File

advertisement
Kennisportfolio H4
Landenanalyse …………….……………………………………………….……Pag. 2 t/m 9
Internationaal Recht…………………………….…………..……….…...Pag. 10 t/m 20
Internationale Marketing……………………………………….……....Pag. 21 t/m 33
Landenanalyse H4
- Aantrekkelijkheid bepalen doen we a.h.v. een ‘filter model’
Eenvoudig voorbeeld
 Een Nederlands bedrijf wil Delfts Blauw servies gaan verkopen in Afrika en wil een keuze maken
tussen twee landen, namelijk Nigeria en Zuid-Afrika.
Criteria
Gewicht
BBP per hoofd (gemiddeld inkomen per hoofd)
Importheffing (maakt een product duurder)
Afstand (transportkosten)
Ranking BBP
0,5
Ranking Importheffing
0,2
Ranking afstand
0,3
Optelling gewogen score
Alle belangrijke variabelen zet je op een rij. Dan ga je ze ranken.
Nigeria
2.600
20%
6350 km
2
2
1
1,7
Zuid Afrika
11.000
0%
13700 km
1
1
2
1,3
Welke risico’s en problemen zijn er verbonden aan het exporteren naar het buitenland?
- transportrisico
- wisselkoersrisico
- cultuurrisico
Exportrisico’s
- Onvoldoende deviezen in het land aanwezig of beschikbaar (= LANDENRISICO) (geld in kas, goud,
enz.)
- Wisselkoersrisico
- Culturele risico’s (o.a. betalingsmoraal  debiteurenrisico)
- Transportrisico (door vaak grotere afstand)
- Aansprakelijkheidsrisico (vak: recht)
Landenrisico (Zie H4 & H8)
Het risico dat handelspartners in het buitenland door een tekort aan deviezen hun
betalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. (zie p256, vierde druk: p231)
Deviezen; buitenlandse valuta in een land aanwezig
NL heeft een overschot op de lopende rekening. We exporteren meer dan dat we importeren.
2
Hoe het ‘Landenrisico’ meten?
1 Invoerdekking (= internationale reserves / import)
2 Debt ratio (= buitenlandse schuld/ export)
3 Debt-service ratio (= rente+aflossing / export) buitenl. Schuld
Bereken de invoerdekking en de debt-ratio van onderstaand land:
Waarde goud + deviezen
500
Buitenlandse schuld
1500 (rente 5%, aflossing 100 per jaar)
Import (2013)
100
Export (2013)
500
Is het landenrisico voor dit land groot?
Wisselkoerssystemen
1 Vrije wisselkoers (= zwevende wisselkoers)  appreciëren/deprecieren
2 Vaste wisselkoers  revalueren/devalueren
3 Vaste wisselkoers met bandbreedte
4 Één munt
1 Zet de 4 wisselkoerssystemen in volgorde van risico voor een exporteur! (minste risico
bovenaan!)
2 Geef voor elk systeem een voorbeeld van een munt waar dit systeem op van toepassing is!
Wisselkoersrisico (= valutarisico)
Risico dat de (toekomstige) winst van een onderneming beïnvloed wordt door
wisselkoersschommelingen.
Hoeveel valutarisico een bedrijf loopt hangt af van:
- de mate waarin een bedrijf een ‘open positie’ heeft in een buitenlandse valuta (= valuta-exposure)
- de mate waarin een buitenlandse munt fluctueert (= valuta-volatiliteit)
- risico = exposure x volatiliteit
Opdracht; Een Nederlands bedrijf ontvangt op 1 januari 100.000 Deense Kronen en moet op
hetzelfde moment 80.000 Deense Kronen betalen.
 bepaal de exposure en de volatiliteit!!
volatiliteit; Deense kroon en euro fluctueren niet dus het is 0
exposure; over 20 000 loop je wel risico als het dollars zouden zijn omdat je dan te maken hebt met
een wisselkoers.
van de 100 000 die je krijgt sluis je 80 000 meteen door. 20 000 hou je dus en weet je niet of je
waarde van je geld zal dalen.
3
4 vormen van valutarisico
1 Pretransactierisico = ‘offerterisico’
2 Transactierisico = ‘kredietermijnrisico’
3 Translatierisico = ‘omrekenrisico (vaste) activa op de balans’
4 Economisch of structureel risico = ‘concurrentierisico’
Bij welk risico horen onderstaande gebeurtenissen?
1 Philips verkoopt een dochterbedrijf in de VS
2 AH hoeft de geleverde frisdrank pas over een maand te betalen aan haar Noorse leverancier.
3 Door een waardedaling van de Chinese Yuan is de export van BMW’s naar China gehalveerd.
Risico afdekken door; Valuta-instrumenten
Interne’ valuta-instrumenten (besparing transactiekosten)
1 Netting (in-house banking)  salderen vreemde valutaposities.
2 Matching  inkomsten en uitgaven op zelfde tijdstip
3 Leading en lagging  betalingen en/of inningen versneld of vertraagd uitvoeren.
4 Balansbeheer  Afstemming bezittingen en schulden in vreemde valuta’s
‘Externe’ valuta-instrumenten
1 Valutatermijncontract (via een bank af te sluiten!)
- Contante koers: 1€ = $ 1,23
- 3-maandstermijnkoers: 1€ = $ 1,25
2 Transacties op de geldmarkt  tegenover een bezitting in een vreemde valuta wordt een
schuld gecreëerd of omgekeerd.
opgave: een Amerikaans bedrijf ontvangt over een half jaar
€ 100.000. De debetrente (=leenrente) in Europa bedraagt 5% en de creditrente (=spaarrente) in de
VS 2%. De contante koers van een $ is 0,76€.
- Hoeveel euro zal het Amerikaans bedrijf nu lenen? (En direct omzetten in $!)
- Wat is de zekere opbrengst voor het bedrijf in dollars?
3 Valutaoptie; ‘Recht’ om een bepaalde valuta te kopen (call) of te verkopen (put) tegen een
vastgelegde koers (uitoefenprijs)
WAAROM EEN OPTIE-CONTRACT i.p.v. EEN TERMIJNCONTRACT?
Opdracht: een Amerikaan koopt een calloptie op de euro met een uitoefenprijs van €0,75. Op de
expiratiedatum is de koers €0,78. Zal hij de optie uitoefenen?
4 Valutaswap; Tijdelijke ruil van valuta’s (contante valutatransactie + tegenovergestelde
valutatransactie op termijn.)
5 Koersrisicoverzekering; Is af te sluiten bij een kredietverzekeraar (vb. Atradius)
Economische ontwikkeling/groei verloopt in 3 fasen:
1 Factorgedreven groei
2 Investeringsgedreven groei
3 Innovatiegedreven groei
Een Europees bedrijf ontvangt over 3 maanden $ 100.000.
- Welk soort valutarisico loopt dit bedrijf?
- Welke ‘intern’ instrument kan worden ingezet om het wisselkoersrisico af te dekken?
- Welk ‘extern’ instrument kan worden ingezet om het wisselkoersrisico af te dekken?
