Duurzame Ontwikkelingsdoelen: alle hens aan dek

advertisement
VOOR EEN DUURZAME WERELD
Duurzame
Ontwikkelingsdoelen:
alle hens aan dek
Speciale bijlage: 15 jaar
Millenniumdoelen
België steunt
vluchtelingen
Titicacameer onthult
zijn geheimen
Nr 4/ 2015 • DRIEMAANDELIJKS OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht
OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
26/27 >
THEMATISCHE FICHE >
15 jaar
Belgische humanitaire hulp
in conflictgebieden
Millenniumdoelen: onvoldoende, maar hoopgevend
28/29 >
Titicacameer,
historische schatkamer
van Bolivia
> DOSSIER
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
4-5Nieuwe doelen voor
een betere wereld
16Hoe duurzaam zijn
de duurzame doelen?
6-78 vragen over de SDG’s
17Solvay en de SDG’s
8-9Doelen door en
voor iedereen
18Ook België maakt
werk van de SDG’s
‘Het is nu aan de lidstaten’
10
19-212030 in de kristallen bol
11De hele wereld doet mee!
12 Steden nemen het voortouw
2
2-2450 jaar ontwikkelings­
samenwerking in Peru
13Geen ontwikkeling
zonder vrede
14-15Ongelijkheid : ligt de
lat hoog genoeg?
25Cultuur in het land der
duizend heuvels
30-31 Rondom de Glo.be
Gratis
abonnement op:
www.glo-be.be
of per mail aan:
[email protected]
(ook voor opzegging)
Wil je de laatste nieuwtjes over
de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ontvangen?
Volg ons op facebook
(Diplomatie.Belgium)
of op www.dg-d.be en Glo-be.be
BESCHIKBAAR IN
TABLETVERSIE
2 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
VOOR EEN DUURZAME WERELD
De onmogelijke
droom dromen
© Fotolia / Mwp
Driemaandelijks magazine
van de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking
Redactie :
Ontwikkelingssamenwerking – DGD
Karmelietenstraat 15
B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Redactiesecretariaat :
Chris Simoens, Stefanie Buyst,
Mia Van Aken, Linde Desmaele,
Christophe Van Ende, Benoit Dupont,
Dominique Jacques, Roland Droulans
Layout en productie :
www.mwp.be
Met dank aan:
Pieter Leenknegt, Kris Panneels,
Ludo Rochette, Wim Schaerlaekens,
Tim Bogaert, Peter Van Acker,
Tania Braems
De artikels geven niet noodzakelijk het
officiële standpunt weer van DGD of van
de Belgische regering. Overname van de
artikels is toegestaan mits bronvermelding
en een kopie voor de redactie.
Glo.be verschijnt 4 maal per jaar
om de 3 maanden.
Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ijvert met haar
partners voor een rechtvaardige, eerlijke en duurzame
wereld waar iedereen in vrede, veiligheid en vrijheid
kan leven, zonder armoede. Om dat te bereiken bepaalt
ze het beleid en de activiteiten, gefinancierd door de
federale overheid, die voornamelijk uitgevoerd worden
door de Belgische Technische Coöperatie BTC en door
non-gouvernementele en multilaterale actoren.
O
p 25 september 2015 vond in New York een mega-evenement plaats.
De jaarlijkse Algemene Vergadering van de Verenigde Naties had dit
jaar inderdaad iets bijzonder feestelijk. Niet alleen bestaat de VN 70 jaar,
ook de langverwachte Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling zou officieel
bekrachtigd worden. Een nieuwe set Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s)
als opvolger van de Millenniumdoelen voor de betere wereld waar we al lang
van dromen: duurzamer, vreedzamer, rechtvaardiger, socialer … Voor het eerst
ook een agenda die de traditionele Noord-Zuidverhouding wil overstijgen: de
SDG’s gelden voor alle landen! Rocksterren, de paus, ministers, staatshoofden,
koningen, bedrijfsleiders, activisten, allen kwamen drie dagen bijeen om dit
speciale moment de nodige luister te bezorgen. Ook om te benadrukken dat het
nu echt menens moest zijn. En ja, een neerslag van het gebeuren kwam hier en
daar in de algemene pers terecht, ook in onze nationale pers.
U leest dit allicht terwijl u zich voorbereidt op de eindejaarsfeesten. De
klimaattop in Parijs is geschiedenis. Op nieuwjaarsdag 2016 gaan de SDG’s
officieel van start. In de pers heerst stilte rond de SDG’s. Wat bleef er over
van de welgemeende goodwill in september? Worden dit de zoveelste goede
voornemens die maar weinig veranderen?
Sommigen keuren het al te idealistische of zelfs schijnheilige karakter van de
SDG’s af. Maar wat is de aantrekkingskracht van een makke agenda? De mens
kan niet anders dan zoals Jacques Brel zijn ‘onmogelijke droom dromen’. Al bij
al was het een succes op zich dat alle lidstaten zich akkoord verklaarden met
deze uiterst ambitieuze agenda voor mens en planeet.
editoriaal
De SDG’s kunnen mee helpen bouwen aan een
duurzamere, vredevollere wereld.
De voornemens waarmaken zal inderdaad een behoorlijk revolutionaire
transformatie van onze wereld vergen. De titel van Agenda 2030 luidt niet voor
niets: ‘Transforming our World’. We hebben nood aan een alternatief voor ons
huidig groei- en consumptiemodel, grove ongelijkheid dient weggewerkt te
worden, de excessen in de financiële wereld moeten verdwijnen, multinationals
dienen eerlijk hun belastingen te betalen … Stuk voor stuk ingrijpende
transformaties die veel politieke wilskracht en geld behoeven. Hier ligt dan
ook een mooie taak weggelegd voor de civiele samenleving: zij kunnen de
wereldleiders aan hun voornemens herinneren en zo het vuur brandend
houden. Maar ook ieder van ons heeft zijn/haar rol. Met onze keuzes hebben
we meer impact dan we vermoeden.
Misschien bracht de klimaattop in Parijs niet het verhoopte resultaat,
hardnekkige conflicten blijven wanhopige vluchtelingen hun land uitdrijven, het
milieu en de oceanen slikken nog steeds hun dagelijkse portie polluenten en
plastics, staatsleiders die zich vastklampen aan hun macht veroorzaken ook
vandaag onrust en geweld … Toch laten we de ‘onmogelijke droom’ niet los.
Modellen als ‘vivir bien’ van de Amerindianen – harmonieus samenleven met
medemens en natuur - tonen aan dat er wel degelijk alternatieven bestaan.
Daarom wensen we onze lezers aan de vooravond van 2016 niet alleen een
gelukkig nieuwjaar, maar ook een boeiende volgende 15 jaren waarin we
allemaal samen die droom waarmaken.
DE REDACTIE
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
3
GEEN ARMOEDE
Vandaag leven vele mensen
in ontwikkelingslanden met
minder dan 1,25 dollar per
dag. Bedoeling is om armoede
op nationaal vlak te halveren
tegen 2030. Uiteindelijk moet
armoede de wereld uit.
GEEN HONGER
1
GOEDE
GEZONDHEID
EN WELZIJN
2
Iedereen heeft toegang tot
betaalbare voeding. Nieuwe
landbouwtechnieken zullen
gezond en kwalitatief voedsel
op een duurzame manier
verbouwen. Zo heeft elk
mens voedselzekerheid.
NIEUWE DOELEN
VOOR EEN
BETERE WERELD
Kinder- en moedersterfte moeten
dalen. Hetzelfde geldt voor dranken druggebruik. Informatie over
besmettelijke ziektes is noodzakelijk
om de verspreiding ervan tegen te
gaan. De VN wil mentale ziektes meer
onder de aandacht brengen en pleit
voor minder verkeersdoden.
De Verenigde Naties hebben 17 ambitieuze doelstellingen (of SDG’s) opgesteld
om de wereld te verbeteren tegen 2030. De eerste 15 doelen stemmen
overeen met de 3 pijlers van duurzame ontwikkeling: people (sociaal), planet
(ecologisch) en prosperity (economisch). De 2 laatste doelen scheppen het
onmisbare kader: peace (SDG16 - vrede en veiligheid) en partnerschap
(SDG17). Een bondig overzicht.
3
SB/CS/CVE/KP
SCHOON WATER
EN SANITAIR
KWALITEITSONDERWIJS
4
Jongens en meisjes kunnen vrij
naar de lagere en middelbare
school gaan. Ze krijgen ook de
kans om verder te studeren.
Technisch, beroeps- of universitair
onderwijs moet vrij toegankelijk
zijn, ongeacht geslacht of afkomst.
5
6
GENDERGELIJKHEID
BETAALBARE EN
DUURZAME ENERGIE
We moeten komaf maken
met genderongelijkheid: het
glazen plafond, de loonkloof en
gendergeweld. Vrouwen hebben,
net zoals mannen, recht op een
goede gezondheid en kennis over
seksualiteit en voortplanting.
Energie moet efficiënter
geproduceerd en gebruikt
worden. Iedereen krijgt
toegang tot moderne,
betaalbare en duurzame
energie. Hernieuwbare bronnen
worden steeds belangrijker.
Eenieder heeft recht op veilig
drinkbaar water en sanitaire
voorzieningen. De waterkwaliteit
zal verbeteren, onder meer
door vervuiling te verminderen,
te stoppen met chemicaliën te
dumpen en afvalwater met de
helft te reduceren. Waterschaarste
moet aangepakt worden.
7
© foto’s : Michael G. Chan - WFP - SLCD - Curt Carnemark / The World Bank - Eduardo Luzzatti Buyé/Istockphoto - Camille Goret - Elena Elisseeva/shutterstock - 2013 Bloomberg - BTC CTB/Dieter Telemans - Tuca
Vieira - IRD - 2012 Arne Hoel/World Bank - Adrian Young/Istock - James D. watt - Tim Hester/Fotolia - UN Photo/Eric Kanalstein - UN Photo/Rick Bajornas
4 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
ONGELIJKHEID
VERMINDEREN
DUURZAME
STEDEN EN
GEMEENSCHAPPEN
Ongelijkheid – zowel tussen landen
onderling en binnen landen zelf
– moet aangepakt worden. Lage
lonen kunnen bijvoorbeeld sneller
groeien en ontwikkelingslanden
moeten meer inspraak krijgen
in de besluitvorming van
internationale financiële en
economische instellingen.
De huisvesting van de toekomst dient
rekening te houden met een groeiende
bevolking. Dat gaat gepaard met
veilig, proper en duurzaam bouwen.
Woongebieden krijgen meer groen en
natuur. Degelijk openbaar vervoer biedt
een antwoord op verkeersvervuiling.
10
11
12
13
VERANTWOORDE
CONSUMPTIE EN PRODUCTIE
Onze consumptiemaatschappij
produceert veel afval. Grondstoffen
duurzaam beheren en efficiënt
gebruiken is dan ook een must.
Wereldwijd moeten mensen
warm gemaakt worden voor een
groenere levensstijl. Verder wil
men de voedselverspilling indijken
en minder afval produceren.
KLIMAAT ACTIE
De klimaatverandering treft elk land in
elk continent. Daarom dient het beleid
maatregelen te voorzien en moeten
burgers zich bewust worden van
manieren van klimaataanpassing. De
VN wil kwetsbare naties weerbaarder
maken tegen natuurrampen.
INDUSTRIE, INNOVATIE
EN INFRASTRUCTUUR
Een sterke economie en
maatschappelijk welzijn
steunen op een degelijke
duurzame infrastructuur.
Ook innovatieve industrie en
internet voor iedereen zijn
essentieel.
LEVEN IN HET WATER
9
14
Zeeën en oceanen lopen
gevaar en moeten beschermd
worden. Overbevissing, afval
en illegale visserij staan haaks
op een duurzaam beleid.
Subsidies voor dergelijke
praktijken zullen verdwijnen.
EERLIJK WERK
ECONOMISCHE GROEI
Vooral de minst ontwikkelde landen
hebben nood aan economische groei.
Veilige werkomstandigheden, waardig
werk voor mannen, vrouwen en jongeren
en bescherming van de arbeidsrechten
kunnen daartoe bijdragen. De VN wil
slavernij, dwangarbeid en kinderarbeid
uitroeien. Economische groei
mag in geen geval schade
toebrengen aan het milieu.
8
PARTNERSCHAP
OM DOELSTELLINGEN
TE BEREIKEN
15
LEVEN OP HET LAND
Ecosystemen op land zoals
bossen, moerassen en gebergten
dienen beschermd te worden.
Behoud van de biodiversiteit
is prioritair. Aangetaste
natuurgebieden worden hersteld.
De VN verwacht meer samenwerking:
tussen bedrijven, regeringen, burgers
en organisaties, maar ook tussen
alle spelers onderling. Technologie,
het delen van kennis, handel,
financiën en data zijn heel belangrijk.
Samenwerking vormt de sleutel
voor verdere duurzame groei.
16
17
VREDE, VEILIGHEID
EN STERKE
PUBLIEKE DIENSTEN
Vrede, veiligheid en rechtszekerheid
zijn essentieel voor een betere wereld.
Daarbij hoort ook de bescherming van
kinderen tegen misbruik of mishandeling
en de strijd tegen corruptie. Mensen
hebben recht op competent en
eerlijk bestuur op alle niveaus.
Ontdek alle SDG’s en doelwitten op www.un.org/sustainabledevelopment/sustainable-development-goals/
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
5
8 vragen over de
In september 2015 gingen alle lidstaten van de VN akkoord met een ambitieuze ‘agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling’. Een nieuwe set ontwikkelingsdoelen zag het licht: de duurzame ontwikkelingsdoel(stelling)en of
SDG’s 1! En dit keer is het alle hens aan dek. De SDG’s gelden immers voor
alle landen. Maar ook elke individuele burger wordt geacht zijn/haar steentje
bij te dragen. Een eerste kennismaking.
CHRIS SIMOENS
Wat houden die ‘duurzame
ontwikkelingsdoelen’ of SDG’s
precies in?
Met de 17 ‘duurzame ontwikkelingsdoelen’ wil de VN grondig werk
maken van een betere wereld en
dat al in 2030. Dat betekent onder
meer een wereld ‘vrij van armoede,
honger, ziekte, waarin elk individu
een vervullend leven kan leiden’.
Alles staat netjes omschreven in een
stevig document: ‘Transforming our
world: the 2030 agenda for sustainable development’.‘Agenda 2030’
steunt op 5 pijlers: mens (leven in
waardigheid), planeet (de planeet
beschermen), voorspoed (een leven
dat ontplooiingskansen biedt), vrede
(vrij van angst en geweld) en partnerschap (een vernieuwde mondiale
solidariteit waar iedereen aan meedoet opdat niemand achterblijft).
De 17 SDG’s worden nauwkeuriger
omschreven in 169 doelwitten.
Waarin verschillen de SDG’s
van de MDG’s?
15 jaar Millenniumdoelen (of MDG’s)
zorgden voor heel wat verbetering
(zie centrale bijlage). Maar de noden
blijven hoog. Te meer omdat de
wereld in zijn geheel voor serieuze
uitdagingen staat, om alleen de klimaatverandering en de aantasting
van het milieu te noemen. Precies
omdat de kopzorgen mondiaal zijn,
gelden de duurzame ontwikkelingsdoelen voor alle landen en alle mensen. De MDG’s daarentegen dienden
vooral als richtsnoer voor het (arme)
Zuiden, daarbij ondersteund door
het (rijke) Noorden via schuldvermindering, handel en hulp. Maar
de klassieke Noord-Zuidverhouding
gaat vandaag niet meer op. ‘We are
all in this together.’ De SDG’s zijn
ook een stuk ambitieuzer. Zo willen
ze de armoede niet halveren maar
volledig uitbannen. Bovendien benadrukken ze sterk de duurzaamheid:
we moeten ervoor zorgen dat ook
onze nakomelingen op een gezonde
planeet kunnen leven.
Zijn er niet te veel?
We leven nu eenmaal in een complexe wereld. In tegenstelling tot de
MDG’s gaan de SDG’s veel breder.
Zo omvatten ze ook mensenrechten,
vrede en veiligheid, respect voor de
rechtsstaat en goed bestuur. Daarbij
mag je niet uit het oog verliezen
dat geen enkel SDG los staat van
een ander. Zo heb je om armoede
(SDG1) of honger (SDG2) uit te
roeien, ook alle andere SDG’s nodig.
De SDG’s – hoe divers ook - vormen één agenda voor een leefbare
wereld, ook voor onze kinderen en
kleinkinderen. Al blijft het natuurlijk
minder vlot werken met 17 doelen
(en 169 doelwitten) dan met 8.
En het kostenplaatje?
Schattingen lopen uiteen van 3,5
biljoen tot 5 biljoen dollar per jaar.
Een kolossaal bedrag. Maar dat
geld hoeft niet allemaal van ontwikkelingshulp te komen. Vandaag
bedraagt het wereldwijde ontwikkelingsbudget 135 miljard dollar,
een recordhoogte, ook al halen veel
landen de 0,7% (van hun BNI) niet.
Andere bronnen worden steeds
belangrijker: remittances (geld
dat migranten naar hun thuisland
sturen), inkomsten uit belastingen
(en de strijd tegen ‘onrechtmatige
geldstromen’), investeringen (binnenlands en buitenlands, privaat en
publiek) … Vooral de minst ontwikkelde landen en de fragiele staten
blijven evenwel nog sterk afhankelijk
van ontwikkelingshulp.
6 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
Veel van
de SDG-engagementen
verwijzen
naar reeds
gemaakte
internationale
verbintenissen elders, die
wél juridisch
bindend zijn”
WAT BETEKENT
‘DUURZAAM’
NU OOK WEER?
Een ontwikkeling
is duurzaam als ze
‘tegemoetkomt aan
de noden van het
heden zonder de
behoeftevoorziening
van de toekomstige
generaties in het
gedrang te brengen’
(Brundtland-rapport
1987). Dat gaat
dus veel verder dan
‘lang meegaan’. Het
komt neer op een
holistische visie die
de aarde leefbaar
wil houden voor het
nageslacht: gezond
milieu, vervanging
van een economie
die grondstoffen
uitput naar een die
ze recycleert (kringloopeconomie) en
zo meer.
Zijn de SDG’s niet te ambitieus?
De SDG’s zijn zeker ambitieus en dat
is ook de bedoeling. De SDG’s vormen namelijk een soort gezamenlijke droom met nobele streefdoelen
voor een betere wereld: iets om naar
te reiken. Neem SDG16 over vrede
en recht. Natuurlijk zullen Israël en
Palestina hun streven naar vrede
niet op dezelfde manier invullen. En
zullen dictatoriale regimes die de
SDG’s onderschrijven niet meteen
het roer omgooien. Maar de SDG’s
betekenen wel een stimulans. Heel
subtiel worden alle landen meegetrokken in een proces waardoor de
SDG’s zelfs in de moeilijkste landen
vruchten kunnen afwerpen. Ook het
‘economisch groeidenken’ zal zich
door de SDG’s niet plots netjes inpassen in de grenzen van de planeet.
