Bodembrochure 2010 Bureau Bodem, directie Ecologie Beste lezer, Voor u ligt de vernieuwde bodembrochure van bureau Bodem van de Provincie Noord- Brabant. Het doel van deze brochure is om u in een korte tijd een indruk te geven van de belangrijkste onderwerpen en activiteiten van ons bureau. De brochure is voornamelijk bedoeld voor middelgrote en kleine gemeenten die geen bevoegd gezag zijn voor de Wbb en voor waterschappen. Het afgelopen jaar hebben onze accountmanagers veel contact gehad met gemeentelijke collega’s. Bureau Bodem vindt deze contacten waardevol. Wij zijn daarom uiteraard bereid om met u in gesprek te gaan over de bodemproblematiek in uw omgeving. Wij zoeken graag naar mogelijkheden om voor u van betekenis te zijn. Deze brochure kan daarbij een hulpmiddel zijn. Met vriendelijke groet, Hugo Artz Bureauhoofd Bodem Januari 2010 Bodembrochure 3/30 Bodembrochure 4/30 Inhoud Indeling provincie Noord-Brabant 7 Bevoegdheden 8 Overzicht proceduretermijnen 10 Kwalibo 11 Ongewoon voorval 11 Zorgplicht 11 Artikel 41 van de Wet bodembescherming 12 Provinciale Milieu Verordening (PMV) 12 Waterbodems 13 Saneringen in eigen beheer (SEB) 14 Besluit Uniforme Saneringen (BUS) 15 Kadastrale aantekening 15 Toezicht en Handhaving 16 Bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen (BSB) 17 Bodembrochure 5/30 Subsidieregeling bodemsanering bedrijfsterreinen (Bedrijvenregeling) 17 Beleidsregel Subsidie Bodem (voorheen Stibosa) 18 Overheidsfinanciering bodemprojecten 18 Decentralisatie Uitkering Bodem (DUB) 19 Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) 20 Investeringsbudget landelijk gebied (ILG) 21 Nader Onderzoek Voormalige Stortplaatsen (NAVOS) 21 Actief Bodembeheer de Kempen (ABdK) 22 Gasfabrieksterreinen 23 Provinciaal bodeminformatiesysteem (Globis) 24 Spoedlocaties 25 Bodemkwaliteitskaarten, bodembeheerplannen en functieklassenkaarten 27 Bodembrochure 6/30 Indeling provincie Noord-Brabant Regio Gemeenten binnen gebied Grote gemeenten (B-5) ’s-Hertogenbosch, Breda, Helmond, Eindhoven en Programmagemeenten Bergen op Zoom, Oss, Roosendaal en Waalwijk Tilburg zijn zelfstandig bevoegd gezag. (M4) Projectgemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Asten, Baarle-Nassau, Bergeijk, Bernheze, Best, Bladel, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cranendonck, Cuijk, Deurne, Dongen, Drimmelen, Eersel, Etten-Leur, Geertruidenberg, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Gilze-Rijen, Goirle, Grave, Haaren, Halderberge, Heeze-Leende, Heusden, Hilvarenbeek, Laarbeek, Landerd, Lith, Loon op Zand, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Moerdijk, Nuenen, Oirschot, Oisterwijk, Oosterhout, Reusel-De Mierden, Rucphen, Schijndel, Sint Anthonis, Sint Michielsgestel, Sint Oedenrode, Someren, Son en Breugel, Steenbergen, Uden, Valkenswaard, Veghel, Veldhoven, Vught, Waalre, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert. Actief Bodembeheer de Dit is een projectbureau en is regio-overschrijdend Kempen (ABdK) werkzaam (zie pagina 21 voor het werkgebied van ABdK). Bodembrochure 7/30 Bevoegdheden Type Ontstaans Bevoegd gezag verontreiniging jaar Ernstig geval Juridische grondslag Voor 1987 Provincie of aangewezen Art. 28 en 29 Wbb gemeenten (B5) Niet ernstig geval Voor 1987 Gemeente (bij grondverzet / Art. 28 lid 3 en 4 Wbb grondwateronttrekking, meldingsplicht bij provincie) Verontreiniging Na 1987 Wm-vergunningverlener Art. 27 Wbb binnen een Wm vergunning en inrichting Art.1.1.a en H18 Wm Verontreiniging Na 1987 buiten een Minister, provincie, Art. 13, 27 en 95 gemeente of waterschap Wbb