Termijn euro’s
4
Waarom is het wellicht onverstandig om te exporteren naar een land dat:
a een hoge inflatie heeft? Koopkracht daalt door inflatie dus ze kopen minder waardoor export niet
zinnig is. Ook daalt de wisselkoers vaak wat ook ongunstig is
b relatief veel importeert? Landen die dit doen hebben vaak en tekort een divisen en dan heb je
weer te maken met het landenrisico. Ze kunnen het vaak niet betalen om zelf producten te maken
c een lage economische groei kent
Direct; zelf export. Bespaart geld, zelf in eigen hand willen houden om service of kwaliteit zelf te
handhaven
indirect; via een agent, bijvoorbeeld een handelsagent. Hij heeft connecties, kent de markt, kent de
lokalen voorkeuren
Licentieverleningen; je geeft de licentie aan een ander bedrijf om jou product te verkopen.
Voorbeeld is softwarelicentie. Je betaald er fee voor.
Joint venture; samenwerking met een product terwijl beide bedrijven wel echt zelfstandig blijven. De
senseo koffieapparaat is een voorbeeld.
Direct investering; zelf investeren
Eigendomsvoordeel; heeft het bedrijf een uniek selling point? (Skill) onderscheidende factor
tegenover de concurrent
Landenvoordelen; redenen om in het land ter plekke gaan produceren bv. Wisselkoers, hoge
transportkosten, hoge arbeidskosten, enz.
Internalisatievoordelen; gevoelig product met octrooien, is het een product wat niet in verkeerde
handen mag komen? Je wilt niet dat het in handen van een ander komt dus direct investeren is dan
belangrijk zodat je zelf het product in handen houdt.
5
Productie ter plekke
- transportkosten zijn zo laag
- invoertarieven
- personeelskosten in andere landen kunnen een stuk goedkoper zijn
Waarom handel?
klimaat, goedkope arbeid, veel arbeid door veel inwoners
Handelstheorieën:
- Absolute kostenverschillen; een tulp in nederland kost minder dan wanneer je een tulp in de
sahara produceert.
- Relatieve (comperatieve) kostenverschillen
Vietnam heeft een absoluut kosten voordeel; alles is daar goedkoper.
Dit wil niet zeggen dat ze alles moeten exporteren want je moet kijken naar relatieve (comperatieve)
kostenverschillen. Relatieve (comperatieve) kostenverschillen; wat moet een land opgeven om een
product te maken. Je kijkt hierbij bijvoorbeeld naar de tijd om een auto te maken en de tijd om een
kaas te maken bij twee landen. Het is dan precies de zelfde auto en precies de zelfde kaas in zowel
land 1 als land 2. In land 1 kost het 15 uur en in land 2, 4 uur om een auto te maken. Om een kaas te
maken kost het 5 uur in land 1 en 2 uur in land 2.
 De opofferingskosten om een computer te produceren zijn in Japan het laagst.
 De opofferingskosten om voedsel te produceren zijn in Nederland het laagste.
De landen doen er verstandig aan om zich in deze producten te specialiseren. Op die manier wordt
arbeid het meest efficiënt gebruikt.
Voor 1 computer offer je een halve eenheid voedsel op in nederland.
Als je 1 hoeveelheid voedsel maakt, offer je twee eenheden computer op in nederland.
Als je 1 competer maakt, offer je een kwart voedsel op in japan
als je 1 hoeveelheid voedsel maakt, offer je 4 computers op in japan
Nederland zou zich moeten specificeren in voedsel
Japan zou zich moeten specificeren in computers
Tentame; bereken de relatieve kosten en wat is de beste keus welk land wat gaan exporteren
Betalingsbalans; overzicht van alle ontvangsten uit en betalingen aan het buitenland
Waar op de Betalingsbalans? (meer opdrachten op blackboard)
1 Een Nederlander betaalt zijn hotelrekening in New York.
2 Een Nederlander ontvangt loon van zijn Duitse werkgever
3 Een Nederlander verkoopt 10 auto’s aan een Fransman
4 Nederland legt een snelweg aan in een Afrikaans land als
ontwikkelingshulp.
6
Goederenrekening; export in import van goederen
dienstenrekening; staan diensten op. Tourisme valt onder een dienst
inkomensrekening; grensoverschrijdende productiefactoren. Winst dat wordt overgesluisd tussen
landen. Een duitse werknemer die in nederland werkt. Zijn loon gaan dan naar Duitsland.
Inkomensoverdrachtsrekening; geld dat wordt gegeven zonder tegenprestatie bijvoorbeeld een gift.
Vermogensoverdracht; bedrag waar geen tegenprestatie tegen over staat maar wordt wel
aangewend voor investeringen. Geld wat aan nepal wordt gegeven om bv over een jaar gebouwen
van gemaakt en betaald worden.
Financiële rekening; aandelen en obligaties kopen in het buitenland of een rekening openen in het
buiteland. Salderingsrekening; zetten we het saldo op om de balans in evenwicht te brengen.
Toevloeien of afvloeien van divisen
Inkomensoverdracht; uitgave of geldbedrag waar geen tegenprestatie tegenover staat. Giro 555; zij
krijgen geld en geven het aan nepel maar nepal hoeft niks te doen.
Inflatie, betalingsbalans en wisselkoers
Als de inflatie stijgt dan daalt de concurrentie positie omdat door de inflatie
producten hier duurder worden dus dan wordt het minder aantrekkelijk om
hier in te kopen.
De export daalt hierdoor ook omdat we te duur zijn.
De import stijgt omdat daar de producten daar goedkoper zijn
De euro wordt minder waard omdat door een dalende export een daling
naar de vraag van euros ontstaat. We bieden wel meer euros aan omdat we
meer kopen in de VS.
Door dat de wisselkoers daalt verbeterd de concurrentiepositie. De waarde
van de euro daalt dus wordt het voor de VS goedkoper om bij ons in te
kopen.
De import daalt en de export stijgt weer wat leid tot een positief resultaat
op de betalingsbalans.
Wat is de oorzaak van het enorme tekort op de lopende rekening van de V.S.?
Je importeert meer dan dat je exporteert.
Wat zou dit moeten betekenen voor de waarde van de dollar?
Die daalt omdat je meer dollars gaat aanbieden in het buitenland dus daardoor daalt je waarde.
Waarom gaat de dollar niet compleet onderuit?
China leent veel geld aan de is dus de dollar gaat daardoor niet volledig onderuit
Regionale economische integratie
- vrijhandelsgebied
- Douane-unie
- Gemeenschappelijke markt
- Economische unie
Vrijhandelsgebied
 geen onderlinge tarieven
- Veel van in de wereld. Spreken af dat er geen onderlinge importtarieven zijn. Wel mag ieder land op
zich zelf bepalen wat voor importtarief zij hanteren om naar landen buiten de vrijhandelsgebied te
importeren.
7
5% (land a) en 3% (land b) zijn importtarieven.
Door dat ze beide aan ander tarief vragen zal land c ze eerst naar land b invoeren, want dan betalen
ze maar een invoertarief van 3%. Daarna kunnen ze het naar land a verschepen. Het nadeel is dat je
een omweg maakt, milieu verontreiniging, maakt transportkosten, land a verdiend niks aan
importtarieven terwijl t product naar land a gaat.