Maar ook hier zetten de SDG’s een
proces in gang. Hoewel niet bindend,
gaat er hoe dan ook een morele
kracht uit van een agenda die door
alle landen is ondertekend. Veel van
de SDG-engagementen verwijzen
bovendien naar reeds gemaakte
internationale verbintenissen elders,
die daar wél juridisch bindend zijn
(bijvoorbeeld de ILO-Conventies
omtrent ‘waardig werk’ waarover
SDG8 het heeft).
Hoe moet je dat allemaal meten
en opvolgen?
De VN volgt de SDG’s op aan de hand
van een 300-tal indicatoren. Maar
deze kwamen nog niet aan bod op
de VN-conferentie in september. In
maart 2016 is daarover een nieuwe
(technische) top voor de statistici.
In juni volgt een bijeenkomst op
hoog niveau voor ‘opvolging en
herziening’. Een dergelijke top zal
dan jaarlijks plaatsvinden.
Data zijn hier essentieel. Alleen
zo kom je te weten wat de mondiale tendensen zijn. Van belang is
ook dat je kan ‘differentiëren’. Een
algemeen cijfer over bijvoorbeeld
toegang tot onderwijs zegt niet veel.
Je moet weten hoe de verdeling is:
over jongens en meisjes, stad en
platteland, rijk en arm. Als je merkt
dat het platteland achterblijft, kan je
je beleid daaraan aanpassen.
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
SDG’s
Zijn de SDG’s voor alle landen
gelijk?
Jazeker, de SDG’s zijn voor alle landen
dezelfde. Maar natuurlijk verschilt de
context van land tot land. Zo moet DR
Congo armoede en honger anders
aanpakken dan België. Elk land zal
dus voor zichzelf moeten uitmaken
hoe het de SDG’s wil halen. Dat geldt
ook voor België (p. 18).
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
© UN Photo/Cia Pak
Maar hoe raak je aan betrouwbare
cijfers? Door tellingen en enquêtes,
die afgelegen gebieden niet mogen
overslaan. Dat is niet eenvoudig.
Gelukkig komen er extra manieren
bij om informatie in te zamelen. Zo
probeert men in Oeganda enquêtes
te doen met een mix van radio en
sms (Trac.fm). Of je kan gebruik
maken van ‘OpenStreet Map’: vrij
toegankelijke kaarten waar iedereen
toe kan bijdragen zoals bij Wikipedia. Op die manier kunnen afgelegen
gebieden overal ter wereld beter in
kaart gebracht worden.
Qua verwerking van data spreekt
men van een ‘datarevolutie’. In vergelijking met de aanvangsperiode van
de MDG’s in 2000 zijn de computers
vandaag veel krachtiger geworden
en de verwerkingsprogramma’s
veel doeltreffender. In die zin dat
het mogelijk moet zijn om in ‘real
time’ (op elk moment) de tendensen te kunnen aflezen. Veel werk
voor de statistici van VN-organisaties als WFP (voedselhulp), WHO
(gezondheid), UNICEF (kinderen)
en UNEP (milieu)! Maar gunstig voor
het beleid dat vlot op tendensen
moet kunnen inspelen.
Wat kan ik zelf bijdragen aan de
SDG’s?
De SDG’s richten zich inderdaad
ook tot de individuele burger. Vooral
SDG12 (duurzame consumptie en
productie) is op maat van de burger
gesneden. Door bewuste keuzes te
maken kan je als individu immers
bedrijven dwingen duurzamer te werk
te gaan. Zo komt de kleding uit Zara
en H&M grotendeels uit het buitenland
(Bangladesh, Ethiopië…) waar de werkomstandigheden niet altijd koosjer
zijn (zie www.schonekleren.be). Je
kan ook kiezen voor groene energie
of om minder de auto te nemen. Meer
tips vind je in Glo.be 3/2015 (p. 16)
of op www.bewustverbruiken.be en
www.milieuadvieswinkel.be.
1
Sustainable Development Goals
ONLINE
https://sustainabledevelopment.un.org/
Het VN-hoofdkwartier in New York tijdens
de Top over de SDG’s in september 2015.
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
7
© UN Photo/Loey Felipe
DOELEN DOOR EN
Dat alle 193 lidstaten van de Verenigde Naties zich scharen achter
een ambitieuze agenda voor mens en planeet, is een succes. Hoe heeft
de VN dat klaargespeeld? Een blik achter de schermen.
LINDE DESMAELE
D
e Duurzame Ontwikkelingsdoelen of SDG’s
zijn de vrucht van een
lang onderhandelingsproces dat via twee sporen liep.
Enerzijds werd sinds 2010, onder
leiding van de VN-Secretaris-Generaal Ban Ki-Moon, al nagedacht over
opvolgers van de Millenniumdoelen
(MDG’s) die eind dit jaar aflopen.
Deze doelen liggen aan de basis van
de meest succesvolle anti-armoedebeweging in de geschiedenis. Toch
blijven ongelijkheden bestaan en is
de vooruitgang vaak ongelijkmatig
verdeeld.
Anderzijds heeft de Rio+20-Conferentie in 2012 duurzame ontwikkeling als topprioriteit naar voren
geschoven. Hoewel de VN het
concept duurzame ontwikkeling al
sinds 1987 gebruikt, besliste de
organisatie pas in 2012 om er – naar
analogie met de MDG’s - concrete
doelstellingen aan vast te knopen.
Een speciale ‘Open Working Group
on Sustainable Development Goals’,
bestaande uit vertegenwoordigers
van meer dan 70 landen, kreeg deze
taak toegewezen.
Al snel bleek overlapping tussen
beide agenda’s onvermijdelijk.
Meer dan
8 miljoen
mensen
wereldwijd
lieten weten
welke specifieke thema’s
zij belangrijk
vonden”
8 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
Duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding vormen immers de
twee zijden van eenzelfde medaille:
zonder doeltreffende armoedebestrijding geen duurzame ontwikkeling, en vice versa. Bijgevolg besloot
men in september 2013 om beide
processen samen te voegen en naar
een universele en alomvattende set
van doelstellingen toe te werken.
Iedereen draagt zijn
steentje bij
Met 193 landen overeenkomen
dat er nood is aan een universele ontwikkelingsagenda is één
ding. Maar de uitdaging ligt in
de concrete invulling ervan. In
tegenstelling tot de MDG’s vormen
de SDG’s het resultaat van een
opvallend open, transparant en
inclusief onderhandelingsproces.
Vooral de ontwikkelingslanden
ijverden van meet af aan voor een
proces gestuurd vanuit de VN-leden. Zij verzetten zich fel tegen
een agenda van technocraten,
gebaseerd op louter en alleen
de input van een gesloten groep
experten. Aanvankelijk zorgde
dat voor een zekere ongerustheid
binnen de Europese Unie (EU).
Daarom probeerde de EU alsnog
allerlei externe partijen – experts,
maar ook het maatschappelijk
middenveld en de private sector
– bij het onderhandelingsproces te
betrekken. Resultaat: een inclusief
proces waar werkelijk iedereen –
landen, middenveld én experten
– de kans kreeg om zijn zegje te
doen over de kern van de duurzame ontwikkelingsagenda.
En inderdaad, de recentelijk
bekrachtigde post-2030-agenda
komt voort uit een uitgebreide
reeks aanbevelingen die vanuit
zeer uiteenlopende fora werden
uitgewerkt. Zo was er bijvoorbeeld het High Level Panel – een
groep van 27 regeringsleiders,
stakeholders en academici - dat
in mei 2013 een reeks concrete
aanbevelingen voorlegde aan Ban
Ki-Moon. Ook de VN-instellingen
stelden hun expertise ter beschikking en legden een doordacht
voorstel op tafel. Daarnaast vonden
een aantal zogenaamde mondiale
gesprekken plaats, waaronder de
grote online-enquête ‘Mijn Wereld’.
Meer dan acht miljoen mensen
wereldwijd namen eraan deel en
konden zo laten weten welke specifieke thema’s zij belangrijk vonden.
Opvallend was dat de antwoorden
in de verschillende landen gelijke
tred hielden.
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
© UN Photo/Mark Garten
© UN Photo/Eskinder Debebe
VOOR IEDEREEN
VAN ‘DUURZAME ONTWIKKELING’TOT SDG’S
1987
Juni 1992
Brundtland
Rapport over
duurzame
ontwikkeling
Eerste VN-top
rond duurzame
ontwikkeling in
Rio de Janeiro
2010
Juni 2012
Startschot
onderhandelingen
post-MDG-agenda
Unanimiteit en
flexibiliteit
Uiteindelijk werd een document,
voorgelegd door de Open Working
Group in juli 2014, de concrete
basis voor de SDG’s. Aangezien
er aanvankelijk te veel kandidaten
waren voor een slechts beperkt
aantal zitjes in de groep, besloot
men via een ‘troika’-systeem te
werken: drie zitjes per land. Dat
systeem betekende voor de EU
een geluk bij een ongeluk. De VN
werkt immers op basis van geografische groepen. Deze komen echter
niet overeen met de buitengrenzen
van de EU. Frankrijk en Duitsland
vormen bijvoorbeeld een groep
met Zwitserland, en Nederland en
het Verenigd Koninkrijk zitten aan
tafel met de Verenigde Staten. Deze
werkwijze maakt het erg moeilijk
voor de EU om als één geheel te
onderhandelen, en om consequent
de eerder onderhandelde EU-positie aan te houden. Bijgevolg werd
de EU gedwongen haar traditionele
manier van onderhandelen licht
aan te passen. Lidstaten vertrokken
Rio+20-Conferentie
met lancering
concept duurzame
ontwikkelingsdoelen
Sept 2013
Sept 2015
Opvolgers MDG’s
en duurzame
doelen worden één
ontwikkelingsagenda
allemaal van een gezamenlijk overeengekomen line to take maar
kregen wel de vrijheid om eigen
accenten te leggen.
In september ’14 keurde de Algemene Vergadering het einddocument van de Open Working Group
- met verwijzing naar 17 doelstellingen en 169 bijhorende doelwitten
– goed. Het werd dé basis voor de
nieuwe agenda. Het transparant
proces aan de basis van de agenda
heeft ervoor gezorgd dat iedereen
er iets relevant voor zichzelf in kan
terugvinden. Hoewel de agenda
niet formeel bindend is, zal de druk
vanuit het middenveld beleidsmakers ongetwijfeld ter verantwoording roepen. De universaliteit van
de agenda maakt immers dat hij
iedereen aanbelangt.
Tastbare
doelstellingen
Zoals bij elk multilateraal onderhandelingsproces gaven ook in deze
context bepaalde voorstellen aanleiding tot verhitte discussies. Vooral
paragrafen inzake mensenrechten
Bekrachtiging
Duurzame
Ontwikkelingsdoelen
Dec 2015
Jan 2016
Einde
Millenniumdoelen
en ‘seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten’ zorgden
voor onenigheid. In het verleden
verhinderden diepgewortelde
tegenstellingen tussen conservatieve en progressieve landen
significante vooruitgang op deze
vlakken. Maar na ruim vier jaar
onderhandelen over de SDG’s is
hier een beduidende stap vooruit
gezet. Door vage VN-teksten te
vertalen naar concrete en tastbare
doelwitten kan vandaag veel meer
openlijk worden gecommuniceerd
naar de buitenwereld toe. Ook al
blijft elke uitspraak rond seksuele
rechten genuanceerd, toch kan nu
een zekere druk worden uitgeoefend door verwijzing naar de
universeel geldende doelwitten.
Eenzelfde redenering geldt voor
migratie. Ook de link tussen de
nieuwe agenda en de uitkomst van
de financieringsconferentie in Addis
Abeba bleek een harde noot om te
kraken. Uiteindelijk werd algemeen
erkend dat, ondanks de universele
agenda, de specifieke context van
elk land een andere aanpak vraagt.
Start Duurzame
Ontwikkelingsdoelen
(tot eind 2030)
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
9
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
© UN Photo Marc Garten
‘Het is nu
aan de
lidstaten’
Macharia Kamau, Keniaans
ambassadeur bij de Verenigde
Naties in New York, is één van de
architecten van de SDG’s. Glo.be
legde hem enkele vragen voor.
CHRIS SIMOENS
Hoe staan de ontwikkelingslanden tegenover de SDG’s?
De meeste ontwikkelingslanden
hebben hun visie kunnen doorduwen
via hun associatie met de G77-groep
en China. Of ze er ook allemaal 100%
achter staan is moeilijk te zeggen.
Feit is dat de SDG’s veel aandacht
besteden aan de problemen van
ontwikkelingslanden: armoede,
gezondheid, onderwijs, werkloosheid, water, energietekort …
Elk ontwikkelingsland heeft natuurlijk eigen prioriteiten en capaciteiten, en dus ook verschillende
ambities tegenover de doelen en
doelwitten.
Welke rol zal ontwikkelingssamenwerking spelen bij het
bereiken van de SDG’s?
Ontwikkelingssamenwerking
speelt vooral een aanvullende
rol. Ze heeft een hefboomfunctie
om andere financiering binnen te
halen, zoals binnenlandse inkomsten
via belastingen of buitenlandse
investeringen.
Om de exacte rol van ontwikkelingssamenwerking te ontrafelen
bij het behalen van de SDG’s, zou
elk land de ontvangen hulp moeten opsplitsen per doel en doelwit.
Ze kunnen dat doen binnen het
kader van hun evaluaties van de
doeltreffendheid van de hulp. Ontwikkelingssamenwerking wordt nu
eenmaal voornamelijk besteed op
bilaterale basis - van land tot land wat het vrij complex maakt.
De SDG’s zijn behoorlijk ambitieus. Hoe haalbaar zijn ze?
De VN-lidstaten sturen de realisatie
van de SDG’s zelf. Elk land is verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling. Natuurlijk vormt het behalen
van de SDG’s het ultieme doel, maar
dat zal afhangen van de nationale
capaciteiten en omstandigheden.
Bent u zelf tevreden over
de 17 SDG’s en 169
doelwitten? Ziet u sterke
en zwakke punten?
De SDG’s zijn tot stand gekomen via
een intergouvernementeel proces.
We zijn best tevreden dat we de
visies van alle lidstaten goed hebben
kunnen afwegen en meenemen. De
doelen en doelwitten zijn universeel
en omspannen de 3 dimensies van
duurzame ontwikkeling op een
evenwichtige manier.
De communicatie rond de 17 doelen
en 169 doelwitten vormde een zwak
punt. We hebben dat gedeeltelijk
kunnen opvangen met het voorwoord van de Agenda 2030 voor
Duurzame Ontwikkeling (waarin
onder meer de 5 P’s of pijlers worden verklaard: people, planet, prosperity, peace, partnership - nvdr,
10 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
zie figuur). Ook staan de nationale diensten voor statistiek voor
een serieuze uitdaging om tijdig
geschikte, kwaliteitsvolle en opgesplitste data te verzamelen. Want zij
moeten immers rapporteren over
de vooruitgang van elke indicator.
Macharia Kamau speelde
een sleutelrol bij de totstandkoming van de SDG’s.
Zo was hij co-voorzitter
tijdens het intergouvernementele proces waarbij de
visies werden ingezameld
van de VN-lidstaten en relevante betrokkenen. Uit die
visies heeft hij vervolgens
een eerste set doelen en
doelwitten gedestilleerd
en voorgelegd aan de lidstaten. Bovendien stuurde
hij het hele onderhandelingsproces dat uiteindelijk
heeft geleid tot het akkoord
over de finale doelen en
doelwitten.
Heeft u nog een boodschap
over de SDG’s?
We hebben ons deel gedaan, nu
is het aan de lidstaten. Zij moeten
de SDG’s uitvoeren en rapporteren
over de vooruitgang in de diverse
opvolgingsfora.
PEOPLE
Armoede en honger in
al zijn vormen uitroeien
en waardigheid en
gelijkheid garanderen
PLANET
De natuurlijke
hulpbronnen van de
planeet en het klimaat
beschermen voor
toekomstige
generaties
PROSPERITY
Duurzame
Ontwikkeling
Een welvarend
en zinvol bestaan
garanderen in
harmonie met de
natuur
PARTNERSHIP
De agenda in praktijk
brengen via een stevig
globaal partnerschap
PEACE
Vredevolle, rechtvaardige en
inclusieve gemeenschappen
bevorderen
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
DE HELE WERELD
DOET MEE!
De duurzame ontwikkelingsdoelen gelden niet alleen voor het Zuiden: alle landen moeten
ernaar streven om duurzaamheid in te bouwen in de ontwikkelingsmodellen die ze hanteren.
Er bestaan immers amper nog problemen die niet universeel zijn; enkel de context verschilt.
T
het leven in het Zuiden. Vooral de
uitstoot van broeikasgassen leidt
tot klimaatverandering. Historisch
gezien hebben vooral de traditionele
industrielanden hiertoe bijgedragen,
maar sedert enkele jaren overstijgt
de uitstoot van ontwikkelingslanden
die van de rijke landen. Vietnam en
de Filipijnen kenden pas de laatste
25 jaar een sterke economisch
groei. Daardoor blijft hun aandeel in
het veranderend klimaat enigszins
beperkt. Beide landen kiezen er nu
al voor om hun economie in een
duurzame richting te stuwen. India
en China - vandaag zware vervuilers - zetten eveneens voorzichtige
stappen naar meer duurzaamheid.
Zij kijken echter vooral naar de
ontwikkelde landen en verwachten
meer inspanningen van hen.
Omdat de problemen die onze
wereld beheersen steeds meer
naar elkaar toegroeien, hebben
de Verenigde Naties logischerwijs
gekozen voor echte ‘werelddoelen’.
We zitten inderdaad allemaal in
hetzelfde schuitje.
© IRD
© UN Photo/Kibae Park
© UN Photo/Kibae Park
egenwoordig hebben
naties dikwijls te kampen
met gelijkaardige problemen. Of het nu armoede
betreft, ongelijkheid, sociale problemen rond gender, religie of geweld:
elk land heeft ermee af te rekenen.
Het verschil ligt alleen in de grootte
en de aard van het probleem. Zo treft
armoede zowel burgers in ontwikke-
bevolking in België te kampen met
de vraag of er een volgende maaltijd
komt. Maar Belgen houden er wel
een heel ongezond voedingspatroon
op na: veel fastfood, frisdrank en
verzadigde vetten. Een groot deel
van de volwassenen lijdt dan ook aan
obesitas (22.1%). In landen zoals Mali
en Somalië schommelt dat tussen
de 4% à 5%. Daar worstelt men met
ernstige voedselonzekerheid en is
ondervoeding schering en inslag.