inrichting Ongewoon voorval Na 1987 Wm-vergunningverlener Art. 13 Wbb binnen een Wm vergunning inrichting Art. 17.2 en H18 Wm Ongewoon voorval Na 1987 Provincie of aangewezen Art 13 en 30 Wbb buiten een gemeenten (B5) inrichting Bodembrochure 8/30 Een geval van ernstige bodemverontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien voor tenminste één stof de gemiddelde concentratie in een bodemvolume van minimaal 25 m³ grond of 100 m³ grondwater de interventiewaarde overschrijdt of dreigt te overschrijden. Meldingsplicht niet-ernstige gevallen van verontreiniging: Bij werkzaamheden waarbij meer dan 50 m³ niet-ernstige verontreinigde grond wordt verzet of een hoeveelheid van meer dan 1.000 m³ grondwater wordt onttrokken geldt een meldingsplicht aan het bevoegd gezag. Op basis van artikel 28 lid 4 van de Wbb is het besluit “Overige niet-meldingsplichtige gevallen van bodemsanering” opgesteld. In dit besluit staan de gevallen genoemd van niet-ernstige bodemverontreiniging, waarbij bij handelingen met verontreinigde grond geen melding aan het Wbb-bevoegd gezag hoeft te worden gedaan. Het betreft handelingen ten aanzien waarvan het voornemen bestaat de bodem te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst. Bodemonderzoeksgegevens mogen in elk geval nooit ouder zijn dan 5 jaar (artikel 2). Bodembrochure 9/30 Overzicht proceduretermijnen Procedure Ter inzage legging Definitieve Termijn beschikking bezwaar/ beroep Nader onderzoek 6 weken 15 weken 6 weken 15 weken 6 weken 8-10 weken 6 weken Nvt 8 weken 6 weken Nvt 8 weken 6 weken Nazorgplan Nvt 8 weken 6 weken Bus-melding Binnen 2 weken Derden Binnen 5 weken kunnen beoordeling (ontwerpbeschikking) Saneringsplan 6 weken (ontwerpbeschikking) Saneringsplan, verkorte Nvt procedure Saneringsverslag / evaluatie Saneringsverslag bussanering binnen twee melding aan busweken criteria. Bij reageren. akkoord – geen reactie. Bij niet akkoord – reactie met uitleg. Bodembrochure 10/30 Kwalibo In oktober 2006 is het Besluit uitvoeringskwaliteit van kracht geworden ook wel bekend als de kwaliboregelgeving. De kwaliboregelgeving is begin 2008 opgegaan in hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Vanaf 1 juli 2007 dienen alle bodemrapporten die bij het bevoegd gezag worden ingediend te voldoen aan de eisen van de Kwaliboregelgeving. Dit betekent dat bij ontvangst van een melding, voordat de inhoudelijke beoordeling plaatsvindt, wordt vastgesteld of het rapport voldoet aan de eisen van Kwalibo. Indien dit niet het geval is wordt de melding niet in behandeling genomen. Ongewoon voorval De Wet bodembescherming geeft het provinciaal bestuur de mogelijkheid om snel op te treden bij incidenten (ongewone voorvallen) waarbij de bodem verontreinigd wordt of dreigt te worden. De eigenaren en gebruikers van grond waar dergelijke incidenten hebben plaatsgevonden, moeten meewerken aan bodemonderzoek en bodemsanering als dat noodzakelijk is. De bron van de verontreiniging moet zo snel mogelijk en zo compleet mogelijk onschadelijk worden gemaakt. Zorgplicht In de Wbb staat dat iedereen die bodembedreigende handelingen verricht, alle “redelijke” maatregelen moet nemen om te voorkomen dat de bodem verontreinigd raakt. Als de bodem toch verontreinigd raakt, dan moet de bodem worden gesaneerd waarbij de bodemverontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt en verwijderd. Afhankelijk van de situatie is de gemeente, de provincie dan wel VROM bevoegd gezag (zie tabel “bevoegdheden”). Bodembrochure 11/30 Artikel 41 van de Wet bodembescherming In dit artikel staat aangegeven dat de gemeenten aan de