Dit kan je voorkomen door de tarieven gelijk te trekken maar dan heb je een douane unie. De landen
moeten dan met elkaar gaan onderhandelen en is lastig om te regelen. Ook kan je een certificaat van
oorsprong laten maken en dan weet je dat het van c naar a gaat. Dat staat op het certificaat. Hij kan
dan niet naar land b omdat er a op staat. Dit kost alleen een enorme administratieve taak. Dus optie
1 is eigenlijk het makkelijkste.
Douane Unie
 geen onderlinge tarieven
 Gemeenschappelijk buitentarief
- voorbeeld is BENELUX
- Handelsschepping en handelsverschuiving zijn begrippen die hier van toepassing komen.
Gemeenschappelijke markt
 Geen onderlinge tarieven
 Gemeenschappelijk buitentarief
 vrije verkeer productiefactoren; vrij verkeer van arbeid, vrij verkeer van kapitaal.
- Is een hele belangrijke stap omdat je ondernemerschap dan echt vrij kan gaan bewegen. (Europa)
Economische Unie
 geen onderlinge tarieven
 gemeenschappelijk buitentarief
 vrije verkeer van productiefactoren
 gemeenschappelijk economisch beleid; afstemmen met alle landen in de EU. Dat is al een hele
klus. Als sommige landen in een recessie verkeren, en andere in een goede economische positie, wat
voor beleid moet je dan voeren? Je geeft het uit handen aan de EU
Handelsschepping: binnenlandse productie wordt vervangen door import uit het land met de laagste
kosten binnen douane-unie  positief effect op de welvaart
Handelsverschuiving: Import uit een land met lage kosten buiten douane-unie wordt vervangen door
import uit een land met hogere kosten binnen de unie  welvaartsverlies
Voor douane unie
Ned bal.
40 euro
fr bal.
35 + 14 =
49 euro
am. bal.
30 + 12 =
42 euro
Nu nederlandse bal
Dus er is sprake van handelsschepping
Na douane unie
ned bal
40 euro
fr. Bal
35 euro
am. Bal
30 + 12 =
42 euro
Nu franse bal importeren
8
Nl trui
FR trui 35 + 7 =
IN trui 30 + 6=
40 euro
42 euro
36 euro
NL trui
40 euro
FR trui
35 euro
IN trui 30 + 6 =
36 euro
eerst indonesie voor 36 euro. Nu franse trui.
Welvaartsverlies per saldo nederlandse samenleving;
consument
+1 (eerst 36 nu 35 dus 1 euro goedkoper) (welvaartswinst)
overheid
- 6 (6 euro aan import van indonesie lopen ze mis) (welvaartsverlies)
------------------------------------------------------------------------------saldo - 5
Hoe ontstaat corruptie?
Misbruik van macht. Ambtenaren die gevoelig zijn voor aannemen van steekpenningen. (Omkoping)
Dit speelt snel een rol als mensen weinig betaald krijgen.
welk verband bestaat er tussen de cultuur in een land enerzijds en corruptie anderzijds?
Collectivistische samenleving. Samenlevingen waar samenlevingen veel samen doen en veel met
elkaar doen.
Welke invloed heeft corruptie op de aantrekkelijkheid van een land als potentiële vestigingsplaats?
Aantrekkelijkheid gaat naar beneden. Je weet als ondernemer niet wat je nou moet betalen. Om iets
voor elkaar te krijgen moet je soms oneerlijke bedragen betalen om bv een vergunning maar te
behouden.
Wat verstaan we onder de urbanisatiegraad?
Zegt hoeveel % van de bevolking in steden wonen
Welke voor- en nadelen brengt een snelle urbanisatie voor een ontwikkelingsland met zich mee?
Reden van mensen naar steden is gezondheidszorg en onderwijs. Dit is niet in op de plattelanden.
Smog in de landen is enorm. Milieu vervuiling. Infrastructuur kan de snelle groei niet bijbenen.
Welke gevolgen heeft een toename van de verstedelijking in de ontwikkelingslanden voor een
Nederlandse voedingsmiddelenfabrikant die verpakte merkartikelen in deze landen wil afzetten?
Veel consumenten dus er valt veel te verdienen. Veel mensen zijn op elkaar dus logistiek gezien kan
je gemakkelijk een grote groep mensen bereiken.
9
Internationaal Recht H4
Twee relevante Verdragen:
- EU (VEU) pag. 4577
- EUWV (VWEU) pag. 4597
Waar is het geregeld? (soort gelijke vraag kan op tentamen komen)
- vrij verkeer van goederen art. 28 VWEU
- gelijkheid mannen en vrouwen art. 8 VWEU + art. 2 VEU
- de euro art. 3 lid 4 VEU + art. 3 lid 1 sub c VWEU + art. 119 lid 2 VWEU
- toetreding van een nieuwe lidstaat art. 49 VEU
- mededinging art. 101 ev VWEU
- burgerschap art. 20 VWEU
- horen de Antillen bij de EU? art. 198 VWEU
Europa en bevoegdheden: hoe deze problemen aan te pakken? ‘Den Haag of Brussel’?
- art. 4 en 5 VEU
- Art. 2-6 VWEU
+ Rechtsbasisbeginsel
VEU
Art. 4 lid 1 VEU
attributiebeginsel; de unie mag alleen iets als ie bevoegdheid heeft gekregen. Als de unie dat niet
heeft, mag ze dus ook niks.
Art. 5 lid 1 VEU; de unie moet de bevoegdheid hebben, anders mogen ze niks.
Art. 5 lid 2 VEU; de unie mag alleen dat doen, wat is toebedeeld aan de lidstaten. De grenzen hiervan
kan je terug vinden in de verdragen.
Art. 5 lid 3 VEU; als er sprake is van gedeelde bevoegdheden (niet exclusieve) en de lidstaten kunnen
het niet zelf, dan mag de unie het doen. (lidstaten zijn 1, als die t niet kunnen dan doet de unie het,
dus nummer 2)
Art. 5 lid 4 VEU; de unie mag niet meer regelen dan nodig is. Alleen dat gene wat geschreven staat in
de verdragen mogen zij doen. De gedachte hierachter is dat de unie zo niet te veel macht kan krijgen
maar ieder land gewoon zijn eigen regelgeven kan houden.
VWEU
Art. 2 lid 1 VWEU; voor de gebieden waardoor de unie exclusief bevoegd is, is de unie de enige die
daarop iets mag doen. Wel kan de unie gebieden machtigen. Dan kunnen die gebieden zelf daarop
wetgeving opstellen.
Art. 2 lid 2 VWEU; gedeelde bevoegdheid. Als de unie zelf ergens niet over heeft besloten, mogen de
lidstaten dat zelf doen. Ook als de unie zegt, ik ga er niets over besluiten, ondanks dat het wel onder
zijn bevoegdheid valt, mogen de lidstaten dit ook zelf doen.
Art. 3 VWEU; gebieden waarop de unie exclusief bevoegd is. Alleen de unie mag daar de wetgeving
maken.
Art. 4 VWEU; gebieden met gedeelde bevoegdheden. Als de unie dus hierover niks heeft geregeld of
hij niks gaat regelen, mogen de lidstaten het hier zelf doen.
Art. 6 VWEU; gebieden waar de lidstaten zelf bevoegd zijn en de unie ondersteunend is.
