Het hindoeïsme

advertisement
1
De wereldreligies - algemeen
1. Geen doel maar een weg
* Religies zien zichzelf nooit als een doel op zich. Ze zijn altijd een middel tot, een weg
waarlangs, een zoektocht naar, enz. Geen enkele wereldreligie heeft zichzelf ooit de naam
gegeven waaronder wij haar nu kennen:






het jodendom noemde zichzelf de weg van de aartsvaders (Gen.12,1: trek weg naar
het land dat ik u aan zal wijzen...);
de eerste christenen werden mensen van de weg genoemd; Christus noemde zichzelf
niet uitdrukkelijk God, maar de weg of de poort;
de islam is het rechtgebaande pad (Soera 1,6);
het hindoeïsme kent drie heilswegen;
de boeddhisten bewandelen het achtvoudige pad en zien de Boeddha als wegwijzer;
inheemse animistische religies volgen de weg van de voorouders.
* Wat is dan wel het doel? Verlossing. Die verlossing wordt door elke religie anders ingevuld.
* Spoorwegen of bospaden?
2. De dimensies van een religie
De Vlaamse antropoloog R. Pinxten omschrijft een religie als ‘een meer of minder
gesystematiseerde manier om zichzelf een plaats in de wereld te geven en die plaats te
verantwoorden’. (Ontbreekt in deze omschrijving de verwijzing naar de metafysische
dimensie, of zit die volgens Pinxten in ‘wereld’ vervat?)
In de loop van haar lange geschiedenis heeft de mensheid zo’n uiteenlopende vormen van
religieus gedrag vertoond, dat het verschijnsel nauwelijks preciezer te definiëren is. (Volgens
Pinxten1 bestaan er wereldwijd zo’n 4000 religieuze tradities.)
Elke religie vertoont in mindere of meerdere mate de volgende vijf dimensies:





1
existentiële dimensie: contact zoeken met het goddelijke, erdoor aangesproken en
gegrepen worden (bv. meditatie, mystiek, gebed, muziek);
sociale of institutionele dimensie: de verbondenheid met geloofsgenoten, de structuur
en organisatie van de gelovige gemeenschap (bv. toetredingsrituelen, hiërarchie,
kloosterorden);
dogmatische dimensie: de geloofsleer; de opvattingen die een volgeling van de religie
verondersteld wordt te onderschrijven (bv. reïncarnatie of verrijzenis, mono- of
polytheïsme);
ethische dimensie: de leefregels en principes die een menswaardig handelen
ondersteunen (bv. de Thora, het achtvoudige pad, de sharia);
rituele dimensie: de vastgelegde handelingen en erediensten waarin de gelovige
gemeenschap haar identiteit uitdrukt (bv. bedevaarten, liturgie, feesten, offers).
Goddelijke fantasie, Houtekiet, Antwerpen, 2000.
2
3. De spiltijd
In de religiegeschiedenis blijkt de periode tussen 800 en 200 v. Chr. in India, China en ten
oosten van de Middellandse Zee een keerpunt te zijn geweest: hindoeïsme en jodendom
kregen hun huidige vorm en het boeddhisme werd geboren. Deze processen speelden zich
onafhankelijk van elkaar af. De Duitse filosoof Karl Jaspers (en in zijn kielzog de Britse
godsdiensthistorica Karen Armstrong2) noemt deze periode dan ook de spiltijd. Talrijke
godsdiensten begonnen toen de rituele dimensie minder, en de ethische méér te
benadrukken. Eenzelfde verschuiving vond plaats van de dogmatische naar de existentiële
dimensie.
‘Alom bekend is de theorie van de Duitse filosoof Karl Jaspers over de Achsenzeit, de spiltijd,
van de menselijke cultuur. Zowat 2500 jaar geleden verschenen overal ter wereld, ongeveer
terzelfder tijd, ‘universele denkers’ ten tonele. In China was het Confucius en in India de
Boeddha, in het oude Griekenland waren het de presocratische filosofen, in Israël de
profeten. Zij bedachten ethische, religieuze of wijsgerige wereldsystemen, waaraan wij tot
op heden intellectueel schatplichtig zijn. Alsof tweeënhalf millennium geleden in het heelal
de Meester de bel liet rinkelen, en de versufte menselijke geest uit zijn dagdromen wakker
schoot. De spiltijd luidde het begin in van de spirituele speeltijd van de mens – ook wel
‘cultuur’ geheten. Wij, mensen, ontdekten onze geest, en maakten daarvan, bescheiden als
wij zijn, nietwaar, de oorzaak van het heelal: God, Dharma, Wereldgeest…’3
4. Wat zijn wereldreligies?4
Het label ‘wereldreligie’ wordt niet toegekend op basis van kwaliteit (die is immers niet te
meten) of van aantal volgelingen (het jodendom bijvoorbeeld telt slechts 21 miljoen leden;
het is bovendien niet bepaald wanneer iemand lid is van een religie). De enige criteria
(trouwens ook niet objectief!) zijn verspreiding over de wereld en invloed op de
geschiedenis. Zo vormt zich het volgende lijstje (in volgorde van ontstaan): hindoeïsme,
boeddhisme, jodendom, christendom, islam.
Wat de verwantschappen tussen al die religies betreft, valt er weinig méér te zeggen dan dat
het boeddhisme is voortgekomen uit het hindoeïsme, het christendom uit het jodendom en
de islam uit jodendom en christendom.
Zijn alle religies nazaten van één oerreligie? De huidige verschillen zijn zo fundamenteel dat
men hier met recht aan kan twijfelen. Zinvoller is evenwel de vraag hoe we de relaties
tussen de wereldgodsdiensten vandaag kunnen zien: ook wie niet verwant is kan proberen
harmonisch samen te leven!
De volgende houdingen worden naar voren geschoven:


exclusivisme: één religie bezit de volledige waarheid; alle andere moeten dus
verdwijnen en alle mensen moeten tot die ene religie worden bekeerd.
relativisme: alle religies zijn gelijkwaardig. Ze gaan alle terug op dezelfde ervaring
van de dieptedimensie en drukken die slechts op verschillende manieren uit.
Zie haar monumentale studie Een geschiedenis van God. Vierduizend jaar jodendom, christendom en islam,
Ambo/Anthos, Amsterdam, 200015, p. 42; op de spiltijd gaat Armstrong uitgebreider in in De grote transformatie.
Het begin van onze religieuze tradities, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005; de transformatie op religieus en ethisch
gebied houdt verband met het ontstaan in deze periode van de eerste georganiseerde (stads)staten, waar het
individu (en dus het individuele oordeel) meer aandacht kregen dan in de ‘gesloten’ primitieve samenlevingen. Zie
M. DESCHOUX e.a., Ethiek (Prisma-Compendia), Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1968, p. 17-20.
3 Filosoof P. DE GRAEVE in zijn column In woestijnen, in Knack van 1 juli 2009, p. 68
4 Gegevens over de verspreiding van de wereldreligies en hun aantal volgelingen vind je in WW2-3.
2
3