© UN Photo/Kibae Park
CVE/CS/SB/KP
Ook gezondheid beslaat meerdere
dimensies. In ontwikkelingslanden
komen kinder- en moedersterfte maar
al te vaak voor. Ze hebben dikwijls
een tekort aan ziekenhuisbedden en
bekwaam medisch personeel. Dat
staat in fel contrast met ontwikkelde
landen, waar veel depressies, kanker
en zelfdoding voorvallen.
Duurzame energie en klimaatverandering zijn meer voor de hand
liggende mondiale problemen.
Steenkoolcentrales in India en bossen die gekapt worden in Indonesië
of Brazilië hebben ook elders in de
wereld een impact. Anderzijds: als
België milieuonvriendelijke bedrijfswagens subsidieert, raakt dat ook
© Eric Parker
lingslanden als in ontwikkelde landen. In België bijvoorbeeld leeft nog
steeds 15% (2015) van de mensen
onder de armoedegrens tegenover
63% (2012) in Congo. Maar die grens
verschilt natuurlijk omwille van de uiteenlopende levensduurte. Dus al zijn
de duurzame ontwikkelingsdoelen
(SDG’s) dezelfde voor alle landen,
naargelang de context dient elk land
ze anders in te vullen.
Elke doelstelling omvat verschillende
doelwittten.Voedsel draait bijvoorbeeld niet enkel om voedselzekerheid, maar ook om de kwaliteit van
het voedingspatroon. In tegenstelling tot vele ontwikkelingslanden,
heeft slechts een klein deel van de
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
11
© IRD/Sylvain Robert
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
STEDEN
NEMEN HET VOORTOUW
CHRIS SIMOENS
S
Steden en
gemeenschappen zijn
vaak beter
geplaatst dan
nationale
overheden”
teden bieden een waaier
aan voorzieningen: werk,
wonen, goederen, vertier.
Ze produceren zowat 75%
van de welvaart in de wereld. Vandaar ook de grote aantrekkingskracht, zeker voor plattelandsmensen uit ontwikkelingslanden die
nauwelijks in hun levensonderhoud
kunnen voorzien. Vandaag woont al
54% van de wereldbevolking in steden, in 2050 zou dat 66% bedragen:
maar liefst twee op de drie mensen!
Liggen de grootste steden vandaag
nog in de rijke en opkomende landen (Tokyo, Shanghai, Mexico City,
Mumbai, São Paulo …), ook in ontwikkelingslanden boomen ze (Manila,
Jakarta, Dhaka, Caïro, Lagos, Kinshasa …). De plattelandsbevolking
daarentegen zal tegen 2050 licht
afnemen: van 3,4 miljard mensen
vandaag naar 3,2 miljard.
Dat alles zorgt voor de nodige problemen. Het stadsverkeer loopt vast,
de vervuiling wordt ondraaglijk, en
de nieuwkomers van het platteland
komen terecht in sloppenwijken.
Daar zijn meer mogelijkheden dan
in de dorpen, maar het leven blijft
lastig. Velen overleven via informele
jobs of desnoods met illegale activiteiten. Na 15 jaar Millenniumdoelen
leven nog steeds 880 miljoen mensen in sloppenwijken.
Daarnaast verbruiken steden 78%
van alle energie wereldwijd, hoewel
ze maar 2% van de totale landoppervlakte beslaan. Ze stoten ook meer
dan 60% van alle CO2 uit, naast een
pak andere broeikasgassen.
Steden worden dus steeds belangrijker, als opportuniteit én als probleem. Een apart ontwikkelingsdoel
- SDG11 - weerspiegelt dat belang.
De VN-organisatie UN-Habitat
neemt de stedelijke ontwikkeling
12 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
© UN Photo/Kibae Park
Tegen 2050 wonen 2 op 3 mensen in een stad. Bovendien kunnen steden doeltreffend maatregelen treffen zoals
in de strijd tegen klimaatverandering en milieuvervuiling. 10 van de 17 SDG’s hangen voor hun welslagen rechtstreeks of onrechtstreeks af van steden. Een aparte SDG - SDG11 - voor steden (en gemeenschappen) is dan ook
meer dan zinvol.
De nieuwkomers van het platteland
komen terecht in sloppenwijken.
Daar zijn meer mogelijkheden dan
in de dorpen, maar het leven blijft
lastig.
ter harte en zoekt oplossingen voor
leefbare steden: optimale openbare
ruimte, degelijk openbaar vervoer, veiligheid, cultureel erfgoed,
gezonde lucht, werkzekerheid en
zo meer.
SDG11 omvat doelwitten zoals degelijke huisvesting, duurzaam transport,
groene ruimtes en afvalbeheer. Maar
steden en gemeenschappen zijn
ook essentieel voor het welslagen
van de SDG’s in hun geheel. 10 van
de 17 SDG’s (armoede, klimaat,
veiligheid, werkgelegenheid …)
hangen er rechtstreeks of onrechtstreeks van af. Bovendien zijn steden
en gemeenschappen vaak beter
geplaatst dan nationale overheden: ze staan dicht bij de mensen,
weten goed wat er leeft, kunnen
sneller actie ondernemen en zijn
veel praktischer ingesteld. Filosoof
Benjamin Barber1 meent zelfs dat
steden de nationale instellingen
overbodig maken. Een verregaande
conclusie, maar feit is dat steden
van onschatbare waarde zijn om
de wereldproblemen op te lossen.
‘Steden wachten steeds minder op
hun regering’, stelt Barber. ‘Het vuilnis
moet opgehaald worden, de uitstoot
moet verminderen, er moeten jobs
komen voor iedereen. Het werk moet
gebeuren.’ Almaar meer steden
nemen inderdaad het heft in eigen
handen. Groeperingen zoals de ‘100
resilient cities’ van de Rockefeller
Foundation en de ‘C40 Cities Climate
Leadership Group’ verenigen meerdere steden om een duurzamere
wereld te creëren. Zo omvat het
C40-netwerk 80 megasteden (met
onder meer Beijing, Dar es Salaam,
Istanbul, Dhaka, Delhi, Hanoi …) die
samen zoeken naar oplossingen
voor de klimaatverandering waar
zij nu al de prangende gevolgen
van ondervinden. C40 alleen al staat
voor 25% van het mondiale bnp en
1 op 12 mensen wereldwijd. Steden
blijken effectief het voortouw te
nemen en daar kan de wereld alleen
maar wel bij varen.
ONLINE
http://unhabitat.org/
www.c40.org
www.100resilientcities.org
1
Auteur van het boek ‘If Mayors Ruled
the World – Dysfunctional Nations, Rising
Cities’ (2013)
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
GEEN ONTWIKKELING
© Geneeskunde voor de Derde Wereld
ZONDER VREDE
Vrede vormt één van de vijf pijlers van de VN-Agenda 2030 voor Duurzame. Er wordt ook een apart SDG
aan gewijd: SDG16. Hypocriet? Of net essentieel voor een waarachtig duurzame ontwikkeling?
CHRIS SIMOENS
W
e zijn vastbesloten
om te bouwen aan
vredevolle, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen, vrij van angst
en geweld. Er kan geen duurzame
ontwikkeling bestaan zonder vrede
en geen vrede zonder duurzame
ontwikkeling.’ Aldus het voornemen
geformuleerd onder de pijler ‘vrede’
in de duurzame ontwikkelingsagenda en dus onderschreven door
alle VN-lidstaten. VN-Secretaris-Generaal Ban Ki-moon voegde daaraan
toe: ‘En al evenmin zonder respect
voor mensenrechten.’
Heel mooi, maar klinkt dat niet wat al
te onrealistisch? Inderdaad luidt de
kritiek: wat heeft dat voor betekenis?
Ook dictators plaatsen hun handtekening waarna ze onverstoord
hun machtspolitiek van geweld
voortzetten. Het wereldplaatje van
bloedige conflicten oogt inderdaad
weinig hoopgevend, om alleen maar
het Midden-Oosten, Afghanistan,
Somalië en Oekraïne te noemen.
Kwam er in de geschiedenis van de
mens één moment voor waarop er
overal vrede heerste?
We kunnen de vraag ook anders
stellen: hoe realistisch is een ambitieuze ontwikkelingsagenda die
geen rekening houdt met vrede en
veiligheid? Waar oorlog woedt, waar
mensen zich niet veilig voelen, kan
ontwikkeling niet opbloeien. Want
dan overheerst de bekommernis
om te overleven en ontbreekt de
motivatie – en de mogelijkheid - om
zich ten volle in te zetten.
Toch betekent vrede niet dat conflicten ophouden te bestaan. Conflicten zijn des mensen. Opinies en
standpunten verschillen nu eenmaal.
Het komt erop aan met conflicten
te leren omgaan, ze uit te praten,
Een vredevolle samenleving is in de
eerste plaats
een samen­
leving met
respect voor
uiteenlopende
meningen”
van het milieu kunnen aanleiding
geven tot conflict. Beide kunnen
immers grote gebieden onleefbaar
maken waardoor miljoenen mensen
op de vlucht slaan. Dat kan tot onrust
leiden. Daarom zijn klimaat, milieu
en migratie eveneens belangrijke
aandachtspunten bij de SDG’s.
Ten slotte wil SDG16 - hét vredesdoel - illegale geldstromen, wapenhandel en corruptie tegengaan en
degelijke, betrouwbare instellingen
uitbouwen. Iedereen dient toegang
te hebben tot een correct rechtssysteem, alsook tot informatie. En bij
de besluitvorming moet elk individu
zijn zeg kunnen doen.
De Agenda 2030 voor Duurzame
Ontwikkeling biedt dus wel degelijk
een stramien voor een vredevolle(re)
wereld. Natuurlijk blijven het idealen,
streefdoelen. De formulering maakt
ze in elk geval concreet. Bovendien
gaat er hoe dan ook een morele
kracht uit van deze agenda die door
alle landen ondertekend werd (p.
6). Het toont in elk geval aan dat de
mensheid zijn aloude droom van
een vredevolle wereld niet opgeeft,
ook al ziet de realiteit er anders uit.
© UN Photo/Eric Kanalstein
‘
begrip op te brengen voor diverse
visies. Conflicten vermijden lost niets
op, integendeel het laat spanningen voortsudderen. Een vredevolle
samenleving is in de eerste plaats
een samenleving met respect voor
uiteenlopende meningen.
Natuurlijk blijft het essentieel om
de aanleiding tot onenigheid zoveel
mogelijk weg te nemen. En die aanleiding ontstaat wanneer burgers een
tekort ervaren om een menswaardig
leven te leiden terwijl anderen dat
wel kunnen. Vandaar dat de SDG’s
vooropstellen dat elk mens in zijn
behoeften moet kunnen voorzien,
of het nu gaat om voedsel, water,
huisvesting, gezondheid, werk of
gelijke rechten.
SDG10 spitst zich toe op ongelijkheid (p. 14). Niet alleen qua inkomen,
maar ook wat betreft de toegang
tot opportuniteiten, zowel sociaal,
economisch als politiek. ‘Niemand
mag achterblijven.’ SDG4 pleit voor
onderwijs dat een cultuur van vrede
en geweldloosheid promoot, naast
wereldburgerschap en de waardering van culturele verschillen.
Ook klimaatverandering en aantasting
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
13
ONGELIJKHEID : LIGT DE
Dat er een aparte SDG bestaat gewijd aan ongelijkheid, is voor een groot
deel te danken aan de inspanningen van de civiele samenleving. Glo.be laat
Oxfam International, één van de pleitbezorgers, aan het woord.
extreme concentratie van rijkdom
in de handen van enkelen waardoor
de vicieuze cirkel van ongelijkheid
in stand wordt gehouden.
LEÏLA BODEUX
OXFAM-SOLIDARITEIT Grote ambities
17 SDG’s en 169 doelwitten om
extreme armoede uit te roeien
in het kader van een duurzame
ontwikkeling. Sceptici zullen met
spijt vaststellen dat het een lange
‘shopping list’ is. Optimisten zullen zich dan weer verheugen over
een meer systematische aanpak
van de armoede waarbij getracht
wordt meer te doen dan symptomen
bestrijden. Ook Oxfam verheugt zich
over de nieuwe, meer holistische
agenda die ‘niemand aan de zijlijn
wil laten staan’. Dat sluit immers aan
bij onze inzet voor de mensenrechten en onze strijd tegen alle vormen
van ongelijkheid die armoede en
uitsluiting in stand houden. Maar
de weg is nog lang …
SGD10 heeft tot doel ‘de ongelijkheid
binnen en tussen landen te verminderen’ en de betreffende doelwitten hebben onder andere betrekking op het fiscale en budgettaire
beleid, de sociale bescherming,
de regulering van de financiële
markten of nog op een inclusieve
besluitvorming. Het doelwit inzake
inkomensongelijkheid luidt als volgt :
ervoor zorgen dat tegen 2030 het
inkomen van de armste 40% van
de bevolking sneller stijgt dan het
gemiddeld nationaal inkomen, en
wel op een duurzame wijze. Dat mag
een stap in de goede richting zijn,
maar met deze formulering werd de
kans gemist iets te doen tegen de
Wanneer de 1% de
dans leidt
De nieuwe
ontwikkelingsagenda
blijft te
bescheiden en
stelt ook onze
manier van
produceren en
consumeren
niet in vraag”
14 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
Oxfam klaagt het feit aan dat binnenkort 1% van de wereldbevolking
meer dan de helft van de wereldrijkdom zal bezitten en dat 7 personen
op 10 in een land leven waar de
economische ongelijkheid in de
afgelopen 30 jaren is toegenomen.
Het overheersende neoliberale economische model heeft de positie van
de staat ingeperkt alsook zijn rol bij
de herverdeling van de rijkdom en
de financiering van basisdiensten
zoals gezondheidszorg of onderwijs,
met de ondermijning van de sociale
cohesie tot gevolg. Vooraanstaande
economen, Barack Obama, Paus
Franciscus, de Bretton Woods-instellingen erkennen unisono dat
de groeiende ongelijkheid en het
gebrek aan herverdelende beleidsmaatregelen de economische en
menselijke ontwikkeling afremmen.
Door enkel in te zetten op de verbetering van het inkomen van de armste
40% van de bevolking en aandacht
te hebben voor de vergelijking van
hun inkomen met de groei van het
bnp gaat het VN-programma inzake
duurzame ontwikkeling aan de kern
van het probleem voorbij. Het is
absoluut nodig de kloof te dichten tussen de extreem rijken en de
meerderheid van de bevolking om
ervoor te zorgen dat het inkomen uit
kapitaal niet langer meer opbrengt
dan het inkomen uit arbeid, zoals
Thomas Piketty in zijn spraakmakend
werk ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ heeft
aangetoond. Zo valt het bijvoorbeeld
te betreuren dat er geen rekening
werd gehouden met het voorstel
van Joseph Stiglitz: het inkomen na
belasting van de rijkste 10% mag
niet hoger zijn dan het inkomen na
transferts van de armste 40% van de
bevolking (Palma-ratio).
Weg met fiscale
paradijzen
De ‘machtsovername’ door een elite
die wetten en politieke beslissingen in haar eigen voordeel beïnvloedt, wordt ook miskend. Dat 1700
lobbyisten trachten de financiële
hervormingen van de EU uit te hollen, heeft bijvoorbeeld negatieve
gevolgen. Het samenspannen van
de politiek en de verdedigers van
economische belangen ondermijnt
de democratie en het sociaal contract tussen de staat en de burgers.
Volgens de ngo Transparency international is 70% van de Belgen van
mening dat de regering de belangen
van de elite steunt. De wereldwijde
ongelijkheid en armoede die ook
123 miljoen Europeanen bedreigen,
kunnen niet worden aangepakt zonder te raken aan de privileges van
de rijkste 1% terwijl Jan met de pet
verder gebukt gaat onder de almaar
nieuwe besparingsmaatregelen.
Het is onmenselijk en onlogisch
dat sinds 2009 één miljoen vrouwen gestorven zijn bij de bevalling
omdat ze geen toegang hadden
tot gezondheidsdiensten, terwijl
in dezelfde tijdspanne het aantal
miljardairs is verdubbeld.
De fiscale ongelijkheid moet worden
bestreden om de ongelijkheid te verminderen, maar ook opdat de staat
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
© G.M.B. Akash/Panos Pictures
LAT HOOG GENOEG?
over een aangepast systeem van
sociale bescherming. Elk jaar glijden
100 miljoen mensen af in de armoede
door de medische kosten die ze
moeten betalen. Een sterke politieke
wil is cruciaal om het geld dat in een
losgeslagen financieel systeem als
sneeuw voor de zon verdwijnt, te
mobiliseren voor de financiering
van deze onvolkomenheden.
Een echte ommekeer
is nodig
De nieuwe ontwikkelingsagenda
blijft te bescheiden en stelt onze
manier van produceren en consumeren niet in vraag. Er bestaat
namelijk ook ongelijkheid in de
MEER WETEN
«â€¯Even It Up : time
to end extreme
inequality » &
«â€¯Making it happen.
Oxfam’s proposals
for the post-2015
framework »,
Oxfam (2014),
www.oxfam.org
ONLINE
www.oxfam.org
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
© UN Photo/Kibae Park
opnieuw zijn herverdelende taak kan
vervullen en de openbare diensten
kan financieren. Rijke en arme landen zitten in hetzelfde schuitje en
zijn overgeleverd aan een mondiaal
fiscaal systeem dat versnipperd en
verouderd is. De staten wedijveren
met elkaar en leggen de lat almaar
lager om bedrijven en andere grote
kapitalen toch maar het meest voordelige fiscaal stelsel aan te bieden,
zoals bleek bij het LuxLeaks- en
SwissLeaks-schandaal.Vooral ontwikkelingslanden trekken aan het kortste
eind.Volgens de VN lopen ze elk jaar
100 miljard dollar mis door belastingontduiking van bedrijven. Driekwart
van de wereldbevolking beschikt niet
klimaat- en milieuproblematiek:
20% van de wereldbevolking doet
aan overconsumptie en verbruikt
80% van de natuurlijke hulpbronnen
waarvan de armsten afhankelijk zijn
en draagt zo bij tot de milieuschade.
Een ingrijpende verandering van het
mondiale economisch en financieel
bestuur werd ook van de agenda
geschrapt. Verder is er ook geen
sprake van een grondige wijziging
van de handelsregels die het pad
effenen voor de overconsumptie
van de natuurlijke hulpbronnen, de
flexibilisering van de werknemers
en de verschuiving van de winsten
van multinationale bedrijven naar
de ontwikkelde landen.