10
Rechtsbasisbeginsel; de unie is niet bevoegd te handelen indien zij daartoe niet een specifieke
bevoegdheid heeft gekregen. De bevoegdheid moet ergens staan, specifiek zijn opgeschreven. Is dat
er niet, dan zijn de niet bevoegd.
Bevoegdheden, oefenen; Is de EU bevoegd dit onderwerp te regelen?
1 art. 3 + 4 + 6 VWEU. Eerst kijken in welk gebied het valt.
2 kijken wat er voor staat, of het gedeeltelijke bevoegdheid, volledig, enz.
3 stap 2 de artikel uitwerken met de betekenis van het artikel
4 conclusie trekken
Grensoverschrijdend vervoer van slachtvee
- art. 4 lid 2 sub g VWEU (gebied vervoer). Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid
- art. 4 lid 2 sub k VWEU (gebied gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken) “
- art. 2 lid 2 VWEU gedeelde bevoegdheid houd in dat …
Er zijn altijd meerdere antwoorden mogelijk. Pak dan de gene die jij het meest van toepassing vind.
Instrumenten; dat gene wat we gebruiken om de voorgaande onderwerpen te regelen, oftwel waar
staat het geschreven.
- Primair recht. In nl de wet. In EU de verdragen en de wijzigingen in de verdragen.
- Secundair recht. Terug te vinden in art. 288 VWEU.
Art. 288 VWEU; de instellingen kunnen vorderingen, richtlijnen, besluiten en adviezen vaststellen.
(spiekbriefje)
1. Verordening; regels van algemene strekking voor iedereen en gelden direct. Ze brengen voor
iedereen rechten en plichten met zich mee, iedereen moet zich er aan houden.
2. Richtlijn; de unie zegt dat de staten iets moeten regelen maar wel binnen bepaalde grenzen
vallen. De staten moeten iets regelen, binnen een bepaald termijn, binnen een bepaalde
bandbreedte.
3. Beschikking/Besluit; verbindend tot wie het is gericht. Als jou naam op het besluit staat, moet jij je
daaraan houden.
4. Aanbeveling/Adviezen; een kans om iets te doen, het is niet bindend en je hoeft het niet op te
volgen. Er zitten dan ook geen rechtsgevolgen aan.
Instrumenten (om voorgaande onderwerpen te regelen)
- Primair recht
- Secundair recht
11
Instellingen; Welke Instellingen kennen we? => art. 13 EUV
Europees parlement
Waar in het Verdrag geregeld?
Artikel 14 EU
Wie zitten er in?
Vertegenwoordigers van burgers van de Unie
Wie wordt er
vertegenwoordigd?
Wat doen ze?
belangen van haar burgers
Europese Raad
Waar in het Verdrag geregeld?
Wie zitten er in?
Wie wordt er
vertegenwoordigd?
Wat doen ze?
1. Oefenen samen met de Raad wetgevingstaak en begrotingstaak
2. Onder voorwaarde (=rechtsbasis) politieke controle en
adviserende taken
3. Kiest voorzitter van commissie
Artikel 15 EU
Staatshoofden (Willem Alexander) en regeringsleiders (mark Rutte) van
lidstaten & voorzitter EU commissie
EU



De raad
Waar in het Verdrag geregeld?
Wie zitten er in?
Wie wordt er
vertegenwoordigd?
Wat doen ze?
Europese Commissie
Waar in het Verdrag geregeld?
Wie zitten er in?
Wie wordt er
vertegenwoordigd?
Wat doen ze?
Impulsen voor de ontwikkelijng van de Unie (zorgen dat het op
verschillende tereinen binnen EU steeds beter gaat)
Bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten (wat is
politiek gezien belangrijk)
Hij oefent geen wetgevingstaak
Artikel 16 EU
Een vertegenwoordiger van iedere lidstaat op ministerieel niveau
De regering van de lidstaten


Samen met EU parlement de wetgevingstaak en begrotingstaak
Onder bepaalde voorwaarde (=rechtsbeginsel) uitvoeren van
beleidsbepalende en coördinerende taken
Artikel 17 EU
Aantal leden
Bevordert het algemene belang van de Uni




Bevordert het algemene belang van de Uni
Toezien recht uni  kijken of uitspraken nagekomen wordt
Externe vertegenwoordiger van de Uni  onderhandelingen EU &
Amerika, vrijhandelsverdrag
Neem initiatief voor wet  mogen pas wettelijke regeling maken
als de EU commissie het initiatief heeft genomen. Geen wet of
initiatief pas dan mogen raad en parlement aan de slag.
12
Vier stadia van economische integratie
1) vrijhandelszone; vrij verkeer van goederen tussen lidstaten
2) douane-unie; gemeenschappelijke buiten tarieven zijn voor binnenkomende goederen. Een goed
binnenkomt bij nl of bij italië, moet er overal het zelfde tarief worden betaald.
3) interne markt; alle productiefactoren kunnen vrij bewegen binnen de unie. Productiefactoren zijn
werknemers, zelfstandige diensten en kapitaal.
4) economische en monetaire unie; gemeenschappelijke munt en een gecoördineerd
gemeenschappelijk beleid. (Pag. 83 van boek)
Interne Markt: Vrij verkeer van Goederen, diensten, personen en kapitaal
Art. 26 lid 2 VWEU; creëren van een ruimte zonder binnengrenzen waardoor het vrij vervoer van
goederen, diensten, personen en kapitaal mogelijk is.
Goederen; pag. 85 boek duidelijk overzichtje
Oefencasus 1
In Frankrijk werd sterke drank gemaakt van graan zwaarder belast dan sterke drank gemaakt van
druiven. Dit had als effect dat ingevoerde whisky zwaarder werd belast dan nationale cognac.
Art. 110 VWEU; De lidstaten heffen op producten van de overige lidstaten, al dan niet rechtstreeks,
geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op
gelijksoortige nationale producten worden geheven.
Is de nationale, Franse, regel in strijd met Europees recht?
Ja, het zijn soortgelijke producten en volgens art. 110 VWEU mag over de ingevoerde wiskey geen
hoger tarief worden geheven.
13
Variant: Nu verbiedt Frankrijk alle whisky: ‘0’ whisky is toegestaan in het hele land.
art. 34 VWEU; je mag niet de hoeveelheid geïmporteerde goederen beperken
art. 35 VWEU
art. 36 VWEU
Tariefaire beperkingen; beperkingen in het tarieven structuur. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
binnenlandse en buitenlandse tarieven.
Art. 30 VWEU; invoerrechten voor goederen die de grens over gaan en geimporteerd worden in een
ander land. Art. 110 VWEU; belastingen die betaald moeten worden
Oefencasus 2
In België bestaat de regel die voorschrijft dat margarine slechts in vierkante kuipjes verkocht mag
worden. Hier worden bepaalde niet-Belgische producenten niet vrolijk van: hun verpakkingen zijn
veelal rond.
Art. 34 VWEU; Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen
de lidstaten verboden.
Maatregel beoogt niet om de import te beperken, maar het heeft wel dat effect. Door dat het perse
vierkant moet zijn wordt het de producenten moeilijker gemaakt.
Er zijn twee mogelijkheden; er zijn regels die onderscheid maken tussen binnenlandse producten en
geïmporteerde producten. Je hebt ook regels die geen onderscheid maken tussen binnenlandse
producten en geïmporteerde producten.