inclusivisme: één religie is het volgroeide stadium van wat in de andere nog volop in
ontwikkeling is. De andere religies zijn dus voorlopige ontwikkelingsstadia.
oecumenisme: alle religies zijn wegen om de ene en uiteindelijke God te beleven. De
veelheid van religies is een positief en waardevol gegeven: uit de confrontatie van
standpunten wordt verrijking van ieders standpunt geboren.
Hindoeïsme
Zoals een vogel aan een touwtje gebonden,
eerst in alle richtingen vliegt
en nergens een rustplaats vindt,
en uiteindelijk op de plaats gaat zitten
waar hij is vastgebonden,
zo fladdert ook de geest rond
in verschillende richtingen
en vindt nergens rust
tot hij uiteindelijk neerstrijkt op de levensadem,
want de geest is gebonden aan de levensadem.5
A. Ontstaan (WW4)
De oudste wereldreligie is zo nauw verbonden met India dat we eigenlijk niet meer van een
religie kunnen spreken: het hindoeïsme is geen aspect van de Indische cultuur maar gewoon
die cultuur zelf.
Het hindoeïsme is het resultaat van een complexe evolutie die begon rond 2000 à 1500 v.
Chr., toen Indogermaanse volksstammen vanuit het noorden de Indusvallei binnenvielen en
de autochtone Dravidische bevolking zuidwaarts dreven. Uit de wisselwerking tussen de
Dravidische en de Indogermaanse godsdienst (brahmanisme of vedisme genoemd), ontstond
geleidelijk het hindoeïsme.6
B. Karakteristiek
Men heeft het hindoeïsme wel eens vergeleken met de Indische baniaanboom (waringin)
waarvan de takken luchtwortels naar de aarde zenden zodra ze te zwaar worden om door de
moederstam te worden gedragen. Die wortels dringen dan in de grond en nemen daar
5 Chandoggya-Upanishad XVII, 2.
6 De naam hindoe (indusmens) verwijst naar de Indusrivier, die zuidwaarts door het huidige Pakistan loopt.
Moslims die in de middeleeuwen naar het oosten doordrongen, zagen de Indus als de uiterste grens van hun
invloedssfeer en noemden de bewoners aan de overkant indusmensen.
4
voldoende voedsel tot zich om zich tot nieuwe stammen te ontwikkelen, welke vervolgens de
oerboom helpen om zijn machtige kroon te torsen. Aldus krijgt de baniaanboom voortdurend
steun, nieuw voedsel en nieuwe kracht om een hoge leeftijd te bereiken. Na verloop van tijd
gaat hij zelfs meer gelijken op een bos dan op één enkele boom. Ook het hindoeïsme leeft
van zijn talloze wortels en stammen: nog terwijl de ene tak en stam afsterft, ontwikkelt zich
een andere; en de oudste gedeelten behoren evengoed tot die wezenlijk éne baniaanboom
als de allerjongste scheuten.7
Het hindoeïsme is zo heterogeen dat iedere uitspraak erover geheel of gedeeltelijk verkeerd
is. Uit de vergelijking met de baniaanboom blijkt dat het zichzelf voortdurend vernieuwt door
zijn geweldige assimilatievermogen. Ontstaan uit de samenvloeiing van twee hoofdstromen
(de vedische en de upanishadische), heeft het zijrivieren opgenomen die soms nieuw of
tegenstrijdig gedachtegoed aanvoerden. Het resultaat was een eenheid in verscheidenheid
die de Indische cultuur zowel ongrijpbaar als bestendig maakt. Alle denkbare
vereringsvormen, godsbeelden en ethische normen bestaan door en naast elkaar. Het
hindoeïsme bezit dus geen vastgelegde dogmatiek of inhoud, geen hiërarchie of structuur,
geen zendingsdrang of oppergezag.8
Zoiets zou elke andere religie doen verzanden in een oeverloze strijd tussen sekten en
scholen. Het hindoeïsme lééft er juist van: iedere hindoe mag en moet het goddelijke
vereren in overeenstemming met zijn niveau, aanleg, voorkeur en plaats in de wereld.
C. Hindoeïstische literatuur
De rijke schriftelijke traditie van India wordt onder de meest hoogstaande culturele
prestaties van de mensheid gerekend. De teksten zijn geschreven in het Sanskriet, een
Indogermaanse taal. Bij gebrek aan centraal gezag werd deze teksttraditie nooit
gecanoniseerd.9 Wel hebben sommige teksten een grotere werkingsgeschiedenis dan
andere. De volgende tekstverzamelingen zijn belangrijk:
a) De Veda
(WW4)
Deze
drieduizend
jaar
oude
bundeling van verlichte kennis stamt
uit het brahmanisme en is dus
ouder dan het hindoeïsme zelf. Ze
bevat vier uitgebreide collecties
spreuken,
hymnen
en
beschrijvingen van offerrituelen. De
brahmanen
(Indogermaanse
offerpriesters) bekleedden in hun
gemeenschap een sleutelfunctie: zij
waren verantwoordelijk voor de
offers en alleen zij mochten de
vedateksten kennen. Van het juiste
7 W. TRUTWIN, Encyclopedie van de wereldgodsdiensten, Altiora, Averbode, 1981, p. 162.
8 Omdat dit in mindere mate ook voor het boeddhisme geldt, vertonen deze twee godsdiensten weinig neiging
tot fundamentalisme en fanatisme: ze presenteren hun volgelingen immers geen waarheid, maar leren hun de
eigen waarheid te vinden.
9 Hoe die canonisatie voor de Bijbel gebeurde lees je in WW28.
5
verloop van de rituelen hing het heil van het volk af, want fouten zouden de goden kunnen
ontstemmen. Dit ‘heilsmonopolie’ leidde natuurlijk tot corruptie en machtsmisbruik. Het
protest daartegen zou tot de belangrijkste revolutie in de hindoeïstische geschiedenis leiden.
b) De Upanishaden
Deze groep geschriften maken het hindoeïsme tot wat het nu is. Ze zagen het licht tussen
800 en 500 v. Chr. en probeerden de vedische traditie bij te sturen10. Het heilsmonopolie van
de brahmanen lokte verzet uit dat tot een religieuze tegenstroom uitgroeide: een klasse van
heilige kluizenaars (sadhoes) leerde dat de mens het heil niet langs rituele weg bereikt, maar
via meditatie, ascese en inzicht in de aard van het bestaan.11 Het heil kan ook niet door
anderen geschonken worden: ieder staat er persoonlijk voor in. Brahman is in het binnenste
van de mens aanwezig in de gedaante van atman of levensadem. De mens wiens atman in
harmonie leeft met brahman, bereikt de verlossing. De Upanishaden beschrijven tevens de
technieken om atman in zichzelf te ontdekken en op zijn ritme te leven. Dit noemt men
yoga, wat eigenlijk juk of verbinding (tussen atman en brahman) wil zeggen. Yoga is wellicht
de kostbaarste hindoeïstische bijdrage tot het geestelijke erfgoed van de mensheid.
c) Niet-geïnspireerde werken
Deze groep omvat vooral verhalen over grote leraars en profeten en een bijna eindeloze
keten van goden- en heldenmythen. Bekend zijn vooral de Ramayana en de Mahabharata
(95000 strofen!), waar de diepzinnige Bhagavadgita (WW4) deel van uitmaakt. Dit geschrift
gold in de jaren zestig als de bijbel
van de westerse hippies. In het
Misschien wel de leerrijkste ontmoeting was in Benares, met
een hindoeleider. Die vindt het waanzin dat zijn volk uit de
moderne India zijn de mythen een
heilige Ganges drinkt. Hij is ervan overtuigd dat het heilige
onuitputtelijke inspiratiebron voor
water niet genezend is, maar dodelijk. Een geestelijke leider
filmscenario’s (Bollywood!).
die in dat land die boodschap brengt, getuigt niet alleen van
D. Basisideeën
a) Een
cyclische
kosmologie
Bij het aanbreken van Brahma’s dag
gaan
alle
dingen
uit
het
ongeopenbaarde
tot
het
geopenbaarde over, en bij het
naderen van de nacht verzinken ze
weer in het ongeopenbaarde12.
De kosmologie van het westerse
monotheïsme steunt op de idee van
inzicht, maar vooral van moed.
‘In de Ganges komt het vuilnis van 400 miljoen mensen
terecht. Die rivier is dus waanzinnig verontreinigd. Vijf
procent van die vervuiling is het gevolg van religieuze
activiteiten. Vooral assen van de lijken die ze verbranden.
‘En toen vonden die geestelijke leider en ik elkaar, omdat ik
echt begrip toonde voor hoe hij moet omgaan met zowel die
vervuiling als zijn geloof. Ik zei hem: ‘Je moet je geen
zorgen maken om die 5 procent van ‘jouw’ vervuiling. Het
probleem is die 95 procent zware industriële en menselijke
pollutie. Jullie hindoeleiders moeten zeggen: ‘Juist omdat dit
een heilige rivier is, hebben onze mensen recht op een
propere Ganges.’ Je moet er niet over discussiëren of die
miljoenen mensen straks nog mogen baden in Benares. Je
moet niet toestaan dat ze een schuldcomplex aangepraat
krijgen omdat ze hun assen uitstrooien. Dat is hun recht.
Dat is ook geen probleem meer als die 95 procent vervuiling
al maar eens gehalveerd zou worden. Hij was blij dat een
westerling hem begreep: ‘Ons geloof is met die rivier
verbonden.’
‘Zo is dat daar. Er is geen grens tussen de Indiër en de
Ganges, de mens en de rivier. De mens is hindoe en de
rivier is heilig. In India is alles religie.
(De Limburgse provinciegouverneur Steve STEVAERT in een
Tegenwoordig worden ze wel als onderdeel van de
Veda gezien.
interview
met De Morgen van 3 maart 2007, p. 57.)
11 Logisch dat deze evolutie zich in de spiltijd voordeed!
12 Bhagavadgita VIII,18.
10
6
de oerknal, gevolgd door een evolutie in stijgende lijn (lineaire tijdsopvatting). Het
hindoeïsme veronderstelt een pulserend heelal: een eindeloze opeenvolging van oerknallen,
telkens gevolgd door een periode van miljarden jaren waarin het heelal zich uitbreidt en
weer krimpt.13 Ieder bestaan heeft dus een voorlopig karakter, als een schakel in een
eindeloze ketting.
b) Samsara en brahman
Als een hindoe sterft, wil hij het liefst op de over van de Ganges gecremeerd worden. Daar
keert zijn lichaam terug naar hetzelfde water dat hem het leven geschonken heeft. De ziel
wordt gezuiverd van zonden en gezegend door de godin Ganga. De overledene is nu klaar
oo over te gaan naar het volgende leven. Hindoes geloven in de eeuwige cyclus van leven,
dood en wedergeboorte, en de Ganges vormt nog altijd de kern van die spirituele wereld.
Die heilige band van de rivier met de mensen kan misschien haar redding zijn.14
Kijk naar een draaiende fietsketting: je ziet de draaiing maar niet de schakels
De veelvormigheid van het hindoeïsme is het gevolg van zijn bijzondere kijk op de werkelijkheid. Het verwerpt namelijk het identiteitsbeginsel, dat aan ieder zijnde een onverwisselbare
identiteit toekent. Er bestaan geen
zijnden maar slechts het éne Zijn: de
werkelijkheid is geen verzameling van
dingen en wezens, maar een stroom
zonder bron of monding (samsara
geheten). De ontelbare druppels in de
samsara groeperen zich in steeds wisselende combinaties. Zo’n combinatie is
een zijnde, een ding of wezen dat
gedurende één moment bestaat. Daarna
gaan alle druppels op in nieuwe
verbanden. De werkelijkheidsopvatting
van het hindoeïsme is dus monistisch:
ondanks de schijnbare veelheid is alles
één.
Het Zijn bezit uit zichzelf geen
eigenschappen, geen begin of einde. Je
kan er dus alleen van zeggen dat het
bestáát, dat het een oergrond bezit.
Deze oergrond wordt door de hindoe
brahman genoemd. Brahman gaat alle
zijnden te boven en is er tegelijk de
noodzakelijke voorwaarde voor. Het
doordringt het Zijn zoals het zout de zee.
Brahman manifesteert zich in drie
hoofdvormen: ieder zijnde ontstaat, bestaat en vergaat. Deze scheppende, behoedende en
vernietigende gedaanten van brahman worden respectievelijk Brahma, Vishnu en Shiva
genoemd (WW4). Het zijn de bekendste en meest vereerde hindoegoden. Krishna wordt
13
Die cyclus of dag van Brahma duurt 4,32 miljard jaar en omvat 1000 grote tijdperken die steeds erger zijn dan
het vorige. Na het laatste tijdperk verdwijnt het universum en valt de nacht (dit zou binnen 427000 jaar
gebeuren).
14 Uit de reportage Ganges, River of Life’ (BBC 2007).
7
beschouwd als een incarnatie van Vishnu. Shiva’s dans (vaak afgebeeld) houdt de wereld in
beweging.
c) Het rad van het bestaan
1) Reïncarnatie en karma
Het enige waar wellicht alle hindoes in geloven, is de reïncarnatie of zielsverhuizing
(wedergeboorte is een minder juiste term). Dit geloof is vloeit noodzakelijk voort uit het
oosterse wereldbeeld. Het leven is niet de aardse termijn die ieder wezen wordt gegund: dat
is vergankelijk, heeft geen eigenheid. De werkelijkheid is een rivier die uitmondt in haar
eigen bron: de samsara, die alle zijnden omvat.15
(Illustratie: WW 4)
Een individu bestaat uit drie componenten:



het lichaam, dat bij de dood helemaal verdwijnt (daarom zijn crematie en uitstrooiing
in de Ganges bij hindoes zo gebruikelijk – WW5);
de atman die streeft naar vereniging met brahman;
het astrale lichaam, dat een beetje gelijkt op de westerse ziel. Of misschien zeggen
we beter een rugzak...
Je kunt niets in je rugzak stoppen dat hem lichter maakt
In de samsara beïnvloedt elke druppel al de andere: iedere daad maakt nieuwe krachten los,
ten goede of ten kwade. Karma is het geheel van goede én slechte invloeden die door de
levens heen werken. Alle karma wordt opgeslagen in het astrale lichaam. Het karma moet
uitdoven of vernietigd worden; anders ontstaat er voortdurend nieuwe en blijft de samsara
stromen. Sterven zonder karma is het levensdoel: pas dan kan men uit de samsara
ontsnappen en verlost worden. Maar omdat het opgestapelde karma niet in één mensenleven kan uitdoven of vernietigd worden16, verhuist de ziel van de gestorvene, met haar
lading karma, naar een ander individu. De dood van de één lokt de geboorte van de ander
uit: het karma moet nu eenmaal een nieuwe drager vinden.
Misdaden genereren slechte karma en weldaden goede karma, maar in de ziel worden die bij
elkaar opgeteld. In een rugzak kun je zware maar nutteloze zaken meesleuren, maar ook
lichte, nuttige dingen. Alle inhoud maakt de rugzak echter gewoon zwaarder.
De hoeveelheid karma waarmee iemand sterft, bepaalt de kwaliteit van zijn volgende leven:
ze doet de ziel stijgen of dalen in een ingewikkelde hiërarchie, die naast de mensen ook
dieren, planten, levenloze dingen en zelfs goden omvat.
Hieruit volgt dat de vraag naar de oorsprong en de zin van het lijden, waar het christendom
zo mee worstelt, in het hindoeïsme niet eens een vraag is: alle lijden is het gevolg van het
karma uit voorbije levens die we ons niet meer herinneren.17
15 De Ganges is voor de hindoes heilig omdat zij deze samsara symboliseert.
16 ‘Het wiel blijft doordraaien nadat de fietser is verongelukt’.
17 Mogelijk verklaart deze opvatting, die zo anders is dan de christelijke, mede de populariteit van oosterse
godsdiensten in het Westen.
8
2) Het kastenstelsel
Typering en ontstaan
De karmaleer heeft geweldige sociale gevolgen: de mensheid, die in de hiërarchie tussen
dieren en goden in staat, is ingedeeld in zowat drieduizend kasten. Dat zijn strikt afgebakende sociale geledingen met eigen ethische normen, levenswijze en beroep. Een mens kan
tijdens zijn leven niet van kaste veranderen of buiten zijn kaste huwen. Dit voor westerlingen
zo
onbegrijpelijke
systeem
is
een
erfenis
de
oorspronkelijke
Arische
driestandenmaatschappij; bij de verovering van India integreerden ze de autochtone
bevolking als vierde – en laagste – stand. In de loop der eeuwen waaierden deze
hoofdkasten verder uiteen.





