden. Maar ook ieder van ons heeft zijn/haar rol. Met onze keuzes hebben we meer impact dan we vermoeden. Misschien bracht de klimaattop in Parijs niet het verhoopte resultaat, hardnekkige conflicten blijven wanhopige vluchtelingen hun land uitdrijven, het milieu en de oceanen slikken nog steeds hun dagelijkse portie polluenten en plastics, staatsleiders die zich vastklampen aan hun macht veroorzaken ook vandaag onrust en geweld … Toch laten we de ‘onmogelijke droom’ niet los. Modellen als ‘vivir bien’ van de Amerindianen – harmonieus samenleven met medemens en natuur - tonen aan dat er wel degelijk alternatieven bestaan. Daarom wensen we onze lezers aan de vooravond van 2016 niet alleen een gelukkig nieuwjaar, maar ook een boeiende volgende 15 jaren waarin we allemaal samen die droom waarmaken. DE REDACTIE I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 3 GEEN ARMOEDE Vandaag leven vele mensen in ontwikkelingslanden met minder dan 1,25 dollar per dag. Bedoeling is om armoede op nationaal vlak te halveren tegen 2030. Uiteindelijk moet armoede de wereld uit. GEEN HONGER 1 GOEDE GEZONDHEID EN WELZIJN 2 Iedereen heeft toegang tot betaalbare voeding. Nieuwe landbouwtechnieken zullen gezond en kwalitatief voedsel op een duurzame manier verbouwen. Zo heeft elk mens voedselzekerheid. NIEUWE DOELEN VOOR EEN BETERE WERELD Kinder- en moedersterfte moeten dalen. Hetzelfde geldt voor dranken druggebruik. Informatie over besmettelijke ziektes is noodzakelijk om de verspreiding ervan tegen te gaan. De VN wil mentale ziektes meer onder de aandacht brengen en pleit voor minder verkeersdoden. De Verenigde Naties hebben 17 ambitieuze doelstellingen (of SDG’s) opgesteld om de wereld te verbeteren tegen 2030. De eerste 15 doelen stemmen overeen met de 3 pijlers van duurzame ontwikkeling: people (sociaal), planet (ecologisch) en prosperity (economisch). De 2 laatste doelen scheppen het onmisbare kader: peace (SDG16 - vrede en veiligheid) en partnerschap (SDG17). Een bondig overzicht. 3 SB/CS/CVE/KP SCHOON WATER EN SANITAIR KWALITEITSONDERWIJS 4 Jongens en meisjes kunnen vrij naar de lagere en middelbare school gaan. Ze krijgen ook de kans om verder te studeren. Technisch, beroeps- of universitair onderwijs moet vrij toegankelijk zijn, ongeacht geslacht of afkomst. 5 6 GENDERGELIJKHEID BETAALBARE EN DUURZAME ENERGIE We moeten komaf maken met genderongelijkheid: het glazen plafond, de loonkloof en gendergeweld. Vrouwen hebben, net zoals mannen, recht op een goede gezondheid en kennis over seksualiteit en voortplanting. Energie moet efficiënter geproduceerd en gebruikt worden. Iedereen krijgt toegang tot moderne, betaalbare en duurzame energie. Hernieuwbare bronnen worden steeds belangrijker. Eenieder heeft recht op veilig drinkbaar water en sanitaire voorzieningen. De waterkwaliteit zal verbeteren, onder meer door vervuiling te verminderen, te stoppen met chemicaliën te dumpen en afvalwater met de helft te reduceren. Waterschaarste moet aangepakt worden. 7 © foto’s : Michael G. Chan - WFP - SLCD - Curt Carnemark / The World Bank - Eduardo Luzzatti Buyé/Istockphoto - Camille Goret - Elena Elisseeva/shutterstock - 2013 Bloomberg - BTC CTB/Dieter Telemans - Tuca Vieira - IRD - 2012 Arne Hoel/World Bank - Adrian Young/Istock - James D. watt - Tim Hester/Fotolia - UN Photo/Eric Kanalstein - UN Photo/Rick Bajornas 4 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN ONGELIJKHEID VERMINDEREN DUURZAME STEDEN EN GEMEENSCHAPPEN Ongelijkheid – zowel tussen landen onderling en binnen landen zelf – moet aangepakt worden. Lage lonen kunnen bijvoorbeeld sneller groeien en ontwikkelingslanden moeten meer inspraak krijgen in de besluitvorming van internationale financiële en economische instellingen. De huisvesting van de toekomst dient rekening te houden met een groeiende bevolking. Dat gaat gepaard met veilig, proper en duurzaam bouwen. Woongebieden krijgen meer groen en natuur. Degelijk openbaar vervoer biedt een antwoord op verkeersvervuiling. 10 11 12 13 VERANTWOORDE CONSUMPTIE EN PRODUCTIE Onze consumptiemaatschappij produceert veel afval. Grondstoffen duurzaam beheren en efficiënt gebruiken is dan ook een must. Wereldwijd moeten mensen warm gemaakt worden voor een groenere levensstijl. Verder wil men de voedselverspilling indijken en minder afval produceren. KLIMAAT ACTIE De klimaatverandering treft elk land in elk continent. Daarom dient het beleid maatregelen te voorzien en moeten burgers zich bewust worden van manieren van klimaataanpassing. De VN wil kwetsbare naties weerbaarder maken tegen natuurrampen. INDUSTRIE, INNOVATIE EN INFRASTRUCTUUR Een sterke economie en maatschappelijk welzijn steunen op een degelijke duurzame infrastructuur. Ook innovatieve industrie en internet voor iedereen zijn essentieel. LEVEN IN HET WATER 9 14 Zeeën en oceanen lopen gevaar en moeten beschermd worden. Overbevissing, afval en illegale visserij staan haaks op een duurzaam beleid. Subsidies voor dergelijke praktijken zullen verdwijnen. EERLIJK WERK ECONOMISCHE GROEI Vooral de minst ontwikkelde landen hebben nood aan economische groei. Veilige werkomstandigheden, waardig werk voor mannen, vrouwen en jongeren en bescherming van de arbeidsrechten kunnen daartoe bijdragen. De VN wil slavernij, dwangarbeid en kinderarbeid uitroeien. Economische groei mag in geen geval schade toebrengen aan het milieu. 8 PARTNERSCHAP OM DOELSTELLINGEN TE BEREIKEN 15 LEVEN OP HET LAND Ecosystemen op land zoals bossen, moerassen en gebergten dienen beschermd te worden. Behoud van de biodiversiteit is prioritair. Aangetaste natuurgebieden worden hersteld. De VN verwacht meer samenwerking: tussen bedrijven, regeringen, burgers en organisaties, maar ook tussen alle spelers onderling. Technologie, het delen van kennis, handel, financiën en data zijn heel belangrijk. Samenwerking vormt de sleutel voor verdere duurzame groei. 16 17 VREDE, VEILIGHEID EN STERKE PUBLIEKE DIENSTEN Vrede, veiligheid en rechtszekerheid zijn essentieel voor een betere wereld. Daarbij hoort ook de bescherming van kinderen tegen misbruik of mishandeling en de strijd tegen corruptie. Mensen hebben recht op competent en eerlijk bestuur op alle niveaus. Ontdek alle SDG’s en doelwitten op www.un.org/sustainabledevelopment/sustainable-development-goals/ I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 5 8 vragen over de In september 2015 gingen alle lidstaten van de VN akkoord met een ambitieuze ‘agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling’. Een nieuwe set ontwikkelingsdoelen zag het licht: de duurzame ontwikkelingsdoel(stelling)en of SDG’s 1! En dit keer is het alle hens aan dek. De SDG’s gelden immers voor alle landen. Maar ook elke individuele burger wordt geacht zijn/haar steentje bij te dragen. Een eerste kennismaking. CHRIS SIMOENS Wat houden die ‘duurzame ontwikkelingsdoelen’ of SDG’s precies in? Met de 17 ‘duurzame ontwikkelingsdoelen’ wil de VN grondig werk maken van een betere wereld en dat al in 2030. Dat betekent onder meer een wereld ‘vrij van armoede, honger, ziekte, waarin elk individu een vervullend leven kan leiden’. Alles staat netjes omschreven in een stevig document: ‘Transforming our world: the 2030 agenda for sustainable development’.‘Agenda 2030’ steunt op 5 pijlers: mens (leven in waardigheid), planeet (de planeet beschermen), voorspoed (een leven dat ontplooiingskansen biedt), vrede (vrij van angst en geweld) en partnerschap (een vernieuwde mondiale solidariteit waar iedereen aan meedoet opdat niemand achterblijft). De 17 SDG’s worden nauwkeuriger omschreven in 169 doelwitten. Waarin verschillen de SDG’s van de MDG’s? 15 jaar Millenniumdoelen (of MDG’s) zorgden voor heel wat verbetering (zie centrale bijlage). Maar de noden blijven hoog. Te meer omdat de wereld in zijn geheel voor serieuze uitdagingen staat, om alleen de klimaatverandering en de aantasting van het milieu te noemen. Precies omdat de kopzorgen mondiaal zijn, gelden de duurzame ontwikkelingsdoelen voor alle landen en alle mensen. De MDG’s daarentegen dienden vooral als richtsnoer voor het (arme) Zuiden, daarbij ondersteund door het (rijke) Noorden via schuldvermindering, handel en hulp. Maar de klassieke Noord-Zuidverhouding gaat vandaag niet meer op. ‘We are all in this together.’ De SDG’s zijn ook een stuk ambitieuzer. Zo willen ze de armoede niet halveren maar volledig uitbannen. Bovendien benadrukken ze sterk de duurzaamheid: we moeten ervoor zorgen dat ook onze nakomelingen op een gezonde planeet kunnen leven. Zijn er niet te veel? We leven nu eenmaal in een complexe wereld. In tegenstelling tot de MDG’s gaan de SDG’s veel breder. Zo omvatten ze ook mensenrechten, vrede en veiligheid, respect voor de rechtsstaat en goed bestuur. Daarbij mag je niet uit het oog verliezen dat geen enkel SDG los staat van een ander. Zo heb je om armoede (SDG1) of honger (SDG2) uit te roeien, ook alle andere SDG’s nodig. De SDG’s – hoe divers ook - vormen één agenda voor een leefbare wereld, ook voor onze kinderen en kleinkinderen. Al blijft het natuurlijk minder vlot werken met 17 doelen (en 169 doelwitten) dan met 8. En het kostenplaatje? Schattingen lopen uiteen van 3,5 biljoen tot 5 biljoen dollar per jaar. Een kolossaal bedrag. Maar dat geld hoeft niet allemaal van ontwikkelingshulp te komen. Vandaag bedraagt het wereldwijde ontwikkelingsbudget 135 miljard dollar, een recordhoogte, ook al halen veel landen de 0,7% (van hun BNI) niet. Andere bronnen worden steeds belangrijker: remittances (geld dat migranten naar hun thuisland sturen), inkomsten uit belastingen (en de strijd tegen ‘onrechtmatige geldstromen’), investeringen (binnenlands en buitenlands, privaat en publiek) … Vooral de minst ontwikkelde landen en de fragiele staten blijven evenwel nog sterk afhankelijk van ontwikkelingshulp. 6 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I Veel van de SDG-engagementen verwijzen naar reeds gemaakte internationale verbintenissen elders, die wél juridisch bindend zijn” WAT BETEKENT ‘DUURZAAM’ NU OOK WEER? Een ontwikkeling is duurzaam als ze ‘tegemoetkomt aan de noden van het heden zonder de behoeftevoorziening van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen’ (Brundtland-rapport 1987). Dat gaat dus veel verder dan ‘lang meegaan’. Het komt neer op een holistische visie die de aarde leefbaar wil houden voor het nageslacht: gezond milieu, vervanging van een economie die grondstoffen uitput naar een die ze recycleert (kringloopeconomie) en zo meer. Zijn de SDG’s niet te ambitieus? De SDG’s zijn zeker ambitieus en dat is ook de bedoeling. De SDG’s vormen namelijk een soort gezamenlijke droom met nobele streefdoelen voor een betere wereld: iets om naar te reiken. Neem SDG16 over vrede en recht. Natuurlijk zullen Israël en Palestina hun streven naar vrede niet op dezelfde manier invullen. En zullen dictatoriale regimes die de SDG’s onderschrijven niet meteen het roer omgooien. Maar de SDG’s betekenen wel een stimulans. Heel subtiel worden alle landen meegetrokken in een proces waardoor de SDG’s zelfs in de moeilijkste landen vruchten kunnen afwerpen. Ook het ‘economisch groeidenken’ zal zich door de SDG’s niet plots netjes inpassen in de grenzen van de planeet. Maar ook hier zetten de SDG’s een proces in gang. Hoewel niet bindend, gaat er hoe dan ook een morele kracht uit van een agenda die door alle landen is ondertekend. Veel van de SDG-engagementen verwijzen bovendien naar reeds gemaakte internationale verbintenissen elders, die daar wél juridisch bindend zijn (bijvoorbeeld de ILO-Conventies omtrent ‘waardig werk’ waarover SDG8 het heeft). Hoe moet je dat allemaal meten en opvolgen? De VN volgt de SDG’s op aan de hand van een 300-tal indicatoren. Maar deze kwamen nog niet aan bod op de VN-conferentie in september. In maart 2016 is daarover een nieuwe (technische) top voor de statistici. In juni volgt een bijeenkomst op hoog niveau voor ‘opvolging en herziening’. Een dergelijke top zal dan jaarlijks plaatsvinden. Data zijn hier essentieel. Alleen zo kom je te weten wat de mondiale tendensen zijn. Van belang is ook dat je kan ‘differentiëren’. Een algemeen cijfer over bijvoorbeeld toegang tot onderwijs zegt niet veel. Je moet weten hoe de verdeling is: over jongens en meisjes, stad en platteland, rijk en arm. Als je merkt dat het platteland achterblijft, kan je je beleid daaraan aanpassen. DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN SDG’s Zijn de SDG’s voor alle landen gelijk? Jazeker, de SDG’s zijn voor alle landen dezelfde. Maar natuurlijk verschilt de context van land tot land. Zo moet DR Congo armoede en honger anders aanpakken dan België. Elk land zal dus voor zichzelf moeten uitmaken hoe het de SDG’s wil halen. Dat geldt ook voor België (p. 18). MEER INFO OP DE TABLETVERSIE © UN Photo/Cia Pak Maar hoe raak je aan betrouwbare cijfers? Door tellingen en enquêtes, die afgelegen gebieden niet mogen overslaan. Dat is niet eenvoudig. Gelukkig komen er extra manieren bij om informatie in te zamelen. Zo probeert men in Oeganda enquêtes te doen met een mix van radio en sms (Trac.fm). Of je kan gebruik maken van ‘OpenStreet Map’: vrij toegankelijke kaarten waar iedereen toe kan bijdragen zoals bij Wikipedia. Op die manier kunnen afgelegen gebieden overal ter wereld beter in kaart gebracht worden. Qua verwerking van data spreekt men van een ‘datarevolutie’. In vergelijking met de aanvangsperiode van de MDG’s in 2000 zijn de computers vandaag veel krachtiger geworden en de verwerkingsprogramma’s veel doeltreffender. In die zin dat het mogelijk moet zijn om in ‘real time’ (op elk moment) de tendensen te kunnen aflezen. Veel werk voor de statistici van VN-organisaties als WFP (voedselhulp), WHO (gezondheid), UNICEF (kinderen) en UNEP (milieu)! Maar gunstig voor het beleid dat vlot op tendensen moet kunnen inspelen. Wat kan ik zelf bijdragen aan de SDG’s? De SDG’s richten zich inderdaad ook tot de individuele burger. Vooral SDG12 (duurzame consumptie en productie) is op maat van de burger gesneden. Door bewuste keuzes te maken kan je als individu immers bedrijven dwingen duurzamer te werk te gaan. Zo komt de kleding uit Zara en H&M grotendeels uit het buitenland (Bangladesh, Ethiopië…) waar de werkomstandigheden niet altijd koosjer zijn (zie www.schonekleren.be). Je kan ook kiezen voor groene energie of om minder de auto te nemen. Meer tips vind je in Glo.be 3/2015 (p. 16) of op www.bewustverbruiken.be en www.milieuadvieswinkel.be. 1 Sustainable Development Goals ONLINE https://sustainabledevelopment.un.org/ Het VN-hoofdkwartier in New York tijdens de Top over de SDG’s in september 2015. I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 7 © UN Photo/Loey Felipe DOELEN DOOR EN Dat alle 193 lidstaten van de Verenigde Naties zich scharen achter een ambitieuze agenda voor mens en planeet, is een succes. Hoe heeft de VN dat klaargespeeld? Een blik achter de schermen. LINDE DESMAELE D e Duurzame Ontwikkelingsdoelen of SDG’s zijn de vrucht van een lang onderhandelingsproces dat via twee sporen liep. Enerzijds werd sinds 2010, onder leiding van de VN-Secretaris-Generaal Ban Ki-Moon, al nagedacht over opvolgers van de Millenniumdoelen (MDG’s) die eind dit jaar aflopen. Deze doelen liggen aan de basis van de meest succesvolle anti-armoedebeweging in de geschiedenis. Toch blijven ongelijkheden bestaan en is de vooruitgang vaak ongelijkmatig verdeeld. Anderzijds heeft de Rio+20-Conferentie in 2012 duurzame ontwikkeling als topprioriteit naar voren geschoven. Hoewel de VN het concept duurzame ontwikkeling al sinds 1987 gebruikt, besliste de organisatie pas in 2012 om er – naar analogie met de MDG’s - concrete doelstellingen aan vast te knopen. Een