Bij de Belgische casus wordt geen onderscheid gemaakt. Ze moeten beide ronde verpakkingen
leveren, zowel de Nederlandse producent die aan België levert, of een Belgische producent.
België mag de beperking opleggen, als de beperking gerechtvaardigd en proportioneel is.
Gerechtvaardigd is wanneer de consument of milieu beschermd wordt. Proportioneel is wanneer het
binnen proportie is. Je moet kijken of er geen andere mogelijkheid is die minder ver gaat of minder
ingrijpend is.
Het is gerechtvaardigd want het is ter bescherming van de consument.
Het is niet proportioneel omdat er vele makkelijkere manieren zijn om het verschil aan te duiden
tussen boter en margarine.
Conclusie is dat de beperking niet mag worden opgelegd.
14
Schema: Interne Markt / Vrij Verkeer van Goederen Schema plakken!
Art. 36 VWEU;
de bepalingen van de artikelen 34 en 35 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van
invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofd van bescherming van de openbare
zedelijkheid  (geen pornografische artikelen mogen worden geïmporteerd in UK), de openbare
orde, de openbare veiligheid, gezondheid van personen, dieren of planten  (geen producten waar
geen bijwerkingen bij zitten), nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit of uit beperkingen
mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel
tussen lidstaten.
Dus het mag als er geen kwantitatieve beperkingen in zit
Maatregelen van gelijke werking; geldt voor alle leden van de unie
Maatregelen zonder onderscheid; geen onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse producten
Verkoopmodaliteit; eigen die gesteld worden aan de verkoop van producten. Verkooptijden/ prijzen
en advertenties van een product. Bijvoorbeeld; kuipje margarine moet 2 euro zijn of mag alleen
verkocht worden tussen 8 uur s’ochtends en 8 uur s ’avonds. Kunnen maatregelen van gelijke
werking zijn.
15
Oefencasus 3
In Zweden is een wet die het verbiedt om te adverteren voor producten met alcohol. Hierdoor wordt
het voor importeurs moeilijk om mensen te laten wennen aan nieuwe soorten drank.
Wat is de rechtsvraag? Wat is het antwoord?
Is het gerechtvaardigd dat zij geen reclame mogen maken voor alcoholische producten?
1 zweden vs. EU
2 vrij verkeer van goederen
3 Art. 34 VWEU
4 Schema;
1 niet financiële beperkingen art. 34 VWEU
2 geen kwantitatieve beperkingen
3 wel een maatregel van een gelijke werken
4 maatregel zonder onderscheid
5 verkoopmodaliteit is waar het om gaat (adverteren)
6 geen sprake van juridische discriminatie. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen NL en
Zweedse producenten.
7 wel feitelijke discriminatie. Als je als nieuwe niet mag adverteren, dan heb je minder kans om
bekend te worden.
5 beperking mag niet opgelegd worden want er wordt feitelijk gediscrimineerd.
VVvWN; vrij verkeer van werknemers
 art. 45 VWEU (regel)
 art. 45 VWEU (uitzonderingen)
Werknemer;
- gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag, prestatie levert en als
tegenprestatie een vergoeding ontvangt
- reeele en daadewerkelijke arbeid in loondienst verrichten
- doet er niet toe of het een formeel arbeidscontract is
- doet er niet toe of de persoon minder verdiend dan het sociale bijstandsniveau
- ook deeltijdwerk
- als een persoon zo weinig verdient of zo weinig werkt dat zijn activiteiten louter marginaal
en bijkomstig
zijn, valt het niet onder het begrip werknemer.
Rechten van een werknemer;
- vrij verkeer om te werken en werk te vinden. Iedere onderdaan van een lidstaat, ongeacht zn
woonplaats, heeft recht om arbeid in loondienst te verrichten in een andere lidstaat en hij heeft het
recht om werk te zoeken.
- non discriminatie. Discriminatie op grond van nationaliteit van werknemers is verboden.
Voorwaarden voor talenkennis is toegestaan. Alle werknemers hebben recht op gelijke voorwaarden.
Uitzonderingen op art. 45 VWEU
- lid 4; rechters, politiemensen, soldaten, ambtenaren op beleidsmakend niveau,
belastingontvangers.
- lid 3; om redenen als openbare veiligheid, openbare orde of volksgezondheid mogen lidstaten
uitzonderingen maken op vrij verkeer van werknemers.
VVvD; Vrij verkeer van diensten
 art. 56 VWEU (regel)
 art. 52 en 62 VWEU (uitzonderingen)
16
Art. 56 VWEU; diensten dienen gewoonlijk tegen vergoeding te gebeuren. Anders vallen ze niet
onder dit artikel.
- betreft verleners van diensten
- ontvangers van diensten
- de dienst zelf
- betreft verleners van diensten; vrijheid van persoon of bedrijf om naar een andere lidstaat te gaan
om daar een dienst aan te bieden aan andere. Echter is t alleen als t gaat om dienstverleners gaat die
ook Unieburger zijn.
- ontvangers van diensten; vrijheid van een persoon om naar een andere lidstaat te gaan om daar
een dienst te ontvangen. Dit geld slechts wanneer de ontvanger van de dienst een Unieburger is.
- de dienst zelf; vrijheid om de dienst over de grens te verlenen via telefoon, internet, radio en tv,
waarbij zowel de verlener als ontvanger van de dienst in het moederland zelf blijft.
Non-discriminatie
- iemand die onder artikel 56 valt, kan zich beroepen op art. 18 VWEU, algemeen verbod op
discriminatie.
- toeristen die uiteten zijn in het buitenland, zijn ontvangers van diensten.
- dienstverleners hebben recht op een gelijke behandeling
Beperkingen diensten/ vestiging
- elke nationale maatregel die het verkeer van diensten of zzp’ers verhindert of minder aantrekkelijk
maakt, kan een beperking zijn als zij niet gerechtvaardigd en proportioneel is
- bovenstaand geld ook voor rechtspersonen die zich willen vestigen is een andere lidstaat
- regels betreffende kwalificaties/titels en het voldoen aan lokale beroepsregels en vereisten zijn
beperkingen (alleen franse met rechtstitel mag in frankrijk zn advocatenpraktijk kunnen uitoefenen.
Dit mag dus niet)
- indien grote verschillen zitten tussen de regels die lidstaten toepassen, met buitenlandse titels en
beroepservaringen, mogen er beperkingen worden opgelegd.
Verdragsuitzondering op art. 49 + 56 VWEU;
Om redenen als openbare veiligheid, openbare orde of volksgezondheid mogen lidstaten
uitzonderingen maken op vrij verkeer van werknemers.
Verschil vrij verkeer van vestiging en vrij verkeer van diensten;
- gevestigd persoon heeft zijn basis in eens staat. Verlener van dienst bezoekt slechts een staat
- permanent verblijf is vestiging. Tijdelijk verblijf is dienst.
- als een persoon herhaaldelijk rijst om een dienst te verlenen, kan hij gevestigd zijn. Van belang is
hoe vaak en hoe lang en hoe regelmatig hij bezoekt.
- wanneer er enige infrastructuur (kantoor) kan dit duiden op vestiging.