In hun redevoeringen hebben de
Belgische leiders aandacht voor
sociale inclusie en erkennen ze dat
een ongelijke groei niet goed is voor
de meerderheid van de bevolking.
Deze thema’s komen zowel in de
beleidsnota over ontwikkelingssamenwerking van minister De Croo
als in de rede van premier Charles
Michel voor de Algemene Vergadering van de VN aan bod. Het is
inmiddels hoog tijd om ambitieus
plannen op te stellen in de strijd
tegen ongelijkheid!
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
15
DUURZAMEDE
OBJECTIFS
DÉVELOPPEMENT DURABLE
ONTWIKKELINGSDOELEN
© Rainer Plendl - Fotolia
Een werkelijk duurzame economie is op zijn
minst een kringloopeconomie: de meeste afval
dient als grondstof. Alle producten (bijvoorbeeld
auto’s) moeten er zodanig ontworpen worden
dat alle onderdelen na gebruik opnieuw kunnen
opgenomen worden in een technologische
en/of biologische kringloop.
Hoe duurzaam zijn
de duurzame doelen?
Ons samenleven op de planeet kreunt onder de ongebreidelde,
niet-duurzame economische groei. Een nieuw model is nodig.
Houden de SDG’s daar voldoende rekening mee?
CHRIS SIMOENS
G
roei blijft een veelgehoorde mantra. Want
groei blijkt broodnodig om onze welvaart
veilig te stellen. Bedrijven halen er
hun winst uit en de overheid haar
belastingen. Groei hangt dus nauw
samen met ons economisch model,
het kapitalisme.
Smerig en brutaal
Voor 1800 was er geen sprake van
groei. De levensverwachting in Europa
bedroeg 30 jaar. ‘Het leven was arm,
smerig, brutaal en kort’ (Hobbes).
Tijdens de 18de eeuw begon het te
dagen dat ‘egoïsme’ een trekker van
vooruitgang kon zijn. Eigen gewin in
een vrije markt zou de samenleving
ten goede komen. Toch hechtte Adam
Smith, peetvader van het kapitalisme, evenveel belang aan solidariteit. Bovendien was tijdelijke groei
slechts een middel om tot een staat
van genoeg te komen: een paradijselijk tijdperk waarin alle behoeften
van de mens vervuld zouden zijn.
in elk geval legio: vernietiging van
natuur, vervuiling, klimaatopwarming,
blijvende ongelijkheid … En maken
de hebbedingetjes die de bedrijven
ons altijd weer opdringen ons echt
gelukkiger? In de VS is de Genuine
Progess Indicator – een index voor
levenskwaliteit – nauwelijks gestegen ondanks een decennialange
forse groei.
Als we het menselijk bestaan op de
planeet willen redden hebben we
nood aan een nieuw model. Maar
we zijn zo verankerd in het oude dat
we er moeilijk afstand van kunnen
nemen. Klassieke economen zien heil
in een minder materiële groei: economische meerwaarde door meer en
betere zorg voor kinderen en ouderen,
gezondheid, onderwijs, onderzoek,
kunst, … De degrowth-stroming pleit
dan weer resoluut voor een model
zonder groei. Feit is dat nog niemand
een echt bevredigend model zonder
groei heeft uitgedokterd. Wel lijkt
men het erover eens dat we naar een
kringloopeconomie moeten evolueren. Daarin vormt afval de grondstof
voor nieuwe producten.
Degrowth
Agenda 2030
Ruim 2 eeuwen later heeft groei ons,
althans in de rijke landen, een comfortabel bestaan geschonken. Maar
is het systeem niet op hol geslagen?
De schadelijke neveneffecten zijn
En wat zegt ‘Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling’? SDG8 stelt dat
de minst ontwikkelde landen een
jaarlijkse groei nodig hebben van
minstens 7% om hun mensen uit de
16 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
armoede te tillen. Zelfs degrowth-aanhangers erkennen dat de armen groei
nodig hebben om een menswaardig
leven te kunnen leiden. Voorts brengt
SDG8 wel aan dat de mens ‘efficiënter
moet omspringen met grondstoffen
en dat economische groei moet losgekoppeld worden van milieuverval’.
De ontwikkelde landen dienen daarbij
het voortouw te nemen. Ook SDG12
(duurzame consumptie en productie)
stipt diverse aspecten aan: natuurlijke
hulpbronnen duurzaam en efficiënt
gebruiken, voedselverspilling en
afval vermijden, chemicaliën en afval
duurzaam beheren doorheen de
levenscyclus, subsidies voor fossiele
brandstoffen afbouwen … Verder
gaat aandacht naar proper water,
bescherming van natuur en oceanen
en veel meer.
De SDG’s geven dus op zijn minst een
aanzet voor een werkelijk duurzame
wereld. Maar er is nog heel wat werk
en onderzoek vereist om dat allemaal
in de praktijk te brengen. De talrijke
initiatieven die her en der opborrelen
– repair cafés, delen van toestellen,
geefkast, samentuinen… - kunnen
alvast inspireren. Of aloude modellen
zoals buen vivir van de Amerindianen:
leven in harmonie met mens en natuur,
zonder dat de een meer wil dan de
ander. Er bestaat alvast een common
ground: iedereen beseft dat we, met
de huidige niet-duurzame groei, onze
nakomelingen een zwaar verminkte
planeet nalaten. Bovendien is het hoog
tijd om solidariteit en samenwerking
weer uit de kast te halen. Werk aan
de winkel voor elk van ons!
Iedereen beseft
dat we met
de huidige
niet-duurzame
groei onze
nakomelingen een zwaar
verminkte
planeet
nalaten”
MEER WETEN
Een scharniermoment
om de juiste
keuzes te maken
(Dimensie 3 – 2/2009)
Eindeloze groei op
een eindige planeet?
(Dimensie 3 – 5/2011)
We moeten onszelf
heruitvinden
(Dimensie 3 – 2/2013)
Krijtlijnen voor een
duurzame economie
(Gunter Pauli)
(Dimensie 3 – 1/2014)
15 JAAR
MILLENNIUMDOELEN
ONVOLDOENDE, MAAR HOOPGEVEND
In deze brochure blikken we terug op 15 jaar Millenniumdoelen (2000-2015).Welke doelen
werden behaald en welke rol heeft de ontwikkelingssamenwerking daarin gespeeld?
Tijdens de Millenniumtop van september 2000 ondertekenden alle lidstaten
van de Verenigde Naties een politieke verklaring over de ambities van de
wereldgemeenschap voor het nieuwe millennium. Vrede, veiligheid en voorspoed vormden sleutelelementen. Nog geen jaar later boorden de door Al
Qaida gekaapte vliegtuigen zich in de WTC-torens. Dat legde een loodzware
hypotheek op de vredes- en veiligheidswensen van het millenniumgebeuren.
Toch kende de millenniumagenda inzake samenwerking en ontwikkeling een
gunstiger gevolg. Op basis van de millenniumverklaring werden immers acht
‘Millenniumdoelstellingen’ (MDG’s) geformuleerd die het algemene kader
schetsten voor de internationale ontwikkelingssamenwerking tot 2015. De
halvering van armoede en honger stond er centraal.
Doorheen de jaren kregen de MDG’s een steeds prominentere rol binnen
de ontwikkelingssamenwerking. Zowel in arme landen in het Zuiden als in
rijke landen in het Noorden stuurde het MDG-kader hoe langer hoe meer de
beleidsformulering en vooruitgangsrapportering.
In België legde de Wet van 14 juni 2005 aan de regering op om jaarlijks over
de vooruitgang omtrent de Millenniumdoelen te rapporteren aan het parlement. De MDG’s vonden ook hun weg in wettelijke teksten over internationale
samenwerking en in strategienota’s van de administratie.
Ook de partnerlanden hanteerden de Millenniumdoelen meer en meer als
referentiekader om de gemaakte vooruitgang op te volgen.
Nu de deadline van de MDG’s bereikt is, blikken we terug op de inspanningen
van de laatste vijftien jaar. Welke doelen werden behaald en welke rol heeft
de ontwikkelingssamenwerking daarin gespeeld?
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
1
© UN Photo/Kibae Park
MDG 1: EXTREME ARMOEDE
EN HONGER UITBANNEN
DOELWIT 1.A : EXTREME ARMOEDE HALVEREN
Aantal extreem armen wereldwijd
Extreme armoede wordt internationaal gedefinieerd als ‘inkomen onder de extreme armoedegrens,
vastgelegd op 1,25 US dollar’ (waarbij het exacte bedrag van land tot land kan verschillen naargelang
de levensduurte). Deze doelstelling werd reeds behaald ruim voor het verstrijken van de voorziene tijd:
47% in 1990 tot 22% in 2010. Men verwacht dat het percentage in 2015 verder daalt tot 14%. In dat
gunstige cijfer weegt echter vooral de achteruitgang van de armoede in China, en in mindere mate in
India, zwaar door.
Ook het absolute aantal armen is met de helft gedaald van 1,9 miljard in 1990 tot 1 miljard in 2011. Men
schat dat tegen eind 2015 nog een bijkomende 175 miljoen mensen uit de extreme armoede zullen geraken.
1.926
miljoen
1.751
miljoen
836
miljoen
1990
1999
2015
DOELWIT 1.B : VOLLEDIGE EN PRODUCTIEVE
TEWERKSTELLING EN WAARDIG WERK VOOR IEDEREEN
De laatste 25 jaar daalde het aantal werknemers dat in extreme armoede leeft aanzienlijk. In 1991 leefde
52% van de werknemers in ontwikkelingslanden in extreme armoede. Men verwacht dat het percentage
dit jaar zal dalen tot 11% of een vermindering van 899 miljoen (1991) naar 319 miljoen (2014).
In dezelfde periode verdrievoudigde het aantal werknemers in de werkende middenklasse (meer dan 4
dollar/dag) en vormt ondertussen bijna de helft van de werknemers. Toch betekent dat dat de andere
helft nog steeds moet rondkomen met minder dan 4 dollar/dag.
Aantal werknemers in extreme
armoede in ontwikkelingslanden
899
1991
miljoen
319
2014
miljoen
DOELWIT 1.C : HONGER WERELDWIJD HALVEREN
Er worden twee indicatoren gebruikt om honger te meten. De eerste is ondervoeding of chronische
honger. In ontwikkelingslanden is dat percentage gedaald van 23,3% in de periode 1990-92 tot 12,9%
in de periode 2014-2016. De doelstelling wordt op deze wijze vrij goed benaderd. Wereldwijd blijven
niettemin 795 miljoen mensen bedreigd door honger en ondervoeding.
De tweede indicator is ondergewicht bij jonge kinderen. Wereldwijd daalde het aantal kinderen dat te
kampen heeft met ondergewicht van 25% in 1990 tot 15% in 2012. Men verwacht dat het percentage
verder daalt tot 14%, hetgeen licht onder de nagestreefde ambities blijft.
Percentage ondervoede mensen
in ontwikkelingslanden
23,3 %
1990>1992
2 BIJLAGE BIJ MAGAZINE
12,9%
2014>2016
15 JAAR
MILLENNIUMDOELEN
MDG 2: LAGER ONDERWIJS
TOEGANKELIJK MAKEN VOOR IEDEREEN
Hoewel deze doelstelling al meer dan vijftig jaar
geleden werd geformuleerd is zij nog niet behaald.
Nog steeds hebben 57 miljoen kinderen geen toegang
tot lager onderwijs. Toch steeg de scholingsgraad
voor het lager onderwijs van 80% in 1990 tot 90%
in 2012. De schatting voor 2015 bedraagt 91%.
In heel wat landen werd er indrukwekkende vooruitgang geboekt. Vooral in Sub-Sahara-Afrika,
waar de toegang tot lager onderwijs verhoogde
van 52% in 1990 tot 78% in 2012 en 80% in 2015
(raming). Ook in een aantal Sahellanden was de
vooruitgang spectaculair.
Behalve de blijvende tekortkomingen op het vlak
van toegang, laat de kwaliteit van het onderwijs
vaak te wensen over. Heel wat kinderen verlaten
de lagere schoolbanken voortijdig of ze beschikken
na afloop niet over de nodige vaardigheid om te
lezen en te rekenen.
Aantal kinderen (6-12 jaar) dat niet
naar school gaat wereldwijd
Percentage kinderen dat lagere school
volgt in Sub-Sahara-Afrika
100
2000
miljoen
© UN Photo/Kibae Park
DOELWIT 2 : UNIVERSELE
TOEGANG TOT LAGER ONDERWIJS
52%
60%
1990
2000
80%
57
2015
miljoen
2015
MDG 3: DE GENDERGELIJKHEID
BEVORDEREN EN DE POSITIE
VAN DE VROUW VERSTERKEN
Dit doelwit inzake gelijkheid tussen de seksen in het lager en middelbaar
onderwijs werd niet behaald in 2005, maar ligt vandaag wel binnen
handbereik. Er is alleszins grote vooruitgang geboekt, vooral in ZuidAzië, maar ook in Afrika. Voor alle ontwikkelingslanden samen steeg
de gelijkheidsindex voor het lager onderwijs van
0,86 in 1990 tot 0,98 nu, en voor het middelbaar
onderwijs van 0,77 tot 0,98 (waarde 1 = volkomen
Proportie parlementaire zetels
gelijkheid jongens-meisjes).
voor vrouwen
Globaal gezien is nu ook de gelijkheid in het hoger
onderwijs gerealiseerd. De index steeg van 0,69 in
1990 tot 0,99 in 2012.
%
Vrouwelijke parlementaire vertegenwoordiging
is geen officieel doelwit voor de MDG’s, wel een
indicator. Aangezien er geen kwantitatief streefdoel
90% van de
werd vastgelegd, kan niet worden bepaald of we
landen hebben
tevreden kunnen zijn met de geboekte vooruitgang.
meer vrouwen
in het parlement
De vrouwelijke vertegenwoordiging in de parlemensinds 1995
ten steeg weliswaar van 11% in 1995 tot 22% in
2015, maar we staan nog ver van de gelijkheid.
© DGD / E. Pirsoul
DOELWIT 3.A : EVENWAARDIGE TOEGANG
VAN MEISJES EN JONGENS TOT HET LAGER
EN MIDDELBAAR ONDERWIJS TEGEN 2005 EN
VOOR ALLE ONDERWIJSNIVEAUS TEGEN 2015
Verhouding jongens en meisjes op
lagere school in Zuid-Azië
74
90
100
1990
103
100
2015
BIJLAGE BIJ MAGAZINE
3
© UN Photo/Kibae Park
MDG 4 KINDERSTERFTE
TERUGDRINGEN
DOELWIT 4.A : DE STERFTEGRAAD VOOR
KINDEREN TOT 5 JAAR MET TWEE DERDEN
VERMINDEREN TUSSEN 1990 EN 2015
De doelstellingen inzake gezondheid waren de meest concrete van alle MDG’s,
maar tegelijkertijd ook de meest ambitieuze. Wereldwijd stierven er in 1990 90
kinderen per 1000 geboortes vóór de leeftijd van 5 jaar. Voor 2015 bedraagt
dat cijfer 43. De kindersterfte werd dus gehalveerd binnen één enkele generatie en dat is op zich indrukwekkend. Maar het streefdoel (30) zal dus niet
worden behaald. In absolute cijfers daalde het aantal gevallen van kindersterfte
van 12,7 miljoen in 1990 tot 6 miljoen in 2015. Ook hier dus meer dan een
halvering ten opzichte van een generatie terug.
Aantal overleden kinderen jonger
dan 5 jaar wereldwijd
Percentage vaccinatie tegen mazels
12,7
1990
73%
2000
miljoen
6
2015
84%
2013
MDG 5: DE GEZONDHEID
VAN DE MOEDER VERBETEREN
DOELWIT 5.A : TUSSEN 1990 EN
2015 DE MOEDERSTERFTE MET
DRIE VIERDEN VERMINDEREN
Net zoals bij kindersterfte stelt men ook bij moedersterfte een vermindering vast die weliswaar
substantieel is, maar spijtig genoeg niet beantwoordt
aan het zeer ambitieuze streefdoel. Wereldwijd daalde
het aantal moedersterftes met 45%: van 380 per
100.000 bevallingen in 1990 tot 210 in 2013. Voor
de ontwikkelingslanden bedragen de cijfers resp. 430
en 230. Een reductie met drie vierden is in ontwikkelingslanden in elk geval niet haalbaar.
Moeders in ontwikkelingslanden hebben 14 keer meer
kans om in het kraambed te sterven dan moeders in
de rijkere landen.
Wereldwijde moedersterfte
(sterfgevallen per 100.000 levende geboortes)
400
Geboortes bijgewoond door deskundig
gezondheidspersoneel wereldwijd
380
330
350
59%
300
210
250
200
71%
1990
2000
4 BIJLAGE BIJ MAGAZINE
2013
1990
2014
UNICEF/OlivierAsselin
miljoen
15 JAAR
© Ans Brys
MILLENNIUMDOELEN
MDG 6: HIV/AIDS, MALARIA EN ANDERE
ZIEKTEN BESTRIJDEN
DOELWIT 6.A : TEGEN 2015 DE VERSPREIDING VAN HIV/
AIDS STOPPEN EN AANVANGEN MET DE REDUCTIE ERVAN
Tussen 2000 en 2013 is het aantal nieuwe besmettingen met hiv/aids wereldwijd gedaald met
40%: van 3,5 tot 2,1 miljoen mensen. Maar per jaar sterven nog steeds 1,5 miljoen mensen aan
de gevolgen ervan. Wereldwijd leven nu 35 miljoen mensen met de ziekte, een aantal dat blijft
stijgen omwille van de nieuwe besmettingen. Maar ook omdat door de betere zorgen meer mensen
de ziekte overleven.
Aantal met insecticide behandelde
muggennetten geleverd in
Sub-Sahara-Afrika, 2004-2014
900
miljoen
DOELWIT 6.B : ER VOOR ZORGEN DAT TEGEN 2010
IEDEREEN DIE EEN BEHANDELING TEGEN HIV/
AIDS NODIG HEEFT DAAR TOEGANG TOE HEEFT
Dit streefdoel werd niet gehaald in 2010. Ondertussen is wel veel vooruitgang geboekt op vlak van
behandeling. In juni 2014 kregen ongeveer 13,6 miljoen mensen antiretrovirale middelen, tegenover
enkele honderdduizenden aan het begin van het millennium. Dankzij deze behandeling werden
reeds 7,6 miljoen doden voorkomen.
Aantal behandelingen met antiretrovirale
middelen wereldwijd
DOELWIT 6.C : TEGEN 2015 MALARIA EN ANDERE ZIEKTEN
BEHEERSEN EN DE HUIDIGE TENDENSEN BEGINNEN OMBUIGEN
De voorbije tien jaar verminderde het aantal malariadoden met 57%. Daarmee is het streefdoel
(halveren van het aantal sterfgevallen), nu bereikt. Dankzij de verhoogde inspanningen in de strijd
tegen malaria werden 6,2 miljoen levens gered. Belangrijke uitdagingen blijven echter bestaan.