speciale ‘Open Working Group on Sustainable Development Goals’, bestaande uit vertegenwoordigers van meer dan 70 landen, kreeg deze taak toegewezen. Al snel bleek overlapping tussen beide agenda’s onvermijdelijk. Meer dan 8 miljoen mensen wereldwijd lieten weten welke specifieke thema’s zij belangrijk vonden” 8 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I Duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding vormen immers de twee zijden van eenzelfde medaille: zonder doeltreffende armoedebestrijding geen duurzame ontwikkeling, en vice versa. Bijgevolg besloot men in september 2013 om beide processen samen te voegen en naar een universele en alomvattende set van doelstellingen toe te werken. Iedereen draagt zijn steentje bij Met 193 landen overeenkomen dat er nood is aan een universele ontwikkelingsagenda is één ding. Maar de uitdaging ligt in de concrete invulling ervan. In tegenstelling tot de MDG’s vormen de SDG’s het resultaat van een opvallend open, transparant en inclusief onderhandelingsproces. Vooral de ontwikkelingslanden ijverden van meet af aan voor een proces gestuurd vanuit de VN-leden. Zij verzetten zich fel tegen een agenda van technocraten, gebaseerd op louter en alleen de input van een gesloten groep experten. Aanvankelijk zorgde dat voor een zekere ongerustheid binnen de Europese Unie (EU). Daarom probeerde de EU alsnog allerlei externe partijen – experts, maar ook het maatschappelijk middenveld en de private sector – bij het onderhandelingsproces te betrekken. Resultaat: een inclusief proces waar werkelijk iedereen – landen, middenveld én experten – de kans kreeg om zijn zegje te doen over de kern van de duurzame ontwikkelingsagenda. En inderdaad, de recentelijk bekrachtigde post-2030-agenda komt voort uit een uitgebreide reeks aanbevelingen die vanuit zeer uiteenlopende fora werden uitgewerkt. Zo was er bijvoorbeeld het High Level Panel – een groep van 27 regeringsleiders, stakeholders en academici - dat in mei 2013 een reeks concrete aanbevelingen voorlegde aan Ban Ki-Moon. Ook de VN-instellingen stelden hun expertise ter beschikking en legden een doordacht voorstel op tafel. Daarnaast vonden een aantal zogenaamde mondiale gesprekken plaats, waaronder de grote online-enquête ‘Mijn Wereld’. Meer dan acht miljoen mensen wereldwijd namen eraan deel en konden zo laten weten welke specifieke thema’s zij belangrijk vonden. Opvallend was dat de antwoorden in de verschillende landen gelijke tred hielden. DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN © UN Photo/Mark Garten © UN Photo/Eskinder Debebe VOOR IEDEREEN VAN ‘DUURZAME ONTWIKKELING’TOT SDG’S 1987 Juni 1992 Brundtland Rapport over duurzame ontwikkeling Eerste VN-top rond duurzame ontwikkeling in Rio de Janeiro 2010 Juni 2012 Startschot onderhandelingen post-MDG-agenda Unanimiteit en flexibiliteit Uiteindelijk werd een document, voorgelegd door de Open Working Group in juli 2014, de concrete basis voor de SDG’s. Aangezien er aanvankelijk te veel kandidaten waren voor een slechts beperkt aantal zitjes in de groep, besloot men via een ‘troika’-systeem te werken: drie zitjes per land. Dat systeem betekende voor de EU een geluk bij een ongeluk. De VN werkt immers op basis van geografische groepen. Deze komen echter niet overeen met de buitengrenzen van de EU. Frankrijk en Duitsland vormen bijvoorbeeld een groep met Zwitserland, en Nederland en het Verenigd Koninkrijk zitten aan tafel met de Verenigde Staten. Deze werkwijze maakt het erg moeilijk voor de EU om als één geheel te onderhandelen, en om consequent de eerder onderhandelde EU-positie aan te houden. Bijgevolg werd de EU gedwongen haar traditionele manier van onderhandelen licht aan te passen. Lidstaten vertrokken Rio+20-Conferentie met lancering concept duurzame ontwikkelingsdoelen Sept 2013 Sept 2015 Opvolgers MDG’s en duurzame doelen worden één ontwikkelingsagenda allemaal van een gezamenlijk overeengekomen line to take maar kregen wel de vrijheid om eigen accenten te leggen. In september ’14 keurde de Algemene Vergadering het einddocument van de Open Working Group - met verwijzing naar 17 doelstellingen en 169 bijhorende doelwitten – goed. Het werd dé basis voor de nieuwe agenda. Het transparant proces aan de basis van de agenda heeft ervoor gezorgd dat iedereen er iets relevant voor zichzelf in kan terugvinden. Hoewel de agenda niet formeel bindend is, zal de druk vanuit het middenveld beleidsmakers ongetwijfeld ter verantwoording roepen. De universaliteit van de agenda maakt immers dat hij iedereen aanbelangt. Tastbare doelstellingen Zoals bij elk multilateraal onderhandelingsproces gaven ook in deze context bepaalde voorstellen aanleiding tot verhitte discussies. Vooral paragrafen inzake mensenrechten Bekrachtiging Duurzame Ontwikkelingsdoelen Dec 2015 Jan 2016 Einde Millenniumdoelen en ‘seksuele en reproductieve gezondheid en rechten’ zorgden voor onenigheid. In het verleden verhinderden diepgewortelde tegenstellingen tussen conservatieve en progressieve landen significante vooruitgang op deze vlakken. Maar na ruim vier jaar onderhandelen over de SDG’s is hier een beduidende stap vooruit gezet. Door vage VN-teksten te vertalen naar concrete en tastbare doelwitten kan vandaag veel meer openlijk worden gecommuniceerd naar de buitenwereld toe. Ook al blijft elke uitspraak rond seksuele rechten genuanceerd, toch kan nu een zekere druk worden uitgeoefend door verwijzing naar de universeel geldende doelwitten. Eenzelfde redenering geldt voor migratie. Ook de link tussen de nieuwe agenda en de uitkomst van de financieringsconferentie in Addis Abeba bleek een harde noot om te kraken. Uiteindelijk werd algemeen erkend dat, ondanks de universele agenda, de specifieke context van elk land een andere aanpak vraagt. Start Duurzame Ontwikkelingsdoelen (tot eind 2030) MEER INFO OP DE TABLETVERSIE I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 9 DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN © UN Photo Marc Garten ‘Het is nu aan de lidstaten’ Macharia Kamau, Keniaans ambassadeur bij de Verenigde Naties in New York, is één van de architecten van de SDG’s. Glo.be legde hem enkele vragen voor. CHRIS SIMOENS Hoe staan de ontwikkelingslanden tegenover de SDG’s? De meeste ontwikkelingslanden hebben hun visie kunnen doorduwen via hun associatie met de G77-groep en China. Of ze er ook allemaal 100% achter staan is moeilijk te zeggen. Feit is dat de SDG’s veel aandacht besteden aan de problemen van ontwikkelingslanden: armoede, gezondheid, onderwijs, werkloosheid, water, energietekort … Elk ontwikkelingsland heeft natuurlijk eigen prioriteiten en capaciteiten, en dus ook verschillende ambities tegenover de doelen en doelwitten. Welke rol zal ontwikkelingssamenwerking spelen bij het bereiken van de SDG’s? Ontwikkelingssamenwerking speelt vooral een aanvullende rol. Ze heeft een hefboomfunctie om andere financiering binnen te halen, zoals binnenlandse inkomsten via belastingen of buitenlandse investeringen. Om de exacte rol van ontwikkelingssamenwerking te ontrafelen bij het behalen van de SDG’s, zou elk land de ontvangen hulp moeten opsplitsen per doel en doelwit. Ze kunnen dat doen binnen het kader van hun evaluaties van de doeltreffendheid van de hulp. Ontwikkelingssamenwerking wordt nu eenmaal voornamelijk besteed op bilaterale basis - van land tot land wat het vrij complex maakt. De SDG’s zijn behoorlijk ambitieus. Hoe haalbaar zijn ze? De VN-lidstaten sturen de realisatie van de SDG’s zelf. Elk land is verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling. Natuurlijk vormt het behalen van de SDG’s het ultieme doel, maar dat zal afhangen van de nationale capaciteiten en omstandigheden. Bent u zelf tevreden over de 17 SDG’s en 169 doelwitten? Ziet u sterke en zwakke punten? De SDG’s zijn tot stand gekomen via een intergouvernementeel proces. We zijn best tevreden dat we de visies van alle lidstaten goed hebben kunnen afwegen en meenemen. De doelen en doelwitten zijn universeel en omspannen de 3 dimensies van duurzame ontwikkeling op een evenwichtige manier. De communicatie rond de 17 doelen en 169 doelwitten vormde een zwak punt. We hebben dat gedeeltelijk kunnen opvangen met het voorwoord van de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling (waarin onder meer de 5 P’s of pijlers worden verklaard: people, planet, prosperity, peace, partnership - nvdr, 10 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I zie figuur). Ook staan de nationale diensten voor statistiek voor een serieuze uitdaging om tijdig geschikte, kwaliteitsvolle en opgesplitste data te verzamelen. Want zij moeten immers rapporteren over de vooruitgang van elke indicator. Macharia Kamau speelde een sleutelrol bij de totstandkoming van de SDG’s. Zo was hij co-voorzitter tijdens het intergouvernementele proces waarbij de visies werden ingezameld van de VN-lidstaten en relevante betrokkenen. Uit die visies heeft hij vervolgens een eerste set doelen en doelwitten gedestilleerd en voorgelegd aan de lidstaten. Bovendien stuurde hij het hele onderhandelingsproces dat uiteindelijk heeft geleid tot het akkoord over de finale doelen en doelwitten. Heeft u nog een boodschap over de SDG’s? We hebben ons deel gedaan, nu is het aan de lidstaten. Zij moeten de SDG’s uitvoeren en rapporteren over de vooruitgang in de diverse opvolgingsfora. PEOPLE Armoede en honger in al zijn vormen uitroeien en waardigheid en gelijkheid garanderen PLANET De natuurlijke hulpbronnen van de planeet en het klimaat beschermen voor toekomstige generaties PROSPERITY Duurzame Ontwikkeling Een welvarend en zinvol bestaan garanderen in harmonie met de natuur PARTNERSHIP De agenda in praktijk brengen via een stevig globaal partnerschap PEACE Vredevolle, rechtvaardige en inclusieve gemeenschappen bevorderen DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN DE HELE WERELD DOET MEE! De duurzame ontwikkelingsdoelen gelden niet alleen voor het Zuiden: alle landen moeten ernaar streven om duurzaamheid in te bouwen in de ontwikkelingsmodellen die ze hanteren. Er bestaan immers amper nog problemen die niet universeel zijn; enkel de context verschilt. T het leven in het Zuiden. Vooral de uitstoot van broeikasgassen leidt tot klimaatverandering. Historisch gezien hebben vooral de traditionele industrielanden hiertoe bijgedragen, maar sedert enkele jaren overstijgt de uitstoot van ontwikkelingslanden die van de rijke landen. Vietnam en de Filipijnen kenden pas de laatste 25 jaar een sterke economisch groei. Daardoor blijft hun aandeel in het veranderend klimaat enigszins beperkt. Beide landen kiezen er nu al voor om hun economie in een duurzame richting te stuwen. India en China - vandaag zware vervuilers - zetten eveneens voorzichtige stappen naar meer duurzaamheid. Zij kijken echter vooral naar de ontwikkelde landen en verwachten meer inspanningen van hen. Omdat de problemen die onze wereld beheersen steeds meer naar elkaar toegroeien, hebben de Verenigde Naties logischerwijs gekozen voor echte ‘werelddoelen’. We zitten inderdaad allemaal in hetzelfde schuitje. © IRD © UN Photo/Kibae Park © UN Photo/Kibae Park egenwoordig hebben naties dikwijls te kampen met gelijkaardige problemen. Of het nu armoede betreft, ongelijkheid, sociale problemen rond gender, religie of geweld: elk land heeft ermee af te rekenen. Het verschil ligt alleen in de grootte en de aard van het probleem. Zo treft armoede zowel burgers in ontwikke- bevolking in België te kampen met de vraag of er een volgende maaltijd komt. Maar Belgen houden er wel een heel ongezond voedingspatroon op na: veel fastfood, frisdrank en verzadigde vetten. Een groot deel van de volwassenen lijdt dan ook aan obesitas (22.1%). In landen zoals Mali en Somalië schommelt dat tussen de 4% à 5%. Daar worstelt men met ernstige voedselonzekerheid en is ondervoeding schering en inslag. © UN Photo/Kibae Park CVE/CS/SB/KP Ook gezondheid beslaat meerdere dimensies. In ontwikkelingslanden komen kinder- en moedersterfte maar al te vaak voor. Ze hebben dikwijls een tekort aan ziekenhuisbedden en bekwaam medisch personeel. Dat staat in fel contrast met ontwikkelde landen, waar veel depressies, kanker en zelfdoding voorvallen. Duurzame energie en klimaatverandering zijn meer voor de hand liggende mondiale problemen. Steenkoolcentrales in India en bossen die gekapt worden in Indonesië of Brazilië hebben ook elders in de wereld een impact. Anderzijds: als België milieuonvriendelijke bedrijfswagens subsidieert, raakt dat ook © Eric Parker lingslanden als in ontwikkelde landen. In België bijvoorbeeld leeft nog steeds 15% (2015) van de mensen onder de armoedegrens tegenover 63% (2012) in Congo. Maar die grens verschilt natuurlijk omwille van de uiteenlopende levensduurte. Dus al zijn de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) dezelfde voor alle landen, naargelang de context dient elk land ze anders in te vullen. Elke doelstelling omvat verschillende doelwittten.Voedsel draait bijvoorbeeld niet enkel om voedselzekerheid, maar ook om de kwaliteit van het voedingspatroon. In tegenstelling tot vele ontwikkelingslanden, heeft slechts een klein deel van de I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 11 © IRD/Sylvain Robert DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN STEDEN NEMEN HET VOORTOUW CHRIS SIMOENS S Steden en gemeenschappen zijn vaak beter geplaatst dan nationale overheden” teden bieden een waaier aan voorzieningen: werk, wonen, goederen, vertier. Ze produceren zowat 75% van de welvaart in de wereld. Vandaar ook de grote aantrekkingskracht, zeker voor plattelandsmensen uit ontwikkelingslanden die nauwelijks in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Vandaag woont al 54% van de wereldbevolking in steden, in 2050 zou dat 66% bedragen: maar liefst twee op de drie mensen! Liggen de grootste steden vandaag nog in de rijke en opkomende landen (Tokyo, Shanghai, Mexico City, Mumbai, São Paulo …), ook in ontwikkelingslanden boomen ze (Manila, Jakarta, Dhaka, Caïro, Lagos, Kinshasa …). De plattelandsbevolking daarentegen zal tegen 2050 licht afnemen: van 3,4 miljard mensen vandaag naar 3,2 miljard. Dat alles zorgt voor de nodige problemen. Het stadsverkeer loopt vast, de vervuiling wordt ondraaglijk, en de nieuwkomers van het platteland komen terecht in sloppenwijken. Daar zijn meer mogelijkheden dan in de dorpen, maar het leven blijft lastig. Velen overleven via informele jobs of desnoods met illegale activiteiten. Na 15 jaar Millenniumdoelen leven nog steeds 880 miljoen mensen in sloppenwijken. Daarnaast verbruiken steden 78% van alle energie wereldwijd, hoewel ze maar 2% van de totale landoppervlakte beslaan. Ze stoten ook meer dan 60% van alle CO2 uit, naast een pak andere broeikasgassen. Steden worden dus steeds belangrijker, als opportuniteit én als probleem. Een apart ontwikkelingsdoel - SDG11 - weerspiegelt dat belang. De VN-organisatie UN-Habitat neemt de stedelijke ontwikkeling 12 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I © UN Photo/Kibae Park Tegen 2050 wonen 2 op 3 mensen in een stad. Bovendien kunnen steden doeltreffend maatregelen treffen zoals in de strijd tegen klimaatverandering en milieuvervuiling. 10 van de 17 SDG’s hangen voor hun welslagen rechtstreeks of onrechtstreeks af van steden. Een aparte SDG - SDG11 - voor steden (en gemeenschappen) is dan ook meer dan zinvol. De nieuwkomers van het platteland komen terecht in sloppenwijken. Daar zijn meer mogelijkheden dan in de dorpen, maar het leven blijft lastig. ter harte en zoekt oplossingen voor leefbare steden: optimale openbare ruimte, degelijk openbaar vervoer, veiligheid, cultureel erfgoed, gezonde lucht, werkzekerheid en zo meer. SDG11 omvat doelwitten zoals degelijke huisvesting, duurzaam transport, groene ruimtes en afvalbeheer. Maar steden en gemeenschappen zijn ook essentieel voor het welslagen van de SDG’s in hun geheel. 