Verschil dienst en goederen;
- goederen zijn stoffelijk en diensten niet. (e-book is een dienst, elektriciteit is een goed)
VVvK; vrij verkeer van kapitaal
 art. 63 VWEU (regel)
 art. 65 VWEU (uitzonderingen)
Art. 63 VWEU;
- Beperkingen op vrij verkeer van kapitaal zijn verboden tussen lidstaten en tussen lidstaten en derde
landen.
- kapitaal houd in alle valuta in andere betaalmiddelen of waardepapieren (obligaties en aandelen)
17
doet niets af aan het recht om:
- de bepaling van hun belastingwetgeving toe te passen die een onderscheid maken tussen
belastingbetalers naar hun vestigingsplaats op plaats waar hun kapitaal wordt belegd (art. 6 lid 1
VWEU)
- maatregelen te nemen om overtreding van nationale wet en regelgeving tegen te gaan, zoals
toezicht op banken en procedures voor de kennisgeving van kapitaalbeweging ter info van de
overheid (art. 65 lid 1)
- maatregelen te nemen die zijn gerechtvaardigd uit hoofde van openbare orde of openbare
veiligheid
- beperkingen op te leggen aan het recht van vestiging welke vernietigbaar zijn in het verdrag (art. 65
lid 2 VWEU)
- geen van bovenstaande maatregelen zal worden toegestaan als ze leiden tot willekeurige
discriminatie (art. 65 lid 2 VWEU) De beperking mag niet verder gaan dan noodzakelijk is.
Vrijwaringsmaatregelen
als kapitaalbeweging van en naar een derde landen ernstige moeilijkheden veroorzaakt, of dreigen te
veroorzaken, kan de raad vrijwaringsmaatregelen nemen voor een tijd van max 6 maanden indien
deze maatregelen strikt noodzakelijk zijn (art. 66 VWEU)
18
Het verstoren van de markt
1) door Lid Staten => week 3
2) door ondernemingen => week 4
Mededinging
Art. 101 +102 VWEU; Mededingingsrecht geregeld
Art. 101 lid 1 VWEU kartelverbod; verbied alle samenwerking tussen ondernemingen die de
mededinging op de interne markt vervalst en van invloed is op de handel tussen de lidstaten. Tenzij
deze afspraken voordeel oplevert voor klanten en conusmenten, dan is er geen sprake van een kartel
verbod.
- alle overeenkomsten tussen ondernemingen
- alle besluiten van ondernemersverrenigingen; bv nvm van makelaars
- alle onderling afgestemde verdragingen
- welke de handel
- tussen lidstaten
- ongunstig kunnen beïnvloeden
- en er toe strekken of tot gevolgen hebben dat
- de mededingen binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst
(a,b,c,d en 3 geven voorbeelden. Er kunnen ook andere mogelijkheden zijn)
4 elementen van belang
- het moet gaan om samenwerking tussen minimaal 2 ondernemingen
- samenwerking kan in de vorm van; (lid 3)
- overeenkomst; mondelingen of schrifelijke afsrpaak
- elk besluit tussen ondernemingen
- onderling feitelijke afgestemde verdraging; ik verhoog mn prijzen en ik weet dat de
concurrent dat ook doet, zondat afsrpaken te zijn gemaakt en hij doet dat ook daadwerkelijk.
- de mededingen wordt verhinderd, beperkt of vervalst.
- onderscheid tussen verticale afspraken; 2 op verschillende niveau bv. Leveranciers en
fabrikant.
- horizontale afspraken; tussen 2 bedrijven op het zelfde niveau
- vertikaal wordt sneller toegestaan. Zij hebben elkaar nodig.
- samenwerking moet van invloed kunnen zijn op de handel van de lidstaten
- Interne markt wordt gehandhaafd door de europese comissie.
- Het moet gaan om afspraken die wij merken. Wij moeten bv de prijsafspraken merken.
Oefencasus 1 = kartel
Een beroemde casus is de volgende: een aantal kleurstoffenfabrikanten verhoogden eenzijdig hun
prijzen met min of meer dezelfde %. In de meeste gevallen gebeurde dit doordat een van de
ondernemingen aankondigde zijn prijzen op datum x te verhogen, waarna concurrenten hetzelfde
deden.
1 EU vs. kleurstoffabrikanten
2 cartelverbod
3 art. 101 lid VWEU
4 lid 1; alle ondergestemde feitelijke gedragingen. Kan als het 1x gebeurd, toeval zijn. Meerdere
keren kan je moeilijk zeggen dat het toeval is. Dus mogelijk is er sprake van een onderlinge feitelijke
gedraging.
Mededinging wordt verhinderd, beperking of vervalsing op horizontaal niveau omdat de conusment
een prijsstijging krijgt. Het kan van invloed zijn op de handel van de lidstaten.
5 als het meerdere keren gebeurt is het in strijd met het europees recht. Als het eenmalig is, zou je
daarover kunnen twisten en is het niet in strijd met artikel 101 VWEU.
19
Oefencasus 2 => kartel
Een andere beroemde casus is de volgende over bierleveringscontracten. Dit zijn contracten gesloten
tussen brouwerijen en cafés waarbij die cafés alleen het bier van brouwer x mogen verkopen
(exclusiviteitscontract). Je moet je voorstellen dat er hele grote hoeveelheden van dergelijke
contracten bestaan…
Rechtsvraag;
1 bierbrouwers vs. EU
2 kartelverbod
3 art. 101 VWEU
4 – sprake van samenwerking tussen ondernemingen; ja want de bierbrouwers en café’s werken
samen
- vorm van samenwerking is overeenkomst met exclusiviteits contract
- mededinging wordt binnen de interne markt beperkt, vervalst of verhinderd; ja want andere
partijen worden beperkt in hun concurrentie positie omdat ze van andere merken worden
uitgesloten, het zijn verticale afspraken. Het heeft alleen geen gevolg voor de consument. Het café
kiest er zelf voor en voor ons als consument zal het waarschijnlijk niks uitmaken. Het wordt er niet
duurder door, enz.
- van invloed tussen de handel van de lidstaten. Waarschijnlijk niet omdat het in een bepaalde regio
is.
5 geen sprake van kartel omdat het geen invloed heeft op de handel tussen lidstaten europees
rechtelijk.
Nederlands kartel is het niet omdat wij als consument er niets van merken in nederland.
Oefencasus 3 => kartel
Het topmanagement van een Nederlandse en Belgische frisdrankfabrikant komt vaak samen in een
café aan de Belgische grens om te praten over hun horeca-activiteiten. Ze bespreken allerlei zaken:
afzetvolumes, investeringsplannen etc.
Wat vind je hier van?
De vraag is wat ze er mee doen. Als ze dit bespreken en ze doen er niets mee, dan is er niets aan de
hand. Als ze er iets mee doen, dan mag het niet. Het ligt er aan wat partijen er mee doen.
Vervolg: stel: tijdens een van deze besprekingen komen ze tot de conclusive dat ze er beiden bij
gebaat zijn een prijzenoorlog te mijden en elkaars marktpositie te respecteren. Verandert dit je
standpunt?
Art. 102 VWEU; misbruik machtspositie.