Ook in de strijd tegen tuberculose ligt het streefdoel binnen bereik. Het aantal sterfgevallen ten
gevolge van tbc per 100.000 personen is immers gedaald van 29 in 1990 tot 16 in 20131.
1
0,8
13,6
miljoen
miljoen
2003
2014
Cijfers met uitsluiting van personen die lijden aan aids.
BIJLAGE BIJ MAGAZINE
5
© UN Photo/Kibae Park
MDG 7: ZORGEN VOOR
EEN DUURZAAM MILIEU
DOELWIT 7.A : DE BEGINSELEN
VAN DUURZAME ONTWIKKELING
INTEGREREN IN HET NATIONAAL
BELEID EN HET VERLIES
VAN MILIEURIJKDOMMEN
TERUGSCHROEVEN
Drie van de vijf indicatoren worden hieronder toegelicht.
De eerste heeft betrekking op de uitstoot van broeikasgassen. De vermindering van de uitstoot van
broeikasgassen vormt een cruciale parameter om de
opwarming van de aarde onder de kritieke drempel
van 2°C te houden. Om die drempel niet te overschrijden
kunnen we tijdens het resterend gedeelte van deze eeuw
nog ongeveer 1000 gigaton CO2-equivalent uitstoten. Maar de
jaarlijkse uitstoot bedraagt nu 54 Gton2! De globale CO2-uitstoot
drastisch verminderen en de uitstoot eerlijk verdelen vormen dan ook
sleutelelementen van het toekomstig klimaatbeleid. De evolutie tot nu toe
is weinig hoopgevend. De globale uitstoot van fossiele brandstoffen (de belangrijkste component van
broeikasgassen) is immers gestegen van 21,6 Gton in 1990 tot 33 Gton in 2012. Ook de uitstoot ‘per
hoofd’ blijft verontrustend evolueren: 4,08 ton in 1990 tegenover 4,57 ton in 2010.
Positief is wel dat het verbruik van ozonafbrekende substanties wereldwijd bijna verdwenen is. Het daalde
van 1,8 miljoen ton in 1986 tot amper 29.219 ton in 2012. De internationale actie daarvoor, in het kader
van het Montreal Protocol, bleek dus uiterst doeltreffend.
Een derde indicator omvat het beheer van de visbestanden. Die evolutie is eerder verontrustend. Het
percentage overbeviste vissoorten is immers verder opgelopen van 19% in 1990 tot 30% in 2009.
Wereldwijde CO2-uitstoot door
fossiele brandstoffen
33 Gton
30
21,6 Gton
20
10
DOELWIT 7.B : HET BIODIVERSITEITSVERLIES
SIGNIFICANT VERMINDEREN TEGEN 2010
0
1990
2012
Inzake biodiversiteit is het plaatje zeer gemengd: meer en meer natuurgebieden worden beschermd op
het land en op zee (van 4,9% in 1990 tot 11,7% in 2014), maar de soorten die met uitsterven worden
bedreigd nemen almaar toe.
DOELWIT 7.C : HET AANDEEL VAN PERSONEN ZONDER
TOEGANG TOT ZUIVER DRINKWATER EN SANITAIRE
VOORZIENINGEN HALVEREN TEGEN 2015
Het eerste deel van dit streefdoel werd ondertussen reeds behaald; het tweede gedeelte ligt buiten bereik.
In 1990 had 24% van de wereldbevolking geen toegang tot zuiver drinkwater. In 2015 was dat aandeel
gedaald tot 9%, waarmee het streefdoel (minder dan 12% in 2015) ruimschoots wordt behaald. Voor
sanitaire voorzieningen lag de lat echter veel hoger. Daar moest het percentage personen zonder toegang
dalen van 46% (1990) tot 23% (2015). In 2015 bedraagt het reële cijfer 32%. Het streefdoel wordt dus
niet behaald.
Het ziet er evenwel naar uit dat de vooruitgang voor beide streefdoelen in de toekomst gestaag gunstig
zal blijven verlopen.
DOELWIT 7.D : TEGEN 2020 EEN SIGNIFICANTE
VERBETERING REALISEREN VAN DE LEVENSSTANDAARD
VAN MINSTENS 100 MILJOEN SLOPPENBEWONERS
Opdracht volbracht, zo lijkt het: de levensstandaard van meer dan 320 miljoen sloppenbewoners ging
er enorm op vooruit tussen 2000 en 2015. Maar het streefdoel was niet optimaal geformuleerd. Beter
was om het aandeel van de stedelijke bevolking dat in sloppenwijken woont aanzienlijk te verminderen.
Die indicator daalde van 46% in 1990 tot 30% in 2014. Het absolute aantal sloppenbewoners steeg dan
weer wel: van 689 tot 880 miljoen over dezelfde periode.
2
UNEP, The emission gap report 2014. Executive Summary
6 BIJLAGE BIJ MAGAZINE
1,9 miljard mensen hebben sinds
1990 toegang gekregen tot drinkbaar
water via waterleiding
1990
2015
4,2
2,3
miljard
miljard
Aantal sloppenbewoners wereldwijd
689
880
miljoens
miljoens
1990
2014
15 JAAR
MDG 8:
EEN WERELDPARTNERSCHAP
VOOR ONTWIKKELING CREËREN
© UN Photo/Rick Bajornas
MILLENNIUMDOELEN
Deze doelstelling en haar doelwitten bleven vrij algemeen. Het was hier ook
veel minder vanzelfsprekend om goed meetbare indicatoren te formuleren
dan bijvoorbeeld bij de gezondheidsdoelstellingen. Toch zijn er voor enkele
streefdoelen concrete cijfers beschikbaar.
DOELWIT 8.A : VERDER EEN OPEN, GEREGULEERD,
VOORSPELBAAR EN NIET DISCRIMINEREND HANDELSEN FINANCIEEL SYSTEEM UITBOUWEN
Het aandeel van de invoer uit ontwikkelingslanden dat taksvrij wordt behandeld is zichtbaar gestegen.
Het verhoogde van 78% tot 84% voor de minst ontwikkelde landen en van 54% tot 79% voor de ontwikkelingslanden. Handelsbelemmeringen die voortvloeien uit kwantitatieve tarieven werden verder
afgebouwd. Voor landbouwproducten daalde het gemiddeld invoertarief van 10,4% in 1996 tot 7,6% in
2010, maar nadien steeg het tot 8% in 2014. De OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) hanteren interne landbouwsubsidies die een belemmering vormen voor de
uitvoer uit ontwikkelingslanden. Die subsidies gingen weliswaar omhoog (311 miljard dollar in 1990
tegenover 344 miljard dollar in 2013), maar als aandeel van het Bruto Nationaal Product daalden zij van
2,27% in 1990 tot 0,75% in 2013.
DOELWIT 8.B : DE SPECIALE NODEN VAN DE MINST
ONTWIKKELDE LANDEN AANPAKKEN
De officiële ontwikkelingshulp van de OESO-landen steeg van 52,8 miljard dollar in 1990 tot 135,2 miljard
in 2014. Toch daalde het aandeel van de ontwikkelingshulp als percentage van het nationaal inkomen:
0,32% (1990) tot 0,29% (2014). Het streefdoel van 0,7% is dus zeer ver weg!
Ook inzake de speciale inspanningen voor de minst ontwikkelde landen liggen de cijfers niet zo gunstig.
Er was wel een opmerkelijke vooruitgang qua volume (van 15 miljard dollar in 1990 tot 44,5 miljard
dollar in 2013). Percentsgewijs echter bleef de donorinspanning hangen op 0,10%, terwijl het streefdoel
0,15 à 0,20% bedraagt.
Officiële ontwikkelingshulp
81
miljard
USD
2000
DOELWIT 8.F : IN SAMENWERKING MET DE
PRIVÉSECTOR DE VOORDELEN VAN NIEUWE
TECHNOLOGIEËN BESCHIKBAAR STELLEN, VOORAL OP
HET VLAK VAN INFORMATIE EN COMMUNICATIE
miljard
USD
2014
Percentage internetgebruikers wereldwijd
DOELWIT 8.D : DE SCHULDENPROBLEMATIEK
VAN DE ONTWIKKELINGSLANDEN SYSTEMATISCH
AANPAKKEN EN DE SCHULDEN DRAAGLIJK MAKEN
De schuldenlast van de ontwikkelingslanden, als percentage van de uitvoer van goederen en diensten,
verminderde spectaculair van 19,4 % (1990) tot 3,1% (2013). Voor de meeste regio’s is de situatie ook
sterk verbeterd. In Sub-Sahara-Afrika bijvoorbeeld daalde de schuldenlast van 17,5% tot 3,6%.
135
43%
6%
2000
2015
Hier is de vooruitgang soms indrukwekkend. Alleen is niet altijd duidelijk of dat het gevolg is van het
officiële beleid. Wereldwijd steeg de toegang tot het mobiele telefoonnet van 1,6 per 100 inwoners in
1995 tot 93,1 in 2013. In ontwikkelingslanden bedroeg dat resp. 0,4% en 87,7%.
Ook de toegang tot het internet verbeterde aanzienlijk. Wereldwijd steeg het aantal internetgebruikers
van 0,8% (1995) tot 38% (2013); in ontwikkelingslanden van 0,1% tot 29,9%.
BIJLAGE BIJ MAGAZINE
7
15 JAAR
MILLENNIUMDOELEN
De meeste waarnemers menen dat de MDG’s het beleid en de prestaties inzake ontwikkeling
significant beïnvloed hebben. Dat geldt zowel voor het beleid in ontwikkelingslanden als voor
het samenwerkingsbeleid van de rijkere landen. De MDG’s hebben de problematiek ook veel
aanschouwelijker gemaakt voor de man/vrouw in de straat. Iedereen begrijpt wat het wil zeggen
om al dan niet op de schoolbanken te zitten of al dan niet te beschikken over drinkbaar water of
sanitaire voorzieningen.
Voor sommige interventiedomeinen zoals de strijd tegen hiv/aids, malaria en tuberculose was de
impact van de internationale hulpverlening ongetwijfeld doorslaggevend om de gerapporteerde
resultaten te behalen. Voor andere domeinen, zoals de toegang tot onderwijs of het verbeteren van
de voedselzekerheid, zijn de geleverde inspanningen wellicht vooral te danken aan de inspanningen
van de landen zelf. Toch heeft ook deze vooruitgang veel te danken aan de MDG’s omdat deze de
internationale gemeenschap rond deze thema’s hebben gemobiliseerd.
Over het algemeen waren de gestelde doelstellingen realistisch, maar soms te weinig ambitieus
of te hoog gegrepen. De ervaring leert ons alleszins dat het meer dan nuttig is om een dergelijke
collectieve oefening te herhalen. Een vaststelling die quasi unaniem wordt onderschreven en dan
ook zijn weerslag vond in een nieuwe reeks doelen: de duurzame ontwikkelingsdoelen of SDG’s.
Bron
The Millennium Development
Goals Report 2015
(www.un.org/millenniumgoals)
ONLINE
www.youtube.com > «Transitioning from
the Millennium Development Goals
to the Sustainable Development Goals»
Karmelietenstraat 15
1000 Brussel
E-mail: [email protected]
www.diplomatie.belgium.be
www.dg-d.be
8 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
© UN Photo/Eskinder Debebe
BESLUIT
We hebben
meer dan ooit
succesverhalen in
ontwikkeling. De
transformerende
impact van de MDG’s
valt niet te ontkennen.
Dat is een prestatie
waarover we fier
mogen zijn. Maar …
de klok tikt verder,
met nog veel meer te
doen’
Ban Ki-Moon
VN-Secretaris-Generaal
(20 september 2010,
maar ook geldig eind 2015)
Redactie:
Kris Panneels, Stefanie Buyst, Chris Simoens
Verantwoordelijke uitgever:
Dirk Achten - Karmelietenstraat 15
1000 Brussel
BIJLAGE BIJ MAGAZINE
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
© Solvay
Dankzij baanbrekende
chemie kreeg de
Solar Impulse-droom
gestalte in de vorm
van een buitengewoon
licht vliegtuig.
Solvay en de SDG’s
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) bieden een kans om te wijzen op
de cruciale rol van de chemische industrie in de duurzame ontwikkeling van
onze planeet en een duurzame economie. En dat dankzij haar innovatievermogen waarmee ze ook andere industrieën kan ondersteunen.
ALEXIS BROUHNS
SOLVAY
D
Enkele denkpistes
voor duurzame
ontwikkeling
Duurzaamheid is een kerngegeven
in de strategie van de Solvay-groep,
en wel in twee opzichten. In de eerste plaats doen wij er alles aan om de
milieugevolgen van onze productie
zo beperkt mogelijk te houden.
Daarnaast zijn onze producten zo
ontworpen dat ze de levenskwaliteit verbeteren en voldoen aan de
verwachtingen van de actoren van
duurzame ontwikkeling.
Een zeer actueel voorbeeld, in het
licht van de klimaatconferentie van
Parijs in december, is de inzet van
Solvay voor de bestrijding van de
klimaatverandering (SDG13). Solvay
© Solvay
De VW-affaire
stelt immers een breed gamma oplossingen voor die de klimaatverandering kunnen helpen intomen, onder
meer: een mobiliteit die vervoer
en milieu verzoent, energiezuinige
gebouwen, een industrie die performantie combineert met energie-efficiëntie en een lagere koolstofvoetafdruk, en de bio-gebaseerde
chemie om het verbruik van fossiele
grondstoffen te beperken.
We willen benadrukken dat 80%
van ons budget voor onderzoek en
innovatie naar projecten gaat die
beantwoorden aan duurzaamheidscriteria. Solvay wil de stap zetten
naar een koolstofarme economie en
hanteert daarom voor elk investeringsbesluit een interne koolstofprijs.
Op het niveau van de Groep wordt
een waarde vastgesteld (hoger dan
de marktwaarde voor NOX -uitstoot)
waarmee de vermindering van de
uitstoot per project kan gemeten
worden. Aldus kan de Groep haar
middelen voor de meest succesvolle
projecten aanwenden.
© Solvay
e ceo van Solvay, JeanPierre Clamadieu, was
aanwezig op het VN-Forum voor de Private
Sector, dat in het teken stond van de
ontwikkelingsagenda 2030, voorgezeten door VN-secretaris-generaal
Ban Ki-moon. Net als de andere
bedrijven in de chemische sector
hecht Solvay veel belang aan de
SDG’s, meer bepaald deze over
voedselzekerheid, toegang tot
drinkwater, hernieuwbare energie, economische groei, innovatie
en infrastructuur, duurzame steden, verantwoorde consumptie,
klimaat­actie en samenwerking met
de belanghebbenden.
Tot slot is er het partnerschap in
‘Solar Impulse’: een symbolische
stap op de weg van de durf en volledig in lijn met de pioniersgeest
die Ernest Solvay al meer dan 150
jaar geleden insloeg. Dank zij deze
baanbrekende chemie kreeg de
Solar Impulse-droom gestalte in
de vorm van een buitengewoon
licht vliegtuig dat is toegerust met
fotovoltaïsche cellen en super-efficiënte batterijen. Daardoor kan het
zowel overdag als ‘s nachts vliegen
zonder enige uitstoot.
Alexis Brouhns,
Directeur-Generaal
Solvay Europe. Solvay
is een Belgisch
chemiebedrijf, actief
sinds 1863, met 26.000
werknemers in 52
landen en een omzet
van 10,2 miljard euro
(2014).
We waren allen erg geschokt
door de VW-affaire (fraude met de
NOX -uitstoot van VW-auto’s – nvdr).
Meteen een gelegenheid voor Solvay om eraan te herinneren dat wij
een belangrijk meetprogramma
voor onze ecologische voetafdruk
hebben ontwikkeld: uitstoot in de
lucht, in het water, waterverbruik
en energieverbruik.
Daarnaast ziet Solvay ook kansen
op vlak van een duurzamer autoverkeer. De chemische sector biedt al
producten aan die voldoen aan de
vraag van de automobielindustrie
naar lichtere voertuigen of naar
efficiëntere batterijen voor elektrische motoren.
Solvay is wereldleider in samenstellingen op basis van zeldzame aarden
voor katalysatoren in auto’s. Deze
zorgen ervoor dat aanmerkelijk
minder schadelijke uitlaatgassen in
de atmosfeer terechtkomen.
Solvay ontwikkelt aldus de technologie die zal bijdragen aan meer
zuivere lucht en een duurzamer
mobiliteit.
ONLINE
www.solvay.com
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
17
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
OOK BELGIË
MAAKT WERK VAN DE SDG’S
De nieuwe Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) gelden voor elk land. Ook
België neemt zijn verantwoordelijkheid op. Maar hoe wil ons land de doelen
bereiken ? Globe sprak met Magda Aelvoet in haar functie als voorzitter
van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) die de federale
overheid advies geeft.
CHRISTOPHE VAN ENDE
‘
E
en erg grote uitdaging
voor België is de macht
der gewoonte.’ Magda
Aelvoet waarschuwt voor
de toekomst. Ze verwijst naar de planetaire economist Michael Grubb.
Die stelt dat ‘het gedrag van mensen
en zelfs het handelen van bedrijven
in grote mate bepaald wordt door
“hoe we het altijd hebben gedaan”’.
‘Om de ontwikkelingsdoelstellingen
voor 2030 te behalen moeten we
breken met diepgewortelde gewoonten en vernieuwen. Dat wordt niet
eenvoudig’, vermoedt Aelvoet.
De FRDO heeft ondertussen haar
advies voorgelegd aan de federale
overheid. Het advies van de Raad
legt de prioriteiten voor België bij
een economie die de planetaire
grenzen respecteert, vermindering
van de ongelijkheid en het probleem van sociale uitsluiting. Ook
legt de Raad sterk de nadruk op
beleidscoherentie op alle niveaus,
de lokale besturen inbegrepen.
De SDG’s dienen geïntegreerd
te worden in het beleid van de
verschillende bevoegdheden en
departementen.
De Raad benadrukt in haar advies
ook dat rechtvaardige fiscaliteit in
Noord en Zuid vitaal is voor de financiering voor de SDG’s. België moet er
actief over waken dat de afspraken in
multilaterale verdragen over internationale fiscale samenwerking binnen
de G20 en de OESO ook de ontwikkelingslanden vooruithelpen. Ook
burgers en middenveldorganisaties
worden duidelijk een ‘participatieve
rol’ toegekend. De SDG’s zijn weliswaar door de nationale overheden
goedgekeurd, toch zullen wij allemaal
ons steentje moeten bijdragen voor
het welslagen in 2030.