10 van de 17 SDG’s (armoede, klimaat, veiligheid, werkgelegenheid …) hangen er rechtstreeks of onrechtstreeks van af. Bovendien zijn steden en gemeenschappen vaak beter geplaatst dan nationale overheden: ze staan dicht bij de mensen, weten goed wat er leeft, kunnen sneller actie ondernemen en zijn veel praktischer ingesteld. Filosoof Benjamin Barber1 meent zelfs dat steden de nationale instellingen overbodig maken. Een verregaande conclusie, maar feit is dat steden van onschatbare waarde zijn om de wereldproblemen op te lossen. ‘Steden wachten steeds minder op hun regering’, stelt Barber. ‘Het vuilnis moet opgehaald worden, de uitstoot moet verminderen, er moeten jobs komen voor iedereen. Het werk moet gebeuren.’ Almaar meer steden nemen inderdaad het heft in eigen handen. Groeperingen zoals de ‘100 resilient cities’ van de Rockefeller Foundation en de ‘C40 Cities Climate Leadership Group’ verenigen meerdere steden om een duurzamere wereld te creëren. Zo omvat het C40-netwerk 80 megasteden (met onder meer Beijing, Dar es Salaam, Istanbul, Dhaka, Delhi, Hanoi …) die samen zoeken naar oplossingen voor de klimaatverandering waar zij nu al de prangende gevolgen van ondervinden. C40 alleen al staat voor 25% van het mondiale bnp en 1 op 12 mensen wereldwijd. Steden blijken effectief het voortouw te nemen en daar kan de wereld alleen maar wel bij varen. ONLINE http://unhabitat.org/ www.c40.org www.100resilientcities.org 1 Auteur van het boek ‘If Mayors Ruled the World – Dysfunctional Nations, Rising Cities’ (2013) DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN GEEN ONTWIKKELING © Geneeskunde voor de Derde Wereld ZONDER VREDE Vrede vormt één van de vijf pijlers van de VN-Agenda 2030 voor Duurzame. Er wordt ook een apart SDG aan gewijd: SDG16. Hypocriet? Of net essentieel voor een waarachtig duurzame ontwikkeling? CHRIS SIMOENS W e zijn vastbesloten om te bouwen aan vredevolle, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen, vrij van angst en geweld. Er kan geen duurzame ontwikkeling bestaan zonder vrede en geen vrede zonder duurzame ontwikkeling.’ Aldus het voornemen geformuleerd onder de pijler ‘vrede’ in de duurzame ontwikkelingsagenda en dus onderschreven door alle VN-lidstaten. VN-Secretaris-Generaal Ban Ki-moon voegde daaraan toe: ‘En al evenmin zonder respect voor mensenrechten.’ Heel mooi, maar klinkt dat niet wat al te onrealistisch? Inderdaad luidt de kritiek: wat heeft dat voor betekenis? Ook dictators plaatsen hun handtekening waarna ze onverstoord hun machtspolitiek van geweld voortzetten. Het wereldplaatje van bloedige conflicten oogt inderdaad weinig hoopgevend, om alleen maar het Midden-Oosten, Afghanistan, Somalië en Oekraïne te noemen. Kwam er in de geschiedenis van de mens één moment voor waarop er overal vrede heerste? We kunnen de vraag ook anders stellen: hoe realistisch is een ambitieuze ontwikkelingsagenda die geen rekening houdt met vrede en veiligheid? Waar oorlog woedt, waar mensen zich niet veilig voelen, kan ontwikkeling niet opbloeien. Want dan overheerst de bekommernis om te overleven en ontbreekt de motivatie – en de mogelijkheid - om zich ten volle in te zetten. Toch betekent vrede niet dat conflicten ophouden te bestaan. Conflicten zijn des mensen. Opinies en standpunten verschillen nu eenmaal. Het komt erop aan met conflicten te leren omgaan, ze uit te praten, Een vredevolle samenleving is in de eerste plaats een samen­ leving met respect voor uiteenlopende meningen” van het milieu kunnen aanleiding geven tot conflict. Beide kunnen immers grote gebieden onleefbaar maken waardoor miljoenen mensen op de vlucht slaan. Dat kan tot onrust leiden. Daarom zijn klimaat, milieu en migratie eveneens belangrijke aandachtspunten bij de SDG’s. Ten slotte wil SDG16 - hét vredesdoel - illegale geldstromen, wapenhandel en corruptie tegengaan en degelijke, betrouwbare instellingen uitbouwen. Iedereen dient toegang te hebben tot een correct rechtssysteem, alsook tot informatie. En bij de besluitvorming moet elk individu zijn zeg kunnen doen. De Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling biedt dus wel degelijk een stramien voor een vredevolle(re) wereld. Natuurlijk blijven het idealen, streefdoelen. De formulering maakt ze in elk geval concreet. Bovendien gaat er hoe dan ook een morele kracht uit van deze agenda die door alle landen ondertekend werd (p. 6). Het toont in elk geval aan dat de mensheid zijn aloude droom van een vredevolle wereld niet opgeeft, ook al ziet de realiteit er anders uit. © UN Photo/Eric Kanalstein ‘ begrip op te brengen voor diverse visies. Conflicten vermijden lost niets op, integendeel het laat spanningen voortsudderen. Een vredevolle samenleving is in de eerste plaats een samenleving met respect voor uiteenlopende meningen. Natuurlijk blijft het essentieel om de aanleiding tot onenigheid zoveel mogelijk weg te nemen. En die aanleiding ontstaat wanneer burgers een tekort ervaren om een menswaardig leven te leiden terwijl anderen dat wel kunnen. Vandaar dat de SDG’s vooropstellen dat elk mens in zijn behoeften moet kunnen voorzien, of het nu gaat om voedsel, water, huisvesting, gezondheid, werk of gelijke rechten. SDG10 spitst zich toe op ongelijkheid (p. 14). Niet alleen qua inkomen, maar ook wat betreft de toegang tot opportuniteiten, zowel sociaal, economisch als politiek. ‘Niemand mag achterblijven.’ SDG4 pleit voor onderwijs dat een cultuur van vrede en geweldloosheid promoot, naast wereldburgerschap en de waardering van culturele verschillen. Ook klimaatverandering en aantasting I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 13 ONGELIJKHEID : LIGT DE Dat er een aparte SDG bestaat gewijd aan ongelijkheid, is voor een groot deel te danken aan de inspanningen van de civiele samenleving. Glo.be laat Oxfam International, één van de pleitbezorgers, aan het woord. extreme concentratie van rijkdom in de handen van enkelen waardoor de vicieuze cirkel van ongelijkheid in stand wordt gehouden. LEÏLA BODEUX OXFAM-SOLIDARITEIT Grote ambities 17 SDG’s en 169 doelwitten om extreme armoede uit te roeien in het kader van een duurzame ontwikkeling. Sceptici zullen met spijt vaststellen dat het een lange ‘shopping list’ is. Optimisten zullen zich dan weer verheugen over een meer systematische aanpak van de armoede waarbij getracht wordt meer te doen dan symptomen bestrijden. Ook Oxfam verheugt zich over de nieuwe, meer holistische agenda die ‘niemand aan de zijlijn wil laten staan’. Dat sluit immers aan bij onze inzet voor de mensenrechten en onze strijd tegen alle vormen van ongelijkheid die armoede en uitsluiting in stand houden. Maar de weg is nog lang … SGD10 heeft tot doel ‘de ongelijkheid binnen en tussen landen te verminderen’ en de betreffende doelwitten hebben onder andere betrekking op het fiscale en budgettaire beleid, de sociale bescherming, de regulering van de financiële markten of nog op een inclusieve besluitvorming. Het doelwit inzake inkomensongelijkheid luidt als volgt : ervoor zorgen dat tegen 2030 het inkomen van de armste 40% van de bevolking sneller stijgt dan het gemiddeld nationaal inkomen, en wel op een duurzame wijze. Dat mag een stap in de goede richting zijn, maar met deze formulering werd de kans gemist iets te doen tegen de Wanneer de 1% de dans leidt De nieuwe ontwikkelingsagenda blijft te bescheiden en stelt ook onze manier van produceren en consumeren niet in vraag” 14 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I Oxfam klaagt het feit aan dat binnenkort 1% van de wereldbevolking meer dan de helft van de wereldrijkdom zal bezitten en dat 7 personen op 10 in een land leven waar de economische ongelijkheid in de afgelopen 30 jaren is toegenomen. Het overheersende neoliberale economische model heeft de positie van de staat ingeperkt alsook zijn rol bij de herverdeling van de rijkdom en de financiering van basisdiensten zoals gezondheidszorg of onderwijs, met de ondermijning van de sociale cohesie tot gevolg. Vooraanstaande economen, Barack Obama, Paus Franciscus, de Bretton Woods-instellingen erkennen unisono dat de groeiende ongelijkheid en het gebrek aan herverdelende beleidsmaatregelen de economische en menselijke ontwikkeling afremmen. Door enkel in te zetten op de verbetering van het inkomen van de armste 40% van de bevolking en aandacht te hebben voor de vergelijking van hun inkomen met de groei van het bnp gaat het VN-programma inzake duurzame ontwikkeling aan de kern van het probleem voorbij. Het is absoluut nodig de kloof te dichten tussen de extreem rijken en de meerderheid van de bevolking om ervoor te zorgen dat het inkomen uit kapitaal niet langer meer opbrengt dan het inkomen uit arbeid, zoals Thomas Piketty in zijn spraakmakend werk ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ heeft aangetoond. Zo valt het bijvoorbeeld te betreuren dat er geen rekening werd gehouden met het voorstel van Joseph Stiglitz: het inkomen na belasting van de rijkste 10% mag niet hoger zijn dan het inkomen na transferts van de armste 40% van de bevolking (Palma-ratio). Weg met fiscale paradijzen De ‘machtsovername’ door een elite die wetten en politieke beslissingen in haar eigen voordeel beïnvloedt, wordt ook miskend. Dat 1700 lobbyisten trachten de financiële hervormingen van de EU uit te hollen, heeft bijvoorbeeld negatieve gevolgen. Het samenspannen van de politiek en de verdedigers van economische belangen ondermijnt de democratie en het sociaal contract tussen de staat en de burgers. Volgens de ngo Transparency international is 70% van de Belgen van mening dat de regering de belangen van de elite steunt. De wereldwijde ongelijkheid en armoede die ook 123 miljoen Europeanen bedreigen, kunnen niet worden aangepakt zonder te raken aan de privileges van de rijkste 1% terwijl Jan met de pet verder gebukt gaat onder de almaar nieuwe besparingsmaatregelen. Het is onmenselijk en onlogisch dat sinds 2009 één miljoen vrouwen gestorven zijn bij de bevalling omdat ze geen toegang hadden tot gezondheidsdiensten, terwijl in dezelfde tijdspanne het aantal miljardairs is verdubbeld. De fiscale ongelijkheid moet worden bestreden om de ongelijkheid te verminderen, maar ook opdat de staat DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN © G.M.B. Akash/Panos Pictures LAT HOOG GENOEG? over een aangepast systeem van sociale bescherming. Elk jaar glijden 100 miljoen mensen af in de armoede door de medische kosten die ze moeten betalen. Een sterke politieke wil is cruciaal om het geld dat in een losgeslagen financieel systeem als sneeuw voor de zon verdwijnt, te mobiliseren voor de financiering van deze onvolkomenheden. Een echte ommekeer is nodig De nieuwe ontwikkelingsagenda blijft te bescheiden en stelt onze manier van produceren en consumeren niet in vraag. Er bestaat namelijk ook ongelijkheid in de MEER WETEN «â€¯Even It Up : time to end extreme inequality » & «â€¯Making it happen. Oxfam’s proposals for the post-2015 framework », Oxfam (2014), www.oxfam.org ONLINE www.oxfam.org MEER INFO OP DE TABLETVERSIE © UN Photo/Kibae Park opnieuw zijn herverdelende taak kan vervullen en de openbare diensten kan financieren. Rijke en arme landen zitten in hetzelfde schuitje en zijn overgeleverd aan een mondiaal fiscaal systeem dat versnipperd en verouderd is. De staten wedijveren met elkaar en leggen de lat almaar lager om bedrijven en andere grote kapitalen toch maar het meest voordelige fiscaal stelsel aan te bieden, zoals bleek bij het LuxLeaks- en SwissLeaks-schandaal.Vooral ontwikkelingslanden trekken aan het kortste eind.Volgens de VN lopen ze elk jaar 100 miljard dollar mis door belastingontduiking van bedrijven. Driekwart van de wereldbevolking beschikt niet klimaat- en milieuproblematiek: 20% van de wereldbevolking doet aan overconsumptie en verbruikt 80% van de natuurlijke hulpbronnen waarvan de armsten afhankelijk zijn en draagt zo bij tot de milieuschade. Een ingrijpende verandering van het mondiale economisch en financieel bestuur werd ook van de agenda geschrapt. Verder is er ook geen sprake van een grondige wijziging van de handelsregels die het pad effenen voor de overconsumptie van de natuurlijke hulpbronnen, de flexibilisering van de werknemers en de verschuiving van de winsten van multinationale bedrijven naar de ontwikkelde landen. In hun redevoeringen hebben de Belgische leiders aandacht voor sociale inclusie en erkennen ze dat een ongelijke groei niet goed is voor de meerderheid van de bevolking. Deze thema’s komen zowel in de beleidsnota over ontwikkelingssamenwerking van minister De Croo als in de rede van premier Charles Michel voor de Algemene Vergadering van de VN aan bod. Het is inmiddels hoog tijd om ambitieus plannen op te stellen in de strijd tegen ongelijkheid! I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 15 DUURZAMEDE OBJECTIFS DÉVELOPPEMENT DURABLE ONTWIKKELINGSDOELEN © Rainer Plendl - Fotolia Een werkelijk duurzame economie is op zijn minst een kringloopeconomie: de meeste afval dient als grondstof. Alle producten (bijvoorbeeld auto’s) moeten er zodanig ontworpen worden dat alle onderdelen na gebruik opnieuw kunnen opgenomen worden in een technologische en/of biologische kringloop. Hoe duurzaam zijn de duurzame doelen? Ons samenleven op de planeet kreunt onder de ongebreidelde, niet-duurzame economische groei. Een nieuw model is nodig. Houden de SDG’s daar voldoende rekening mee? CHRIS SIMOENS G roei blijft een veelgehoorde mantra. Want groei blijkt broodnodig om onze welvaart veilig te stellen. Bedrijven halen er hun winst uit en de overheid haar belastingen. Groei hangt dus nauw samen met ons economisch model, het kapitalisme. Smerig en brutaal Voor 1800 was er geen sprake van groei. De levensverwachting in Europa bedroeg 30 jaar. ‘Het leven was arm, smerig, brutaal en kort’ (Hobbes). Tijdens de 18de eeuw begon het te dagen dat ‘egoïsme’ een trekker van vooruitgang kon zijn. Eigen gewin in een vrije markt zou de samenleving ten goede komen. Toch hechtte Adam Smith, peetvader van het kapitalisme, evenveel belang aan solidariteit. Bovendien was tijdelijke groei slechts een middel om tot een staat van genoeg te komen: een paradijselijk tijdperk waarin alle behoeften van de mens vervuld zouden zijn. in elk geval legio: vernietiging van natuur, vervuiling, klimaatopwarming, blijvende ongelijkheid … En maken de hebbedingetjes die de bedrijven ons altijd weer opdringen ons echt gelukkiger? In de VS is de Genuine Progess Indicator – een index voor levenskwaliteit – nauwelijks gestegen ondanks een decennialange forse groei. Als we het menselijk bestaan op de planeet willen redden hebben we nood aan een nieuw model. Maar we zijn zo verankerd in het oude dat we er moeilijk afstand van kunnen nemen. Klassieke economen zien heil in een minder materiële groei: economische meerwaarde door meer en betere zorg voor kinderen en ouderen, gezondheid, onderwijs, onderzoek, kunst, … De degrowth-stroming pleit dan weer resoluut voor een model zonder groei. Feit is dat nog niemand een echt bevredigend model zonder groei heeft uitgedokterd. Wel lijkt men het erover eens dat we naar een kringloopeconomie moeten evolueren. Daarin vormt afval de grondstof voor nieuwe producten. Degrowth Agenda 2030 Ruim 2 eeuwen later heeft groei ons, althans in de rijke landen, een comfortabel bestaan geschonken. Maar is het systeem niet op hol geslagen? De schadelijke neveneffecten zijn En wat zegt ‘Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling’? SDG8 