Ondernemingen die zelfstandig de mededinging kunnen vervalsen. Vb. Microsoft en google.
20
Internationale Marketing H4
Vier fases van export plan met 10 stappen structuur:
 Hat beleid zelf (visie missie strategie  SWOT)
 De audit (welke markt welk land)
 Het plan (structuur van exporteren)
 De implementatie
Stap 1: introductie (van het bedrijf: strategie (hoe sta je tegenover het internationaal zaken doen)
Model: export development of largest nations
Draait om wie de grootste exporteerders zijn van 190-2007
Model: business strategy and market attractiveness van Porter
Waarom zijn sommige landen beter dan andere?
- Ligging
- Overheidsmaatregelen/wetgeving
- Klimaat
- Arbeidsethos
Lijkt op de BCG-matrix. Er staan namelijk de zelfde
dingen langs de assen.
21
We gaan naar het buitenland omdat:
 We onze markt willen vergroten
 Er vraag naar is
 De markt kan verzadigd zijn
 Hier kan te veel concurrentie zijn.
Model: EPRG (types of internationalisation) theory van perlmutter.
Het ligt er ook aan hoe je als bedrijf naar
exporteren kijkt:
 Etnocentrische bedrijven: Staan niet
open voor internationaal zaken doen
omdat ze het nut er niet van inzien.
 Polycentrische bedrijven: staan opener
tegenover internationaal zaken doen
omdat ze weten dat er veel verschillende
landen op de wereld zijn met
verschillende wensen.
 Regiocentrische bedrijven: zien
overeenkomsten tussen landen waar ze
hun propositie op kunnen afstemmen.
 Geocentrische bedrijven: zien de wereld als een grote markt.
Model: Export development (vision/mission: types of export)
Als je wilt exporteren dan kan dat op verschillende manieren:
 Traditioneel: verzadigde markt  ergens anders heen waar nog wel vraag is  verkopen.
Gebeurd vaak vanuit het land zelf.

Export marketing: Uitgangspunt: behoefte van de klant  kijken of jouw producten hierbij
aansluiten. Gebeurd nog vanuit thuisland.

Internationale marketing: Kijken of je productie niet beter naar het buitenland kan
verplaatsen (goedkoper of beter kan daar).

Multi-market-marketing: Uitgangspunt: je hebt op verschillende plaatsen in de wereld
bedrijven zitten die de processen vanuit daar uitvoeren (zelfstandig opererende bedrijven
per gebied + elk gebied heeft een eigen specifieke markt, waarop gericht wordt)  Het
gehele bedrijf zit op een plaats. Overal kleine bedrijfjes waar alle processen worden
uitgevoerd dus.

Global marketing: een visie, je zit waar je zit omdat dat hoort. Dus omdat het makkelijk is,
omdat daar vraag is en omdat het daar goedkoper is. Sales zit in dit land, marketing wordt
geregeld in dat land. Voorbeeld is McDonalds
22
Stap 2: External and internal Analysis
Je gaat kijken of de markt interessant is door middel van de interne en externe analyse.
Missie: waarvoor je staat
Visie: waarvoor je gaat
Model: Business definition by Abell PMC-model
Om te weten op welke markt je actief bent kan je kijken
naar het model van Abell:
Wie (afnemers), wat (behoefte = prijs, kwaliteit), hoe
(technologie = producten)
Model: TOWS – analysis strategic options
Sterkte – zwakte + kansen – bedrijgingen
36 vakjes  In een kolom mag je maar een keer de 5
een keer de 3 en een keer de 1 hebben staan.
Model: SFA matrix
Hiermee kies je de beste optie uit. Dus welk ’’5je’’ kan je het beste kiezen
om te gaan doen.
Je bedenkt per onderwerp criteria en hangt hier een weging aan. Wat is
voor jou belangrijker dan wat. Daarna ga je het punten geven.
Uiteindelijk bereken je het totaal met de weging en weet je welke je
moet gaan doen.
Stap 3: Business strategy and internatonalisation
Model: 5 krachten model Porter
Model: Groeistrategieën van Ansoff
Model: Generieke concurrentiestrategieën van Porter
23
Model: BCG – matrix for product portfolio management
Dit model gebruik je om te kijken in je assortiment welke producten je grote
kanshebbers zijn en welke je beter kan uitstoten. Je ziet dus waar de producten
zitten waar je in moet investeren.
Lage marktgroei bij: 10Hoge marktgroei bij: 10+
Marktaandeel is hoog bij: meer dan 1 zo groot als grootste concurrent
Martaandeel is laag bij: minder dan 1 keer zo groot als grootste concurrent
Model: GE/MaBa (Market Attractiveness and Business Attractiveness) variant
BCG matrix
1. Bepalen waardebepalende factoren (op Ma en Ba)
2. Wegen van die factoren (0,0 tot 1,0; samen 1,0)
3. Marktscore per SBU (1 t/m 5)
4. Waarde per SBU (weging X score)
Model: concurrentiestrategie T&W
Operational Excellence – Best Product – Customer intimacy
Je moet een keuze maken tussen de volgende vier punten om tot een van de drie te komen:
 Prijs (hoog of laag)
 Product (hoge of lagere kwaliteit)
 Processen (standaardiseren of maatwerk)
 Het gemak waarmee je iets kan verkrijgen, ofwel aanschafmoeite. (overal verkrijgbaar of
alleen in specifieke winkels verkrijgbaar)
Model: Benchmarking tool
Je gaat productkenmerken definiëren om te kijken waar je staat tegenover
je concurrent:
Bij Jobe bijvoorbeeld:
- Is de plank licht
- Kan de plank goed draaien
- Ziet de plank er mooi uit
Als je het beleid hebt geformuleerd dan ga je kiezen of je doorgaat of niet.
Dus een go-nogo moment. Als je een go hebt dan ga je naar de volgende
fase. Heb je een no dan ben je dus nog niet klaar om te gaan exporteren. Je moet dan terug naar
fase één om te kijken waar het probleem ligt dat je nog niet klaar bent voor exporteren.
Stap 4: Country Analysis and Selection  landenanalyse
24
Stap 5: Value chain and supply chain setup (waardeketen en leveranciersketen instellen)
Supply chain  proces en relaties binnen leveranciersketen
Belangrijkste gegevens uit model:
 Upstream: richting producent
 Downstream: richting klant
 Inbound logistics: leverancier
 Outbound logistics: klant
Concurrentie strategieën
Eerst op ondernemingsniveau bepalen hoe je je gaat onderscheiden 
aanpassen bedrijfskolom
Uitwerking model:
 Snel reageren op vraag klanten = flexibility
 Kosten spcificatie (T&W) = cost
 Product leadership = quality
 Spoedleveringen = On-time/Speed
 Altijd alles juist leveren = reliability (betrouwbaarheid)
Generic supply chain strategies (generieke leverancierswaarde strategieën)
Lage / hoge onzekerheid van
vraag (demand) naar je
product vs lage / hoge
onzekerheid van leveren
(supply) van je product.
25
Uitwerking model:

Oranje (efficiency/lean): Je weet dat er vraag naar je product is en je weet dat je kan leveren
 voorraden aanleggen.
 Grijs (risicoafdekking): onzekerheid om te kunnen voldoen aan de zekere vraag  je weet
niet of je kan leveren.