Ook een groep Belgische ngo’s
legde onze regering een rapport
voor met suggesties hoe ons land
alle SDG’s in de praktijk kan brengen, zowel voor ‘binnenlandse
uitvoering’ als voor ‘wereldwijde
ondersteuning’.
Een ding staat vast: premier Charles
Michel heeft over de SDG’s heel
duidelijke verklaringen afgelegd.
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
‘Het is nu tijd om te handelen’, aldus
onze Eerste Minister op de top in
New York waar de SDG’s werden
goedgekeurd. ‘Elk beleidsniveau
van mijn land zal binnen zijn eigen
bevoegdheidsdomeinen worden
gemobiliseerd. Iedereen moet zich
achter dit universele project scharen.’
‘Het komt er nu vooral op aan dat
België de internationale afspraken ten
gronde uitvoert’, aldus nog Aelvoet.
Op het moment van redactie van dit
artikel (november 2015) werkte de
Belgische regering nog een concreet
beleid rond de SDG’s uit.
Om de internationale afspraken uit
te voeren zullen hoe dan ook ingrijpende veranderingen nodig zijn.
België heeft voornamelijk werk op
vlak van fijn stof, hernieuwbare energie, grondwaterbeleid en landbouw.
Dat blijkt uit een studie van de gerenommeerde Bertelsmann Stiftung.
Aan de hand van 2 indicatoren per
SDG onderzocht de stichting of de
34 OESO-landen – de rijke landen
dus – zelf klaar zijn om de Duurzame
Ontwikkelingsdoelen in de praktijk
te brengen. België krijgt ook goede
punten in de studie, onder meer op
vlak van gendergelijkheid en de
rechten van vrouwen. We hebben
ook meer dan genoeg ruimte in
onze huizen, met gemiddeld 2,2
kamers per inwoner. Verder is de
armoedekloof in België kleiner dan
in andere landen.
ONLINE
© Jeroen François
www.frdo-cfdd.be
www.11.be > ‘Pistes voor de uitvoering van de Duurzame
Ontwikkelingsdoelstellinge in België’
www.bertelsmann-stiftung.de > ‘Sustainable Development Goals:
are the rich countries ready?’
Fijn stof vormt een enorm
probleem in België. In een studie
van de Bertelsmann Stiftung is
ons land de slechtste leerling
onder de 34 OESO-landen.
18 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
2030
IN DE
KRISTALLEN
BOL
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen lopen ten einde in 2030. Hoe zou de ontwikkelingssamenwerking er dan uitzien? Enkele experts scherpen voor Glo.be hun zesde zintuig aan.
Alexander De Croo | Minister van Ontwikkelingssamenwerking
We zijn erin geslaagd om extreme
armoede en honger te bannen.
Eind september hebben 193 landen
in de schoot van de Verenigde Naties
een nieuwe, duurzame ontwikkelingsagenda afgesproken. Die agenda
brengt inclusieve economische groei,
sociale rechtvaardigheid en zorg voor
het leefmilieu samen in één globale en
universele ontwikkelingsagenda met 17
doelstellingen. De centrale doelstelling
is even duidelijk als ambitieus: tegen
2030 extreme armoede en honger
bannen. We kunnen daarin slagen
als we internationale samenwerking
op een fundamenteel andere manier
aanpakken: economische groei waarvan iedereen kan mee profiteren, moet
een centrale plaats krijgen.
Ontwikkelingslanden financieren hun ontwikkeling voor
een groot stuk zelf. Ontwikkeling is pas duurzaam als landen na
verloop van tijd zelf hun ontwikkeling kunnen financieren. Vandaag
is dat voor een veertigtal landen
– de minst ontwikkelde landen en
fragiele staten – heel moeilijk. Zij
hinken achterop. Ik verwacht dat
de meeste van die landen tegen
2030 ook buitenlandse investeringen en remittances zullen
aantrekken, over eigen fiscale
inkomsten zullen beschikken
zodat ze hun eigen onderwijs- en
gezondheidssystemen kunnen
financieren.
Naar een veel bredere ontwikkelingsagenda. Internationale samenwerking zal in
2030 niet meer draaien rond
de transfer van financiële middelen, maar rond de overdracht
van technologie, de versterking
van het investerings- en bedrijfsklimaat, waardige arbeidsomstandigheden, strijd tegen discriminatie, respect voor mensenrechten
en voor de rechtstaat.
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
19
IN DE
KRISTALLEN
BOL
© UN Photo/Jean-Marc Ferré
2030
Olivier De Schutter | voormalig
Speciaal Rapporteur voor het recht op voedsel
(2008-2014), lid van het VN-Comité voor
economische, sociale en culturele rechten
Lonneke Van Genugten |
Hoofdredacteur OneWorld (Nederland)
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING IN 2030 HEEFT
GELEERD VAN DE UBERS EN AIRBNBS VAN 2015.
Iedereen kan een ontwikkelingswerker zijn:
Na dertig jaar van een grootschalige
mondiale agenda keren we terug naar
de basisvraag voor elke individuele
burger: wat verhindert mij om een
gezond en zinvol leven te leiden? Dat
kan fijn stof zijn boven de ringweg
van Jakarta of Antwerpen, of de lange
wachttijden voor het ziekenhuis in
Boekarest of Bujumbura. Vervolgens
komen mensen met de juiste kennis en
expertise bij elkaar om te werken aan het deel van het probleem
dat zij kunnen oplossen.
Er zijn geen ontwikkelingsorganisaties meer:
Die hebben zichzelf omgevormd tot online platforms van vraag
en aanbod. Deelden burgers in 2015 al huizen, auto’s of gereedschap, in 2030 is er mondiale deeleconomie ontstaan van geld,
kennis, tijd en inzet. Binnen zo’n internationaal netwerk deel je
je behoefte, maar ook je oplossingen. Wellicht is de autovrije
zondag in Shanghai ook een uitkomst in Nairobi. De overheid
ondersteunt deze platforms en onderhoudt een flexibele schil
van experts die ingezet worden voor de moeilijkste uitdagingen.
Resultaten meten we niet achteraf, maar synchroon:
Young Global Digital Citizens, jongeren in Europa, Azië en Afrika,
voeren online competities. Via data-apps houden ze van minuut
tot minuut bij wie er aan kop gaat. Welke stad heeft de schoonste lucht? Waar is obesitas ingedamd? Hoe meer problemen
je oplost, hoe hoger je scoort op de internationale ranglijst van
wereldburgers.
20 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
Ontwikkelingssamenwerking zal zich hebben losgemaakt
van het dilemma tussen hulp aan de civiele samenleving
en hulp aan de overheid. Het eerste draagt het risico in zich
dat de bevolking het ervaart als een delegitimatie van de staat.
Het tweede voedt dan weer de vrees dat de fondsen niet goed
terechtkomen of dat de staat geen middelen meer uittrekt voor
gezondheidszorg, onderwijs of plattelandsontwikkeling. Ontwikkelingssamenwerking zal in 2030 veeleer functioneren vanuit
een drievoudige wisselwerking: de nauwe samenwerking tussen
de overheid en de civiele samenleving stimuleren, hierdoor het
vertrouwen herstellen en de civiele dialoog op gang brengen.
Het zal niet langer alleen gaan over symptoombestrijding
(‘palliatieve zorg’)- honger en ondervoeding, ondermaats onderwijs
en minderwaardige infrastructuur – maar ook over de aanpak
van de oorzaken (‘klinische aanpak’). Ze zal uitgaan van een
bottom-up benadering. Dat komt het lokaal bestuur ten goede
door de strijd aan te binden met corruptie en de verantwoordingsplicht tegenover de bevolking aan te moedigen. Bovendien
brengt dergelijke benadering de structurele hinderpalen voor
ontwikkeling in kaart, zoals bijvoorbeeld de repatriëring van
winsten door internationale investeerders (waardoor de overheid
belastinginkomsten derft), het gebrek aan middelen voor de
overheid om werk te maken van de overgang van een informele
naar een formele economie, of nog de schaarse middelen voor
de arbeidsinspectie. Door de oorzaken weg te nemen zal ontwikkelingssamenwerking zichzelf geleidelijk aan overbodig maken.
Tot slot zal ontwikkelingssamenwerking alles in het werk
stellen om alle beleidslijnen af te stemmen op één doel.
En dat doet ontwikkeling slagen: op het gebied van handel en
investeringen, de bepaling van internationale voorschriften inzake
intellectueel eigendomsrecht, of de goedkeuring van maatregelen
tegen klimaatverandering. Kortom, ontwikkelingssamenwerking
zal inzetten op meer samenhang in het ontwikkelingsbeleid.
DUURZAME
ONTWIKKELINGSDOELEN
Marie Christine Boeve | Communicatiecoördinatrice BTC Brussel
Luisteren en in dialoog treden:
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) zijn het
resultaat van een lang dialoogproces dat uitmondde in
een door 193 landen unaniem vastgelegde en ondertekende agenda. Dat op dit niveau een overeenkomst kon
worden bereikt, is op zich opmerkelijk. Het dialoogproces
is hiermee niet afgelopen. De landen hebben nu de taak
de verklaring verder uit te werken en werk te maken
van een nationale dialoog met alle actoren die over een
gemeenschappelijke toekomst willen nadenken.
Meer nadruk op samenwerking:
In 2030 zal het woord ‘samenwerking’ meer op de voorgrond staan
dan het woord ‘ontwikkeling’. Het zal gaan over samen-werken,
in de zin van samen-opbouwen, het gezamenlijk verwerven van
kennis: geen onderscheid meer tussen ‘landen in het Zuiden’,
‘Westerse landen’, ‘ontwikkelingslanden’ en ‘geïndustrialiseerde
landen’. Samenwerken betekent dat iedereen bereid is
zichzelf in vraag te stellen en zich open te stellen voor
nieuwe ideeën. De expertise zal zich niet noodzakelijk
bevinden waar men ze verwacht, en de oplossing zal
niet steeds door dezelfde personen worden aangereikt.
De mogelijkheden van de nieuwe technologieën
benutten:
Mobiele telefonie, toegang tot internet, 3D-printers, kortom
alle nieuwe technologieën samen veranderen onze samenleving
grondig. In 2030 zal iedereen toegang hebben tot de nieuwe technologieën en dat biedt aanzienlijke mogelijkheden om de samenwerking
te verbeteren. Zo zal het mogelijk zijn gedurende de hele looptijd
van een project het persoonlijk advies van alle betrokken actoren in
te winnen en naar hun tevredenheid te polsen. Sociale netwerken,
e-government en zo meer bieden een voor een de mogelijkheid
beter samen te werken in het voordeel van alle burgers in de wereld.
Benjamin Van Cutsem | Belast met onderzoek & pleitbezorging ONCD-11.11.11
In een wereld in verandering moet ook
ontwikkelingssamenwerking zich aanpassen. De nieuwe ontwikkelingsagenda
2030 heeft niet alleen een universeel
karakter, maar tracht ook een antwoord
te bieden op de meest prominente
systemische uitdagingen die de oorzaak zijn van armoede, toenemende
ongelijkheid, het schaarser worden van
grondstoffen, onveiligheid, migratie of
klimaatverandering.
Een passende respons vergt meer financiële middelen voor ontwikkeling, ook al zal er meer nodig zijn dan dat. Het is immers hoog
tijd is dat we de rijkdom billijker verdelen. De overheden, maar
ook de eigen burgergroeperingen (civic driven change), dienen
dus kost wat kost nauw betrokken te worden bij het uitwerken van
oplossingen voor de hedendaagse uitdagingen. Het gaat er met
andere woorden om te kiezen voor een wereldburgerschap.
Maar evengoed gaat het erom actief bij te dragen aan de capaciteitsopbouw van de staat en de versterking van het sociaal weefsel,
met name in fragiele landen en in conflictlanden.
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) vormen een radicale
wijziging van het samenwerkingsparadigma. We worden er immers
duidelijk aan herinnerd dat het om wereldwijde en gemeenschappelijke problemen gaat (universaliteitsbeginsel). Armoedebestrijding is en blijft een absolute prioriteit die evenwel niet kan worden
verwezenlijkt zonder ook de ongelijkheid te bestrijden en een
stimulans te geven aan inclusieve duurzame ontwikkeling,
waarbij groei, sociaal welzijn en ecologie beter in evenwicht zijn.
Ontwikkeling kan niet langer worden gezien vanuit een
“top-down”-benadering. Het Zuiden wordt een volwaardige
partner, zoals ook de Zuid-Zuid-samenwerking is uitgegroeid tot een volwaardig instrument.
De grootste uitdaging is inmiddels het multilateralisme en de
nieuwe vormen die het zal aannemen. Want we staan voor een
gemeenschappelijke strijd die met een gemeenschappelijke visie
moet worden gevoerd.
Francine Mestrum | Coördinator Global Social Justice
Ontwikkelingssamenwerking zal tegen 2030
nog nauwelijks bestaan. Het concept zal alleszins
een volledig nieuwe inhoud gekregen hebben. ‘Ontwikkeling’ verdween in feite al van de agenda toen
‘armoedebestrijding’ de grote prioriteit werd. De
aandacht verschoof van landen naar mensen, van een
structureel project van economische en maatschappelijke verandering naar ondernemingen en individueel
welzijn. De ‘samenwerking’ moest wijken naarmate er
gesnoeid werd in de begroting en de bedrijven eerst
als partners, later als hoofdrolspelers functioneerden.
Formeel zal de extreme armoede zo goed als
uitgeroeid zijn. Ook al betekent dat weinig voor het dagelijkse leven van de armen. De klimaatcrisis zal zich zwaar laten
voelen en enkele landen in de Stille Oceaan zijn reeds
verdwenen. De wereld zal bestaan uit een kleine rijke
toplaag en een grote meerderheid van mensen net boven
of op de armoedegrens. Een wereld met een immens
grote ongelijkheid, met meer gewapende conflicten
en met een grotendeels uitgeholde democratie. Wat
zou ‘het Westen’ nog te bieden hebben aan de rest van
de wereld nadat het Midden-Oosten in vuur en vlam
werd gezet en de honderdduizenden vluchtelingen de
toegang tot een beter leven werd geweigerd?
Misschien komt het helemaal niet zo ver en veegt
een grote financiële crisis het rijke Westen van
de kaart. Waarna een nieuwe hoopvolle periode van vrede en
samenwerking kan beginnen.
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
21
50 JAAR
IN PERU
In de zomer van 1965 begon de Belgische Ontwikkelingssamenwerking
met haar werk in Peru. Dat betekent dus dat ze al 50 jaar strijd levert tegen
armoede en ongelijkheid en ijvert voor duurzame ontwikkeling. Een overzicht.
NOÉMIE NYST
© BTC/Julio Pedroza
B
elgië is in Peru werkzaam
via verschillende kanalen:
1) De gouvernementele
samenwerking waarbij de overheid van België en Peru een officiële
overeenkomst sluiten.
2) De niet-gouvernementele
samenwerking uitgevoerd door
de 20 Belgische ngo’s die in Peru
werkzaam zijn, organisaties uit de
Peruaanse civiele samenleving, de
vakbonden en de universitaire en
wetenschappelijke samenwerking.
3) De humanitaire hulp voor
onmiddellijke respons in geval van
(natuur)rampen.
4) De multilaterale samenwerking: België is betrokken bij projecten van de Europese Unie, de
Wereldbank en de Verenigde Naties.
5) Steun aan de privésector waardoor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een stimulans wil geven
aan de duurzame en inclusieve
economische ontwikkeling in Peru.
In de loop van de 50 jaar samenwerking hebben de actoren van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking
zich toegelegd op vijf grote thema’s
die we hieronder kort voorstellen.
© Jenaro Herrera Requena
De begunstigden
van het dorp
Yannalpa heten
de Belgische
bezoekers welkom.
ONTWIKKELINGS­
SAMENWERKING
Mensenrechten
en gender
De Defensoría
heeft al meer
dan 30.000
personen
in 700 achtergestelde
districten
bereikt en
126.000
dossiers
aangelegd”
Begin jaren 2000 begon de Belgische Ontwikkelingssamenwerking
aan de oprichting en versterking
van de Defensoria del Pueblo, een
ombudsdienst (zie Glo.be 1/2015,
p. 13). Met de steun van België en
andere landen via een gemeenschappelijk basket fund beschikt de
Defensoría vandaag over een nationaal netwerk van 28 kantoren en 10
attentiegroepen. Medewerkers die
het land doorkruisen hebben inmiddels al meer dan 30.000 personen in
700 achtergestelde districten bereikt
en 126.000 dossiers aangelegd. De
Defensoría del pueblo schreef meer
dan 60 rapporten met aanbevelingen voor alle sectoren. Waar de
organisatie aanvankelijk 80% van
haar middelen uit de internationale
samenwerking haalde, is dat in 2015
verminderd tot 8%.
Ook de verdediging van de mensenrechten is voor de Belgische ngo’s
in Peru een belangrijk werkgebied.
In de jaren 90, toen corruptie alomtegenwoordig was, ondersteunden
de ngo’s organisaties uit de civiele
samenleving die opkwamen voor
de fundamentele rechten van de
bevolking. Dat gebeurde in de vorm
van aangifte-acties of van steun voor
gevangenen die onterecht waren
beschuldigd van terrorisme.
Vandaag hebben de ngo’s hun aandachtsgebied verlegd naar syndicale rechten en de verdediging van
het recht op een gezond milieu.
Milieu
Het ‘programma voor duurzame
economische ontwikkeling en het
strategisch beheer van de natuurlijke rijkdommen’ in de regio’s Apurimac, Ayacucho, Huancavelica, Junin
en Pasco – PRODERN – sluit aan bij
de beleidskeuzes van de Peruaanse
regering. Deze wil namelijk een
inclusieve en sociale economische
groei bevorderen alsook een betere
verdeling van de rijkdommen. Dat
heeft geleid tot een groei van de
interne markt en tot meer middelen
om de armoede in plattelandsgebieden aan te pakken.
Vervolg p. 24
22 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
© Pepe Atocha
© Pepe Atocha
© Pepe Atocha
© Pepe Atocha
BELGIË-PERU
50 JAAR SAMENWERKING TUSSEN
PERU EN BELGIË: DAT WORDT GEVIERD!
© Pepe Atocha
De Belgische ambassade in Peru, de Belgische Technische Coöperatie (BTC),
het Peruaanse agentschap voor internationale samenwerking (APCI) en
de actoren van de Belgische en Peruaanse civiele samenleving wilden de
resultaten van deze symbolische mijlpaal van 50 jaar samenwerking tussen
Peru en België feestelijk in de verf zetten. Een jaar lang werkten zij vanuit
drie invalshoeken: 1) een beeld geven van de talrijke resultaten van 50 jaar
samenwerking; 2) een denkoefening maken over de opdracht van de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking en van de samenwerking in het algemeen in een
hoog middeninkomensland zoals Peru en 3) de gemeenschappelijke identiteit
van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru versterken.