De hoogste kaste zijn de brahmanen, de geestelijke adel wiens suprematie pas in
de laatste decennia is beginnen tanen. Alleen zij mogen grond bezitten, maar
geen arbeid verrichten. Het ligt voor de hand te denken dat zij ook de ‘uitvinders’
van het stelsel zijn.
De tweede kaste is die van de kshatriya’s, de vorsten en militairen.
Dan volgen de vaishiya’s of boeren en kooplui.
Aan de basis bevinden zich de shudra’s of onderworpenen. Zij moeten het werk
opknappen dat voor andere kasten onrein is.
Wie tot geen enkele kaste behoort, is een paria of onaanraakbare en heeft geen
plaats in het openbare leven. De meer dan 100 miljoen paria’s kunnen niet
rekenen op solidariteit: ze hebben hun lot te danken aan het karma van hun
vorige levens en dat kunnen ze alleen zelf uitdoven.
Het kastenstelsel vandaag
De lotus heeft in hindoeïsme en
boeddhisme een symbolische betekenis.
Doordat de bloem uit haar eigen wortelstok
lijkt te ontstaan symboliseert ze de
goddelijke
geboorte
en
zuiverheid.
Godinnen voorgesteld als goedgunstige
partner van een god houden vaak een lotus
vast. Godheden, boeddha's en bodhisattva's
staan of zitten meestal op een voetstuk in
de vorm van een open lotusbloem.
Bij zijn onafhankelijkheid in 1947 schreef India in
zijn
grondwet
in
dat
het
kastenstelsel
onverenigbaar
was
met
de
nagestreefde
democratische idealen. Het werd niet echt
afgeschaft maar mocht op geen enkele manier het
openbare leven beïnvloeden. Maar een wettekst
kan geen traditie van duizenden jaren afschaffen.
Ook al heeft in 1997 een paria het tot Indisch
president gebracht, in de dorpen is het systeem
nog zeer vitaal. Het heeft trouwens ook voordelen:
India is veel te arm om zijn gigantische bevolking
een sociale zekerheid te bieden; de leemte wordt
opgevuld door de grote solidariteit onder
kastengenoten: zij leren elkaar hun typische beroep
en vangen weduwen en wezen op.
3) Gevolgen voor de ethiek
Het ethische gehalte van een daad wordt door de
hindoe afgemeten aan de hoeveelheid karma die
erdoor gemaakt of vernietigd wordt. De ethische
normen zijn gebonden aan de kaste: iedere kaste staat even ver van de verlossing af, maar
9
de normen zijn strenger naarmate de kaste hoger is. Basisprincipes zijn geweldloosheid,
harmonisch samenleven en mededogen met alle schepselen (vandaar het wijdverbreide
vegetarisme).
d) Verlossing
De hindoe leeft om na zijn dood in een hogere kaste geboren te worden. Een hardnekkig
misverstand: als een hindoe íéts wil vermijden, dan is het wel reïncarnatie! Hij leeft juist om
het rad van het bestaan te stoppen en zijn atman te doen opgaan in brahman, zoals een
rivier terugstroomt in de oceaan waaruit ze geboren is. Dit terugstromen in brahman lukt
niet zolang de mens door maya (schijn) wordt misleid. Maya is alles wat uit het ego
voortkomt en het atman verstikt. Wie zich blindstaart op het eigen leven, is gevangen in de
maya en staat nog ver van de verlossing.
Zijn aard getrouw, erkent het hindoeïsme een veelheid van wegen om deze verlossing te
bereiken:

De eerste weg is de vedische: gebed en rituelen vernietigen het karma. Het bekende
ritueel van pelgrims die hun karma afwassen in de Ganges bij Varanasi18 hoort in deze
vorm van hindoeïsme thuis. Bijna alle hindoeïstische rituelen hebben met reiniging of
offergaven te maken. Offerrituelen worden doorgaans niet in een tempel maar bij het
huisaltaar volbracht.
(illustratie: WW 5).

De tweede weg wordt door de Upanishaden gewezen: de mens moet zich afkeren van
verlangens en begeerten en zich tot zijn innerlijk wenden: door meditatie en yoga zal hij
zijn atman ontdekken.