stelt dat de minst ontwikkelde landen een jaarlijkse groei nodig hebben van minstens 7% om hun mensen uit de 16 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I armoede te tillen. Zelfs degrowth-aanhangers erkennen dat de armen groei nodig hebben om een menswaardig leven te kunnen leiden. Voorts brengt SDG8 wel aan dat de mens ‘efficiënter moet omspringen met grondstoffen en dat economische groei moet losgekoppeld worden van milieuverval’. De ontwikkelde landen dienen daarbij het voortouw te nemen. Ook SDG12 (duurzame consumptie en productie) stipt diverse aspecten aan: natuurlijke hulpbronnen duurzaam en efficiënt gebruiken, voedselverspilling en afval vermijden, chemicaliën en afval duurzaam beheren doorheen de levenscyclus, subsidies voor fossiele brandstoffen afbouwen … Verder gaat aandacht naar proper water, bescherming van natuur en oceanen en veel meer. De SDG’s geven dus op zijn minst een aanzet voor een werkelijk duurzame wereld. Maar er is nog heel wat werk en onderzoek vereist om dat allemaal in de praktijk te brengen. De talrijke initiatieven die her en der opborrelen – repair cafés, delen van toestellen, geefkast, samentuinen… - kunnen alvast inspireren. Of aloude modellen zoals buen vivir van de Amerindianen: leven in harmonie met mens en natuur, zonder dat de een meer wil dan de ander. Er bestaat alvast een common ground: iedereen beseft dat we, met de huidige niet-duurzame groei, onze nakomelingen een zwaar verminkte planeet nalaten. Bovendien is het hoog tijd om solidariteit en samenwerking weer uit de kast te halen. Werk aan de winkel voor elk van ons! Iedereen beseft dat we met de huidige niet-duurzame groei onze nakomelingen een zwaar verminkte planeet nalaten” MEER WETEN Een scharniermoment om de juiste keuzes te maken (Dimensie 3 – 2/2009) Eindeloze groei op een eindige planeet? (Dimensie 3 – 5/2011) We moeten onszelf heruitvinden (Dimensie 3 – 2/2013) Krijtlijnen voor een duurzame economie (Gunter Pauli) (Dimensie 3 – 1/2014) 15 JAAR MILLENNIUMDOELEN ONVOLDOENDE, MAAR HOOPGEVEND In deze brochure blikken we terug op 15 jaar Millenniumdoelen (2000-2015).Welke doelen werden behaald en welke rol heeft de ontwikkelingssamenwerking daarin gespeeld? Tijdens de Millenniumtop van september 2000 ondertekenden alle lidstaten van de Verenigde Naties een politieke verklaring over de ambities van de wereldgemeenschap voor het nieuwe millennium. Vrede, veiligheid en voorspoed vormden sleutelelementen. Nog geen jaar later boorden de door Al Qaida gekaapte vliegtuigen zich in de WTC-torens. Dat legde een loodzware hypotheek op de vredes- en veiligheidswensen van het millenniumgebeuren. Toch kende de millenniumagenda inzake samenwerking en ontwikkeling een gunstiger gevolg. Op basis van de millenniumverklaring werden immers acht ‘Millenniumdoelstellingen’ (MDG’s) geformuleerd die het algemene kader schetsten voor de internationale ontwikkelingssamenwerking tot 2015. De halvering van armoede en honger stond er centraal. Doorheen de jaren kregen de MDG’s een steeds prominentere rol binnen de ontwikkelingssamenwerking. Zowel in arme landen in het Zuiden als in rijke landen in het Noorden stuurde het MDG-kader hoe langer hoe meer de beleidsformulering en vooruitgangsrapportering. In België legde de Wet van 14 juni 2005 aan de regering op om jaarlijks over de vooruitgang omtrent de Millenniumdoelen te rapporteren aan het parlement. De MDG’s vonden ook hun weg in wettelijke teksten over internationale samenwerking en in strategienota’s van de administratie. Ook de partnerlanden hanteerden de Millenniumdoelen meer en meer als referentiekader om de gemaakte vooruitgang op te volgen. Nu de deadline van de MDG’s bereikt is, blikken we terug op de inspanningen van de laatste vijftien jaar. Welke doelen werden behaald en welke rol heeft de ontwikkelingssamenwerking daarin gespeeld? I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 1 © UN Photo/Kibae Park MDG 1: EXTREME ARMOEDE EN HONGER UITBANNEN DOELWIT 1.A : EXTREME ARMOEDE HALVEREN Aantal extreem armen wereldwijd Extreme armoede wordt internationaal gedefinieerd als ‘inkomen onder de extreme armoedegrens, vastgelegd op 1,25 US dollar’ (waarbij het exacte bedrag van land tot land kan verschillen naargelang de levensduurte). Deze doelstelling werd reeds behaald ruim voor het verstrijken van de voorziene tijd: 47% in 1990 tot 22% in 2010. Men verwacht dat het percentage in 2015 verder daalt tot 14%. In dat gunstige cijfer weegt echter vooral de achteruitgang van de armoede in China, en in mindere mate in India, zwaar door. Ook het absolute aantal armen is met de helft gedaald van 1,9 miljard in 1990 tot 1 miljard in 2011. Men schat dat tegen eind 2015 nog een bijkomende 175 miljoen mensen uit de extreme armoede zullen geraken. 1.926 miljoen 1.751 miljoen 836 miljoen 1990 1999 2015 DOELWIT 1.B : VOLLEDIGE EN PRODUCTIEVE TEWERKSTELLING EN WAARDIG WERK VOOR IEDEREEN De laatste 25 jaar daalde het aantal werknemers dat in extreme armoede leeft aanzienlijk. In 1991 leefde 52% van de werknemers in ontwikkelingslanden in extreme armoede. Men verwacht dat het percentage dit jaar zal dalen tot 11% of een vermindering van 899 miljoen (1991) naar 319 miljoen (2014). In dezelfde periode verdrievoudigde het aantal werknemers in de werkende middenklasse (meer dan 4 dollar/dag) en vormt ondertussen bijna de helft van de werknemers. Toch betekent dat dat de andere helft nog steeds moet rondkomen met minder dan 4 dollar/dag. Aantal werknemers in extreme armoede in ontwikkelingslanden 899 1991 miljoen 319 2014 miljoen DOELWIT 1.C : HONGER WERELDWIJD HALVEREN Er worden twee indicatoren gebruikt om honger te meten. De eerste is ondervoeding of chronische honger. In ontwikkelingslanden is dat percentage gedaald van 23,3% in de periode 1990-92 tot 12,9% in de periode 2014-2016. De doelstelling wordt op deze wijze vrij goed benaderd. Wereldwijd blijven niettemin 795 miljoen mensen bedreigd door honger en ondervoeding. De tweede indicator is ondergewicht bij jonge kinderen. Wereldwijd daalde het aantal kinderen dat te kampen heeft met ondergewicht van 25% in 1990 tot 15% in 2012. Men verwacht dat het percentage verder daalt tot 14%, hetgeen licht onder de nagestreefde ambities blijft. Percentage ondervoede mensen in ontwikkelingslanden 23,3 % 1990>1992 2 BIJLAGE BIJ MAGAZINE 12,9% 2014>2016 15 JAAR MILLENNIUMDOELEN MDG 2: LAGER ONDERWIJS TOEGANKELIJK MAKEN VOOR IEDEREEN Hoewel deze doelstelling al meer dan vijftig jaar geleden werd geformuleerd is zij nog niet behaald. Nog steeds hebben 57 miljoen kinderen geen toegang tot lager onderwijs. Toch steeg de scholingsgraad voor het lager onderwijs van 80% in 1990 tot 90% in 2012. De schatting voor 2015 bedraagt 91%. In heel wat landen werd er indrukwekkende vooruitgang geboekt. Vooral in Sub-Sahara-Afrika, waar de toegang tot lager onderwijs verhoogde van 52% in 1990 tot 78% in 2012 en 80% in 2015 (raming). Ook in een aantal Sahellanden was de vooruitgang spectaculair. Behalve de blijvende tekortkomingen op het vlak van toegang, laat de kwaliteit van het onderwijs vaak te wensen over. Heel wat kinderen verlaten de lagere schoolbanken voortijdig of ze beschikken na afloop niet over de nodige vaardigheid om te lezen en te rekenen. Aantal kinderen (6-12 jaar) dat niet naar school gaat wereldwijd Percentage kinderen dat lagere school volgt in Sub-Sahara-Afrika 100 2000 miljoen © UN Photo/Kibae Park DOELWIT 2 : UNIVERSELE TOEGANG TOT LAGER ONDERWIJS 52% 60% 1990 2000 80% 57 2015 miljoen 2015 MDG 3: DE GENDERGELIJKHEID BEVORDEREN EN DE POSITIE VAN DE VROUW VERSTERKEN Dit doelwit inzake gelijkheid tussen de seksen in het lager en middelbaar onderwijs werd niet behaald in 2005, maar ligt vandaag wel binnen handbereik. Er is alleszins grote vooruitgang geboekt, vooral in ZuidAzië, maar ook in Afrika. Voor alle ontwikkelingslanden samen steeg de gelijkheidsindex voor het lager onderwijs van 0,86 in 1990 tot 0,98 nu, en voor het middelbaar onderwijs van 0,77 tot 0,98 (waarde 1 = volkomen Proportie parlementaire zetels gelijkheid jongens-meisjes). voor vrouwen Globaal gezien is nu ook de gelijkheid in het hoger onderwijs gerealiseerd. De index steeg van 0,69 in 1990 tot 0,99 in 2012. % Vrouwelijke parlementaire vertegenwoordiging is geen officieel doelwit voor de MDG’s, wel een indicator. Aangezien er geen kwantitatief streefdoel 90% van de werd vastgelegd, kan niet worden bepaald of we landen hebben tevreden kunnen zijn met de geboekte vooruitgang. meer vrouwen in het parlement De vrouwelijke vertegenwoordiging in de parlemensinds 1995 ten steeg weliswaar van 11% in 1995 tot 22% in 2015, maar we staan nog ver van de gelijkheid. © DGD / E. Pirsoul DOELWIT 3.A : EVENWAARDIGE TOEGANG VAN MEISJES EN JONGENS TOT HET LAGER EN MIDDELBAAR ONDERWIJS TEGEN 2005 EN VOOR ALLE ONDERWIJSNIVEAUS TEGEN 2015 Verhouding jongens en meisjes op lagere school in Zuid-Azië 74 90 100 1990 103 100 2015 BIJLAGE BIJ MAGAZINE 3 © UN Photo/Kibae Park MDG 4 KINDERSTERFTE TERUGDRINGEN DOELWIT 4.A : DE STERFTEGRAAD VOOR KINDEREN TOT 5 JAAR MET TWEE DERDEN VERMINDEREN TUSSEN 1990 EN 2015 De doelstellingen inzake gezondheid waren de meest concrete van alle MDG’s, maar tegelijkertijd ook de meest ambitieuze. Wereldwijd stierven er in 1990 90 kinderen per 1000 geboortes vóór de leeftijd van 5 jaar. Voor 2015 bedraagt dat cijfer 43. De kindersterfte werd dus gehalveerd binnen één enkele generatie en dat is op zich indrukwekkend. Maar het streefdoel (30) zal dus niet worden behaald. In absolute cijfers daalde het aantal gevallen van kindersterfte van 12,7 miljoen in 1990 tot 6 miljoen in 2015. Ook hier dus meer dan een halvering ten opzichte van een generatie terug. Aantal overleden kinderen jonger dan 5 jaar wereldwijd Percentage vaccinatie tegen mazels 12,7 1990 73% 2000 miljoen 6 2015 84% 2013 MDG 5: DE GEZONDHEID VAN DE MOEDER VERBETEREN DOELWIT 5.A : TUSSEN 1990 EN 2015 DE MOEDERSTERFTE MET DRIE VIERDEN VERMINDEREN Net zoals bij kindersterfte stelt men ook bij moedersterfte een vermindering vast die weliswaar substantieel is, maar spijtig genoeg niet beantwoordt aan het zeer ambitieuze streefdoel. Wereldwijd daalde het aantal moedersterftes met 45%: van 380 per 100.000 bevallingen in 1990 tot 210 in 2013. Voor de ontwikkelingslanden bedragen de cijfers resp. 430 en 230. Een reductie met drie vierden is in ontwikkelingslanden in elk geval niet haalbaar. Moeders in ontwikkelingslanden hebben 14 keer meer kans om in het kraambed te sterven dan moeders in de rijkere landen. Wereldwijde moedersterfte (sterfgevallen per 100.000 levende geboortes) 400 Geboortes bijgewoond door deskundig gezondheidspersoneel wereldwijd 380 330 350 59% 300 210 250 200 71% 1990 2000 4 BIJLAGE BIJ MAGAZINE 2013 1990 2014 UNICEF/OlivierAsselin miljoen 15 JAAR © Ans Brys MILLENNIUMDOELEN MDG 6: HIV/AIDS, MALARIA EN ANDERE ZIEKTEN BESTRIJDEN DOELWIT 6.A : TEGEN 2015 DE VERSPREIDING VAN HIV/ AIDS STOPPEN EN AANVANGEN MET DE REDUCTIE ERVAN Tussen 2000 en 2013 is het aantal nieuwe besmettingen met hiv/aids wereldwijd gedaald met 40%: van 3,5 tot 2,1 miljoen mensen. Maar per jaar sterven nog steeds 1,5 miljoen mensen aan de gevolgen ervan. Wereldwijd leven nu 35 miljoen mensen met de ziekte, een aantal dat blijft stijgen omwille van de nieuwe besmettingen. Maar ook omdat door de betere zorgen meer mensen de ziekte overleven. Aantal met insecticide behandelde muggennetten geleverd in Sub-Sahara-Afrika, 2004-2014 900 miljoen DOELWIT 6.B : ER VOOR ZORGEN DAT TEGEN 2010 IEDEREEN DIE EEN BEHANDELING TEGEN HIV/ AIDS NODIG HEEFT DAAR TOEGANG TOE HEEFT Dit streefdoel werd niet gehaald in 2010. Ondertussen is wel veel vooruitgang geboekt op vlak van behandeling. In juni 2014 kregen ongeveer 13,6 miljoen mensen antiretrovirale middelen, tegenover enkele honderdduizenden aan het begin van het millennium. Dankzij deze behandeling werden reeds 7,6 miljoen doden voorkomen. Aantal behandelingen met antiretrovirale middelen wereldwijd DOELWIT 6.C : TEGEN 2015 MALARIA EN ANDERE ZIEKTEN BEHEERSEN EN DE HUIDIGE TENDENSEN BEGINNEN OMBUIGEN De voorbije tien jaar verminderde het aantal malariadoden met 57%. Daarmee is het streefdoel (halveren van het aantal sterfgevallen), nu bereikt. Dankzij de verhoogde inspanningen in de strijd tegen malaria werden 6,2 miljoen levens gered. Belangrijke uitdagingen blijven echter bestaan. Ook in de strijd tegen tuberculose ligt het streefdoel binnen bereik. Het aantal sterfgevallen ten gevolge van tbc per 100.000 personen is immers gedaald van 29 in 1990 tot 16 in 20131. 1 0,8 13,6 miljoen miljoen 2003 2014 Cijfers met uitsluiting van personen die lijden aan aids. BIJLAGE BIJ MAGAZINE 5 © UN Photo/Kibae Park MDG 7: ZORGEN VOOR EEN DUURZAAM MILIEU DOELWIT 7.A : DE BEGINSELEN VAN DUURZAME ONTWIKKELING INTEGREREN IN HET NATIONAAL BELEID EN HET VERLIES VAN MILIEURIJKDOMMEN TERUGSCHROEVEN Drie van de vijf indicatoren worden hieronder toegelicht. De eerste heeft betrekking op de uitstoot van broeikasgassen. De vermindering van de uitstoot van broeikasgassen vormt een cruciale parameter om de opwarming van de aarde onder de kritieke drempel van 2°C te houden. Om die drempel niet te overschrijden kunnen we tijdens het resterend gedeelte van deze eeuw nog ongeveer 1000 gigaton CO2-equivalent uitstoten. Maar de jaarlijkse uitstoot bedraagt nu 54 Gton2! De globale CO2-uitstoot drastisch verminderen en de uitstoot eerlijk verdelen vormen dan ook sleutelelementen van het toekomstig klimaatbeleid. De evolutie tot nu toe is weinig hoopgevend. De globale uitstoot van fossiele brandstoffen (de belangrijkste component van broeikasgassen) is immers gestegen van 21,6 Gton in 1990 tot 33 Gton in 2012. Ook de uitstoot ‘per hoofd’ blijft verontrustend evolueren: 4,08 ton in 1990 tegenover 4,57 ton in 2010. Positief is wel dat het verbruik van ozonafbrekende substanties wereldwijd bijna verdwenen is. Het daalde van 1,8 miljoen ton in 1986 tot amper 29.219 ton in 2012. De internationale actie daarvoor, in het kader van het Montreal Protocol, bleek dus uiterst doeltreffend. Een derde indicator omvat het beheer van de visbestanden. Die evolutie is eerder verontrustend. Het percentage overbeviste vissoorten is immers verder opgelopen van 19% in 1990 tot 30% in 2009. Wereldwijde CO2-uitstoot door fossiele brandstoffen 33 Gton 30 21,6 Gton 20 10 DOELWIT 7.B : HET BIODIVERSITEITSVERLIES SIGNIFICANT VERMINDEREN TEGEN 2010 0 1990 2012 Inzake biodiversiteit is het plaatje zeer gemengd: meer en meer natuurgebieden worden beschermd op het land en op zee (van 4,9% in 1990 tot 11,7% in 2014), maar de soorten die met uitsterven worden bedreigd nemen almaar toe. DOELWIT 7.C : HET AANDEEL VAN PERSONEN ZONDER TOEGANG TOT ZUIVER DRINKWATER EN SANITAIRE VOORZIENINGEN HALVEREN TEGEN 2015 Het eerste deel van dit streefdoel werd ondertussen reeds behaald; het tweede gedeelte ligt buiten bereik. In 1990 had 24% van de wereldbevolking geen toegang tot zuiver drinkwater. In 2015 was dat aandeel gedaald tot 9%, waarmee het streefdoel (minder dan 12% in 2015) ruimschoots wordt behaald. Voor sanitaire voorzieningen lag de lat echter veel hoger. Daar moest het percentage personen zonder toegang dalen van 46% (1990) tot 23% (2015). In 2015 bedraagt het reële cijfer 32%. Het streefdoel wordt dus niet behaald. Het ziet er evenwel naar uit dat de vooruitgang voor beide streefdoelen in de toekomst gestaag gunstig zal blijven verlopen. DOELWIT 7.D : TEGEN 2020 EEN SIGNIFICANTE VERBETERING REALISEREN VAN DE LEVENSSTANDAARD VAN MINSTENS 100 MILJOEN SLOPPENBEWONERS Opdracht volbracht, zo lijkt het: de levensstandaard van meer dan 320 miljoen sloppenbewoners ging er enorm op vooruit tussen 2000 en 2015. Maar het streefdoel was niet optimaal geformuleerd. Beter was om het aandeel van de stedelijke bevolking dat in sloppenwijken woont aanzienlijk te verminderen. Die indicator daalde van 46% in 1990 tot 30% in 2014. Het absolute aantal sloppenbewoners steeg dan weer wel: van 689 tot 880 miljoen over dezelfde periode. 