provincie informatie moeten geven over een vermoeden van een ernstige bodemverontreinigingen binnen hun gemeentegrenzen. Ook de eigenaar van het verontreinigde terrein moet hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd. Provinciale Milieu Verordening (PMV) De Wet bodembescherming geeft de mogelijkheid om in een verordening van Provinciale Staten extra regels te stellen. De provincie heeft o.a. regels gesteld aan: • de indiening van een saneringsplan, • de melding van een wijziging van een saneringsplan; • de indiening van een saneringsverslag; • de indiening van een nazorgplan. • In principe is de regeling in de Wet bodembescherming met betrekking tot sanering van waterbodems vervallen met de inwerkingtreding van de Waterwet op 22 december 2009. Allleen voor het geval er een samenloop is van verontreiniging van zowel landbodem als waterbodem is een summiere regeling achtergebleven in de Wet bodembescherming en in deze verordening. Bodemwijzer Bureau Bodem werkt aan de ontwikkeling van een webapplicatie waarin bodeminformatie, die nu versnipperd aanwezig is, bij elkaar gebracht wordt die tevens interactief te gebruiken is om effecten van ingrepen in de bodem te inventariseren en/of kansen voor bepaalde functie in een gebied te verkennen. Deze gegeven kunnen mee genomen worden in de besluitvorming over ruimtelijke Bodembrochure 12/30 ontwikkelingen op of in de bodem. Deze webapplicatie gaat 'Bodemwijzer' heten. Informatie die in de bodemwijzer wordt samengebracht is zeer breed en bestaat uit informatie over bodemkenmerken, bodemkwaliteit, bodemthema's (zoals verontreinigingen, fysishe kenmerken, geologie, geohydorlogie, aardkundige waarden archeologie, enz.), maar ook zullen structuurkaarten (structuurvisie, kaarten met aangewezen gebieden (waterwingebieden, EHS, enz.) te raadplegen zijn via de bodemwijzer. Ook provinciale ambities op het gebied van bodem worden opgenomen in de bodemwijzer. Waterbodems Met de inwerkingtreding van de waterwet op 22 december 2009 is de verantwoordelijkheid voor de waterbodems overgedragen aan de waterkwaliteitsbeheerders, in deze de waterschappen en Rijkswaterstaat. Ook de aanpak -inclusief budgettering- van waterbodems vindt plaats door de waterschappen en Rijkswaterstaat. Een uitzondering hierop vormen projecten waarop het overgangsrecht van toepassing is. Dit betreffen verontreinigingen waarvoor vóór 22 december 2009 in een beschikking de ernst en de noodzaak van een spoedige sanering is bepaald. In de periode 2010-2014 worden twee waterbodemsaneringen uitgevoerd die onder dit overgangsrecht vallen. De Wet bodembescherming krijgt een artikel waarin staat dat de bevoegdheid van de provincie ook van toepassing is op de bodem en oevers, indien de bron van die ernstige verontreiniging zich in de landbodem bevindt en er sprake is van een spoedeisend geval. De Waterwet heeft een vergelijkbaar artikel gekregen. Bodembrochure 13/30 Saneringen in eigen beheer (SEB) Saneringen in Eigen Beheer zijn projecten die door “derden” (anderen dan provincie) worden uitgevoerd. De rol van de provincie Noord-Brabant is het beoordelen van: • de uitgevoerde bodemonderzoeken. Vastgesteld wordt de omvang (ernst) en de termijn waarop gesaneerd (spoed) moet worden; • het saneringsplan. Beoordeeld wordt of de sanering volgens de geldende wetten en regels wordt uitgevoerd; • het saneringsverslag. Vastgesteld wordt of de sanering uitgevoerd is zoals in het saneringsplan is beschreven; • het nazorgplan dat moet worden opgesteld als na de sanering een restverontreiniging achterblijft. Deze beoordelingen worden in een beschikking