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
EEN AANTAL INITIATIEVEN:
•Een wedstrijd werd uitgeschreven voor het ontwerp van een gemeenschappelijk logo van 50 jaar samenwerking België-Peru.
•Een Facebookpagina werd gecreëerd met meer dan 2000 leden.
•In april werd een fotowedstrijd uitgeschreven om de geschiedenis van de
Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru in beeld te brengen. Kristien
De Frenne van de ngo TRIAS kaapte de eerste prijs weg. (zie kader)
•Op 16 oktober had een druk bijgewoond debat plaats in samenwerking
met de CIES (Academie voor maatsch appelijk en economisch onderzoek):
Slaagt Peru erin om de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen te halen?
•De Belgische ambassade nam, samen met de verschillende actoren, het initiatief om voor het Peruaanse publiek de resultaten van 50 jaar samenwerking
in de kijker te plaatsen op het Festival Belga, Resultados que cuentan.
Meer dan 5000 belangstellenden genoten in een familiale en feestelijke
sfeer van de vele activiteiten. Groot en klein kregen op een ludieke wijze
heel wat informatie mee over gender, mensenrechten, gezondheid, milieu
en familiale landbouw.
•Een documentaire belicht 50 jaar samenwerking via haar belangrijkste
accenten: diversiteit, de evenwichtige verhouding tussen de diverse
samenwerkingskanalen, participatie, mensenrechten. Te zien op
www.youtube.com > “Resultados que cuentan: 50 años de cooperación
belga en el Perú”.
NN
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
23
Vrouwen in een afgelegen dorp krijgen voorlichting over de universele gezondheidsverzekering.
© Kristien De Frenne - TRIAS
© BTC/Julio Pedroza
BELGIË-PERU
De winnende foto...
Vervolg van p. 22
Wie milieuprojecten zegt,
denkt automatisch aan het grootste
herbebossingsprogramma van het
land in Cajamarca, goed voor meer
dan 30.000 hectare nieuwe aanplant.
Granja Porcón is een schoolvoorbeeld van duurzaam bosbeheer: het
gebied met meer dan 200 boom­
soorten heeft al meer dan 16 miljoen
ton CO2 opgenomen. Bovendien is
het dorp uitgegroeid tot een toeristische attractie die jaarlijks meer
dan 10.000 toeristen trekt.
Gezondheid
Sociale rechten vormen het fundament van waardige levensomstandigheden. Voor de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking staat
dan ook de toegang tot goede
gezondheidszorg, met name voor
de meest arme en kwetsbare mensen, bovenaan de prioriteitenlijst. Zo
pleit ze voor een universele zorgverzekering (zie Glo.be 4/2014, p.
24). Daarvoor is een samenwerking
opgezet met de Aseguramiento
Universal en Salud en het Ministerie
van Economie en Financiën. Sinds
de aanvang van de programma’s
SISTEC et SISFIN hebben nog eens
meer dan 2 miljoen mensen uit plattelandsgebieden zich aangesloten
bij de ziekteverzekering (SIS of
Seguro Integral de Salud) waardoor
zij dus aanspraak kunnen maken op
gezondheidszorg.
Familiale landbouw
Heel wat Belgische ngo’s zijn actief
in de familiale landbouw. Deze vorm
van landbouw laat immers toe om de
familiale en gemeenschapsstructuren in stand te houden terwijl tegelijkertijd de biodiversiteit bewaard
wordt. Bovendien produceert familiale landbouw voedsel voor niet
minder dan 70% van de bevolking.
Een ander opmerkelijk resultaat: met
de steun van Belgische ngo’s aan de
koffiesector kon de Junta Nacional
del Café zich verzekeren van de
deelname van 250 organisaties die
inmiddels partnerorganisaties zijn
geworden. In de koffiesector in Peru
zijn 225.000 gezinnen werkzaam die
425.000 hectare bewerken, zonder
meer dus een strategische sector
waarin producenten investeren.
Cultuur
Sinds een aantal jaren steunt de
Belgische Ontwikkelingssamenwerking culturele organisaties
vooral met werkingsmiddelen voor
‘microprojecten’, verenigingen en
culturele centra die in Peru naam
en faam hebben verworven en die
erin geslaagd zijn een sterk artistiek
project op touw te zetten. Om er
een paar te noemen: de culturele
groep Puckllay, Yuyachkani, de culturele vereniging Waytay, de Casa
Cultural Arenas y Esteras die kunst
gebruikt als medium om nieuwe
sociale perspectieven te openen
voor jongeren en de samenleving.
Een van de resultaten van 50 jaar
samenwerking is dat tientallen jongeren dankzij hun artistieke vaardigheden konden doorstromen naar
het hoger onderwijs.
24 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
‘IK WOU HET HARDE WERK
VAN DE LANDBOUWERS
WEERGEVEN’
Maak kennis met Kristien De Frenne, winnares
van de publieksprijs van de fotowedstrijd in het
kader van 50 jaar Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru.
Wie zien we op de foto?
Een partner van Coopagros die over ongeveer anderhalve hectare aardappelen beschikt. Coopagros is een coöperatie van aardappelboeren met
266 producenten. Ze staat onder andere in voor microkredietleningen,
optimaliseert het product en verkoopt zaad en landbouwmeststoffen.
Hoe kwam de foto tot stand?
Ik ben communicatieverantwoordelijke voor TRIAS in Peru en Ecuador.
Toen ik in augustus 2014 enkele lokale projecten bezocht, waren de
partners aan het oogsten. Het viel me op hoe de aardappelen in een
rij opgesteld waren om naar Lima te voeren voor verkoop. Ik wou het
harde werk van deze landbouwers weergeven en de trots om deel
uit te maken van een organisatie.
Waarom nam je deel?
Het leek me een kans om de activiteiten van TRIAS in Peru in de kijker
te zetten. TRIAS helpt namelijk organisaties van familiale landbouw
en kleine producenten met toegang tot de markt, microkrediet of
bijscholing. We bieden technische hulp maar geloven dat het individu
zijn eigen ontwikkeling kan bevorderen.
JORDEN VAN DE VREKEN
ONLINE
https://www.flickr.com/photos/diplomatie/
sets/72157661793145341
OP STAP MET
© Lode Van Pee
CULTUUR
in het land der duizend heuvels
Als zeventienjarige wou ik voor twee maand naar Rwanda trekken. Tot mijn grote verbazing gingen mijn ouders akkoord. Niet evident voor het derde kind uit een gezin van
zeven met een strenge katholieke opvoeding. Eenmaal ter plaatse wist ik het: ik zou
architect worden. Vandaag – veertig jaar later – ben ik nog steeds gepassioneerd door
de rijke cultuur die het land te bieden heeft.
STEFANIE BUYST
V
raag me niet waarom
ik als tiener per se naar
Rwanda wou. Misschien
omdat er zich in ons dorp
een Visitatieklooster bevond met
zusters actief in die contreien... Toen
ik destijds aankwam in het noorden
van het land begon de avond te vallen. De volgende ochtend ontdekte
ik hoe mooi het landschap was, ik
bevond me namelijk aan de voet van
een vulkaanketen. Met de rugzak
liep ik 25 km tot aan de voet van de
vulkaan Visoke. Daar belandde ik
in een dorpje waar ze een hut aan
het vlechten waren. Prachtig! Zo
mooi dat ik architect wou worden.
Architect-antropoloog
Sindsdien keerde ik elk jaar terug
naar Rwanda. Ik was gebeten door
de rijke natuur en cultuur van het
land, de levensgewoontes en tradities van de lokale bevolking. Daarom
heb ik, na 5 jaar architectuur, mijn
studies antropologie aangevat. Die
wetenschap fascineerde me immers
enorm, zelfs in die mate dat ik bij
een lokale stam gewoond heb en
bij pygmeeën.
Die bijzondere combinatie van architect-antropoloog (uniek in België)
zorgde ervoor dat ik het Nationaal
Museum van Rwanda mocht ontwerpen. Het museum, een geschenk van
wijlen koning Boudewijn, opende
zijn deuren in 1989. De Belgische
Ontwikkelingssamenwerking – het
toenmalige ABOS – voorzag het
budget.
Het gebouw valt op door zijn koperen dak. Omdat Rwanda dicht bij de
evenaar ligt, kon ik spelen met licht
en schaduw van de zon. Dat zorgt
voor fijne details.
Tijdens de genocide in 1994 werden honderdduizenden mensen
vermoord, maar het museum bleef
intact. Het is één van de weinige
gebouwen waar niet aan geraakt
werd. Zowel Hutu’s als Tutsi’s
beschouwden het als een deel van
hun cultuur.
Later werkte ik ook mee aan enkele
regionale musea: het Milieumuseum,
het Museum voor Hedendaagse
Kunst en het Geschiedkundig
Museum. Bovendien ben ik (co-)
auteur van tien Rwandaboeken over
de geschiedenis van het land, de
energiebronnen, hutten bouwen,
keramiek …
Hoogspringen
In november 2013 stuitte ik op een
zeer oude foto van een Rwandese
hoogspringer die 2m50 haalde.
Trucage of helemaal niet? Het
intrigeerde mij zodanig dat ik een
onderzoek startte. Misschien was er
een link met de voeding of was het
genetisch bepaald. Wetenschappers
van de Universiteit Gent analyseerden oude filmfragmenten en foto’s
en gingen na hoe hoog ze werkelijk
sprongen. Blijkt dat het materiaal
authentiek was en dat een aanleg
voor hoogspringen de Rwandezen in
de genen zit. Maar hoe komt het dat
er vandaag niemand meer springt?
Vroeger maakte hoogspringen deel
uit van het krijgersgeheel: jonge
mannen voerden sprongen uit tijdens ceremonies. Het was dus een
ritueel en geen sport.
Momenteel werk ik samen met
de Rwandese overheid aan een
sportproject. Doel is om gedurende vier jaar Rwandese jongeren
– 150 jongens en 150 meisjes – te
trainen in het hoogspringen tegen
de Olympische Spelen van 2020.
Gegarandeerd zit er een kampioen
tussen!
Het is een mooi voorbeeld van hoe
de geschiedenis fraaie toekomstperspectieven kan bieden. Een
combinatie van sport en cultuur
brengt mensen immers opnieuw
samen en creëert harmonie.
Wie ?
Lode Van Pee,
conservator van
het Caermersklooster te
Gent, tevens de
enige architectantropoloog van
België
Wat ?
Ontwerper van
het Nationaal
Museum in
Huye en het
Milieumuseum
in Karongi
(Rwanda)
en (co-)
auteur van 10
Rwandaboeken
Waarom ?
Cultuur zet het
belang van
de eigenheid
van een volk
in de verf.
Rwandezen
hebben een
rijke culturele
geschiedenis.
Met die wortels
kunnen ze
kracht putten
voor de
toekomst
HUMANITAIRE HULP
BELGISCHE HUMANITAIRE HULP
IN CONFLICTGEBIEDEN
Miljoenen mensen zijn vandaag het slachtoffer van
gewapende conflicten en geweld. Velen onder hen slaan
op de vlucht en zoeken hun heil in veiliger streken. Hoe
helpt België?
LINDE DESMAELE
Humanitaire hulp in
een notendop
Het doel van humanitaire hulp
is duidelijk afgebakend: levens
redden, het lijden verzachten
en de menselijke waardigheid
bewaren. Maar hoe breng je dat
in de praktijk? De extreem onstabiele situaties in de Sahel en in
het Midden-Oosten plaatsen de
wereld voor enorme uitdagingen.
De mogelijkheid om zulke crisissen
het hoofd te bieden, overstijgt de
plaatselijke en dikwijls zelfs de
nationale capaciteit. Internationale
hulp is er ontontbeerlijk. Ook België
draagt zijn steentje bij.
Voor zijn humanitaire hulp baseert
ons land zich op de nodenanalyses van internationale organisaties
zoals het VN-coördinatiebureau voor
humanitaire zaken (OCHA), het Internationale Rode Kruis (ICRC), het
Wereldvoedselprogramma (WFP) en
het VN-Vluchtelingencommissariaat
(UNHCR). Om flexibeler te kunnen
werken maakt België daarbij gebruik
van vier instrumenten.
Een groot deel van het Belgische
humanitaire budget wordt toegewezen via humanitaire donorfondsen.
Via deze fondsen beschikken de
humanitaire organisaties over snel
inzetbare middelen die zonder veel
administratieve plichtplegingen kunnen worden vrijgemaakt. In 2014
stond ons land bijvoorbeeld achtste
gerangschikt op de lijst van donoren
aan het Central Emergency Response
Fund (CERF). Via het CERF kan snel
worden ingegrepen bij natuurrampen
of gewapende conflicten.
België draagt ook bij aan de alge­
mene werkingsmiddelen (de zogenaamde ‘core-financiering’) van
belangrijke humanitaire organisa­
ties, met name UNHCR, ICRC, OCHA
en het VN-agentschap voor Palestijnse vluchtelingen (UNRWA). Deze
bijdragen zijn niet-geoormerkt. Dat
wil zeggen dat de ontvangende
instantie zelf kan beslissen hoe ze
de middelen aanwendt.
V ia deze twee mechanismen
besteedt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking jaarlijks zo’n 80
miljoen euro.
Verder biedt ons land ook hulp via
gerichte hulpprojecten en pro­
gramma’s voor complexe crisis­
sen. In tegenstelling tot fondsen en
core bijdragen, gaat het hier wel om
geoormerkte donaties. Het budget
wordt immers toegewezen om een
specifieke nood in een specifieke
crisis en regio te lenigen. Gerichte
hulpprojecten hebben betrekking
op plotse, vergeten of ondergefinancierde crisissen die assistentie
behoeven op korte termijn. Een
voorbeeld is de Belgische humanitaire hulp via WFP en UNHCR aan
de Burundese vluchtelingen dit jaar.
Sommige complexe crisissen vergen
echter inspanningen op langere
termijn en een zekere continuïteit. In
zulke gevallen bieden humanitaire
programma’s een beter antwoord.
België is zo onder meer actief in de
regio rond Syrië (zie kader).
26 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
De Belgische strategie voor humanitaire hulp is gestoeld op een morele
plicht ter ondersteuning van de universele waarde van intermenselijke
solidariteit. België onderschrijft de
fundamentele humanitaire beginselen van menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid. Deze zijn essentieel om
bijstand te verlenen in noodsituaties
onder vaak moeilijke politieke en
veiligheidsomstandigheden.
Samen staan we sterk
Het Belgische budget voor humanitaire hulp bedraagt dit jaar 150
miljoen euro en werd onder meer
aangewend voor interventies in Syrië,
Irak, de bezette Palestijnse gebieden,
de Centraal-Afrikaanse Republiek,
de Sahel-regio en Guinee.
En inderdaad, internationale samenwerking werpt haar vruchten af. Zo
kon UNHCR dankzij alle verplichte
en vrijwillige donaties voor ruim 55
miljoen mensen het verschil maken
in 2014: onder meer 24 miljoen
Syriërs, 4 miljoen Irakezen, een
kleine 3 miljoen Congolezen en
ongeveer 1,5 miljoen Oekraïners.
De VN-vluchtelingenorganisatie
voorziet vooral in basisbehoeften
zoals onderdak, voedsel, water,
sanitair en gezondheidszorg, en in
onderwijs. Ons land draagt jaarlijks
7,5 miljoen euro bij aan haar algemene werkingsmiddelen.
Ook ICRC boekte mooie resultaten. België doneerde ruim 10
miljoen euro in 2014 en bijna 18
miljoen euro in 2015. Dankzij de
door verschillende donoren gefinancierde interventies droeg de
organisatie bij aan een verbeterde
toegang tot water en sanitair voor
26,2 miljoen mensen, voedselhulp
aan een kleine 10 miljoen mensen en
gezondheidszorg voor 6,2 miljoen
51,7
MILJOEN €
Ons land
besteedde dit
jaar via haar
verschillende
instrumenten
51,7 miljoen
euro in de regio
Syrië-Irak
SYRIË : WAAR
DE NOOD HET
HOOGST IS
© UNHCR/Shawn Baldwin
Ons land besteedde dit jaar via haar verschillende
instrumenten 51,7 miljoen euro in de regio
Syrië-Irak, een enorme stijging in vergelijking
met de voorbije jaren.
Meer dan 12 miljoen Syriërs zijn momenteel op
de vlucht en hebben nood aan hulp. Ondanks
de perceptie van groeiende migratiestromen
naar het Westen, bevinden zich nog altijd ruim 4
miljoen of 90% van de Syrische vluchtelingen in
kampen of bij gastgemeenschappen in de regio.
Internationale humanitaire hulp is voor deze
vluchtelingen van levensbelang. Als bijkomend
effect neemt de migratiedruk op Europa enigszins
af. België financiert daarom de vluchtelingen
in de regio via verschillende landenspecifieke
humanitaire donorfondsen. Syrië, Turkije, Jordanië
en Libanon ontvingen via deze mechanismen
elk 5 miljoen euro. Een andere grote hap van
het Belgische budget ging naar interventies
van UNHCR, UNRWA, ICRC, OCHA, WFP en het
VN-Kinderfonds (UNICEF).
Minister Van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo hield afgelopen september, samen
met zijn Nederlandse tegenhanger Ploumen, een
pleidooi om in Europa bijkomende middelen
vrij te maken voor Syrië. Indien alle Europese
landen samen met de Europese Commissie pro
rata een gelijkaardige extra inspanning leveren
als ons land en Nederland, is het mogelijk de
financieringskloof met 2 miljard te dichten. De
Europese Commissie beschikt per jaar over
een ontwikkelings- en humanitair budget van
respectievelijk 10 en 1,2 miljard euro. De Croo
roept op om deze middelen sneller vrij te maken.
‘We mogen niet toestaan dat bureaucratische
regels een snel en geïntegreerd antwoord in de
weg staan.’ De bal ligt nu in het kamp van De
Croo’s Europese collega’s.
© UNHCR/Shawn Baldwin
continu op zoek naar donaties. Ze
doen veel inspanningen, maar jammer genoeg volstaat dat niet om aan
alle noden te voldoen.
Overigens zijn humanitaire interventies niet altijd zonder risico. Denk
maar aan de bombardering van het
ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen in de Afghaanse stad Kunduz in
oktober dit jaar waarbij 22 doden en
37 gewonden vielen. De ngo verloor
zo in één klap 12 medewerkers.
© UNHCR/Shawn Baldwin
mensen. Bovendien investeert ICRC
veel in preventie. Zo zet ze hard in
op wereldwijde versterking van het
internationaal humanitair recht dat
van toepassing is in situaties van
gewapend conflict. Doel: personen
beschermen die niet (langer) aan
de vijandelijkheden deelnemen
en de middelen en methoden van
oorlogvoering beperken.