Yoga vergt van de beoefenaar een strenge discipline en is dus slechts voor een elite
weggelegd. Bovendien was verlossing, die neerkwam op de totale verdwijning van de
ziel, niet zo’n aanlokkelijk doel voor de doorsnee gelovige. Daarom ontstond omstreeks
de 9de-10de eeuw een meer volkse derde weg: de bhakti (persoongerichte devotie). De
ziel kan zichzelf verlossen door liefdevolle overgave aan Rama (een incarnatie van
Vishnu) met wie ze na haar verlossing voor eeuwig verbonden blijft.19
18
Varanasi is de moderne naam voor Benares.
Het ontstaan van bhakti wijst op het voortdurende zoeken naar een religie-op-mensenmaat: als één dimensie
(in dit geval de existentiële) de andere in het gedrang brengt komt er een reactie vanuit een andere dimensie.
19
10
Boeddhisme
bevrijd je uit jezelf
word je door een pijl getroffen
dan vraag je niet waar ze vandaan kwam
noch hoe ze eruitziet
je trekt ze uit
er komt een tijd
dat je oorzaak en gevolg wel zult kennen
begin intussen toe te kijken
hoe de wereld werkelijk is
leer door persoonlijke en onmiddellijke ervaring
kreeft en berg
idee en tempel
alles gaat de gelijke weg van
geboorte, groei, val, dood
alleen het leven gaat verder als een stroom
niemand heeft het leven in eigendom
de mens leert uit het lijden
de oorzaak ervan te verkleinen
en te verwijderen
lijden is algemeen
zijn oorzaak zijn verkeerde begeerten
zijn genezing zijn louter je gedachten
groei van begeerte naar vrede
dat is het pad van de mens
het enige geloof dat verlangd wordt
is het redelijke vertrouwen
dat het onze inspanning waard is
dat pad op te gaan20
A.
Siddharta Gautama wordt de Boeddha (WW6)
De waarheid van heilige geschriften kan nooit beoordeeld worden als ze niet – op rituele of
ethische wijze – in praktijk wordt gebracht. De boeddhistische geschriften bijvoorbeeld
geven lezers enige informatie over het leven van Boeddha, maar ze beschrijven alleen die
gebeurtenissen die aan boeddhisten laten zien hoe ze hun eigen verlichting kunnen
bereiken.21
* De vereringsdrang van zijn volgelingen heeft Siddharta’s leven zodanig opgesmukt met
wonderbare gebeurtenissen, dat de historische figuur voorgoed ongrijpbaar geworden is
(retrograde sacralisering).
* Deze biografie is niet historisch maar archetypisch: ze moet gelezen worden als een
illustratie bij zijn eigen leer. Twee voorbeelden:
20
Woorden van Siddharta Gautama Boeddha.
Karen ARMSTRONG, De Bijbel. Een biografie, Mets & Schilt, Amsterdam/Roularta Books, Roeselare, 2007, p.
10.
21
11
- Siddharta’s jeugd in een ‘gouden kooi’ is de verhalende versie van zijn inzicht dat je
spiritueel tot niets komt zolang je je ogen sluit voor het lijden.
- in zijn jeugd had Siddharta twee extremen ervaren (een totale bescherming en de
confrontatie met alle lijden) en eruit geleerd dat je in alle handelen de gulden middenweg
moet zoeken.
- Nu ik die zwaan die ik genezen heb, heb jij er geen recht meer op.
- De pasgeboren Boeddha begon onmiddellijk te lopen; hij zette zeven stappen en
waar zijn voetjes de grond raakten ontsproten lotusbloemen.
Anders dan zijn hindoeïstische geboortegrond, kunnen we het boeddhisme precies aflijnen
en een stichter en ontstaanstijd aanwijzen. Siddharta Gautama werd rond 560 v.Chr.
geboren nabij Gorakhpur in de Indische deelstaat Uttar Pradesh, aan de grens met Nepal.
Zijn vader was wellicht een belangrijke functionaris in een klein vorstendom. De familie behoorde tot de tweede stand van de hindoemaatschappij. Wellicht waren zij vereerders van
Shiva en vertrouwd met de Veda.
De legende maakt van Siddharta een koningszoon die in zijn vorige levens een zeer hoge
graad van zuiverheid bereikt had. Omdat hij nog maar één stap van de verlossing verwijderd
was, mocht hij als gunst van de goden de vrouw kiezen die hem voor zijn laatste leven ter
wereld zou brengen. Hij koos Maya, een prinses die een gelofte van zuiverheid afgelegd had.
Ze droomde dat een godheid in de gedaante van een witte olifant haar schoot binnendrong.
Na een zwangerschap van tien maanden baarde ze een zoon die de courante naam
Siddharta meekreeg.22. Maya stierf zeven dagen na de geboorte, opdat de beker die de
Boeddha had geherbergd, nooit meer zou dienen voor wereldse doeleinden.
Siddharta kende een zorgeloze kindertijd en werd uitgehuwelijkt aan een adellijk meisje. Aan
zijn vader was ooit voorspeld dat zijn zoon een wereldheerser zou worden of een asceet die
de wereld zou verlichten. Om dit te verhinderen bracht hij Siddharta onder in een
paradijselijke tuin waar alle invloeden van de buitenwereld werden geweerd. Het werkte
averechts... De jonge prins besefte dat hij in een gouden kooi leefde en dat zijn geluk
vergankelijk was. De vraag kwelde hem steeds meer: bestaat er iets dat van de euvelen
ouderdom, ziekte en dood gevrijwaard is? En wanneer dit het geval is, wat is het en op
welke wijze is het te verwerven?
Siddharta’s innerlijke strijd werd in de legende verdicht tot een reeks concrete belevenissen.
Tijdens zijn zwerftochten buiten de tuin verscheen hem een godheid onder vier gedaanten:
eerst een oude man, dan een zieke en daarna een dode. Hij vernam dat dit lot vroeg of laat
alle mensen ten deel viel. De vierde man die hij ontmoette was een vrolijke rondzwervende
asceet. Deze ervaring leerde hem dat lijden en vergankelijkheid overwonnen konden
worden.
Precies in de nacht dat zijn zoon Rahula (keten) geboren werd, besloot Siddharta zijn leven
in het paleis vaarwel te zeggen en zwervend te zoeken naar het ware inzicht in de wereld en
zijn lijden.23 Eerst volgde hij twee hindoeïstische wijzen, maar hun upanishadische leer hielp
hem niet verder. Hij trok dan maar alleen voort om zich ten slotte met vijf gezellen in de
stad Uruvela te vestigen. Daar zocht hij zijn heil in strenge lichamelijke ascese, wat hem
echter uitputte in plaats van verlichtte. Hij besloot daaruit dat uiterlijke daden geen
verlossing brachten en streefde de verlichting voortaan met zuiver spirituele middelen na:
slechts inzicht in het wezen van de werkelijkheid en een hierop afgestemde levenshouding
brachten verlichting (bodhi). Hij trainde zich dag en nacht in technieken om een steeds
diepere meditatie te bereiken.
In het zevende jaar van zijn zwerftocht, zittend onder een boom, werd hij ten slotte verlost.
De bodhisattva (mens onderweg) werd nu Boeddha (ontwaakte). Gedurende drie
22
Gautama voegde hij er later zelf aan toe, naar de hindoeïstische wijze van wie hij afstamde
Een dergelijke drastische stap werd in Siddharta’s wereld wel door meer mensen gezet; het contact met de
familie werd er niet noodzakelijk door verbroken.
23
12
opeenvolgende nachten deed hij als eerste in de geschiedenis kennis op van de
vergankelijkheid van de wereld en van de weg naar de verlichting. Hij had nu onmiddellijk
kunnen opgaan in de eeuwige gelukzaligheid, maar verkoos nog in de wereld te blijven om
de poorten van het Onvergankelijke te openen voor hen die willen luisteren. Zijn vijf
vroegere gezellen werden zijn eerste volgelingen, aan wie hij in Benares in een beroemde
preek zijn basisinzichten uiteenzette. Daarna trok de Boeddha nog veertig jaar lang rond
door Noord-India om in gesprekken en prediking zijn ideeën uit te dragen. Talrijke mannen
en vrouwen, onder wie vele familieleden, sloten zich bij zijn sangha (kloosterorde) aan. Op
tachtigjarige leeftijd overleed hij na een korte ziekte in Kushinagara. Het einde van zijn
laatste aardse leven ging gepaard met indrukwekkende wondertekenen.
B.
Expansie in twee
richtingen
Eeuwenlang breidde de leer van de Boeddha zich zonder enige dwang uit.24 Twee eeuwen
na de dood van de Boeddha zond Ashoka, vorst van het Noord-Indische Maurya-rijk,
missionarissen uit naar alle windstreken. De leer werd eerst gepredikt in Sri Lanka,
Cambodja en Vietnam. Deze Ashoka kan men zowel de Paulus als de evangelist van het
boeddhisme noemen: hij maakte van de kleine sekte een wereldreligie en liet de woorden
van de stichter op schrift stellen.
Later had ook een noordwaartse expansie plaats. In Tibet kreeg het boeddhisme voet aan de
grond tussen de zevende en de dertiende eeuw. Uit de vermenging met de plaatselijke
bonreligie ontstond het lamaïsme. Intussen had het ook, in uiteenlopende gedaanten, zijn
weg gevonden naar China, Japan en Korea. Vanaf 500 boette het in zijn bakermat aan
belang in, omdat het door het hindoeïsme werd doodgeknuffeld.
C.
De ‘derde expansie’
Recent kan het boeddhisme ook in het Westen op belangstelling rekenen. De uitstraling van
de verbannen Dalai Lama van Tibet, Nobelprijswinnaar voor de vrede en in het Westen een
graag geziene figuur, is daar zeker niet vreemd aan.25 (In België is het boeddhisme - nog geen erkende eredienst).
D.
Geschriften (WW6)
Net zoals Jezus en Mohammed heeft de Boeddha geen eigen geschriften nagelaten. Zijn
prediking werd door zijn leerlingen mondeling doorgegeven. In de eerste eeuwen van zijn
bestaan werden drie concilies gehouden om de leer vast te leggen en de teksten te
codificeren. Zo ontstonden omvangrijke tekstverzamelingen. De belangrijkste en oudste
teksten (geschreven in het Pali) werden twee eeuwen voor onze jaartelling in Sri Lanka
gebundeld.
E.
24
Een soort hindoeïsme?
Een sympathiek detail uit de godsdienstgeschiedenis is dat er voor het boeddhisme nauwelijks oorlogen zijn
gevoerd.
25 Zie DE DALAI LAMA en H. CUTLER, De kunst van het geluk, Nirwana, ’s Gravenhage, 2006, 480 p.
13
De verhouding tussen de twee godsdiensten van India is een ingewikkelde kwestie. Al wordt
de Boeddha door bepaalde hindoes vereerd als een nieuwe incarnatie van Vishnu, zelf
beoogde hij waarschijnlijk meer dan zomaar een hervorming van het hindoeïsme. De
verschillen tussen beide godsdiensten zijn trouwens legio en soms fundamenteel: zo
verwerpt het boeddhisme de Veda en de Upanishaden, brahman en atman. Het hecht meer
belang aan ethiek en minder aan rituelen. Het kastenstelsel werd door de Boeddha niet
verworpen maar onbelangrijk geacht. Tenslotte is het boeddhisme ontstáán uit onvrede met
het hindoeïsme!
F.
De leer
Ween niet, Ananda. Heb ik je niet reeds lang verteld dat
het de aard van alle dingen is, hoe nabij of geliefd die ons
ook zijn, dat we afscheid ervan moeten nemen en hen
verlaten? De wijze ziet in dat alle geschapen dingen, door
zorg en lijden gevormd, weer verdwijnen, maar de
waarheid blijft bestaan. Waarom zou ik dit vleselijke
lichaam behouden als de edele waarheid zal
voortbestaan? Je hebt goed gehandeld, Ananda. Doe alle
moeite en je zult spoedig vrij zijn van de grote boosheden
van zinnelijkheid, zelfzucht, illusie en onzekerheid26.
Ben je eenmaal aan de overkant, dan zou je wel gek zijn om het vlot nog mee te zeulen
1) De verlichting
Het boeddhisme bestaat louter uit reflectie op de menselijke bestaanscondities.27 Verlossing
kan louter door eigen inspanning bereikt worden. De Boeddha uitte genadeloze kritiek op
alle vormen van magie, waarzeggerij en pseudo-wetenschap die in zijn (en onze) tijd zo
geliefd waren: hij wilde ze ontmaskeren als valse wegen naar de verlossing.
Verlichting betekent niet dat je door een bovennatuurlijke werkelijkheid wordt overmeesterd,
maar dat je aangeboren menselijke vermogens worden versterkt. Verlichting is dus eigenlijk
het lot van de mens. Ieder mens is een potentiële Boeddha; het komt slechts neer op
training.28
Het verlichtingsvisioen duurde volgens de legende drie nachten:


26
In de eerste nacht trokken al zijn vorige levens aan Siddharta’s geestesoog voorbij.
De tweede nacht bracht hem inzicht in het rad van de reïncarnatie en in de dharma
die het rad aandrijft.
Boeddha's laatste woorden tot zijn geliefde leerling Ananda.
Het christendom is een openbaringsgodsdienst: de waarheid is uit een goddelijke bron afkomstig en wordt door
bemiddeling van een messias aan de mens meegedeeld.
28 Onze filosofie is geen godsdienst. Een boeddhist dient zichzelf. (Woorden van een hedendaagse monnik)
27
14