vastgelegd. De meeste bodemsaneringen die in Brabant worden uitgevoerd zijn SEB-saneringen. Bodembrochure 14/30 Besluit Uniforme Saneringen (BUS) Het BUS is een landelijke regeling die een eenvoudige meldingsprocedure bevat voor eenvoudige, gelijksoortige en kortlopende saneringen. De provincie toetst of een BUS-melding voldoet aan alle vereisten. Indien de provincie akkoord gaat met de melding, kan de saneerder vijf weken nadat de provincie de melding heeft ontvangen starten met de sanering. Binnen acht weken na de afronding van de sanering moet het ingevulde BUSevaluatieformulier met bijlagen worden ingediend bij de provincie. De melder moet de formulieren gebruiken die zijn opgesteld door het Ministerie van VROM. Deze zijn te downloaden vanaf www.vrom.nl. Kadastrale aantekening Op 1 juli 2007 is de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen in werking getreden. Op grond van deze wet worden percelen geregistreerd indien er in een beschikking is bepaald dat er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging in het vaste deel van de bodem. Percelen waar alleen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging in het grondwater worden niet geregistreerd. De kadastrale aantekening heeft een signaalfunctie, het geeft aan dat er iets speelt of gespeeld heeft op het gebied van bodemverontreiniging. Achtergrondinformatie over het betreffende perceel is vervolgens bij het bevoegd gezag in te winnen. Bodembrochure 15/30 Toezicht en Handhaving In samenwerking met onze directie Ruimtelijke Ordening en Handhaving (ROH) worden alle saneringen in de provincie bezocht door een toezichthouder. De toezichthouders kunnen tijdens hun bezoek controlemonsters nemen en laten analyseren. Ook kan een contra-expertise van het saneringsresultaat worden uitgevoerd door ons bureau Milieumetingen. Milieumetingen kan worden ingezet als geen toezicht aanwezig is geweest bij het nemen van verificatiemonsters, bij het toepassen van eerder ontgraven grond, bij in-situ saneringen, bij grondwatersaneringen, illegale saneringen, complexe saneringen en indien er twijfel bestaat over de wijze van uitvoering van de sanering of de monstername. Daarnaast kan Milieumetingen steeksproefsgewijs contra-expertise uitvoeren. Indien noodzakelijk wordt handhavend opgetreden. Bodembrochure 16/30 Bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen (BSB) De BSB-operatie is in het leven geroepen om bedrijven te stimuleren om zelf bodemonderzoek uit te (laten) voeren op hun bedrijfsterrein. De regionale BSB-stichtingen voeren deze operatie al sinds begin jaren negentig uit. De operatie kent verschillende fasen. De eerste fasen, de inventarisatie- en de verkennend onderzoek fase, zijn inmiddels afgerond. De stichting BSB-Zuid in Noord Brabant is nu bezig met de nader onderzoek fase. De stichting zal hier tot 2015 mee bezig zijn. Onderzoeksrapporten die door bedrijven bij de stichting zijn ingediend zijn niet openbaar. Zonder toestemming van de eigenaren mag de stichting deze rapporten niet aan provincies, gemeenten of anderen geven. Bedrijven die niet uit eigen beweging deelnemen aan deze operatie worden gemeld bij de provincie Noord-Brabant en zullen alsnog gedwongen worden bodemonderzoek uit te voeren (flankerend beleid). Subsidieregeling bodemsanering bedrijfsterreinen (Bedrijvenregeling) Onder bepaalde voorwaarden is het voor eigenaren of erfpachters van bedrijfsterreinen mogelijk een bijdrage te ontvangen voor het saneren van hun verontreinigde bodem. Deze bijdrage kan oplopen tot 70% van de saneringskosten. De volgende voorwaarden zijn onder andere