2 UNEP, The emission gap report 2014. Executive Summary 6 BIJLAGE BIJ MAGAZINE 1,9 miljard mensen hebben sinds 1990 toegang gekregen tot drinkbaar water via waterleiding 1990 2015 4,2 2,3 miljard miljard Aantal sloppenbewoners wereldwijd 689 880 miljoens miljoens 1990 2014 15 JAAR MDG 8: EEN WERELDPARTNERSCHAP VOOR ONTWIKKELING CREËREN © UN Photo/Rick Bajornas MILLENNIUMDOELEN Deze doelstelling en haar doelwitten bleven vrij algemeen. Het was hier ook veel minder vanzelfsprekend om goed meetbare indicatoren te formuleren dan bijvoorbeeld bij de gezondheidsdoelstellingen. Toch zijn er voor enkele streefdoelen concrete cijfers beschikbaar. DOELWIT 8.A : VERDER EEN OPEN, GEREGULEERD, VOORSPELBAAR EN NIET DISCRIMINEREND HANDELSEN FINANCIEEL SYSTEEM UITBOUWEN Het aandeel van de invoer uit ontwikkelingslanden dat taksvrij wordt behandeld is zichtbaar gestegen. Het verhoogde van 78% tot 84% voor de minst ontwikkelde landen en van 54% tot 79% voor de ontwikkelingslanden. Handelsbelemmeringen die voortvloeien uit kwantitatieve tarieven werden verder afgebouwd. Voor landbouwproducten daalde het gemiddeld invoertarief van 10,4% in 1996 tot 7,6% in 2010, maar nadien steeg het tot 8% in 2014. De OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) hanteren interne landbouwsubsidies die een belemmering vormen voor de uitvoer uit ontwikkelingslanden. Die subsidies gingen weliswaar omhoog (311 miljard dollar in 1990 tegenover 344 miljard dollar in 2013), maar als aandeel van het Bruto Nationaal Product daalden zij van 2,27% in 1990 tot 0,75% in 2013. DOELWIT 8.B : DE SPECIALE NODEN VAN DE MINST ONTWIKKELDE LANDEN AANPAKKEN De officiële ontwikkelingshulp van de OESO-landen steeg van 52,8 miljard dollar in 1990 tot 135,2 miljard in 2014. Toch daalde het aandeel van de ontwikkelingshulp als percentage van het nationaal inkomen: 0,32% (1990) tot 0,29% (2014). Het streefdoel van 0,7% is dus zeer ver weg! Ook inzake de speciale inspanningen voor de minst ontwikkelde landen liggen de cijfers niet zo gunstig. Er was wel een opmerkelijke vooruitgang qua volume (van 15 miljard dollar in 1990 tot 44,5 miljard dollar in 2013). Percentsgewijs echter bleef de donorinspanning hangen op 0,10%, terwijl het streefdoel 0,15 à 0,20% bedraagt. Officiële ontwikkelingshulp 81 miljard USD 2000 DOELWIT 8.F : IN SAMENWERKING MET DE PRIVÉSECTOR DE VOORDELEN VAN NIEUWE TECHNOLOGIEËN BESCHIKBAAR STELLEN, VOORAL OP HET VLAK VAN INFORMATIE EN COMMUNICATIE miljard USD 2014 Percentage internetgebruikers wereldwijd DOELWIT 8.D : DE SCHULDENPROBLEMATIEK VAN DE ONTWIKKELINGSLANDEN SYSTEMATISCH AANPAKKEN EN DE SCHULDEN DRAAGLIJK MAKEN De schuldenlast van de ontwikkelingslanden, als percentage van de uitvoer van goederen en diensten, verminderde spectaculair van 19,4 % (1990) tot 3,1% (2013). Voor de meeste regio’s is de situatie ook sterk verbeterd. In Sub-Sahara-Afrika bijvoorbeeld daalde de schuldenlast van 17,5% tot 3,6%. 135 43% 6% 2000 2015 Hier is de vooruitgang soms indrukwekkend. Alleen is niet altijd duidelijk of dat het gevolg is van het officiële beleid. Wereldwijd steeg de toegang tot het mobiele telefoonnet van 1,6 per 100 inwoners in 1995 tot 93,1 in 2013. In ontwikkelingslanden bedroeg dat resp. 0,4% en 87,7%. Ook de toegang tot het internet verbeterde aanzienlijk. Wereldwijd steeg het aantal internetgebruikers van 0,8% (1995) tot 38% (2013); in ontwikkelingslanden van 0,1% tot 29,9%. BIJLAGE BIJ MAGAZINE 7 15 JAAR MILLENNIUMDOELEN De meeste waarnemers menen dat de MDG’s het beleid en de prestaties inzake ontwikkeling significant beïnvloed hebben. Dat geldt zowel voor het beleid in ontwikkelingslanden als voor het samenwerkingsbeleid van de rijkere landen. De MDG’s hebben de problematiek ook veel aanschouwelijker gemaakt voor de man/vrouw in de straat. Iedereen begrijpt wat het wil zeggen om al dan niet op de schoolbanken te zitten of al dan niet te beschikken over drinkbaar water of sanitaire voorzieningen. Voor sommige interventiedomeinen zoals de strijd tegen hiv/aids, malaria en tuberculose was de impact van de internationale hulpverlening ongetwijfeld doorslaggevend om de gerapporteerde resultaten te behalen. Voor andere domeinen, zoals de toegang tot onderwijs of het verbeteren van de voedselzekerheid, zijn de geleverde inspanningen wellicht vooral te danken aan de inspanningen van de landen zelf. Toch heeft ook deze vooruitgang veel te danken aan de MDG’s omdat deze de internationale gemeenschap rond deze thema’s hebben gemobiliseerd. Over het algemeen waren de gestelde doelstellingen realistisch, maar soms te weinig ambitieus of te hoog gegrepen. De ervaring leert ons alleszins dat het meer dan nuttig is om een dergelijke collectieve oefening te herhalen. Een vaststelling die quasi unaniem wordt onderschreven en dan ook zijn weerslag vond in een nieuwe reeks doelen: de duurzame ontwikkelingsdoelen of SDG’s. Bron The Millennium Development Goals Report 2015 (www.un.org/millenniumgoals) ONLINE www.youtube.com > «Transitioning from the Millennium Development Goals to the Sustainable Development Goals» Karmelietenstraat 15 1000 Brussel E-mail: [email protected] www.diplomatie.belgium.be www.dg-d.be 8 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I © UN Photo/Eskinder Debebe BESLUIT We hebben meer dan ooit succesverhalen in ontwikkeling. De transformerende impact van de MDG’s valt niet te ontkennen. Dat is een prestatie waarover we fier mogen zijn. Maar … de klok tikt verder, met nog veel meer te doen’ Ban Ki-Moon VN-Secretaris-Generaal (20 september 2010, maar ook geldig eind 2015) Redactie: Kris Panneels, Stefanie Buyst, Chris Simoens Verantwoordelijke uitgever: Dirk Achten - Karmelietenstraat 15 1000 Brussel BIJLAGE BIJ MAGAZINE DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN © Solvay Dankzij baanbrekende chemie kreeg de Solar Impulse-droom gestalte in de vorm van een buitengewoon licht vliegtuig. Solvay en de SDG’s De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) bieden een kans om te wijzen op de cruciale rol van de chemische industrie in de duurzame ontwikkeling van onze planeet en een duurzame economie. En dat dankzij haar innovatievermogen waarmee ze ook andere industrieën kan ondersteunen. ALEXIS BROUHNS SOLVAY D Enkele denkpistes voor duurzame ontwikkeling Duurzaamheid is een kerngegeven in de strategie van de Solvay-groep, en wel in twee opzichten. In de eerste plaats doen wij er alles aan om de milieugevolgen van onze productie zo beperkt mogelijk te houden. Daarnaast zijn onze producten zo ontworpen dat ze de levenskwaliteit verbeteren en voldoen aan de verwachtingen van de actoren van duurzame ontwikkeling. Een zeer actueel voorbeeld, in het licht van de klimaatconferentie van Parijs in december, is de inzet van Solvay voor de bestrijding van de klimaatverandering (SDG13). Solvay © Solvay De VW-affaire stelt immers een breed gamma oplossingen voor die de klimaatverandering kunnen helpen intomen, onder meer: een mobiliteit die vervoer en milieu verzoent, energiezuinige gebouwen, een industrie die performantie combineert met energie-efficiëntie en een lagere koolstofvoetafdruk, en de bio-gebaseerde chemie om het verbruik van fossiele grondstoffen te beperken. We willen benadrukken dat 80% van ons budget voor onderzoek en innovatie naar projecten gaat die beantwoorden aan duurzaamheidscriteria. Solvay wil de stap zetten naar een koolstofarme economie en hanteert daarom voor elk investeringsbesluit een interne koolstofprijs. Op het niveau van de Groep wordt een waarde vastgesteld (hoger dan de marktwaarde voor NOX -uitstoot) waarmee de vermindering van de uitstoot per project kan gemeten worden. Aldus kan de Groep haar middelen voor de meest succesvolle projecten aanwenden. © Solvay e ceo van Solvay, JeanPierre Clamadieu, was aanwezig op het VN-Forum voor de Private Sector, dat in het teken stond van de ontwikkelingsagenda 2030, voorgezeten door VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon. Net als de andere bedrijven in de chemische sector hecht Solvay veel belang aan de SDG’s, meer bepaald deze over voedselzekerheid, toegang tot drinkwater, hernieuwbare energie, economische groei, innovatie en infrastructuur, duurzame steden, verantwoorde consumptie, klimaat­actie en samenwerking met de belanghebbenden. Tot slot is er het partnerschap in ‘Solar Impulse’: een symbolische stap op de weg van de durf en volledig in lijn met de pioniersgeest die Ernest Solvay al meer dan 150 jaar geleden insloeg. Dank zij deze baanbrekende chemie kreeg de Solar Impulse-droom gestalte in de vorm van een buitengewoon licht vliegtuig dat is toegerust met fotovoltaïsche cellen en super-efficiënte batterijen. Daardoor kan het zowel overdag als ‘s nachts vliegen zonder enige uitstoot. Alexis Brouhns, Directeur-Generaal Solvay Europe. Solvay is een Belgisch chemiebedrijf, actief sinds 1863, met 26.000 werknemers in 52 landen en een omzet van 10,2 miljard euro (2014). We waren allen erg geschokt door de VW-affaire (fraude met de NOX -uitstoot van VW-auto’s – nvdr). Meteen een gelegenheid voor Solvay om eraan te herinneren dat wij een belangrijk meetprogramma voor onze ecologische voetafdruk hebben ontwikkeld: uitstoot in de lucht, in het water, waterverbruik en energieverbruik. Daarnaast ziet Solvay ook kansen op vlak van een duurzamer autoverkeer. De chemische sector biedt al producten aan die voldoen aan de vraag van de automobielindustrie naar lichtere voertuigen of naar efficiëntere batterijen voor elektrische motoren. Solvay is wereldleider in samenstellingen op basis van zeldzame aarden voor katalysatoren in auto’s. Deze zorgen ervoor dat aanmerkelijk minder schadelijke uitlaatgassen in de atmosfeer terechtkomen. Solvay ontwikkelt aldus de technologie die zal bijdragen aan meer zuivere lucht en een duurzamer mobiliteit. ONLINE www.solvay.com I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 17 DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN OOK BELGIË MAAKT WERK VAN DE SDG’S De nieuwe Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) gelden voor elk land. Ook België neemt zijn verantwoordelijkheid op. Maar hoe wil ons land de doelen bereiken ? Globe sprak met Magda Aelvoet in haar functie als voorzitter van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) die de federale overheid advies geeft. CHRISTOPHE VAN ENDE ‘ E en erg grote uitdaging voor België is de macht der gewoonte.’ Magda Aelvoet waarschuwt voor de toekomst. Ze verwijst naar de planetaire economist Michael Grubb. Die stelt dat ‘het gedrag van mensen en zelfs het handelen van bedrijven in grote mate bepaald wordt door “hoe we het altijd hebben gedaan”’. ‘Om de ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030 te behalen moeten we breken met diepgewortelde gewoonten en vernieuwen. Dat wordt niet eenvoudig’, vermoedt Aelvoet. De FRDO heeft ondertussen haar advies voorgelegd aan de federale overheid. Het advies van de Raad legt de prioriteiten voor België bij een economie die de planetaire grenzen respecteert, vermindering van de ongelijkheid en het probleem van sociale uitsluiting. Ook legt de Raad sterk de nadruk op beleidscoherentie op alle niveaus, de lokale besturen inbegrepen. De SDG’s dienen geïntegreerd te worden in het beleid van de verschillende bevoegdheden en departementen. De Raad benadrukt in haar advies ook dat rechtvaardige fiscaliteit in Noord en Zuid vitaal is voor de financiering voor de SDG’s. België moet er actief over waken dat de afspraken in multilaterale verdragen over internationale fiscale samenwerking binnen de G20 en de OESO ook de ontwikkelingslanden vooruithelpen. Ook burgers en middenveldorganisaties worden duidelijk een ‘participatieve rol’ toegekend. De SDG’s zijn weliswaar door de nationale overheden goedgekeurd, toch zullen wij allemaal ons steentje moeten bijdragen voor het welslagen in 2030. Ook een groep Belgische ngo’s legde onze regering een rapport voor met suggesties hoe ons land alle SDG’s in de praktijk kan brengen, zowel voor ‘binnenlandse uitvoering’ als voor ‘wereldwijde ondersteuning’. Een ding staat vast: premier Charles Michel heeft over de SDG’s heel duidelijke verklaringen afgelegd. MEER INFO OP DE TABLETVERSIE ‘Het is nu tijd om te handelen’, aldus onze Eerste Minister op de top in New York waar de SDG’s werden goedgekeurd. ‘Elk beleidsniveau van mijn land zal binnen zijn eigen bevoegdheidsdomeinen worden gemobiliseerd. Iedereen moet zich achter dit universele project scharen.’ ‘Het komt er nu vooral op aan dat België de internationale afspraken ten gronde uitvoert’, aldus nog Aelvoet. Op het moment van redactie van dit artikel (november 2015) werkte de Belgische regering nog een concreet beleid rond de SDG’s uit. Om de internationale afspraken uit te voeren zullen hoe dan ook ingrijpende veranderingen nodig zijn. België heeft voornamelijk werk op vlak van fijn stof, hernieuwbare energie, grondwaterbeleid en landbouw. Dat blijkt uit een studie van de gerenommeerde Bertelsmann Stiftung. Aan de hand van 2 indicatoren per SDG onderzocht de stichting of de 34 OESO-landen – de rijke landen dus – zelf klaar zijn om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen in de praktijk te brengen. België krijgt ook goede punten in de studie, onder meer op vlak van gendergelijkheid en de rechten van vrouwen. We hebben ook meer dan genoeg ruimte in onze huizen, met gemiddeld 2,2 kamers per inwoner. Verder is de armoedekloof in België kleiner dan in andere landen. ONLINE © Jeroen François www.frdo-cfdd.be www.11.be > ‘Pistes voor de uitvoering van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellinge in België’ www.bertelsmann-stiftung.de > ‘Sustainable Development Goals: are the rich countries ready?’ Fijn stof vormt een enorm probleem in België. In een studie van de Bertelsmann Stiftung is ons land de slechtste leerling onder de 34 OESO-landen. 