De derde nacht leerde hij de vernietiging van de drie basisondeugden (de lust der
zinnen, de wil om te worden en de onwetendheid) en de vier edele waarheden.
Toen was de keten van zijn reïncarnaties gebroken: de verlossing is de Verloste. De
wedergeboorte is tenietgedaan, de heilige tocht voltooid; wat te doen was, is gedaan, na dit
leven is er geen ander.29
2) Basisidee: wijsheid door mededogen door
wijsheid
Twee monniken zijn op wandel. Boeddhistische monniken hebben de gelofte van het celibaat
afgelegd en mogen nooit een vrouw aanraken. Onze twee monniken komen aan de oever
van een stroom en daar staat een mooi jong meisje, dat zegt: ‘Broeders, ik zou de stroom
moeten oversteken, maar ik heb mijn beste kleed aan en ik vrees dat het vuil zal worden.
Zou u me niet naar de overzijde willen dragen?’ Een van de broeders neemt het mooie kind
in zijn armen en waadt ermee door de rivier. Ze wandelen verder, maar na een half uur zegt
de tweede broeder: ‘Ik loop nu al een half uur over dit feit na te denken, en hoe dieper ik
erop inga, hoe meer ik de indruk heb dat u de heilige regel overtreden hebt: u mocht die
vrouw niet aanraken.’
Zijn ordebroeder antwoordt: ‘Ik heb dat meisje een half uur geleden neergezet aan de oever
van de rivier, maar u loopt er nog altijd mee rond.’
Alles is vergankelijk! Niets in de kosmos bezit een bestendig karakter: geen eenheid, geen
natuurwetten of atomen, brahman of atman. Goden, indien ze al bestaan, zijn even goed als
de mensen gevangen in de keten van reïncarnaties. Boeddha’s leer is in zijn zuivere vorm
dus deïstisch en zelfs atheïstisch, al werd hijzelf door zijn volgelingen spoedig vergoddelijkt.
Zelf wou hij slechts een wegwijzer zijn: hij wou de mensen geen inzicht in, of contact met
het goddelijke verschaffen, maar gewoon een praktische weg naar de verlossing (als je de
naam Boeddha uitgesproken hebt, spoel dan je mond uit).
Slechts één absoluut gegeven blijft overeind: de dharma of wereldwet, die de kosmos
samenhoudt. Dharma is de wetmatigheid die oorzaak met gevolg verbindt (zowel op fysisch
als op ethisch gebied). Verder neemt de Boeddha de begrippen samsara en karma uit het
hindoeïsme over. Ook reïncarnatie erkent hij, zij het in een andere vorm. Er bestaat namelijk
geen ziel die een eindeloze reeks aardse levens doorloopt. Als een individu sterft, komt zijn
karma automatisch terecht bij een ander, die op dat moment geboren wordt. Verder heeft
het nieuwe leven niets gemeen met het oude, zoals de nieuwe vlam verschilt van degene die
haar aanstak.
Dit is niet fundamenteel anders dan in het hindoeïsme, maar Boeddha’s originaliteit schuilt in
zijn methode om uit de samsara te ontsnappen. Die methode is een van de vier edele
waarheden. Deze kern van de Boeddha’s leer munt uit door logica en helderheid, waardoor
hij het laconieke karakter krijgt van alle grote spirituele boodschappen die de mensheid ooit
ontvangen heeft.
Voor de tekst van de Vier Edele
Waarheden: zie WW 6
Mededogen is de kracht van de
mildheid – die niet wegduwt of
veroordeelt – die heling brengt.
29
Suttapitaka, Samyuttanikaya LVI, 11.
15
De acht morele principes gelden voor de individuele mens; er is geen verband tussen kaste
en ethiek. Wel wordt verwacht dat een mens, na het uitroeien van de basisondeugden, zijn
morele leven voortdurend verfijnt naarmate hij de verlichting nadert. Dat speel je binnen één
leven nooit klaar; maar er wachten je nog ontelbare levens om je verder te zuiveren.
Reïncarnatie is dus niet uitsluitend een vloek voor de boeddhist maar ook een ‘nieuwe kans’.
In de strikte opvatting kunnen alleen de leden van de Boeddha’s sangha (gemeenschap van
volgelingen – de monniken dus) de verlichting bereiken. Het monnikschap wordt door de
boeddhist niet als een roeping voor enkelen gezien, maar als een noodzakelijke stap op de
weg naar de verlichting. Wie monnik wordt, bewijst dat hij aan zijn laatste leven bezig is.
Aan lekenvolgelingen worden traditioneel slechts vijf basisvoorschriften onderwezen: geen
levende wezens doden, niet stelen of nemen wat ons niet aangeboden is, onthouding van
seksueel wangedrag, niet liegen of onbetamelijke taal gebruiken, onthouding van
bedwelmende middelen.
Bezit is een kluister aan ons bestaan: hoe meer dingen we de onze kunnen noemen, hoe
meer we lijden onder beschadiging, diefstal enz. Dit is geen bezit maar bezetenheid. De
boeddhist streeft er niet naar zijn handelen stop te zetten, maar het te reduceren. Dat
betekent: er een andere bron voor zoeken. Handelen mag niet uitgaan van het Ego (dat in
de maya verstrikt zit) maar vanuit het Zelf.
Het achtvoudige pad wordt wel eens vergeleken met de tien geboden van joden en
christenen. Niet geheel terecht: de boeddhistische ethiek is niet altruïstisch maar gericht op
zelfverlossing; ook zijn de normen niet maximalistisch: men moet niet het uiterste nastreven
maar een gulden middenweg. Tenslotte beschouwt de boeddhist het mededogen als de
hoogste deugd; de christen evenwel de liefde. Wel leert de ervaring dat christendom en
boeddhisme, door hun gelijkende ethiek, van alle wereldreligies het dichtst bij elkaar staan.
G.
Strekkingen
Het boeddhisme, hoewel minder versnipperd dan het hindoeïsme, is geen monoliet
gebleven. Enkele eeuwen na de dood van de stichter waren er al achttien scholen, die in
enkele blokken samenhoorden. We noemen slechts de bekendste.
1. Het kleine voertuig of hinayana
Deze vorm, wellicht de meest oorspronkelijke, leeft in Sri Lanka, Thailand, Birma, Laos en
Cambodja. Het hinayana benadrukt de persoonlijke inspanning als enige weg naar de
verlossing. Een zittende en mediterende Boeddha is kenmerkend voor het hinayana: hij
wordt in beslag genomen door zijn persoonlijke verlossing. Rituelen, beelden en andere
vereringsvormen worden afgewezen zodat het een abstract en elitair karakter heeft. Reactie
kon niet uitblijven...
2. Het grote voertuig of mahayana
Deze strekking ontstond in het begin van onze jaartelling. Men vindt ze - in uiteenlopende
gedaanten - noordelijk van de bakermat terug: Tibet, China, Japan. Het grote voertuig is
liberaler en meer aangepast aan de volksvroomheid. Onder invloed van het bhaktihindoeïsme werd de abstracte nirwana-idee naar de achtergrond gedrongen door
voorstellingen van hemel en hel. Verlossing is ook niet meer louter individueel opgevat: het
16
mahayana kent bodhisattva’s, wijzen die voor de gewone gelovige een messiaanse rol
vervullen en dus anderen kunnen verlossen.
Het mahayana streeft naar de verlichting van àlle wezens. De bodhisattva stelt zijn overgang
naar het nirwana uit om te strijden tegen het leed van anderen. Hij wil niet verlicht worden
zolang er nog één mens honger lijdt. Het mahayana beeldt Boeddha rechtopstaand en
predikend af: hij is bekommerd om de
Als we de Japanse kunst bestuderen zien we een
verlossing van de mensen rond hem
man die ontegenzeggelijk wijs, filosofisch en
(denk
aan
de
vernietigde
intelligent is. Waar is hij mee bezig? Bestudeert hij
boeddhabeelden van Banyan).
de afstand van de aarde naar de maan? Nee. Hij
bestudeert één enkel grassprietje. ‘Pas op mijn
drieënzeventigste begon ik de werkelijke vorm van
vogels, vissen en planten deels te begrijpen,’ zei
3. Het zenboeddhisme
Hokusai. ‘Als ik tachtig ben heb ik opnieuw
vooruitgang geboekt. Op mijn negentigste zal ik de
30
Het zenboeddhisme ontstond in China
natuur en het wezen van ieder ding doorgronden.
uit het mahayana maar is tegenwoordig
Als ik honderd ben heb ik een hoge graad van
vooral in Japan te vinden. Door zich te
perfectie bereikt. En als ik honderdtien word, zal
oefenen in boogschieten, kalligrafie, judo
alles wat ik schep, iedere lijn en elke punt, leven!’
en schermen scherpt de zenboeddhist
(Vincent van Gogh in een brief aan zijn broer Theo.
zijn concentratie om tot diepere
Hokusai (1760-1894) is Japans beroemdste vervaardiger
meditatie te kunnen komen. Nadenken
van houtsneden. Vincent was erg geboeid door zijn
over absurde raadsels (koan) geeft het
kunst.)
denkvermogen
extra
soepelheid.
Voorbeeld: wanneer je in je handen klapt, komt er een geluid. Luister nu naar het geluid van
één hand die klapt!
Zen wil ons verlossen van elke verkrampte vorm van leven, waarbij we ten onder gaan aan
maatschappelijke structuren of aan wetten die we zelf gemaakt hebben. Wat het
boeddhisme wil bereiken door reductietechnieken zoals ascese en yoga, wil Zen bereiken
door onmiddellijke en zuivere beleving van de doodgewone alledaagse dingen. Zen is een
ingesteldheid, een houding ten opzichte van de dingen rondom ons, het is een openheid
voor belevingen en soms een bewust terugdringen van het analytisch verstand. Daarom
kunnen zenbelevingen overal optreden: bij het bekijken van een bloem, bij het volgen van
een vogel, bij het horen ruisen van de wind, maar ook bij het horen van een vers, bij het
staren in het haardvuur, bij het eten van een appel, het kijken naar de regen, bij het schillen
van aardappelen of het krijgen van stokslagen.
Islam
31
In de naam van Allah, de barmhartige weldoener.
Lof aan Allah, de heer van het heelal.
Genadige weldoener,
Heer van de oordeelsdag,
U zijt het, die wij aanbidden,
U, aan wie we hulp vragen.
Leid ons op het rechte pad,
de weg van hen aan wie Gij uw weldaden hebt betoond,
die niet het voorwerp zijn van uw toorn,
30
31
Zen is een Chinees woord dat meditatie betekent.
Met dank aan collega Ness BALTA voor het kritisch nalezen.
17
en ook niet zijn afgedwaald.32
Sinds 11 september 2001 was de wereld veranderd. Een allochtoon was niet langer een Turk
of een Marokkaan, maar bovenal een moslim. Een hoofddoek was niet langer een stuk stof,
maar een statement. Theo van Gogh was vermoord, in Londen en Madrid waren bommen
ontploft en een dozijn cartoons van de Profeet had moslims in de hele Arabische wereld
bozer gemaakt dan ze ooit op hun eigen dictatoriale regimes waren geweest.
In kranten en praatprogramma’s las en hoorde ik waarheden over de islam verkondigen door
zelfverklaarde kenners die nog nooit een voet in een moskee hadden gezet. Een in
Antwerpen geboren en getogen imam herdefinieerde het wij-zijgevoel door in de nasleep
van de cartoonaffaire te verwijzen naar ‘gevoeligheden waar jullie westerlingen niet kunnen
inkomen’.
In de steeds heftiger razende storm van meningen en uitspraken over de kloof tussen het
Westen en de islam, over botsende beschavingen en onverzoenbare wereldbeelden, wilde ik
zelf uitzoeken hoe diep het water was. Stevenden het Westen en de moslimwereld af op een
onafwendbare clash, of maakten we alleen de groeistuipen mee van een snel globaliserende
en multiculturele wereld?33
A.
Geboortegrond
Van het premohammedaanse Arabië hangen de historische bronnen ons geen verheven
beeld op. Begrijpelijk als je weet dat deze bronnen van na Mohammed dateren; om de
verdienste van de profeet beter te doen oplichten wordt de tijd vóór hem systematisch
geminimaliseerd.
In de zevende eeuw werd het Arabische schiereiland bewoond door nomadenstammen met
een gemeenschappelijke taal en opvattingen, maar zonder politieke eenheid. Hun leven werd
bepaald door patriarchale overleveringen: het nastreven van voorvaderlijke deugden,
voorrang van de groep op het individu, afwijzing van vreemde invloeden en de plicht tot
bloedwraak. Alle relaties werden beheerst door de familiebanden: morele regels golden
slechts binnen het stam- en clanverband. Religie schijnt een onbelangrijke rol te hebben
gespeeld. Tal van hemellichamen en natuurfenomenen werden als godheden vereerd. Eén
ervan, de oppergod en schepper, was Allah. Een belangrijk bedevaartsoord en heiligdom was
de Kaäba (WW13) in Mekka. Verder geloofden de Arabieren in geesten, demonen en allerlei
magische handelingen. Hiernamaalsgeloof schijnt weinig ontwikkeld te zijn geweest.
De Arabische wereld lag een beetje opzij van het wereldgebeuren, dat zich toen rond de
Middellandse Zee concentreerde. Als draaischijf voor de handel met het Oosten en kruispunt
van karavaanroutes (onder meer de uiterst belangrijke Zijderoute die het Romeinse Rijk met
China verbond) ontving het wel veel vreemde invloeden. Na de val van de joodse tempel in
70 hadden uitgeweken joden en christenen voor een beperkte aanwezigheid van deze twee
godsdiensten gezorgd. Nochtans bleven het in het nomadische gebied randverschijnselen.
Arabië is nooit grondig gehelleniseerd of geromaniseerd. Misschien heeft dit culturele
vacuüm bijgedragen tot Mohammeds succes.
32
Soera 1.
J. LEYERS, De weg naar Mekka. Een ontdekkingsreis door de moslimwereld, Van Halewyck, Leuven, 20076, p.
24.
33
18
B.
Mohammed (WW12)
1. Vóór het roepingvisioen
Reciteer in de naam van de Heer, die schiep,
die de mens schiep uit een druppel bloed,
reciteer bij deze heer, de hoogvereerde,
die met de schrijfstift onderwees,
die de mens onderwees,
wat hem niet bekend was.34
Zoals van alle godsdienststichters kennen we van Mohammed slechts een door vrome
legenden overwoekerde biografie, pas 130 jaar na de feiten opgeschreven. Bovendien is
Mohammed de meest ongrijpbare historische figuur in de drie monotheïstische godsdiensten.
Ongetwijfeld was hij een religieuze figuur van het hoogste gehalte, maar zijn optreden is zo
sterk verweven met de politieke context van zijn tijd dat de ware Mohammed (evenmin als
de historische Jezus trouwens) er niet meer uit te distilleren valt.
Historische details kennen we over Mohammed nochtans meer dan over Jezus. Hij werd
omstreeks 570-580 in Mekka geboren uit een vooraanstaande clan. Na de vroege dood van
zijn ouders werd hij door zijn grootvader en een oom opgevoed. Later was hij herder en
karavaanleider in dienst van een rijke koopmansweduwe, met wie hij op zijn vijfentwintigste
huwde. Van hun zes kinderen overleefde hem alleen zijn dochter Fatima. Mohammed werkte
zich op tot een geslaagd en gerespecteerd zakenman – vandaar zijn bijnaam El Amin (de
betrouwbare). Zijn zakenreizen voerden hem wellicht ook naar Israël, waar hij joodse en
christelijke predikers ontmoet kan hebben. Geleidelijk groeide zijn ergernis om sociale
wantoestanden en verslapte zijn aandacht voor het zakenleven: rond 600 hadden veel
Arabische stammen hun harde nomadenleven vaarwel gezegd en er ontstonden bloeiende
handelsnederzettingen zoals Mekka. De commerciële successen deden de voorouderlijke
waarden in snel tempo afkalven. Mohammed zag dit met lede ogen aan.
Toen Mohammed zijn eerste visioen ontving bracht hij met zijn gezin teruggetrokken in de
heuvels de maand Ramadan door met gebed en liefdadigheid. Dergelijke retraites waren in
die tijd gebruikelijk. De jaarlijkse hadj naar Mekka bestond trouwens ook al lang. Geheel
nieuw was Mohammeds boodschap dus niet: de Arabieren geloofden impliciet in Allah van
wie ze dachten dat die zich tot dusver alleen tot joden en christenen had gewend. Nieuw
was dat die God zich nu uitdrukkelijk en in hun eigen taal tot hen zelf richtte.
2. De mekkaanse periode (610-622)
Omstreeks zijn veertigste levensjaar kreeg Mohammed in een grot nabij Mekka een visioen
dat zijn leven en de geschiedenis zou veranderen. De engel Gabriël verscheen hem en
nodigde hem uit te reciteren. Na een aanvankelijke weigering gaf Mohammed toe en hij
ontving zijn eerste openbaring vanwege Allah. Hij hoorde een hemelse stem zeggen:
Mohammed, jij bent de gezant van God en ik ben Gabriël. Dit visioen was het eerste van een
34
Soera 96,1-5.
19
lange reeks die Mohammed in naam van Allah wereldkundig moest maken. Hij begon zijn
prediking in zijn woonplaats, sterk de nadruk leggend op het komende oordeel, sociale
rechtvaardigheid en monotheïsme. In het vercommercialiseerde bedevaartsoord Mekka, waar
vele goden werden aanbeden, viel zijn boodschap uiteraard niet in goede aarde. Slechts
armen en familieleden voelden zich door zijn ideeën aangesproken.
3. De medinese periode (622-630)
Na de dood van zijn vrouw in 622 besloot Mohammed om naar de naburige stad Yatrib te
verhuizen. Deze beslissing, de hedsjra, maakte de islam definitief tot een zelfstandige