van toepassing: • de bodemverontreiniging is (tenminste gedeeltelijk) ontstaan voor 1975; • het gaat om saneringen van ernstige bodemverontreinigingen waarvoor een spoedige sanering noodzakelijk is of activiteiten op het terrein een sanering op korte termijn noodzakelijk maken; Bodembrochure 17/30 • • na de sanering blijft het in gebruik als bedrijfsterrein. de locatie moet - om gebruik te kunnen maken van de subsidie - wel vóór 1 januari 2008, met minimaal een verkennend bodemonderzoek aangemeld zijn bij het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming. Beleidsregel Subsidie Bodem (voorheen Stibosa) Deze regeling is komen te vervallen. Overheidsfinanciering bodemprojecten Vanaf 1 januari 2010 ontvangen de provincies en gemeenten een Decentralisatie Uitkering Bodem (DUB) in plaats van het Wbbbudget. Het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, ISV-3, blijft als zodanig in 2010 nog gehandhaafd. Maar in 2011 gaat ook dit budget veranderen en wordt dan de Decentralisatie Uitkering Stedelijke Vernieuwing (DUSV). De DUB is bedoeld voor (mede-) financiering van projecten van waterbodems, gasfabrieksterreinen en stortplaatsen evenals bodemsanering van spoedlocaties in het landelijk gebied. ISV-3/DUSV is gericht op spoedlocaties en ontwikkelingslocaties het stedelijke gebied. Een derde subsidiegeldstroom betreft het geld dat beschikbaar komt als uitkering in het kader van de bedrijvenregeling. Het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), ten slotte, ooit bedoeld als contramal van het ISV, is voor het provinciaal bodembeleid minder inzetbaar dan gewenst. Het beperkte ILG-budget wordt in 2010 gebruikt voor de doorontwikkeling en operationalisering van de bodemwijzer. Bodembrochure 18/30 Decentralisatie Uitkering Bodem (DUB) Het karakter van een rijksbijdrage als de Decentralisatie-Uitkering is anders dan van de gebruikelijke Wbb-bijdrage. Binnen de Decentralisatie-Uitkering kunnen middelen ingezet worden in zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied. De budgethouder heeft een grote vrijheid in de bestemming van de bodemgelden. De DUB wordt gelijkelijk verdeeld in 50 weken uitgekeerd aan provincies en gemeenten. Mede gezien de beperkte omvang van het DUB zal meer dan voorheen een beroep gedaan worden op andere overheden en marktpartijen in de financiering van bodemsaneringsprojecten. In de nieuwe Wet bodembescherming, die per 1 januari 2006 inwerking is getreden, is deze aanpak geformaliseerd en wordt de aanpak van bodemverontreinigingen zo veel mogelijk bij derden (veroorzaker, eigenaar, gebruiker of belanghebbenden) neergelegd. Hierbij is het van belang voor het verkrijgen van een overheidsbijdrage in welk segment het saneringsgeval is gelegen. Alleen gevallen waarvoor geen verantwoordelijke partij meer is aan te wijzen, maar op grond van milieuhygiënische risico’s (de zogenaamde spoedlocaties) dienen te worden gesaneerd, worden vanuit een vangnetgedachte opgepakt door de overheid in casu door de provincie. Dit is het geval als er geen dynamiek is en de aanpak niet in het kader van andere regelingen (ISV, ILG, bedrijvenregeling) past. Dit betekent, dat in de toekomst nog weinig saneringen geheel door de provincie zullen worden aangepakt. Ook van de in uitvoering zijnde Wbb-gevallen zal worden nagegaan of de vervolgaanpak niet in een ander kader zou moeten worden opgepakt. Lopende Wbb-projecten die in 2009 of eerder zijn gestart worden in 2010 en verder voortgezet met bijdragen uit ISV. Bodembrochure 19/30 Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) Het ISV is een rijkssubsidie, gekoppeld