18 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN 2030 IN DE KRISTALLEN BOL De Duurzame Ontwikkelingsdoelen lopen ten einde in 2030. Hoe zou de ontwikkelingssamenwerking er dan uitzien? Enkele experts scherpen voor Glo.be hun zesde zintuig aan. Alexander De Croo | Minister van Ontwikkelingssamenwerking We zijn erin geslaagd om extreme armoede en honger te bannen. Eind september hebben 193 landen in de schoot van de Verenigde Naties een nieuwe, duurzame ontwikkelingsagenda afgesproken. Die agenda brengt inclusieve economische groei, sociale rechtvaardigheid en zorg voor het leefmilieu samen in één globale en universele ontwikkelingsagenda met 17 doelstellingen. De centrale doelstelling is even duidelijk als ambitieus: tegen 2030 extreme armoede en honger bannen. We kunnen daarin slagen als we internationale samenwerking op een fundamenteel andere manier aanpakken: economische groei waarvan iedereen kan mee profiteren, moet een centrale plaats krijgen. Ontwikkelingslanden financieren hun ontwikkeling voor een groot stuk zelf. Ontwikkeling is pas duurzaam als landen na verloop van tijd zelf hun ontwikkeling kunnen financieren. Vandaag is dat voor een veertigtal landen – de minst ontwikkelde landen en fragiele staten – heel moeilijk. Zij hinken achterop. Ik verwacht dat de meeste van die landen tegen 2030 ook buitenlandse investeringen en remittances zullen aantrekken, over eigen fiscale inkomsten zullen beschikken zodat ze hun eigen onderwijs- en gezondheidssystemen kunnen financieren. Naar een veel bredere ontwikkelingsagenda. Internationale samenwerking zal in 2030 niet meer draaien rond de transfer van financiële middelen, maar rond de overdracht van technologie, de versterking van het investerings- en bedrijfsklimaat, waardige arbeidsomstandigheden, strijd tegen discriminatie, respect voor mensenrechten en voor de rechtstaat. I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 19 IN DE KRISTALLEN BOL © UN Photo/Jean-Marc Ferré 2030 Olivier De Schutter | voormalig Speciaal Rapporteur voor het recht op voedsel (2008-2014), lid van het VN-Comité voor economische, sociale en culturele rechten Lonneke Van Genugten | Hoofdredacteur OneWorld (Nederland) ONTWIKKELINGSSAMENWERKING IN 2030 HEEFT GELEERD VAN DE UBERS EN AIRBNBS VAN 2015. Iedereen kan een ontwikkelingswerker zijn: Na dertig jaar van een grootschalige mondiale agenda keren we terug naar de basisvraag voor elke individuele burger: wat verhindert mij om een gezond en zinvol leven te leiden? Dat kan fijn stof zijn boven de ringweg van Jakarta of Antwerpen, of de lange wachttijden voor het ziekenhuis in Boekarest of Bujumbura. Vervolgens komen mensen met de juiste kennis en expertise bij elkaar om te werken aan het deel van het probleem dat zij kunnen oplossen. Er zijn geen ontwikkelingsorganisaties meer: Die hebben zichzelf omgevormd tot online platforms van vraag en aanbod. Deelden burgers in 2015 al huizen, auto’s of gereedschap, in 2030 is er mondiale deeleconomie ontstaan van geld, kennis, tijd en inzet. Binnen zo’n internationaal netwerk deel je je behoefte, maar ook je oplossingen. Wellicht is de autovrije zondag in Shanghai ook een uitkomst in Nairobi. De overheid ondersteunt deze platforms en onderhoudt een flexibele schil van experts die ingezet worden voor de moeilijkste uitdagingen. Resultaten meten we niet achteraf, maar synchroon: Young Global Digital Citizens, jongeren in Europa, Azië en Afrika, voeren online competities. Via data-apps houden ze van minuut tot minuut bij wie er aan kop gaat. Welke stad heeft de schoonste lucht? Waar is obesitas ingedamd? Hoe meer problemen je oplost, hoe hoger je scoort op de internationale ranglijst van wereldburgers. 20 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I Ontwikkelingssamenwerking zal zich hebben losgemaakt van het dilemma tussen hulp aan de civiele samenleving en hulp aan de overheid. Het eerste draagt het risico in zich dat de bevolking het ervaart als een delegitimatie van de staat. Het tweede voedt dan weer de vrees dat de fondsen niet goed terechtkomen of dat de staat geen middelen meer uittrekt voor gezondheidszorg, onderwijs of plattelandsontwikkeling. Ontwikkelingssamenwerking zal in 2030 veeleer functioneren vanuit een drievoudige wisselwerking: de nauwe samenwerking tussen de overheid en de civiele samenleving stimuleren, hierdoor het vertrouwen herstellen en de civiele dialoog op gang brengen. Het zal niet langer alleen gaan over symptoombestrijding (‘palliatieve zorg’)- honger en ondervoeding, ondermaats onderwijs en minderwaardige infrastructuur – maar ook over de aanpak van de oorzaken (‘klinische aanpak’). Ze zal uitgaan van een bottom-up benadering. Dat komt het lokaal bestuur ten goede door de strijd aan te binden met corruptie en de verantwoordingsplicht tegenover de bevolking aan te moedigen. Bovendien brengt dergelijke benadering de structurele hinderpalen voor ontwikkeling in kaart, zoals bijvoorbeeld de repatriëring van winsten door internationale investeerders (waardoor de overheid belastinginkomsten derft), het gebrek aan middelen voor de overheid om werk te maken van de overgang van een informele naar een formele economie, of nog de schaarse middelen voor de arbeidsinspectie. Door de oorzaken weg te nemen zal ontwikkelingssamenwerking zichzelf geleidelijk aan overbodig maken. Tot slot zal ontwikkelingssamenwerking alles in het werk stellen om alle beleidslijnen af te stemmen op één doel. En dat doet ontwikkeling slagen: op het gebied van handel en investeringen, de bepaling van internationale voorschriften inzake intellectueel eigendomsrecht, of de goedkeuring van maatregelen tegen klimaatverandering. Kortom, ontwikkelingssamenwerking zal inzetten op meer samenhang in het ontwikkelingsbeleid. DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN Marie Christine Boeve | Communicatiecoördinatrice BTC Brussel Luisteren en in dialoog treden: De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) zijn het resultaat van een lang dialoogproces dat uitmondde in een door 193 landen unaniem vastgelegde en ondertekende agenda. Dat op dit niveau een overeenkomst kon worden bereikt, is op zich opmerkelijk. Het dialoogproces is hiermee niet afgelopen. De landen hebben nu de taak de verklaring verder uit te werken en werk te maken van een nationale dialoog met alle actoren die over een gemeenschappelijke toekomst willen nadenken. Meer nadruk op samenwerking: In 2030 zal het woord ‘samenwerking’ meer op de voorgrond staan dan het woord ‘ontwikkeling’. Het zal gaan over samen-werken, in de zin van samen-opbouwen, het gezamenlijk verwerven van kennis: geen onderscheid meer tussen ‘landen in het Zuiden’, ‘Westerse landen’, ‘ontwikkelingslanden’ en ‘geïndustrialiseerde landen’. Samenwerken betekent dat iedereen bereid is zichzelf in vraag te stellen en zich open te stellen voor nieuwe ideeën. De expertise zal zich niet noodzakelijk bevinden waar men ze verwacht, en de oplossing zal niet steeds door dezelfde personen worden aangereikt. De mogelijkheden van de nieuwe technologieën benutten: Mobiele telefonie, toegang tot internet, 3D-printers, kortom alle nieuwe technologieën samen veranderen onze samenleving grondig. In 2030 zal iedereen toegang hebben tot de nieuwe technologieën en dat biedt aanzienlijke mogelijkheden om de samenwerking te verbeteren. Zo zal het mogelijk zijn gedurende de hele looptijd van een project het persoonlijk advies van alle betrokken actoren in te winnen en naar hun tevredenheid te polsen. Sociale netwerken, e-government en zo meer bieden een voor een de mogelijkheid beter samen te werken in het voordeel van alle burgers in de wereld. Benjamin Van Cutsem | Belast met onderzoek & pleitbezorging ONCD-11.11.11 In een wereld in verandering moet ook ontwikkelingssamenwerking zich aanpassen. De nieuwe ontwikkelingsagenda 2030 heeft niet alleen een universeel karakter, maar tracht ook een antwoord te bieden op de meest prominente systemische uitdagingen die de oorzaak zijn van armoede, toenemende ongelijkheid, het schaarser worden van grondstoffen, onveiligheid, migratie of klimaatverandering. Een passende respons vergt meer financiële middelen voor ontwikkeling, ook al zal er meer nodig zijn dan dat. Het is immers hoog tijd is dat we de rijkdom billijker verdelen. De overheden, maar ook de eigen burgergroeperingen (civic driven change), dienen dus kost wat kost nauw betrokken te worden bij het uitwerken van oplossingen voor de hedendaagse uitdagingen. Het gaat er met andere woorden om te kiezen voor een wereldburgerschap. Maar evengoed gaat het erom actief bij te dragen aan de capaciteitsopbouw van de staat en de versterking van het sociaal weefsel, met name in fragiele landen en in conflictlanden. De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) vormen een radicale wijziging van het samenwerkingsparadigma. We worden er immers duidelijk aan herinnerd dat het om wereldwijde en gemeenschappelijke problemen gaat (universaliteitsbeginsel). Armoedebestrijding is en blijft een absolute prioriteit die evenwel niet kan worden verwezenlijkt zonder ook de ongelijkheid te bestrijden en een stimulans te geven aan inclusieve duurzame ontwikkeling, waarbij groei, sociaal welzijn en ecologie beter in evenwicht zijn. Ontwikkeling kan niet langer worden gezien vanuit een “top-down”-benadering. Het Zuiden wordt een volwaardige partner, zoals ook de Zuid-Zuid-samenwerking is uitgegroeid tot een volwaardig instrument. De grootste uitdaging is inmiddels het multilateralisme en de nieuwe vormen die het zal aannemen. Want we staan voor een gemeenschappelijke strijd die met een gemeenschappelijke visie moet worden gevoerd. Francine Mestrum | Coördinator Global Social Justice Ontwikkelingssamenwerking zal tegen 2030 nog nauwelijks bestaan. Het concept zal alleszins een volledig nieuwe inhoud gekregen hebben. ‘Ontwikkeling’ verdween in feite al van de agenda toen ‘armoedebestrijding’ de grote prioriteit werd. De aandacht verschoof van landen naar mensen, van een structureel project van economische en maatschappelijke verandering naar ondernemingen en individueel welzijn. De ‘samenwerking’ moest wijken naarmate er gesnoeid werd in de begroting en de bedrijven eerst als partners, later als hoofdrolspelers functioneerden. Formeel zal de extreme armoede zo goed als uitgeroeid zijn. Ook al betekent dat weinig voor het dagelijkse leven van de armen. De klimaatcrisis zal zich zwaar laten voelen en enkele landen in de Stille Oceaan zijn reeds verdwenen. De wereld zal bestaan uit een kleine rijke toplaag en een grote meerderheid van mensen net boven of op de armoedegrens. Een wereld met een immens grote ongelijkheid, met meer gewapende conflicten en met een grotendeels uitgeholde democratie. Wat zou ‘het Westen’ nog te bieden hebben aan de rest van de wereld nadat het Midden-Oosten in vuur en vlam werd gezet en de honderdduizenden vluchtelingen de toegang tot een beter leven werd geweigerd? Misschien komt het helemaal niet zo ver en veegt een grote financiële crisis het rijke Westen van de kaart. Waarna een nieuwe hoopvolle periode van vrede en samenwerking kan beginnen. I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 21 50 JAAR IN PERU In de zomer van 1965 begon de Belgische Ontwikkelingssamenwerking met haar werk in Peru. Dat betekent dus dat ze al 50 jaar strijd levert tegen armoede en ongelijkheid en ijvert voor duurzame ontwikkeling. Een overzicht. NOÉMIE NYST © BTC/Julio Pedroza B elgië is in Peru werkzaam via verschillende kanalen: 1) De gouvernementele samenwerking waarbij de overheid van België en Peru een officiële overeenkomst sluiten. 2) De niet-gouvernementele samenwerking uitgevoerd door de 20 Belgische ngo’s die in Peru werkzaam zijn, organisaties uit de Peruaanse civiele samenleving, de vakbonden en de universitaire en wetenschappelijke samenwerking. 3) De humanitaire hulp voor onmiddellijke respons in geval van (natuur)rampen. 4) De multilaterale samenwerking: België is betrokken bij projecten van de Europese Unie, de Wereldbank en de Verenigde Naties. 5) Steun aan de privésector waardoor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een stimulans wil geven aan de duurzame en inclusieve economische ontwikkeling in Peru. In de loop van de 50 jaar samenwerking hebben de actoren van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zich toegelegd op vijf grote thema’s die we hieronder kort voorstellen. © Jenaro Herrera Requena De begunstigden van het dorp Yannalpa heten de Belgische bezoekers welkom. ONTWIKKELINGS­ SAMENWERKING Mensenrechten en gender De Defensoría heeft al meer dan 30.000 personen in 700 achtergestelde districten bereikt en 126.000 dossiers aangelegd” Begin jaren 2000 begon de Belgische Ontwikkelingssamenwerking aan de oprichting en versterking van de Defensoria del Pueblo, een ombudsdienst (zie Glo.be 1/2015, p. 13). Met de steun van België en andere landen via een gemeenschappelijk basket fund beschikt de Defensoría vandaag over een nationaal netwerk van 28 kantoren en 10 attentiegroepen. Medewerkers die het land doorkruisen hebben inmiddels al meer dan 30.000 personen in 700 achtergestelde districten bereikt en 126.000 dossiers aangelegd. De Defensoría del pueblo schreef meer dan 60 rapporten met aanbevelingen voor alle sectoren. Waar de organisatie aanvankelijk 80% van haar middelen uit de internationale samenwerking haalde, is dat in 2015 verminderd tot 8%. Ook de verdediging van de mensenrechten is voor de Belgische ngo’s in Peru een belangrijk werkgebied. In de jaren 90, toen corruptie alomtegenwoordig was, ondersteunden de ngo’s organisaties uit de civiele samenleving die opkwamen voor de fundamentele rechten van de bevolking. Dat gebeurde in de vorm van aangifte-acties of van steun voor gevangenen die onterecht waren beschuldigd van terrorisme. Vandaag hebben de ngo’s hun aandachtsgebied verlegd naar syndicale rechten en de verdediging van het recht op een gezond milieu. Milieu Het ‘programma voor duurzame economische ontwikkeling en het strategisch beheer van de natuurlijke rijkdommen’ in de regio’s Apurimac, Ayacucho, Huancavelica, Junin en Pasco – PRODERN – sluit aan bij de beleidskeuzes van de Peruaanse regering. Deze wil namelijk een inclusieve en sociale economische groei bevorderen alsook een betere verdeling van de rijkdommen. Dat heeft geleid tot een groei van de interne markt en tot meer middelen om de armoede in plattelandsgebieden aan te pakken. Vervolg p. 24 22 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I © Pepe Atocha © Pepe Atocha © Pepe Atocha © Pepe Atocha BELGIË-PERU 50 JAAR SAMENWERKING TUSSEN PERU EN BELGIË: DAT WORDT GEVIERD! © Pepe Atocha De Belgische ambassade in Peru, de Belgische Technische Coöperatie (BTC), het Peruaanse agentschap voor internationale samenwerking (APCI) en de actoren van de Belgische en Peruaanse civiele samenleving wilden de resultaten van deze symbolische mijlpaal van 50 jaar samenwerking tussen Peru en België feestelijk in de verf zetten. Een jaar lang werkten zij vanuit drie invalshoeken: 1) een beeld geven van de talrijke resultaten van 50 jaar samenwerking; 2) een denkoefening maken over de opdracht van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en van de samenwerking in het algemeen in een hoog middeninkomensland zoals Peru en 3) de gemeenschappelijke identiteit van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru versterken. MEER INFO OP DE TABLETVERSIE EEN AANTAL INITIATIEVEN: •Een wedstrijd werd uitgeschreven voor het ontwerp van een gemeenschappelijk logo van 50 jaar samenwerking België-Peru. •Een Facebookpagina werd gecreëerd met meer dan 2000 leden. •In april werd een fotowedstrijd uitgeschreven om de geschiedenis van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru in beeld te brengen. Kristien De Frenne van de ngo TRIAS kaapte de eerste prijs weg. (zie kader) •Op 16 oktober had een druk bijgewoond debat plaats in samenwerking met de CIES (Academie voor maatsch appelijk en economisch onderzoek): Slaagt Peru erin om de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen te halen? •De Belgische ambassade nam, samen met de verschillende actoren, het initiatief om voor het Peruaanse publiek de resultaten van 50 jaar samenwerking in de kijker te plaatsen op het Festival Belga, Resultados que cuentan. Meer dan 5000 belangstellenden genoten in een familiale en feestelijke sfeer van de vele activiteiten. Groot en klein kregen op een ludieke wijze heel wat informatie mee over gender, mensenrechten, gezondheid, milieu en familiale landbouw. •Een documentaire belicht 50 jaar samenwerking via haar belangrijkste accenten: diversiteit, de evenwichtige verhouding tussen de diverse samenwerkingskanalen, participatie, mensenrechten. Te zien op www.youtube.com > “Resultados que cuentan: 50 años de cooperación belga en el Perú”. NN I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 23 Vrouwen in een afgelegen dorp krijgen voorlichting over de universele gezondheidsverzekering. © Kristien De Frenne - TRIAS © BTC/Julio Pedroza BELGIË-PERU De winnende foto... Vervolg van p. 22 Wie milieuprojecten zegt, denkt automatisch