Verder is ook OCHA een relevante
partner. OCHA is op wereldniveau
de organisatie die het overzicht
houdt op alle humanitaire activiteiten. Door haar coördinerende
taak slaagt ze erin de hulp veel
doeltreffender en doelmatiger te
maken. De Belgische bijdrage via
deze organisatie bedroeg dit jaar
al meer dan 15 miljoen euro.
Bovenstaande humanitaire organisaties verrichten voortreffelijk werk.
Toch bevinden zich nog steeds
grote groepen vluchtelingen in
erbarmelijke omstandigheden. Dat
is vooral te wijten aan het enorme
kostenplaatje van de hulp. Humanitaire organisaties en fondsen zijn
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
27
Titicacameer,
HISTORISCHE SCHATKAMER VAN BOLIVIA
Een jonge Belgische archeoloog deed in 2013 opmerkelijke vondsten in het Titicacameer (Bolivia). Daarop
werkte de Boliviaanse overheid samen met de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een groots programma uit. Doel: het patrimonium opwaarderen en het toerisme aanwakkeren in het Zuid-Amerikaanse
land. Of hoe cultuur en ontwikkeling hand in hand kunnen gaan.
CHRIS SIMOENS
‘Ik heb meer geleerd van de Bolivianen dan zij van mij’
Daar is Delaere van overtuigd. En dan heeft hij het niet alleen over de gemeenschapszin van
de inheemse Bolivianen (zie kader). Ook over zijn werk. ‘Zij zijn de eigenaars van alles en zij
dragen nog kennis mee van hun vooroudercultuur. Zo had ik een stenen voorwerp bovengehaald waarvan ik de betekenis maar niet kon achterhalen. Een week heb ik ernaar gezocht.
Tot een Boliviaan toevallig mijn bureau binnenstapte en naar het voorwerp wees: ah, dat dient
om mee te vissen! Hij had nog gezien hoe zijn grootvader dat gebruikte.’ Jammer genoeg gaat
veel van dergelijke kennis stilaan verloren.
© ULB
E
en beetje zoals België
had ook Bolivia eeuwenlang af te rekenen met
vreemde overheersing
en conflicten. De Spaanse kolonisten
kwamen aan tijdens de 16de eeuw,
maar ook na de onafhankelijkheid in
1825 volgden oorlogen met onder
meer Chili, Brazilië en Paraguay.
Grote stukken grondgebied gingen
verloren. De inheemse bevolking –
toch 62% van de totale bevolking
– had het extra lastig. Al te vaak
bleven zij tweederangsburgers voor
de besturende criollos of Bolivianen
van Spaanse afkomst.
Tiwanaku
Met Evo Morales kwam in 2006 voor
het eerst een inheemse president
aan de macht. Eindelijk verwierven
Amerindianen serieuze rechten. Zo
is elke gemeenschap – een groep
dorpen – officieel eigenaar van zijn
traditie en territorium. Maar voor een
multi-etnische samenleving als die
in Bolivia is ook een gezamenlijke
identiteit belangrijk.
Die van het Incaverleden misschien?
Net voor de komst van de Spanjaarden heersten de Inca’s inderdaad
een eeuw lang over een groot deel
van het hedendaagse Boliviaanse
territorium. Maar ook de Inca’s
waren in feite kolonisatoren.
Voor een volwaardige ‘Boliviaanse’ cultuur moeten we terug
naar de Tiwanakubeschaving, die
een grote bloei kende rondom het
De archeologen vonden 2000 artefacten,
veelal offerandes: keramiek in de vorm van poema’s,
schelpen, gebeente...
Titicacameer. Spijtig genoeg weten
we heel weinig over die cultuur
omdat de Inca-invloed sterk overheerste en talrijke sporen heeft nagelaten. Onder meer in gewoontes,
legendes en fabels van de diverse
Boliviaanse bevolkingsgroepen.
Bedevaart
Enter het Centre de Recherches et
Archéologie et Patrimoine aan de ULB,
een onderzoekscentrum gespecialiseerd in archeologisch onderzoek.
28 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
Het
Titicacameer
is van oudsher
één van de
meest sacrale
plekken van
Zuid-Amerika
Masterstudent Christophe Delaere
besloot in 2007 op zoek te gaan naar
restanten van de Tiwanakucultuur
rondom het Titicacameer. Dat meer
is van oudsher één van de meest
sacrale plekken van Zuid-Amerika.
Een Incalegende vertelt dat de zon
en de maan uit het meer opstegen
en zo de schepping van de wereld
inluidden. Daar liggen nu het Zonneen Maaneiland. De eilanden vormen
het eindpunt van een tot op vandaag
uiterst populaire bedevaartroute, die
ooit door de Inca’s werd ingesteld.
‘Het is echt het Compostella van
Zuid-Amerika met jaarlijks 500.000
pelgrims’, zegt Delaere. Doordat de
keizer de zoon van de zon was en
de keizerin de dochter van de maan,
vormde de Incabedevaart meteen
een eerbetoon aan het keizerspaar.
Onder de Spanjaarden bleef de
bedevaart bestaan, maar dan wel
ter ere van de Zwarte Madonna van
Copacabana.
Onder water
Maar ook vóór de Inca’s trokken
pelgrims naar het Titicacameer.
Daar wierpen ze offerandes in het
© Christophe Delaere
CULTUUR
© ULB
PACHAMAMA EN VIVIR BIEN
Sinds jaar en dag is Pachamama voor inheemse Bolivianen dé
belangrijke godheid, ook vandaag. ‘Het betekent veel meer dan
Moeder Aarde’, zegt Delaere. ‘Het omvat ook de lucht, de hele
kosmos eigenlijk. Pachamama zorgt voor voedsel, water, vee…
Eigenlijk leven de Bolivianen in een plek die niet van hen is. Daarom
moeten ze iets terugdoen. Nog steeds plengen de Inheemse
Bolivianen dagelijks een offer aan Pachamama: cocabladeren of
alcohol. Jaarlijks voeren ze een groot ritueel uit. Ook tijdens onze
onderwaterexpeditie brachten we dagelijks een offer. Want duiken in
een heilig meer als Titicaca doe je niet zomaar, het is als werken in
een kerk of op een kerkhof. Pachamama moet toestemming geven.’
Deze eeuwenoude levenshouding van eerbied voor Pachamama leidt
ook tot zorgzaamheid voor milieu en medemens. Delaere: ‘President
Morales heeft op die levenshouding het label ‘vivir bien’ gekleefd.
Niets nieuws dus, maar het begrip kan wel de democratisering in
Bolivia ondersteunen.’ Merkwaardig genoeg dumpen de Bolivianen
evengoed overal plastic bekers en zakjes, en blijkt het Titicacameer
vervuild. ‘Maar dat komt omdat ze nog niet beseffen dat plastic
niet afbreekt. Voor 1950 was alles aardewerk, het maakte niet
uit waar de brokstukken terechtkwamen. Ook bij ons heeft dat
bewustwordingsproces lang geduurd.’
water ter ere van Pachamama (zie
kader). ‘Tijdens het onderzoek voor
mijn masterthesis ontdekte ik algauw
dat er op de oever van het meer
weinig sporen waren uit de Tiwanakacultuur’, zegt Delaere. ‘De oever
uit de Tiwanakuperiode ligt immers
5 meter onder water!’ Dus volgde
hij gedurende 2 jaar onderwaterarcheologie in Zuid-Frankrijk. In 2013
– tijdens zijn doctoraat – ondernam hij met een team van 25 man/
vrouw – vooral Belgen en Fransen,
en natuurlijk ook Bolivianen – een
heuse onderwaterexpeditie. En
met succes! Ze vonden 2000 artefacten, veelal offerandes: keramiek
in de vorm van poema’s, schelpen,
gebeente... Maar ook enkele figuurtjes in goud. ‘Superinteressant, niet
voor het goud zelf, maar omdat we
nog niet wisten dat de Tiwanakucultuur de goudsmeedkunst beheerste’,
zegt Delaere. President Morales
toonde in elk geval veel belangstelling. Met veel luister stelde hij
de gevonden voorwerpen voor aan
de internationale pers.
Daarop groeide de idee om er een
ruimer programma aan te breien.
Dat kwam met een budget van 1,5
miljoen euro terecht in het samenwerkingsprogramma dat België in
2014 met Bolivia afsloot. Bedoeling:
het volledige patrimonium rondom
het Titicacameer grondig uitkammen
en dusdanig presenteren (via musea,
wandelpaden, gerestaureerde ruïnes…) dat het meer toeristen lokt.
Het omvat ook een luik onderwaterarcheologie zodat de Bolivianen
zelf hun patrimonium verder kunnen
ontdekken. Een initiatief dat aan de
inheemse bevolking extra inkomsten moet bieden dus. Terzelfdertijd draagt het bij tot een sterkere
gemeenschappelijke identiteit.
ONLINE
www.titicaca.be
Het valt zeker op hoe zorgzaam de inheemse Bolivianen met elkaar
omgaan. ‘Overal lees je dat Bolivia een van de armste landen ter
wereld is. En toch: nergens zie je een clochard, niemand sterft aan
honger, de ouderen worden goed verzorgd … Als er een school nodig
is, doen ze een collecte en bouwen ze die samen. Kortom, er is nog
een sterk collectief, mensen zorgen voor elkaar. Natuurlijk hebben
ze het niet breed – dikwijls moeten ze het stellen zonder water
of elektriciteit – maar de minimale levensbehoeften zijn vervuld.’
Overigens is ‘vivir bien’ een vrij algemeen begrip onder de inheemse
bevolking van Bolivia, zowel bij Quechuas (afstammelingen van
Inca’s) als bij Aymara en Guaranies (afstammelingen van pre-Inca’s).
www.economiasolidaria.org/noticias/vivir_bien_propuesta_
de_modelo_de_gobierno_en_bolivia (in Spaans)
Een film over de onderwaterexpeditie door de Belgische
cineast Frédéric Cordier zal voorgesteld worden in februari
2016, en zal daarna op tv te zien zijn. Bekijk nu al de trailer
op www.youtube.com > ‘Les secrets engloutis du Titicaca’.
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
29
RUBRIQUE
Rondom de
DROOGTE JAAGT
MENSEN
OP DE VLUCHT
BELGIË KRIJGT GOEDE
PUNTEN VAN OESO-DAC
OESO-DAC, het ontwikkelingscomité
van de OESO, maakte in september
2015 bekend dat de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking
belangrijke vorderingen heeft
gemaakt sinds een vorige evaluatie
(‘peer review’) in 2010.
H
Droge gebieden maken 40% uit van het totale landoppervlakte en herbergen 2,4 miljard mensen. Toch komt een meerderheid van alle huidige
vluchtelingen uit droge gebieden. Droogte en landdegradatie vormen dus
een belangrijke factor die mensen op de vlucht doet slaan.
‘Om versnippering tegen te gaan heeft de regering
de lijst van de partnerlanden van de Belgische
gouvernementele samenwerking herzien van 18
naar 14. Twaalf van deze landen behoren tot de
groep van minst ontwikkelde landen; 8 ervan zijn
fragiele staten. De nuttige aanbevelingen inzake
het verlichten van de procedures, een meer flexibele programmering en een groter risico-appetijt
zullen ons in staat stellen onze beleidskeuzes
te vertalen op het terrein’, aldus minister van
Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo.
De peer review geldt internationaal als een van de
belangrijkste evaluatiesystemen inzake ontwikkelingssamenwerking.
Lees het rapport op
www.oecd.org/
belgium/peer-review-belgium.htm
© UNHCR/Brian Sokol
et rapport verwelkomt vooral het
Belgische soliede beleid inzake multilaterale samenwerking, de sterke
vooruitgang op het vlak van humanitaire hulp,
de grotere aandacht voor beleidscoherentie
voor ontwikkeling, de Belgische concentratie op
de minst ontwikkelde landen en fragiele staten
in Afrika en de focus op resultaten. Daarnaast
verdient ons land een pluim voor zijn internationaal
erkend standpunt dat 50% van alle middelen
inzake officiële ontwikkelingssamenwerking
zouden moeten worden besteed aan de minst
ontwikkelde landen en fragiele staten.
D
at is één van de vaststellingen van de 12de
Conferentie van de
VN-Conventie tegen Woestijn­
vorming in Ankara (Turkije) in
oktober 2015. Ook bij het conflict
in Syrië speelde droogte een
voorname rol. Tegen 2030 kunnen
135 miljoen mensen voor droogte
op de vlucht slaan.
Bodemzorg biedt ook een oplossing voor
honger en klimaatverandering. Als alle
bodems tenminste 4 promille koolstof zouden opslaan, kan een groot deel van het
momenteel uitgestoten koolstof opgevangen
worden. Meteen komen de Parijse klimaatdoelstellingen dichter bij: temperatuurstijging met niet meer dan 2°C.
IMPACT over infrastructuur
De toegang tot basisinfrastructuur verbeteren is een van de prioriteiten van de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking. De vierde editie van het magazine IMPACT is volledig gewijd aan deze
belangrijke sector. Ze zoomt in op de wegen-, scholen- en gezondheidsinfrastructuur en de voordelen
die de bevolking daarvan plukt.
www.btcctb.org
30 OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015 I
Om dat te bereiken moet jaarlijks
12 miljoen hectare gedegradeerd
land (4 keer België) opnieuw
in gebruik genomen worden.
Kostprijs bedraagt 250 à 300
dollar/hectare of 3 à 3,6 miljard
dollar. Relatief bescheiden in
vergelijking met het geschatte
kostenplaatje van alle SDG’s:
3500 à 5000 miljard dollar. Meer organische koolstof in de bodem leidt bovendien
tot een hogere voedselproductie. Ook de
biodiversiteit vaart wel door landherstel.
Kortom, al is SDG15.3 (‘bestrijd woestijnvorming, herstel gedegradeerd land en bodem
…’) maar één van de 169 doelwitten van de
SDG’s, het heeft wel een cruciale impact.
CS
SOCIALE BESCHERMING
17 MILJOEN
LEVENS
© FAO Simon Maina
GEEFT ARMEN DUWTJE IN DE RUG
GLOBAL FUND REDT
In haar rapport ‘State of Food and Agriculture 2015’ breekt de VN-organisatie
voor Voedsel en Landouw FAO een lans voor ‘sociale bescherming’.
F
AO stelt vast dat ondanks 15 jaar Millenniumdoelen nog steeds enorm veel
mensen in armoede leven: bijna 1 miljard is extreem arm en 1 miljard is arm.
Ze leven vooral op het platteland in Sub-Sahara-Afrika en Zuid-Azië. Zelfs een
groeiende economie kan de armen moeilijk bereiken. Ze zitten nu eenmaal vast
in vicieuze cirkels: van ondervoeding, slechte gezondheid, lage productiviteit, gebrekkig
onderwijs. Daarom hebben de armen en kwetsbaren een duwtje in de rug nodig en sociale
bescherming kan hen dat bieden. Het omvat onder meer transfers in cash (onvoorwaardelijk of voorwaardelijk, zoals gelinkt met gezondheidscontrole of school volgen) of in
natura (gratis eten op school …) en programma’s met gegarandeerde werkgelegenheid.
Zeker in laag- en middeninkomenslanden verdienen de
armen vooral de kost in de landbouw. Gerichte steun kan
dus zowel de landbouwproductiviteit als het inkomen van
de armen verhogen. En dat hoeft volgens FAO niet onoverkomelijk duur te zijn, zelfs voor de armste landen. Toch is
ondersteuning door donoren soms wenselijk. FAO pleit ook
voor een betere inning van belastingen. Vandaag al ontvangen 2,1 miljard mensen in 145 ontwikkelingslanden een of
andere vorm van sociale bescherming, jammer genoeg het
minst in gebieden met de meeste armoede. In 2013 heeft
sociale bescherming 150 miljoen mensen uit de extreme
armoede getild, een bewijs dat het werkt.
Lees het rapport (www.fao.org/3/a-i4910e.pdf)
of een samenvatting (www.fao.org/3/a-i4953e.pdf). CS
MIGRANTEN TREKKEN VOORAL NAAR STEDEN
In veel steden vormen migranten een derde of meer van de bevolking, in Brussel is dat zelfs meer
dan de helft. Het rapport 2015 van de Internationale Organisatie voor Migratie onderzoekt hoe
migranten de stadsontwikkeling beïnvloeden. De lokale politieke economie van migratie valt immer
veel beter te begrijpen op stedelijk dan op nationaal vlak. Het rapport vestigt ook de aandacht op
migratie in het Zuiden. Terwijl steden in het Noorden buitenlandse migranten aantrekken, is de
migratie in de steden van het Zuiden vooral afkomstig van het eigen platteland. Migratie biedt
risico’s, maar zeker ook opportuniteiten.
CS
The World Migration Report 2015: Migrants and Cities, New Partnerships to Manage Mobility
http://www.iom.int/world-migration-report-2015
‘The Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis
and Malaria’ – kortweg The Global Fund
– heeft sinds zijn oprichting in 2002
17 miljoen mensenlevens gered.
D
oor wetenschappelijke
vooruitgang,
vernieuwende oplossingen
en volgehouden internationale steun moeten dat
tegen eind 2016 22 miljoen levens worden. 8,1
miljoen mensen met aids
kregen een antiretrovirale
behandeling, 548 miljoen © The World Bank/Arne Hoel
muggennetten werden
verdeeld om kinderen en hun families tegen malaria
te beschermen en 13,2 miljoen mensen werden op tbc
getest en behandeld.
Toch zijn die ziektes nog verre van de wereld uit. Enorm
veel tienermeisjes in Zuidelijk Afrika lopen aids op. Er
komen steeds meer gevallen voor van gezamenlijke
infectie van tbc en aids, terwijl tbc almaar vaker
resistent blijkt tegen diverse geneesmiddelen. En de
strijd tegen malaria heeft dringend nood aan nog meer
preventie en behandeling. The Global Fund is in wezen
een financieringsinstrument waarbij overheden, civiele
samenleving, privésector en mensen met aids, tbc en
malaria samenwerken aan een gemeenschappelijk
doel. Het succes toont aan dat die aanpak werkt. Ook
België is een trouwe donor. Ons land gaf in 2014 en
2015 telkens 19 miljoen euro. CS
ONLINE
http://www.theglobalfund.org/en/
blog/2015-09-21_17_Million_Lives/
I OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2015
31
Je leest
Ontdek de laatste nieuwtjes over de Belgische
ontwikkelingssamenwerking ook online op:
www.glo-be.be
www.dg-d.be
DGD - DIRECTIE-GENERAAL
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
EN HUMANITAIRE HULP
Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Download