aan de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv), die als doel heeft de leefbaarheid van het stedelijke gebied te verhogen op het gebied van milieu en ruimte, economie en wonen. Een bodemverontreiniging kan een knelpunt zijn bij de herontwikkeling van een terrein. Het ISV-budget is daarom o.a. bedoeld voor bodemsanering. De financiering van de bodemsanering moet zoveel mogelijk uit de markt komen. Grote gemeenten, die ook bevoegd gezag zijn voor de Wbb, krijgen hun ISV-budget rechtstreeks van VROM. De programmagemeenten krijgen hun budget via de provincie op basis van hun eigen Meerjaren OntwikkelingsProgramma (MOP). De kleine gemeenten kunnen bij stedelijke ontwikkelingsprojecten bij de provincie per project aanspraak maken op het ISV budget. De provincie zal, met name bij de kleinere gemeenten, een regierol kunnen spelen en een bijdrage kunnen leveren in de ondersteuning van de uitvoering. Om de regierol van rechtstreekse gemeenten en provincies te versterken wordt het ISV gedecentraliseerd via een decentralisatieuitkering in het gemeentefonds en het provinciefonds. Dit vindt plaats per 1 januari 2011. Vanaf die datum is de Wsv niet meer van kracht. Bodembrochure 20/30 Investeringsbudget landelijk gebied (ILG) Het ILG is een meerjarig budget dat onder regie van provincies valt met als doel het steunen van de ontwikkeling van het landelijk gebied. De provincie bepaalt samen met het rijk welke rijksdoelen, waaronder milieu, in het ILG-programma worden opgenomen. Sanering van ernstige bodemverontreiniging in het landelijk gebied kan plaatsvinden het kader van het Meerjarenprogramma Wbb 2010-2015 van de provincie en wordt gefinancierd uit de Decentralisatie-uitkering Bodem. Nader Onderzoek Voormalige Stortplaatsen (NAVOS) De provincie heeft een brabantbreed onderzoek naar de milieukwaliteit van stortplaatsen en onderliggende bodem afgerond met een Eindrapportage NAVOS. Daarin is een lijst opgenomen met ca. 600 voormalige stortplaatsen. Voor elke locatie zijn de onderzoeksresultaten in kaart gebracht en zijn de nodige acties beschreven. Enerzijds gericht op het wegnemen van risico’s, anderzijds bedoeld om te komen tot hergebruik van de locatie. Dit alles binnen de kaders van het technisch mogelijke en juridisch toegestane. Regelgeving voor hergebruik van stortplaatsen in Noord-Brabant is opgenomen in de Provinciale Milieuverordening. Gemeenten zijn geïnformeerd over de resultaten, vervolgacties en te nemen maatregelen. Voor bodemonderzoeken is een gedeelte van het Wbb-budget van de provincie beschikbaar. Voor stortplaatsen die onvoldoende zijn onderzocht en/of waar specifieke risico’s aanwezig zijn, is een vervolgonderzoek door de provincie gepland in de periode 2009/2014. Daarbij wordt ook specifiek gekeken naar te treffen maatregelen in het kader van de Wbb. Bodembrochure 21/30 Actief Bodembeheer de Kempen (ABdK) ABdK is een projectbureau dat verontreinigingsproblematiek met zware metalen in de bodem als gevolge van de voormalige zinkertsverwerkende industrie in de Kempen aan te pakken. In ABdK werken de Provincies Noord-Brabant en Limburg, het Ministerie van VROM en LNV, Waterschap de Dommel, Waterschap Peel en Maasvallei en de gemeenten in het projectgebied samen. De bodemverontreiniging in en rond de Kempen vindt haar oorsprong in het voormalige productieproces van de zinkfabrieken in Budel (Noord-Brabant) en Vlaanderen. Bij dat productieproces kwamen verontreinigende afvalstoffen (zware metalen) vrij. Deze afvalstoffen werden via de rook in de lucht, via de lozing van afvalwater op beken en door het gebruik van