aan het grootste herbebossingsprogramma van het land in Cajamarca, goed voor meer dan 30.000 hectare nieuwe aanplant. Granja Porcón is een schoolvoorbeeld van duurzaam bosbeheer: het gebied met meer dan 200 boom­ soorten heeft al meer dan 16 miljoen ton CO2 opgenomen. Bovendien is het dorp uitgegroeid tot een toeristische attractie die jaarlijks meer dan 10.000 toeristen trekt. Gezondheid Sociale rechten vormen het fundament van waardige levensomstandigheden. Voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking staat dan ook de toegang tot goede gezondheidszorg, met name voor de meest arme en kwetsbare mensen, bovenaan de prioriteitenlijst. Zo pleit ze voor een universele zorgverzekering (zie Glo.be 4/2014, p. 24). Daarvoor is een samenwerking opgezet met de Aseguramiento Universal en Salud en het Ministerie van Economie en Financiën. Sinds de aanvang van de programma’s SISTEC et SISFIN hebben nog eens meer dan 2 miljoen mensen uit plattelandsgebieden zich aangesloten bij de ziekteverzekering (SIS of Seguro Integral de Salud) waardoor zij dus aanspraak kunnen maken op gezondheidszorg. Familiale landbouw Heel wat Belgische ngo’s zijn actief in de familiale landbouw. Deze vorm van landbouw laat immers toe om de familiale en gemeenschapsstructuren in stand te houden terwijl tegelijkertijd de biodiversiteit bewaard wordt. Bovendien produceert familiale landbouw voedsel voor niet minder dan 70% van de bevolking. Een ander opmerkelijk resultaat: met de steun van Belgische ngo’s aan de koffiesector kon de Junta Nacional del Café zich verzekeren van de deelname van 250 organisaties die inmiddels partnerorganisaties zijn geworden. In de koffiesector in Peru zijn 225.000 gezinnen werkzaam die 425.000 hectare bewerken, zonder meer dus een strategische sector waarin producenten investeren. Cultuur Sinds een aantal jaren steunt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking culturele organisaties vooral met werkingsmiddelen voor ‘microprojecten’, verenigingen en culturele centra die in Peru naam en faam hebben verworven en die erin geslaagd zijn een sterk artistiek project op touw te zetten. Om er een paar te noemen: de culturele groep Puckllay, Yuyachkani, de culturele vereniging Waytay, de Casa Cultural Arenas y Esteras die kunst gebruikt als medium om nieuwe sociale perspectieven te openen voor jongeren en de samenleving. Een van de resultaten van 50 jaar samenwerking is dat tientallen jongeren dankzij hun artistieke vaardigheden konden doorstromen naar het hoger onderwijs. 24 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I ‘IK WOU HET HARDE WERK VAN DE LANDBOUWERS WEERGEVEN’ Maak kennis met Kristien De Frenne, winnares van de publieksprijs van de fotowedstrijd in het kader van 50 jaar Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru. Wie zien we op de foto? Een partner van Coopagros die over ongeveer anderhalve hectare aardappelen beschikt. Coopagros is een coöperatie van aardappelboeren met 266 producenten. Ze staat onder andere in voor microkredietleningen, optimaliseert het product en verkoopt zaad en landbouwmeststoffen. Hoe kwam de foto tot stand? Ik ben communicatieverantwoordelijke voor TRIAS in Peru en Ecuador. Toen ik in augustus 2014 enkele lokale projecten bezocht, waren de partners aan het oogsten. Het viel me op hoe de aardappelen in een rij opgesteld waren om naar Lima te voeren voor verkoop. Ik wou het harde werk van deze landbouwers weergeven en de trots om deel uit te maken van een organisatie. Waarom nam je deel? Het leek me een kans om de activiteiten van TRIAS in Peru in de kijker te zetten. TRIAS helpt namelijk organisaties van familiale landbouw en kleine producenten met toegang tot de markt, microkrediet of bijscholing. We bieden technische hulp maar geloven dat het individu zijn eigen ontwikkeling kan bevorderen. JORDEN VAN DE VREKEN ONLINE https://www.flickr.com/photos/diplomatie/ sets/72157661793145341 OP STAP MET © Lode Van Pee CULTUUR in het land der duizend heuvels Als zeventienjarige wou ik voor twee maand naar Rwanda trekken. Tot mijn grote verbazing gingen mijn ouders akkoord. Niet evident voor het derde kind uit een gezin van zeven met een strenge katholieke opvoeding. Eenmaal ter plaatse wist ik het: ik zou architect worden. Vandaag – veertig jaar later – ben ik nog steeds gepassioneerd door de rijke cultuur die het land te bieden heeft. STEFANIE BUYST V raag me niet waarom ik als tiener per se naar Rwanda wou. Misschien omdat er zich in ons dorp een Visitatieklooster bevond met zusters actief in die contreien... Toen ik destijds aankwam in het noorden van het land begon de avond te vallen. De volgende ochtend ontdekte ik hoe mooi het landschap was, ik bevond me namelijk aan de voet van een vulkaanketen. Met de rugzak liep ik 25 km tot aan de voet van de vulkaan Visoke. Daar belandde ik in een dorpje waar ze een hut aan het vlechten waren. Prachtig! Zo mooi dat ik architect wou worden. Architect-antropoloog Sindsdien keerde ik elk jaar terug naar Rwanda. Ik was gebeten door de rijke natuur en cultuur van het land, de levensgewoontes en tradities van de lokale bevolking. Daarom heb ik, na 5 jaar architectuur, mijn studies antropologie aangevat. Die wetenschap fascineerde me immers enorm, zelfs in die mate dat ik bij een lokale stam gewoond heb en bij pygmeeën. Die bijzondere combinatie van architect-antropoloog (uniek in België) zorgde ervoor dat ik het Nationaal Museum van Rwanda mocht ontwerpen. Het museum, een geschenk van wijlen koning Boudewijn, opende zijn deuren in 1989. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking – het toenmalige ABOS – voorzag het budget. Het gebouw valt op door zijn koperen dak. Omdat Rwanda dicht bij de evenaar ligt, kon ik spelen met licht en schaduw van de zon. Dat zorgt voor fijne details. Tijdens de genocide in 1994 werden honderdduizenden mensen vermoord, maar het museum bleef intact. Het is één van de weinige gebouwen waar niet aan geraakt werd. Zowel Hutu’s als Tutsi’s beschouwden het als een deel van hun cultuur. Later werkte ik ook mee aan enkele regionale musea: het Milieumuseum, het Museum voor Hedendaagse Kunst en het Geschiedkundig Museum. Bovendien ben ik (co-) auteur van tien Rwandaboeken over de geschiedenis van het land, de energiebronnen, hutten bouwen, keramiek … Hoogspringen In november 2013 stuitte ik op een zeer oude foto van een Rwandese hoogspringer die 2m50 haalde. Trucage of helemaal niet? Het intrigeerde mij zodanig dat ik een onderzoek startte. Misschien was er een link met de voeding of was het genetisch bepaald. Wetenschappers van de Universiteit Gent analyseerden oude filmfragmenten en foto’s en gingen na hoe hoog ze werkelijk sprongen. Blijkt dat het materiaal authentiek was en dat een aanleg voor hoogspringen de Rwandezen in de genen zit. Maar hoe komt het dat er vandaag niemand meer springt? Vroeger maakte hoogspringen deel uit van het krijgersgeheel: jonge mannen voerden sprongen uit tijdens ceremonies. Het was dus een ritueel en geen sport. Momenteel werk ik samen met de Rwandese overheid aan een sportproject. Doel is om gedurende vier jaar Rwandese jongeren – 150 jongens en 150 meisjes – te trainen in het hoogspringen tegen de Olympische Spelen van 2020. Gegarandeerd zit er een kampioen tussen! Het is een mooi voorbeeld van hoe de geschiedenis fraaie toekomstperspectieven kan bieden. Een combinatie van sport en cultuur brengt mensen immers opnieuw samen en creëert harmonie. Wie ? Lode Van Pee, conservator van het Caermersklooster te Gent, tevens de enige architectantropoloog van België Wat ? Ontwerper van het Nationaal Museum in Huye en het Milieumuseum in Karongi (Rwanda) en (co-) auteur van 10 Rwandaboeken Waarom ? Cultuur zet het belang van de eigenheid van een volk in de verf. Rwandezen hebben een rijke culturele geschiedenis. Met die wortels kunnen ze kracht putten voor de toekomst HUMANITAIRE HULP BELGISCHE HUMANITAIRE HULP IN CONFLICTGEBIEDEN Miljoenen mensen zijn vandaag het slachtoffer van gewapende conflicten en geweld. Velen onder hen slaan op de vlucht en zoeken hun heil in veiliger streken. Hoe helpt België? LINDE DESMAELE Humanitaire hulp in een notendop Het doel van humanitaire hulp is duidelijk afgebakend: levens redden, het lijden verzachten en de menselijke waardigheid bewaren. Maar hoe breng je dat in de praktijk? De extreem onstabiele situaties in de Sahel en in het Midden-Oosten plaatsen de wereld voor enorme uitdagingen. De mogelijkheid om zulke crisissen het hoofd te bieden, overstijgt de plaatselijke en dikwijls zelfs de nationale capaciteit. Internationale hulp is er ontontbeerlijk. Ook België draagt zijn steentje bij. Voor zijn humanitaire hulp baseert ons land zich op de nodenanalyses van internationale organisaties zoals het VN-coördinatiebureau voor humanitaire zaken (OCHA), het Internationale Rode Kruis (ICRC), het Wereldvoedselprogramma (WFP) en het VN-Vluchtelingencommissariaat (UNHCR). Om flexibeler te kunnen werken maakt België daarbij gebruik van vier instrumenten. Een groot deel van het Belgische humanitaire budget wordt toegewezen via humanitaire donorfondsen. Via deze fondsen beschikken de humanitaire organisaties over snel inzetbare middelen die zonder veel administratieve plichtplegingen kunnen worden vrijgemaakt. In 2014 stond ons land bijvoorbeeld achtste gerangschikt op de lijst van donoren aan het Central Emergency Response Fund (CERF). Via het CERF kan snel worden ingegrepen bij natuurrampen of gewapende conflicten. België draagt ook bij aan de alge­ mene werkingsmiddelen (de zogenaamde ‘core-financiering’) van belangrijke humanitaire organisa­ ties, met name UNHCR, ICRC, OCHA en het VN-agentschap voor Palestijnse vluchtelingen (UNRWA). Deze bijdragen zijn niet-geoormerkt. Dat wil zeggen dat de ontvangende instantie zelf kan beslissen hoe ze de middelen aanwendt. V ia deze twee mechanismen besteedt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking jaarlijks zo’n 80 miljoen euro. Verder biedt ons land ook hulp via gerichte hulpprojecten en pro­ gramma’s voor complexe crisis­ sen. In tegenstelling tot fondsen en core bijdragen, gaat het hier wel om geoormerkte donaties. Het budget wordt immers toegewezen om een specifieke nood in een specifieke crisis en regio te lenigen. Gerichte hulpprojecten hebben betrekking op plotse, vergeten of ondergefinancierde crisissen die assistentie behoeven op korte termijn. Een voorbeeld is de Belgische humanitaire hulp via WFP en UNHCR aan de Burundese vluchtelingen dit jaar. Sommige complexe crisissen vergen echter inspanningen op langere termijn en een zekere continuïteit. In zulke gevallen bieden humanitaire programma’s een beter antwoord. België is zo onder meer actief in de regio rond Syrië (zie kader). 26 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I De Belgische strategie voor humanitaire hulp is gestoeld op een morele plicht ter ondersteuning van de universele waarde van intermenselijke solidariteit. België onderschrijft de fundamentele humanitaire beginselen van menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid. Deze zijn essentieel om bijstand te verlenen in noodsituaties onder vaak moeilijke politieke en veiligheidsomstandigheden. Samen staan we sterk Het Belgische budget voor humanitaire hulp bedraagt dit jaar 150 miljoen euro en werd onder meer aangewend voor interventies in Syrië, Irak, de bezette Palestijnse gebieden, de Centraal-Afrikaanse Republiek, de Sahel-regio en Guinee. En inderdaad, internationale samenwerking werpt haar vruchten af. Zo kon UNHCR dankzij alle verplichte en vrijwillige donaties voor ruim 55 miljoen mensen het verschil maken in 2014: onder meer 24 miljoen Syriërs, 4 miljoen Irakezen, een kleine 3 miljoen Congolezen en ongeveer 1,5 miljoen Oekraïners. De VN-vluchtelingenorganisatie voorziet vooral in basisbehoeften zoals onderdak, voedsel, water, sanitair en gezondheidszorg, en in onderwijs. Ons land draagt jaarlijks 7,5 miljoen euro bij aan haar algemene werkingsmiddelen. Ook ICRC boekte mooie resultaten. België doneerde ruim 10 miljoen euro in 2014 en bijna 18 miljoen euro in 2015. Dankzij de door verschillende donoren gefinancierde interventies droeg de organisatie bij aan een verbeterde toegang tot water en sanitair voor 26,2 miljoen mensen, voedselhulp aan een kleine 10 miljoen mensen en gezondheidszorg voor 6,2 miljoen 51,7 MILJOEN € Ons land besteedde dit jaar via haar verschillende instrumenten 51,7 miljoen euro in de regio Syrië-Irak SYRIË : WAAR DE NOOD HET HOOGST IS © UNHCR/Shawn Baldwin Ons land besteedde dit jaar via haar verschillende instrumenten 51,7 miljoen euro in de regio Syrië-Irak, een enorme stijging in vergelijking met de voorbije jaren. Meer dan 12 miljoen Syriërs zijn momenteel op de vlucht en hebben nood aan hulp. Ondanks de perceptie van groeiende migratiestromen naar het Westen, bevinden zich nog altijd ruim 4 miljoen of 90% van de Syrische vluchtelingen in kampen of bij gastgemeenschappen in de regio. Internationale humanitaire hulp is voor deze vluchtelingen van levensbelang. Als bijkomend effect neemt de migratiedruk op Europa enigszins af. België financiert daarom de vluchtelingen in de regio via verschillende landenspecifieke humanitaire donorfondsen. Syrië, Turkije, Jordanië en Libanon ontvingen via deze mechanismen elk 5 miljoen euro. Een andere grote hap van het Belgische budget ging naar interventies van UNHCR, UNRWA, ICRC, OCHA, WFP en het VN-Kinderfonds (UNICEF). Minister Van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo hield afgelopen september, samen met zijn Nederlandse tegenhanger Ploumen, een pleidooi om in Europa bijkomende middelen vrij te maken voor Syrië. Indien alle Europese landen samen met de Europese Commissie pro rata een gelijkaardige extra inspanning leveren als ons land en Nederland, is het mogelijk de financieringskloof met 2 miljard te dichten. De Europese Commissie beschikt per jaar over een ontwikkelings- en humanitair budget van respectievelijk 10 en 1,2 miljard euro. De Croo roept op om deze middelen sneller vrij te maken. ‘We mogen niet toestaan dat bureaucratische regels een snel en geïntegreerd antwoord in de weg staan.’ De bal ligt nu in het kamp van De Croo’s Europese collega’s. © UNHCR/Shawn Baldwin continu op zoek naar donaties. Ze doen veel inspanningen, maar jammer genoeg volstaat dat niet om aan alle noden te voldoen. Overigens zijn humanitaire interventies niet altijd zonder risico. Denk maar aan de bombardering van het ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen in de Afghaanse stad Kunduz in oktober dit jaar waarbij 22 doden en 37 gewonden vielen. De ngo verloor zo in één klap 12 medewerkers. © UNHCR/Shawn Baldwin mensen. Bovendien investeert ICRC veel in preventie. Zo zet ze hard in op wereldwijde versterking van het internationaal humanitair recht dat van toepassing is in situaties van gewapend conflict. Doel: personen beschermen die niet (langer) aan de vijandelijkheden deelnemen en de middelen en methoden van oorlogvoering beperken. Verder is ook OCHA een relevante partner. OCHA is op wereldniveau de organisatie die het overzicht houdt op alle humanitaire activiteiten. Door haar coördinerende taak slaagt ze erin de hulp veel doeltreffender en doelmatiger te maken. De Belgische bijdrage via deze organisatie bedroeg dit jaar al meer dan 15 miljoen euro. Bovenstaande humanitaire organisaties verrichten voortreffelijk werk. Toch bevinden zich nog steeds grote groepen vluchtelingen in erbarmelijke omstandigheden. Dat is vooral te wijten aan het enorme kostenplaatje van de hulp. Humanitaire organisaties en fondsen zijn I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 27 Titicacameer, HISTORISCHE SCHATKAMER VAN BOLIVIA Een jonge Belgische archeoloog deed in 2013 opmerkelijke vondsten in het Titicacameer (Bolivia). Daarop werkte de Boliviaanse overheid samen met de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een groots programma uit. Doel: het patrimonium opwaarderen en het toerisme aanwakkeren in het Zuid-Amerikaanse land. Of hoe cultuur en ontwikkeling hand in hand kunnen gaan. CHRIS SIMOENS ‘Ik heb meer geleerd van de Bolivianen dan zij van mij’ Daar is Delaere van overtuigd. En dan heeft hij het niet alleen over de gemeenschapszin van de inheemse Bolivianen (zie kader). Ook over zijn werk. ‘Zij zijn de eigenaars van alles en zij dragen nog kennis mee van hun vooroudercultuur. Zo had ik een stenen voorwerp bovengehaald waarvan ik de betekenis maar niet kon achterhalen. Een week heb ik ernaar gezocht. Tot een Boliviaan toevallig mijn bureau binnenstapte en naar het voorwerp wees: ah, dat dient om mee te vissen! Hij had nog gezien hoe zijn grootvader dat gebruikte.’ Jammer genoeg gaat veel van dergelijke kennis stilaan verloren. © ULB E en beetje zoals België had ook Bolivia eeuwenlang af te rekenen met vreemde overheersing en conflicten. De Spaanse kolonisten kwamen aan tijdens de 16de eeuw, maar ook na de onafhankelijkheid in 1825 volgden oorlogen met onder meer Chili, Brazilië en Paraguay. Grote stukken grondgebied gingen verloren. De inheemse bevolking – toch 62% van de totale bevolking – had het extra lastig. Al te vaak bleven zij tweederangsburgers voor de besturende criollos of Bolivianen van Spaanse afkomst. Tiwanaku Met Evo Morales kwam in 2006 voor het eerst een inheemse president aan de macht. Eindelijk verwierven Amerindianen serieuze rechten. Zo is elke gemeenschap – een groep dorpen – officieel eigenaar van zijn traditie en territorium. Maar voor een multi-etnische samenleving als die in Bolivia is ook een gezamenlijke identiteit belangrijk. Die van het Incaverleden misschien? Net voor de komst van de Spanjaarden heersten de Inca’s inderdaad een eeuw lang over een groot deel van het hedendaagse Boliviaanse territorium. Maar ook de Inca’s waren in feite kolonisatoren. Voor een volwaardige ‘Boliviaanse’ cultuur moeten we terug naar de Tiwanakubeschaving, die een grote bloei kende rondom het De archeologen vonden 2000 artefacten, veelal offerandes: keramiek in de vorm van poema’s, schelpen, gebeente... Titicacameer. Spijtig genoeg weten we heel weinig over die cultuur omdat de Inca-invloed sterk overheerste en talrijke sporen heeft nagelaten. Onder meer in gewoontes, legendes en fabels van de diverse Boliviaanse bevolkingsgroepen. Bedevaart Enter het Centre de Recherches et Archéologie et Patrimoine aan de ULB, een onderzoekscentrum gespecialiseerd in archeologisch onderzoek. 28 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I Het Titicacameer is van oudsher één van de meest sacrale plekken van Zuid-Amerika Masterstudent Christophe Delaere besloot in 2007 op zoek te gaan naar restanten van de Tiwanakucultuur rondom het Titicacameer. Dat meer is van oudsher één van de meest sacrale plekken van Zuid-Amerika. Een Incalegende vertelt dat de zon en de maan uit het meer opstegen en zo de schepping van de wereld inluidden. Daar liggen nu het Zonneen Maaneiland. De eilanden vormen het eindpunt van een tot op vandaag uiterst populaire bedevaartroute, die ooit door de Inca’s werd ingesteld. ‘Het is echt het Compostella van Zuid-Amerika met jaarlijks 500.000 pelgrims’, zegt Delaere. Doordat de keizer de zoon van de zon was en de keizerin de dochter van de maan, vormde de Incabedevaart meteen een eerbetoon aan het keizerspaar. Onder de Spanjaarden bleef de bedevaart bestaan, maar dan wel ter ere van de Zwarte Madonna van Copacabana. Onder water Maar ook vóór de Inca’s trokken pelgrims naar het Titicacameer. Daar wierpen ze offerandes in het © Christophe Delaere CULTUUR © ULB PACHAMAMA EN VIVIR BIEN Sinds jaar en dag is Pachamama voor inheemse Bolivianen dé belangrijke godheid, ook vandaag. ‘Het betekent veel meer dan Moeder Aarde’, zegt Delaere. ‘Het omvat ook de lucht, de hele kosmos eigenlijk. Pachamama zorgt voor voedsel, water, vee… Eigenlijk leven de Bolivianen in een plek die niet van hen is. Daarom moeten ze iets terugdoen. Nog steeds plengen de Inheemse Bolivianen dagelijks een offer aan Pachamama: cocabladeren of alcohol. Jaarlijks voeren ze een groot ritueel uit. Ook tijdens onze onderwaterexpeditie brachten we dagelijks een offer. Want duiken in een heilig meer als Titicaca doe je niet zomaar, het is als werken in een kerk of op een kerkhof. Pachamama moet toestemming geven.’ Deze eeuwenoude levenshouding van eerbied voor Pachamama leidt ook tot zorgzaamheid voor milieu en medemens. Delaere: ‘President Morales heeft op die levenshouding het label ‘vivir bien’ gekleefd. Niets nieuws dus, maar het begrip kan wel de democratisering in Bolivia ondersteunen.’ Merkwaardig genoeg dumpen de Bolivianen evengoed overal plastic bekers en zakjes, en blijkt het Titicacameer vervuild. ‘Maar dat komt omdat ze nog niet beseffen dat plastic niet afbreekt. Voor 1950 was alles aardewerk, het maakte niet uit waar de brokstukken terechtkwamen. Ook bij ons heeft dat bewustwordingsproces lang geduurd.’ water ter ere van Pachamama (zie kader). ‘Tijdens het onderzoek voor mijn masterthesis ontdekte ik algauw dat er op de oever van het meer weinig sporen waren uit de Tiwanakacultuur’, zegt Delaere. ‘De oever uit de Tiwanakuperiode ligt immers 5 meter onder water!’ Dus volgde hij gedurende 2 jaar onderwaterarcheologie in Zuid-Frankrijk. In 2013 – tijdens zijn doctoraat – ondernam hij met een team van 25 man/ vrouw – vooral Belgen en Fransen, en natuurlijk ook Bolivianen – een heuse onderwaterexpeditie. En met succes! Ze vonden 2000 artefacten, veelal offerandes: keramiek in de vorm van poema’s, schelpen, gebeente... Maar ook enkele figuurtjes in goud. ‘Superinteressant, niet voor het goud zelf, maar omdat we nog niet wisten dat de Tiwanakucultuur de goudsmeedkunst beheerste’, zegt Delaere. President Morales toonde in elk geval veel belangstelling. Met veel luister stelde hij de gevonden voorwerpen voor aan de internationale pers. Daarop groeide de idee om er een ruimer programma aan te breien. Dat kwam met een budget van 1,5 miljoen euro terecht in het samenwerkingsprogramma dat België in 2014 met Bolivia afsloot. Bedoeling: het volledige patrimonium rondom het Titicacameer grondig uitkammen en dusdanig presenteren (via musea, wandelpaden, gerestaureerde ruïnes…) dat het meer toeristen lokt. Het omvat ook een luik onderwaterarcheologie zodat de Bolivianen zelf hun patrimonium verder kunnen ontdekken. Een initiatief dat aan de inheemse bevolking extra inkomsten moet bieden dus. Terzelfdertijd draagt het bij tot een sterkere gemeenschappelijke identiteit. ONLINE www.titicaca.be Het valt zeker op hoe zorgzaam de inheemse Bolivianen met elkaar omgaan. ‘Overal lees je dat Bolivia een van de armste landen ter wereld is. En toch: nergens zie je een clochard, niemand sterft aan honger, de ouderen worden goed verzorgd … Als er een school nodig is, doen ze een collecte en bouwen ze die samen. Kortom, er is nog een sterk collectief, mensen zorgen voor elkaar. Natuurlijk hebben ze het niet breed – dikwijls moeten ze het stellen zonder water of elektriciteit – maar de minimale levensbehoeften zijn vervuld.’ Overigens is ‘vivir bien’ een vrij algemeen begrip onder de inheemse bevolking van Bolivia, zowel bij Quechuas (afstammelingen van Inca’s) als bij Aymara en Guaranies (afstammelingen van pre-Inca’s). www.economiasolidaria.org/noticias/vivir_bien_propuesta_ de_modelo_de_gobierno_en_bolivia (in Spaans) Een film over de onderwaterexpeditie door de Belgische cineast Frédéric Cordier zal voorgesteld worden in februari 2016, en zal daarna op tv te zien zijn. Bekijk nu al de trailer op www.youtube.com > ‘Les secrets engloutis du Titicaca’. I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 29 RUBRIQUE Rondom de DROOGTE JAAGT MENSEN OP DE VLUCHT BELGIË KRIJGT GOEDE PUNTEN VAN OESO-DAC OESO-DAC, het ontwikkelingscomité van de OESO, maakte in september 2015 bekend dat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking belangrijke vorderingen heeft gemaakt sinds een vorige evaluatie (‘peer review’) in 2010. H Droge gebieden maken 40% uit van het totale landoppervlakte en herbergen 2,4 miljard mensen. Toch komt een meerderheid van alle huidige vluchtelingen uit droge gebieden. Droogte en landdegradatie vormen dus een belangrijke factor die mensen op de vlucht doet slaan. ‘Om versnippering tegen te gaan heeft de regering de lijst van de partnerlanden van de Belgische gouvernementele samenwerking herzien van 18 naar 14. Twaalf van deze landen behoren tot de groep van minst ontwikkelde landen; 8 ervan zijn fragiele staten. De nuttige aanbevelingen inzake het verlichten van de procedures, een meer flexibele programmering en een groter risico-appetijt zullen ons in staat stellen onze beleidskeuzes te vertalen op het terrein’, aldus minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo. De peer review geldt internationaal als een van de belangrijkste evaluatiesystemen inzake ontwikkelingssamenwerking. Lees het rapport op www.oecd.org/ belgium/peer-review-belgium.htm © UNHCR/Brian Sokol et rapport verwelkomt vooral het Belgische soliede beleid inzake multilaterale samenwerking, de sterke vooruitgang op het vlak van humanitaire hulp, de grotere aandacht voor beleidscoherentie voor ontwikkeling, de Belgische concentratie op de minst ontwikkelde landen en fragiele staten in Afrika en de focus op resultaten. Daarnaast verdient ons land een pluim voor zijn internationaal erkend standpunt dat 50% van alle middelen inzake officiële ontwikkelingssamenwerking zouden moeten worden besteed aan de minst ontwikkelde landen en fragiele staten. D at is één van de vaststellingen van de 12de Conferentie van de VN-Conventie tegen Woestijn­ vorming in Ankara (Turkije) in oktober 2015. Ook bij het conflict in Syrië speelde droogte een voorname rol. Tegen 2030 kunnen 135 miljoen mensen voor droogte op de vlucht slaan. Bodemzorg biedt ook een oplossing voor honger en klimaatverandering. Als alle bodems tenminste 4 promille koolstof zouden opslaan, kan een groot deel van het momenteel uitgestoten koolstof opgevangen worden. Meteen komen de Parijse klimaatdoelstellingen dichter bij: temperatuurstijging met niet meer dan 2°C. IMPACT over infrastructuur De toegang tot basisinfrastructuur verbeteren is een van de prioriteiten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. De vierde editie van het magazine IMPACT is volledig gewijd aan deze belangrijke sector. Ze zoomt in op de wegen-, scholen- en gezondheidsinfrastructuur en de voordelen die de bevolking daarvan plukt. www.btcctb.org 30 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I Om dat te bereiken moet jaarlijks 12 miljoen hectare gedegradeerd land (4 keer België) opnieuw in gebruik genomen worden. Kostprijs bedraagt 250 à 300 dollar/hectare of 3 à 3,6 miljard dollar. Relatief bescheiden in vergelijking met het geschatte kostenplaatje van alle SDG’s: 3500 à 5000 miljard dollar. Meer organische koolstof in de bodem leidt bovendien tot een hogere voedselproductie. Ook de biodiversiteit vaart wel door landherstel. Kortom, al is SDG15.3 (‘bestrijd woestijnvorming, herstel gedegradeerd land en bodem …’) maar één van de 169 doelwitten van de SDG’s, het heeft wel een cruciale impact. CS SOCIALE BESCHERMING 17 MILJOEN LEVENS © FAO Simon Maina GEEFT ARMEN DUWTJE IN DE RUG GLOBAL FUND REDT In haar rapport ‘State of Food and Agriculture 2015’ breekt de VN-organisatie voor Voedsel en Landouw FAO een lans voor ‘sociale bescherming’. F AO stelt vast dat ondanks 15 jaar Millenniumdoelen nog steeds enorm veel mensen in armoede leven: bijna 1 miljard is extreem arm en 1 miljard is arm. Ze leven vooral op het platteland in Sub-Sahara-Afrika en Zuid-Azië. Zelfs een groeiende economie kan de armen moeilijk bereiken. Ze zitten nu eenmaal vast in vicieuze cirkels: van ondervoeding, slechte gezondheid, lage productiviteit, gebrekkig onderwijs. Daarom hebben de armen en kwetsbaren een duwtje in de rug nodig en sociale bescherming kan hen dat bieden. Het omvat onder meer transfers in cash (onvoorwaardelijk of voorwaardelijk, zoals gelinkt met gezondheidscontrole of school volgen) of in natura (gratis eten op school …) en programma’s met gegarandeerde werkgelegenheid. Zeker in laag- en middeninkomenslanden verdienen de armen vooral de kost in de landbouw. Gerichte steun kan dus zowel de landbouwproductiviteit als het inkomen van de armen verhogen. En dat hoeft volgens FAO niet onoverkomelijk duur te zijn, zelfs voor de armste landen. Toch is ondersteuning door donoren soms wenselijk. FAO pleit ook voor een betere inning van belastingen. Vandaag al ontvangen 2,1 miljard mensen in 145 ontwikkelingslanden een of andere vorm van sociale bescherming, jammer genoeg het minst in gebieden met de meeste armoede. In 2013 heeft sociale bescherming 150 miljoen mensen uit de extreme armoede getild, een bewijs dat het werkt. Lees het rapport (www.fao.org/3/a-i4910e.pdf) of een samenvatting (www.fao.org/3/a-i4953e.pdf). CS MIGRANTEN TREKKEN VOORAL NAAR STEDEN In veel steden vormen migranten een derde of meer van de bevolking, in Brussel is dat zelfs meer dan de helft. Het rapport 2015 van de Internationale Organisatie voor Migratie onderzoekt hoe migranten de stadsontwikkeling beïnvloeden. De lokale politieke economie van migratie valt immer veel beter te begrijpen op stedelijk dan op nationaal vlak. Het rapport vestigt ook de aandacht op migratie in het Zuiden. Terwijl steden in het Noorden buitenlandse migranten aantrekken, is de migratie in de steden van het Zuiden vooral afkomstig van het eigen platteland. Migratie biedt risico’s, maar zeker ook opportuniteiten. CS The World Migration Report 2015: Migrants and Cities, New Partnerships to Manage Mobility http://www.iom.int/world-migration-report-2015 ‘The Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria’ – kortweg The Global Fund – heeft sinds zijn oprichting in 2002 17 miljoen mensenlevens gered. D oor wetenschappelijke vooruitgang, vernieuwende oplossingen en volgehouden internationale steun moeten dat tegen eind 2016 22 miljoen levens worden. 8,1 miljoen mensen met aids kregen een antiretrovirale behandeling, 548 miljoen © The World Bank/Arne Hoel muggennetten werden verdeeld om kinderen en hun families tegen malaria te beschermen en 13,2 miljoen mensen werden op tbc getest en behandeld. Toch zijn die ziektes nog verre van de wereld uit. Enorm veel tienermeisjes in Zuidelijk Afrika lopen aids op. Er komen steeds meer gevallen voor van gezamenlijke infectie van tbc en aids, terwijl tbc almaar vaker resistent blijkt tegen diverse geneesmiddelen. En de strijd tegen malaria heeft dringend nood aan nog meer preventie en behandeling. The Global Fund is in wezen een financieringsinstrument waarbij overheden, civiele samenleving, privésector en mensen met aids, tbc en malaria samenwerken aan een gemeenschappelijk doel. Het succes toont aan dat die aanpak werkt. Ook België is een trouwe donor. Ons land gaf in 2014 en 2015 telkens 19 miljoen euro. CS ONLINE http://www.theglobalfund.org/en/ blog/2015-09-21_17_Million_Lives/ I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 31 Je leest Ontdek de laatste nieuwtjes over de Belgische ontwikkelingssamenwerking ook online op: www.glo-be.be www.dg-d.be DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN HUMANITAIRE HULP Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail : [email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be