godsdienst. Daarom is ze het uitgangspunt van de islamitische tijdrekening35.
In zijn nieuwe woonplaats vond de profeet wél gehoor. Hij won een groep aanhangers,
vooral onder de talrijke joodse inwoners die zijn zuivere monotheïsme wel zagen zitten. De
stad werd herdoopt tot Madinat-al-Nabi (stad van de profeet), kortweg Medina. In deze
jaren kregen de basiskenmerken van de islam vorm. De profeet trok stilaan alle macht in
Medina naar zich toe en ontpopte zich als een onverbiddelijke heerser. Zijn openbaringen
groeiden uit tot lang uitgesponnen dictaten over religieuze, juridische, morele en militaire
aangelegenheden. In 627 palmde hij zonder slag of stoot Mekka in, waar hij de Kaäba
zuiverde van afgodsbeelden en omvormde tot centrale islamitische cultusplaats. Een
scherpzinnige zet: Mohammed besefte dat de Arabische stammen nooit afstand zouden doen
van hun oude heiligdommen. Hij gebruikte ze dan ook als bindmiddel voor een
expansionistische politieke eenheid op religieuze grondslag. Op enkele jaren tijd smeedde hij
op het Arabische schiereiland niet enkel een godsdienst, maar ook een natie met een eigen
spiritualiteit, ethiek en rechtsbestel.
Op het vlak van wereldse genoegens schijnt Mohammed zich intussen weinig ontzegd te
hebben. Daarom plaatsen vele onderzoekers vraagtekens bij zijn religieuze oprechtheid in de
Medinese periode. Overmoedig geworden door zijn plotse succes zou Mohammed bepaalde
openbaringen zelf verzonnen hebben om zijn machtspositie te verstevigen en zijn seksuele
honger te stillen. Anderen stellen dat hij ook in Medina altijd te goeder trouw heeft
gehandeld en zijn succes beschouwde als een teken van Gods goedkeuring. Voor zijn oprechtheid pleit in ieder geval dat hij zijn visioenen altijd vrijmoedig openbaar maakte, vaak
tegen kritiek en bedreigingen in.
Mohammed is aan het einde van zijn leven ook een politieke leider geworden, die regels
oplegde over zaken die wij als westerlingen niet als religieus beschouwen: huwelijksrecht,
fiscaliteit, oorlogsrecht, eigendomsrecht. In het christendom zat de scheiding van Kerk en
Staat er van bij het begin ingebakken. Jezus zei: mijn rijk is niet van deze wereld, en geef
aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt. Het recht in het Westen
is daarom grotendeels gebaseerd op het Romeinse recht, niet-religieuze regels dus.’ (…) De
islam heeft zo’n proces nooit meegemaakt, omdat het een minder kneedbare godsdienst is.
Het is een religie die nog sterk in de maatschappij ingrijpt, want ze is sterk op rituelen
gebaseerd: verplicht vijf maal per dag bidden gericht naar Mekka, dat heeft een grote
invloed op het dagelijkse leven. Een dagelijks leven waarin het hele personen- en
familierecht toch al sterk door de godsdienst bepaald is.36
4. Een snelle verspreiding
35
De moslimkalender is lunair en aangezien een maanjaar korter is dan een zonnejaar schuift het islamitische
Nieuwjaar twee weken per jaar naar voren; op 20 januari 2007 begon het moslimjaar 1428.
36 Gegevens ontleend aan de reportagereeks Is de islam achterlijk? in De Standaard van 23-27 februari 2002.
20
Na de dood van de profeet (een andere titel heeft hij nooit willen aanvaarden) in 632 legden
zijn opvolgers (kaliefen) de basis voor een wereldrijk door op tien jaar tijd Palestina,
Damascus, Egypte en Perzië te veroveren. Een opvolgingsconflict in 661 leidde tot de
scheuring tussen Sjiieten en Soennieten. De eerste groep, slechts 10% van de moslims, treft
men vooral aan in Iran, en in mindere mate in Irak en Pakistan. Volgens de sjiitische islam is
de geestelijke leider, de imam, Mohammeds opvolger en bezit dus een grote autoriteit. De
Soennieten geloven dat Mohammed niet door een individu opgevolgd kan worden; het gezag
ligt bij de gemeenschap zelf. Er is geen hiërarchie. Dit verschil verklaart wellicht de sjiitische
neiging tot fanatisme.37
De breuk remde de expansie niet af: westwaarts drong de islam door tot aan de Pyreneeën
en oostwaarts tot aan de Amoe-Darja en de Indus. Vandaag is de islam geen louter Arabisch
verschijnsel meer: de meeste Noord-Afrikaanse moslims zijn berbers, de Iraniërs zijn
eigenlijk Perzen. Ook de Turken behoren niet tot het Arabische volk. Driekwart van de
huidige moslims woont tegenwoordig ten oosten van de Golf van Oman. De grootste
moslimstaat is Indonesië.
C.
De koran (WW12-13)
De koran (wat gereciteerd moet worden) is een bundeling van de openbaringen die Mohammed in de loop van zijn profetencarrière van Allah ontving. De profeet zelf was ongeletterd:
de openbaringen werden door zijn leerlingen opgeschreven en - wegens hun grote autoriteit
- wellicht getrouw overgeleverd. Rond 650 liet de derde kalief Otman een eindredactie
maken van alle bekende openbaringen. Dit werd de officiële versie van de koran. Mogelijk
waren er intussen al wel teksten verloren gegaan.
De taal van de koran is een klassiek Arabisch van hoog literair niveau. Het Arabisch werd
door Mohammed beschouwd als Gods eigen taal. Daarom worden in de liturgie nooit
vertalingen gebruikt. Het boek is met 114 soera’s (hoofdstukken) en 6226 verzen ongeveer
half zo lang als het Nieuwe Testament. Met uitzondering van de allereerste zijn de soera’s
eenvoudig van lang naar kort geschikt. Dit verstoorde de chronologische volgorde, tot
wanhoop van de historici. Aangenomen wordt dat zowat twee derden van de soera’s in
Medina ontstaan zijn. De kortere mekkaanse soera’s zijn achteraan terechtgekomen.
Als de Bijbel een opstel is, dan is de koran een dictee: de tekst komt direct van Allah. Mohammed kan dus niet als een geïnspireerde schrijver beschouwd worden (dat heeft hij
trouwens ook nooit gewild). Anders dan de Bijbel, vertoont de koran geen vorm van
structuur. Het is een willekeurige aaneenrijging van vermaningen, beschrijvingen van het
laatste oordeel en het hiernamaals, oproepen tot geloof in Allah en rituele en juridische
voorschriften. Omdat vele passages ronduit duister en moeilijk te interpreteren zijn, kent de
islam veel meer schismata dan de andere wereldreligies. Mét het hiermee samenhangende
fanatisme heeft het de islam geen al te beste faam bezorgd.
Naast de koran put de islam nog uit twee andere teksttradities: de soenna (een mondeling
overgeleverde interpretatie bij de koranteksten) en de hadith (een reeks uitspraken die aan
Mohammed worden toegeschreven, maar die hem niet door Allah geopenbaard zijn). Islamkenners wijzen erop dat het beruchte moslimfundamentalisme (momenteel vooral in
Afghanistan en in Algerije) niet zozeer aan de koran te wijten is, maar aan een welbepaalde
interpretatie ervan, ingegeven door de soenna en de hadith. Zo komt het gebod voor de
vrouw om in het openbaar alleen het gezicht en de handen te tonen, uit de hadith. Dat de
vrouw in de moslimmaatschappij een tweederangs rol vervult is dus meer een restant uit de
cultuur van het Oude Nabije Oosten dan een voorgeschreven koranplicht38. De koran
37
38
Uitzondering: de beruchte Talibanmilitie in Afghanistan, die uit het Soennitische kamp komt.
Hetzelfde kan gezegd worden van de beruchte bloedwraak.
21
verleende de vrouw trouwens wettelijke erf- en scheidingsrechten die hun Westerse
seksegenotes pas in de 19de eeuw zouden krijgen.
De vraag is niet: wat zegt de islam? Maar: wat is de praktijk van de moslims? De vraag is
niet wat de Koran zegt, maar wat de mensen zeggen dat de Koran zegt. In Turkije zullen ze
je met plezier een glaasje raki schenken. God heeft nooit verboden Alcohol te drinken, God
heeft verboden om dronken te zijn voor het gebed. Dat is hun interpretatie. Een andere
interpretatie zegt dat God het gebruik van alle gegiste drank verbiedt. Er zijn moslims die
drinken er zijn moslims die niet drinken. En er is geen enkele autoriteit die kan zeggen wat
‘de’ islam daarvan vindt.39
D.
Basisideeën
1. De naam40
Vaak worden de Arabische woorden islam en moslim vertaald als onderwerping en
onderworpene. Misleidend: het legt te veel de nadruk op het fatalistische van de gelovige,
die zich zonder nadenken moet neerleggen bij Allah’s ondoorgrondelijke raadsbesluiten. Dit
trekje is de islam weliswaar niet vreemd, maar er zit meer in de namen: islam en moslim zijn
(zoals het Hebreeuwse shalom) afgeleid van de Semitische wortel slm, die voltooien of vrede
brengen betekent. De wereld zal tot een voltooide, vredevolle toestand komen als de
mensen Allah’s geboden naleven. Het accent ligt dus niet op het fatalisme, maar op het
actief realiseren van een wereld zoals Allah zich die wenst.
De Franse islamkenner Olivier ROY in ‘Ze vergisten zich van vijand’, interview in Knack van 31 augustus 2011,
p. 16-20.
40 ‘Jodendom, christendom en islam zijn de godsdiensten van het Woord en van het Boek, maar ook van het
woordenboek.’
39
22
2. Relatie met jodendom en christendom41
Zoals de moslim gelooft dat overgave aan Gods wil de wereld voltooit, zo ziet de islam als
geheel zichzelf als voltooiing van een ‘drietrapsopenbaring’ die begon met Abraham. In de
koran geeft God er het sluitstuk van, waarin Oud en Nieuw Testament niet alleen worden
vervolledigd, maar ook geïncorporeerd. Hierbij moeten we wel opmerken dat Mohammeds
Bijbelkennis, opgestoken bij christelijke en joodse predikers in Mekka, fragmentarisch was en
nogal wat fouten bevatte.
Het beruchte voorschrift van de gedwongen bekering werd aanvankelijk alleen aan de
Arabische stammen opgelegd. De andere onderworpen volkeren werden in de praktijk
meestal tolerant behandeld, voor zover het tenminste lieden van de schrift (joden en
christenen dus) betrof. Maar omdat niet-moslims in het kaliefenrijk toch altijd
tweederangsburgers bleven, kwam er een gestage stroom van (al dan niet oprechte)
bekeringen.
3. Institutionele dimensie
Deze is in de islam bijna onbestaande. De islam kent geen hiërarchie, priesterschap of
structuur: de moslim staat persoonlijk voor Allah’s aangezicht. De relatie tussen Allah en de
geloden zijn. Ook dit kenmerk veroorzaakt spanningen in het Westen, dat godsdienst als een
privé-aangelegenheid beschouwt.
vige is zo dominant dat er voor een bemiddelende hiërarchie geen plaats is. Het leiderschap
kan niet liggen bij een persoon, maar slechts bij de groep zelf. De geloofsgemeenschap en
de maatschappij vallen dan ook samen: godsdienst en dagelijks leven kunnen niet gescheiIn
iedere gemeenschap is een imam belast met de dagelijkse organisatie en met het voorgaan
in het gebed. De muezzin is de omroeper. De kalief heeft een eerder politieke macht, de
ayatollah een spirituele. Echte ambten zijn dit niet: het zijn vrijwillig opgenomen diensten
aan de gemeenschap, die met de gewone beroepsbezigheden moeten gecombineerd
worden.
4. Rituele dimensie
De belangrijkste feesten zijn het Suikerfeest (dat de Ramadan afsluit) en het Offerfeest.
5. Dogmatische dimensie
De islam kent maar één dogma: Allah’s absolute eenheid en geestelijkheid. Het islamitische
monotheïsme is strikter dan het christelijke, wat de dialoog tussen beide godsdiensten op
dogmatisch vlak bemoeilijkt. Moslims verwijten de christenen dat zij met hun trinitaire
godsbeeld een verkapt polytheïsme aanhangen. Bovendien is het geloof in Jezus’ goddelijke
natuur onverenigbaar met Allah’s transcendentie: Allah is zo geestelijk dat hij geen zoon kan
hebben.
Toch vertonen de godsbeelden van de twee godsdiensten nogal wat gelijkenissen. De naam
Allah betekent eenvoudig de God. Net als de christelijke God is hij de schepper en de
rechtvaardige maar vergevensgezinde rechter die de menselijke vrijheid respecteert, de
goeden beloont en de kwaden straft.
Over de houding tegenover joden en christenen in het kaliefenrijk: Karen ARMSTRONG, o.c., p. 184; L.
ABICHT, Filosofie is voor iedereen, Acco, Leuven/Amersfoort, 1992, p. 42.
41
23
6. Ethische dimensie
De islam kent geen natuurlijke moraal: een daad wordt niet afgekeurd omdat hij intrinsiek
verkeerd zou zijn, maar omdat Allah hem verboden heeft. In een natuurlijke moraal zouden
de ethische waarden een metafysische dimensie bezitten die voor God zelf bindend zou zijn.
Terwijl die aan niets gebonden kan zijn.42
E.
Het dagelijkse leven van de moslim
Voor de moslim is godsdienst geen private maar een sociale zaak. Dat maakt de relatie met
het Westen, dat het geloof helemaal naar de privé-sfeer gedrongen heeft, nog moeilijker.43
1. De vijf zuilen
a) Geloofsbelijdenis
Er is geen God buiten God en Mohammed is zijn gezant. Om moslim te worden volstaat het
om dit koranvers oprecht uit te spreken ten overstaan van een erkend getuige (meestal de
imam van de plaatselijke moskee).
b) Gebed
De moslim bidt in principe vijfmaal daags (in het Westen wordt dit vaak gereduceerd tot een
morgen- en avondgebed). De muezzin roept de gelovigen hiertoe op van op de minaret; het
gebed bestaat uit korancitaten en is niet plaatsgebonden: elke plaats kan een moskee zijn,
de oriëntatie naar Mekka is voldoende. Om te bidden moet de moslim ritueel rein zijn: er
mag geen contact geweest zijn met vuil, bloed of sperma. Door een rituele wassing kan men
weer rein worden. Traditioneel houden mannen het vrijdagmiddaggebed in de moskee; het
wordt dan gevolgd door een preek van de imam.
De moskee omvat de volgende onderdelen:
- een of meerdere minaretten vanwaar de moëzzin de gelovigen oproept tot het
gebed;
- de gebedsruimte met de preekstoel en de nis die de richting van Mekka aangeeft;
- de wasplaats voor de rituele wassing.
c) Vasten
In de maand ramadan moet de moslim zich van zonsopgang tot zonsondergang onthouden
van eten, drank, roken en geslachtsgemeenschap. Deze strenge regeling wordt in de praktijk
vaak soepel toegepast. Mensen met levensbelangrijke taken (dokters en soldaten), zieken,
reizigers en zwangere vrouwen worden vrijgesteld en kunnen de vastendagen later inhalen.
42
43
Karen ARMSTRONG, o.c., p.156.
Kardinaal DANNEELS in een interview met De Standaard van 18-19 dec. 1999.
24
De ramadan is trouwens geen boete maar een soort retraite waarin persoonlijke loutering en
solidariteit met de armen centraal staan. Door zelf honger te lijden kan men zich beter
inleven in hun lot en als men bewust het dagelijkse maaltijdritme doorbreekt beseft men
beter de betekenis van lichamelijke behoeften en hun bevrediging.
De ramadan is een gemeenschapsgebeuren, zodat het sociale leven dan intens is (het is de
periode bij uitstek voor bezoekjes en feestelijke maaltijden na zonsondergang).
d) Armenbelasting
De gelovige moet jaarlijks een deel van zijn inkomen (eventueel in natura) afstaan aan de
armen. Deze regel is door Mohammed zelf ingesteld en wordt zakat (zuivering) genoemd: de
moslim zuivert zijn bezit en toont zijn dankbaarheid erom door een deel te laten besteden
aan goede doelen. De armenbelasting zorgt ervoor dat er in de Arabische wereld niet zoveel
bittere armoede voorkomt. Meestal bedraagt de belasting 2,5 % van het vermogen op
jaarbasis; de inning kan gebeuren door de staat, door moskeeën of door
liefdadigheidsinstellingen.
e) Bedevaart
Iedere moslim die er financieel en fysiek toe in staat is moet minstens eenmaal in zijn leven
naar Mekka pelgrimeren om de Kaäba te vereren en zich door rituele handelingen te
zuiveren van zonden. In dit massagebeuren staat paradoxaal genoeg de intense confrontatie
van het individu met God centraal. De Kaäba (in feite een meteoriet) is een zwarte steen die
volgens de overlevering door de engel Gabriël aan Abraham gegeven is om zijn zoon Isaak
op te slachtofferen.
Illustratie: WW 13
2. De sharia
Net als het jodendom heeft de islam ten onrechte de faam een godsdienst van louter regels
en wetten te zijn. Dit was alleszins niet Mohammeds eerste bedoeling: hij wou de
persoonlijke verantwoordelijkheid van de individuele gelovige (en niet meer die van clan of
stam) ten overstaan van Allah beklemtonen. Bovendien bevatten maar 200 van de 6226
koranverzen rechtsregels.
Sharia is de naam voor het islamitische rechtssysteem. Oorspronkelijk was het in alle
moslimstaten onverkort van kracht; thans alleen nog
in Saoedi-Arabië en Jemen. Turkije schafte als eerste
land de sharia af in 1924.
Enkele belangrijke bepalingen:


de besnijdenis is niet verplicht maar wordt wel
algemeen toegepast.
Varkensvlees, bloed, alcohol en drugs, gokken
en kansspelen worden afgekeurd. Voor
overtreders voorziet de sharia lijfstraffen zoals
geseling.
25


Uit eerbied voor Allah’s schepping mogen levende wezens niet worden afgebeeld (dit
beeldenverbod verliest sedert de opkomst van de visuele media zienderogen aan
belang).
Het huwelijk wordt als een evidentie beschouwd: celibaat is hoogst ongebruikelijk.
Monogamie wordt aanbevolen en het aantal vrouwen is alleszins beperkt tot vier, die
evenwaardig moeten behandeld worden. Echtscheiding (het meest gehate van alle
toegestane dingen) en zelfs verstoting van de echtgenote zijn toegestaan en vrij
gemakkelijk te verkrijgen. Merkwaardig genoeg is het huwelijk een contract tussen
twee mannen: de bruidegom (of zijn vader) en de vader van de bruid. De seksuele
moraal is bijzonder streng, vooral voor de vrouw. Vooral dit laatste zorgt in het
Westen vaak voor pijnlijke conflicten.
3. De jihad
De echte jihad is die tegen het beest in jezelf 44
‘Jihad’, dat is de heilige oorlog ter verdediging van de islam. Maar naast die ’kleine’ jihad
bestaat de ’grote’ jihad, de persoonlijke strijd tegen lusten en driften. Drie moslima’s
vertellen: ‘Het is een ontwikkeling naar perfectie’.
Een zomerse middag op een Gronings terras: korte rokjes, topjes. Was dit een Arabisch land,
dan zouden mannen hiervoor gewaarschuwd worden, zegt Sarah (35), een Nederlandse
arabiste die zich een aantal jaren
geleden tot de islam bekeerde. Ze wil
‘Christenen mogen maar één vrouw
liever niet met haar achternaam in de
hebben, moslims vier.’
Maar Mohammed beperkte dat aantal krant, omdat ze niet wil dat haar
vrouwen! Voordien mocht een man er oneindig uitspraken bekend worden op haar
veel hebben! In Mohammeds tijd stierven veel werk. Op Arabische websites, zegt
mannen door oorlogen, terwijl hun vrouwen Sarah, worden moslimmannen ’s zomers
achterbleven met kinderen. Wat doet een opgeroepen tot de ’jihad van de ogen’:
bij al die schaars geklede vrouwen
moeder als ze niet kan werken voor de kost?
Juist, ze prostitueert zich. Polygamie was een kunnen ze hun blik maar beter op de
middel om vrouwen uit de prostitutie te grond gericht houden.
houden. Maar vandaag de dag is polygamie Het wegkijken van vrouwelijk schoon
toch op geen enkele manier te verdedigen? Als wordt, net als bijvoorbeeld het op tijd
een man nu meerdere echtgenotes heeft, is verrichten van de vijf dagelijkse
dat niet om behoeftige vrouwen te helpen. Het gebeden en het bedwingen van
is lust en begeerte. Niet meer, niet minder. Er geldzucht, gezien als een uiting van
zijn mannen die de Koran misbruiken voor hun ’jihad al-nafs’. Volgens Sarah is dit „een
jihad van de ziel, een inspanning om het
pleziertjes.
slechte in jezelf tegen te gaan en te
streven
naar
het
goede’.
De
(De Zuid-Afrikaanse moslima-schrijfster Rayda JACOBS in
2006 in een interview met Knack Weekend)
moslimgeleerde Al-Ghazali, auteur van
het boek ’De redder uit de dwaling’,
beschreef al aan het begin van de
twaalfde eeuw zijn ideeën hierover. De menselijke natuur heeft, volgens hem, een dierlijke
kant gericht op de bevrediging van de passies. Moslims moeten daar tegen strijden, met het
verstand dat ze van God hebben gekregen. Door deze interne, spirituele worsteling
onderwerpt de moslim zijn natuurlijke hartstochten. Hij reinigt zijn ziel en komt dichter bij
God.
44
Naar een krantenartikel van Cecile HENDRIKS (ingekort en aangepast).
26
‘Ik zie het als een strijd tegen mijn negatieve eigenschappen’, zegt Sarah. ‘Een ontwikkeling
naar perfectie. Het gaat erom dat ik mijn eigen onhebbelijkheden overwin en de puntjes op
de i zet. Aan het einde van iedere dag kijk ik kritisch terug op mijn handelingen en overdenk
ik de dingen die ik tegen anderen heb gezegd. Zo ga ik na of ik iedereen juist heb
behandeld.’
Ook Els Fongers is een Nederlandse die al geruime tijd moslim is. Ze noemt jihad al-nafs een
’onderdeel van het leven’. „Maar uiteindelijk is het ook bedoeld voor het leven na dit leven.
De mens is zwak en heeft moeite om op het rechte pad te blijven. Maar God heeft ons een
geweten en verstand gegeven, waardoor we ons onderscheiden van dieren en we
verleidingen kunnen overwinnen. Zo kunnen we uiteindelijk het paradijs binnentreden.’
Maar het is soms moeilijk om het goede te blijven doen, knikt Sarah. In haar werk heeft ze
met probleemjongeren te maken. Sommige moslimjongens vertellen haar hoe graag ze het
goede willen doen, maar ook hoe moeilijk het is om de iPods en nieuwste mobieltjes
waarvoor eigenlijk geen geld is, te laten liggen.
Voor Saida Ouali, die in 1981 op haar veertiende uit Marokko naar Nederland emigreerde,
betekent de jihad al-nafs dat ze niet te vaak nieuwe kleding koopt, en dat ze niet overmatig
eet. In Nederland heeft de jihad al-nafs voor haar nog een andere kant gekregen: „Als mijn
collega’s na het werk naar een café gaan om wat te drinken ga ik niet mee. Sommigen
weten dat een moslim geen alcohol mag. Dan zeggen ze: ‘maar je kunt toch ook
sinaasappelsap drinken?’. Maar ze begrijpen dan niet dat ik moeder ben en moslima, en dat
daar bepaalde verantwoordelijkheden bij horen.’
Volgens de overlevering kwam Mohammed eens terug van een strijd tegen zijn vijanden,
maar noemde dat een ’kleine strijd’, die minder van belang is dan de worsteling om aan de
kwade krachten in onze natuur te ontkomen. De externe strijd moet het afleggen tegen onze
interne strijd.
Alhoewel de authenticiteit van deze overlevering ter discussie staat, is de boodschap ervan
voor de drie vrouwen niet minder belangrijk. Voor Sarah vormt de externe jihad geen
onderdeel van de beleving van haar religie, zegt ze. „De grote jihad zie ik als een opdracht
van God, de kleine jihad is geen opdracht. Ook niet als die met de pen wordt gevoerd.
Sommige moslims vinden dat de islam in het Westen zo negatief wordt belicht, dat het voelt
alsof ze telkens worden aangevallen. Ze zien het daarom als plicht om de islam te
verdedigen. Persoonlijk heb ik die drang niet. Daar wil ik zelfs helemaal niet aan. Iets goeds
hoef je niet te promoten.’
„De kleine jihad voeren mag niet’, zegt Ouali. „Maar de boosheid en de wanhoop over het
onrecht dat moslims wordt aangedaan en het onbegrip in het Westen over de islam, is bij
sommigen zo groot dat ze geen andere oplossing zien. Ze willen zichzelf verdedigen.’
In een gewapende strijd zien de vrouwen zelf niets, benadrukken ze. „Na elf september 2001
werd ik ineens opgebeld door vrienden’, zegt Fongers verontwaardigd. „Ze wilden even
checken hoe ik nou dacht over de aanslagen. Alsof ik geweld zou goedkeuren, omdat ik
moslim ben en die aanslagen in naam Allah zouden zijn gepleegd!’ Ze wordt er moe van,
zegt Fongers, dat haar voortdurend gevraagd wordt een standpunt in te nemen tegen de
geweldpleging uit naam van haar geloof.
Bewust bezig zijn met je geloof, weten wat het inhoudt en wat het van je verwacht, dat is
óók jihad al-nafs. En de vrouwen hopen dat radicale moslims de neiging om geweld te
gebruiken zullen zien als een verleiding die ze moeten weerstaan.
Hoe langer ze praten, hoe vaker de drie vrouwen tot de conclusie komen dat de worsteling
om de vele verleidingen in het leven te weerstaan een strijd is die ieder mens voert,
ongeacht zijn of haar geloof: christelijke priesters leven celibatair, en wie strijdt er
tegenwoordig niet tegen overgewicht? En, zegt Sarah, je best doen om niet te roddelen is
ook jihad al-nafs.
‘Niet alleen moslims, maar ook niet-moslims en ook niet-gelovigen kijken kritisch naar
zichzelf en proberen zo goed mogelijk te leven. Het is iets dat we allemaal vanaf onze
27
geboorte meekrijgen binnen onze verschillende culturen’, zegt Els Fongers. De jihad al-nafs
is niet alleen iets van de islam, besluiten de drie vrouwen eensgezind. Fongers: ‘Iedereen
heeft zijn eigen zwakheden en iedereen moet leren daartegen te vechten.’
F.
De Arabische wereld vandaag
Volgens recent onderzoek45 van het ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP) zijn de 22
landen die deel uitmaken van de Arabische Liga (280 miljoen inwoners; prognose voor 2020:
400 miljoen) de voorbije dertig jaar merkbaar vooruitgegaan op het vlak van
levensverwachting en kindersterfte. Toch leeft nog één op de vijf Arabieren van een inkomen
van minder dan twee dollar per dag. Het inkomen per hoofd groeit nauwelijks, terwijl
werkloosheid een groot probleem aan het worden is. De oorzaak van de stagnerende
ontwikkeling is natuurlijk niet een tekort aan grondstoffen (de Arabische wereld is rijk, meer
dan ontwikkeld, zegt de UNDP). Deze drie factoren worden vooral aangestipt:



Vrijheid: democratische verkiezingen en besluitvorming, scheiding van de machten,
vrijheid van pers en vereniging, …
Kennis: slecht of helemaal geen onderwijs (vooral voor meisjes), geen aansluiting op
de arbeidsmarkt, analfabetisme, geen budgetten voor wetenschappelijke en culturele
projecten, …
Vrouwenrechten: toegang tot onderwijs, participatie aan politiek en economisch
leven, …
‘In België moeten we ons geen illusies maken. Ook wij gaan naar een smeltkroes toe, willen
of niet. Dan is het de vraag welke keuze wij maken. Gaan we naar het Franse systeem, met
de absolute scheiding tussen kerk en staat? Of evolueren we naar het Angelsaksische model,
waar religie niet gebannen is uit de publieke sfeer? Ik ben ab-so-luut tegen het Franse
model. Geef mij maar een eigen, milde variant van het Angelsaksische model. We moeten
niet ‘God save the Queen’ zingen, zoals in Engeland46. Op onze euro hoeft ook niet ‘In God
We Trust’ te staan, zoals bij de dollar. Maar we moeten een omgang vinden met religie in de
publieke ruimte.’
‘En dat doen we door religies te erkennen als een maatschappelijk fenomeen dat nu eenmaal
bestaat. Wat is, is. Wat je daarvan denkt, doet er dan zelfs niet toe. Omdat het er is. Net
zoals er mannen en vrouwen zijn, en jongeren en ouderen, en blanke en gekleurde mensen,
grote en kleine, gezonde en andersvaliden. Zo zijn er ook mensen met een verschillend
geloof; Die verschillen zijn er, dus lijkt het me wenselijk dat ze tot uiting kunnen komen.’ (…)
‘Want waarover gaat dat, halal? De slager moet Allah danken en het dier moet richting
Mekka staan. Wat is het probleem? Heeft er zich ooit één Vlaming in de voorbije honderd
jaar over druk gemaakt of de dieren in een slachthuis naar het westen of het noordoosten
keken? Maar nu de moslims de dieren richting Mekka opstellen, maken sommigen er een
zaak van. Of ze struikelen over dat gebed. Heeft er vroeger ooit één Vlaming op gelet of een
slager vloekte of zong of een grap vertelde tijdens het slachten van dieren? Neen toch? Maar
een Marokkaanse slager die een gebedje uitspreekt, ho maar.’
‘Natuurlijk is er het aspect dierenwelzijn. Dat is problematischer, want onze moslims slachten
dieren zonder verdoving. Twee opmerkingen erbij. Eén: de slachtwet van 1988 verbiedt het
thuisslachten en verplicht de verdoving van de dieren, maar staat één expliciete uitzondering
toe: dieren hoeven niet verdoofd te worden als er religieuze motieven meespelen. Een halal
45
46
Gegevens ontleend aan het artikel Nacht over Arabië, in Knack van 24 juli 2002, p. 74-78.
Of ‘Allons enfants de la Patrie’, zoals in België.
28
slachthuis respecteert dus de wet. Dat mag gezegd worden, want vandaag wordt de
tegenovergestelde
indruk
gewekt.’47
47
De Limburgse provinciegouverneur Steve STEVAERT in een interview met De Morgen van 3 maart 2007, p. 57.
29
hindoeïsme
boeddhisme
islam
existentieel
1
2
3
sociaal
4
5
6
dogmatisch
7
8
9
ethisch
10
11
12
ritueel
13
14
15
Download