zinkassen voor de verharding van wegen en erven over een grote oppervlakte Bodembrochure 22/30 verspreid. Met name de metalen zink, cadmium en lood die op deze wijzen in het milieu kwamen hebben negatieve effecten op het milieu en/of de mens. Het milieuprogramma ABdK heeft als doel: 1 2 3 4 5 het saneren van door en met zinkassen verontreinigde bodem; het saneren van verontreinigde waterbodems; het, adviseren over een, verantwoord (gebiedsgericht) beheer van het ondiep verontreinigd grondwater; het, adviseren over een, verantwoord beheer van Kempen specifieke bodemverontreiniging in natuurgebieden het, adviseren over een, verantwoord beheer van Kempen specifieke bodemverontreiniging in landbouwgebieden en moestuinen; Particulieren die zinkassen of een door zinkassen verontreinigde bodem op hun terrein hebben of denken te hebben kunnen zich aanmelden voor een bodemonderzoek bij ABdK. Indien een sanering nodig is zal ABdK hierbij faciliteren en een deel van de saneringskosten voor haar rekening nemen. De locatie dient wel aangemeld te zijn bij ABdK vóór 1 januari 2011. Meer informatie is te vinden op www.ABdK.nl. Gasfabrieksterreinen In Noord-Brabant liggen 32 terreinen waar in het verleden gasfabrieken hebben gestaan. Deze terreinen zijn allemaal sterk verontreinigd. Door de ligging van deze terreinen, vaak op de rand van het oude stadscentrum, zijn deze vaak erg in trek voor herontwikkeling. De hoge kosten van een bodemsanering houden deze ontwikkeling tegen en de bodemverontreiniging vormt vaak een milieurisico in het stedelijk gebied. Daarom is een “Provinciaal Meerjaren-programma Bodemsanering Gasfabrieksterreinen” Bodembrochure 23/30 opgesteld met een bijhorend budget. Net als bij ISV geldt bij de sanering van gasfabrieksterreinen dat de financiering vooral uit de markt moet komen. In Brabant zijn de meeste gasfabrieksterreinen al gesaneerd. Provinciaal bodeminformatiesysteem (Globis) Globis is een landelijk bodeminformatiesysteem waarin op kaart de ligging van ons bekende gevallen van bodemverontreiniging, waarvoor de provincie het bevoegd gezag is, zijn opgenomen. Daarnaast zijn per geval de rapport-, verontreinigings- en saneringsgegevens en de gevoerde correspondentie weergegeven. Omdat Globis op landelijk niveau is ontwikkeld kunnen de gegevens tussen overheden worden uitgewisseld. Deze gegevens, die voor Brabant maandelijks worden geactualiseerd, zijn op www.bodemloket.nl in te zien. Bodembrochure 24/30 Spoedlocaties Het project Identificatie Spoedlocaties van de provincie NoordBrabant houdt verband met de landelijk vastgestelde 2015doelstelling dat in juli 2009 is opgenomen in het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. Voor de provincie houdt dit in dat de daadwerkelijke spoedlocaties geïdentificeerd en dat (tijdelijke) maatregelen genomen worden. Op 31 december 2010 moet een overzicht gereed zijn van de humane spoedlocaties. Per locatie wordt aangegeven welke (tijdelijke) maatregelen zijn genomen of zijn voorzien. De humane spoedlocaties moeten vervolgens uiterlijk in 2015 zijn gesaneerd of afdoende beheerst. Voor de overige spoedlocaties (verspreiding en ecologie) moet uiterlijk in 2015 worden aangegeven welke (tijdelijke) maatregelen zijn genomen of zijn voorzien. Samengevat valt het project Identificatie Potentiële Spoedlocaties provincie Noord-Brabant uiteen in de volgende deelprojecten: 1. Historisch Onderzoek potentiële spoedlocaties in 2008-2009 (HO Spoed); 2. Beoordeling potentiële spoedlocaties met reeds uitgevoerd onderzoek/sanering in 2009-2010 (Beoordeling Spoed); 3. Uitvoeringsprogramma Slim Onderzoek identificatie spoedlocaties in 2010 (UP Slim Onderzoek Spoed); · UP Communicatie Spoed huidige bedrijfsterreinen (ca. 477 locaties) · UP Humaan Spoed (ca. 92 locaties) · UP Verspreiding Spoed + Ecologie (ca. 212 locaties) NB. De aantallen betreffen schattingen op basis van tussentijdse resultaten. Bij deze aantallen is nog géén onderscheid gemaakt tussen programmagemeenten (eigen verantwoordelijkheid) en projectgemeenten (provincie aan zet). Bodembrochure 25/30 Verder kan het voorkomen dat sprake is van meerdere risico’s per locatie. 4. Vervolg Slim Onderzoek en (waar nodig) sanering van spoedlocaties 2011-2015. In het UP Slim Onderzoek 2010 zullen de locaties met (potentiële) humane risico’s met voorrang worden aangepakt. Ook het veldonderzoek naar de locaties met potentiële humane risico’s op huidige bedrijfsterreinen wordt waar nodig door de provincie geïnitieerd. Na eventuele aangetoonde humane risico’s zal gebruik worden gemaakt van het beschikbaar juridisch instrumentarium om derden het vervolgonderzoek/sanering te laten verrichten. De provincie is aan zet voor de locaties van de projectgemeenten (en de eventuele locaties in het landelijke gebied). De ISVprogrammagemeenten zijn aan zet voor de potentiële spoedlocaties binnen hun eigen gemeenten. De provincie houdt echter de regieen adviesrol over het totale project spoedlocaties en maakt afspraken met de gemeenten over het onderzoek en het aanleveren van onderzoeksresultaten. Dit geldt ook voor de voormalige programmagemeenten die in 2010 het vervolgonderzoek naar de spoedlocaties nog zelf willen uitvoeren. Bodembrochure 26/30 Synchronisatie gegevens bodemverontreinigingen Om bestaande bodeminformatie op eenduidige wijze te ontsluiten is door provincie het synchronisatieproject opgezet. Hierin staat het gelijktrekken en het bundelen van de kerngegevens over bodemverontreinigingen tussen de provincie en de brabantse gemeenten centraal. Na deze synchronisatie (gereed naar verwachting 2012) worden de gegevens actueel gehouden door geautomatiseerde uitwisseling. Op deze manier ontstaat een compleet beeld van de bodemkwaliteit op dit moment in de hele provincie. Bodemkwaliteitskaarten, bodembeheerplannen en functieklassenkaarten De provincie heeft voor het buitengebied in Noord-Brabant een bodemkwaliteitskaart laten opstellen. Veel gemeenten hebben inmiddels bodemkwaliteitskaarten en bodembeheerplannen vastgesteld. De bodemkwaliteitskaarten en bodembeheerplannen blijven na vaststelling maximaal 5 jaar geldig. Inmiddels is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) in werking getreden. Nieuwe bodemkwaliteitskaarten op basis van het Besluit bodemkwaliteit zullen er anders uit gaan zien, omdat het basisstoffenpakket is gewijzigd en omdat alle gemeenten bodemfunctieklassenkaarten moeten gaan opstellen. Bovendien moeten gemeenten afwegen of zij eigen bodemambities zullen vaststellen of het landelijk beleid volgen. Vanaf 1 oktober 2009 moeten gemeenten een functieklassekaart hebben vastgesteld. Als gemeenten geen functieklassekaart hebben vastgesteld heeft dit gevolgen voor de terugsaneerwaarden bij saneringen. Slechts een beperkt aantal gemeenten heeft inmiddels een functieklassenkaart vastgesteld. Bodembrochure 27/30 Uitgave directie Ecologie januari 2010 Tekst bureau Bodem telefoon: 073 680 84 85 www.brabant.nl/bodem Disclaimer Aan de samenstelling van deze brochure is de uiterste zorg besteed. Toch kan het voorkomen dat de informatie hierin is verouderd, onvolledig is of onjuistheden bevat. In geen geval kan er een juridische basis aan worden ontleend. Bodembrochure 28/30