 Blauw: Je kan wel leveren maar weet niet of er vraag naar is
 Geel: Markt wordt volledig gecontroleerd door onzekerheden
Bedrijfsprocessen keuze model:
 Push: vraag door kolom heen duwen, maken  rood bij generic supply chain strategies
(zekerheid vraag en aanbod  volumes, keten efficient inrichten) = zeeman
 Pull: vraag creëren  geel bij generic supply chain strategies (omloop snelheid  hogere
marges)
Voorbeeld:
 Zara: snel reageren op vraag maar wel massa
productie  variëren op verschillende vragen 
standaardiseren = vraag gestuurd
 Zeeman: aanbod gestuurd
Stap 6: Export market strategy and entry options (export marketing strategie en invoer opties’)
Elementen die de keuze van binnenkomst op de markt bepalen
Inrichting hangt af van verschillende elementen: organisatie, markt en land
Nine strategic windows
Of ik er wel of niet klaar voor ben om
internationaal gegaan (visie bedrijf) vs hoe je
markt eruit ziet?
Immature: niet klaar  denken dat de wereld
niet groter is dan Nederland
Mature: wel klaar  zien grotere wereld dan
puur Nederland
Local: lokale markt
Global: over de hele wereld
26
Industry globality: gaat over of het product klaar is voor export
Preparedness for internationalisation: gaat over of jij klaar bent voor export
Overlap met EPRG van Pelle Mouter (les 1): hoe bedrijven tegen internationaliseren aankijken in het
algemeen? Denken dat de wereld buiten Nederland niet bestaat
Entree strategie 1; Twee fundamentele keuze voor classificeren bij binnenkomst van markt.
2 variabelen: direct indirect (doe ik het zelf of heb ik iemand nodig/schakels winkels of groothandel)
doe ik het zelf of doe ik het samen /partnerschip (zelfstandig of samen)
Gebruiken van iemand anders voor je verkoop
 Equity: eigendom  mijn kantoor in denemarken
 Non-equity: partnership --> mijn businesspartners zijn niet van mij
Indirect (via iemand anders) en non-enquity (geen eigendom):
 Agent is bemiddelaar: krijgt niets in eigendom (provisie)
 Distribiteur: krijgt alles in eigendom voor eigen rekening en risico (marge)
 Licensing: gebruik van iets waarvan het patent bij een ander ligt
 Franchising: onder 1 naam verschillende winkels
Voorbeeld:
 Linksboven: alleen kantoor in Nederland
 Rechtsboven: ook een eigen kantoor in het buitenland
 Rechtsonder: samen eigenaar van een bedrijf in Denemarken gebruiken dat bedrijf om de
sales te doen maar ik ben maar gedeeltelijk eigenaar
 Linksonder: niets van mij
Risico’s van exporteren:
 Landenrisico
 Marketing en markt controle risico
 Supply chain (ketenbeheer) en betalingsrisico’
27
Entrée strategie 2; Market entry strategy efforts (inspanningen) and phases (fasen)
2 variabelen:
 Implementation level: hoeveel ik zelf ervoor moet doen
 Investment level: wat kost dat
Met daarbij 2 gevolgen:
 Risk level: hoe hoog is het risico van het exporteren
 Time horizon: hoeveel tijd neemt het voordat het geld oplevert
Lijkt op nine window model:
 Indirect / direct: doe ik het zelf of doe ik het met een ander
 Enqui: is het van mij of is het van een ander
Beslissingen exporteren naar een land:
Alle elementen: Hoe verder ik er vanaf zit, hoe slechter ik erin ben.
Hoe meer ik er vanaf zit, hoe beter ik exporteren door een ander kan laten doen. Hier bepaal ik in
stapjes of ik wel of niet klaar ben
28
Stap 7
STP = SDP (marketing H1)
Je kan je door segmentatie beter richten op de klant en de klant makkelijker bereiken.
Waarop; overeenkomsten in behoefte
hoe; leeftijd (demografisch; destep)
productniveau  kijken naar core product. (hagelslag voorziet in de behoefte van honger)
actual product  venz mooie verpakking, mooie korrel
augmented product  service als bv het product
niet goed is dat je een nieuwe krijgt
Concurreren in de middelste is haast
onmogelijk.
Segmentatie – marktopdeling
Indelen op 3 niveaus; algemeen, domein of
merk.
Geografisch; waar woon je
demografisch; leeftijd, geslacht, grootte
gezin,
psychografisch; sociale klasse, levensstijl,
persoonlijkheid
socio economisch; opleiding, inkopen,
sociale klasse
29
1 voorbeeld algemeen (kan op 3 niveaus)
1 demografisch
2 geslacht
3 man vrouw
2 voorbeeld domein; wat wil de doelgroep van het product
Frequent; veel weinig, ex potentieel, enz.
fysiek; wat kan het product nou letterlijk
psychografische; merkgevoelig, status
betrokken; voetbal merken, PSV was waardeloos maar blijf toch fan
3 voorbeeld
betrokken; hier ben je betrokken bij Amstel, bij 2 ben je betrokken bij bier
De linkse bolletjes zijn de resultaten van de segmentatie.
Het rondje rechts onderin zijn 4 segmentatie strategieën. Jobe is gesegmenteerd; voor ieder een net
iets ander product naar wens.
Segmentering; maken van groepen
Segmentatie B2B-markt via; segmentatiecriteria
Systematiek vergelijkbaar met B2C, extra:
- Operationele kenmerken
- Inkoopmethode
- Situatiefactoren
- Persoonlijke kenmerken
branche
markt
segment
Als ik in een markt actief ben ga ik eerst kijken naar de bedrijven en deze in groepen plaatsen. Dit kan
je doen door te kijken wat ze aanbieden. Hierdoor krijg je branches. Je kan van uit het aanbod kijken
ook wie concurrenten zijn. Dit is allemaal B2B. Dit is van uit de markt geredeneerd. Dan kan je ook
nog op segmenten segmenteren als leeftijd, geslacht, enz. Dit is B2C.
Voorbeeld; Ik ben autodealer. Actief in de branche autogarages. Actief op de markt; nieuwe auto’s,
bedrijfswagens, enz. Segmenten daarbinnen zijn particulieren rijders, zakelijke rijders.
30
Positioneringsgrid
Positionering; diagrammen
Plaats innemen in belevingswereld
consument o.b.v.
propositie/waarde aanbod
/concurrentieelvoordeel (perceptual
positioning map). Je kan zien wie je
concurrenten zijn, van wie je last
hebt en van wie niet.
Jobe; innovatie en service
Marketingmix
USP; unique selling point
UBR; unique buying reason  mensen komen naar jou omdat jij iets goed hebt, niet omdat jij zo
goed bent, inside out
Adoptie curve - Kopers nieuwe producten
Je reclame stem je af op de groep van dit model die op dat moment gaat kopen. Ook kan je prijs er
op af stemmen. Innovators kopen het toch wel dus daar kan je ook hoge prijs vragen. Vervolgens laat
je je prijs zakken omdat je steeds meer verkoopt. De adoptiecurve zegt iets over hoe mensen werken
en wanneer mensen de producten willen afnemen.
31
Place; verschil tussen zara en zeeman  zeeman is push en zara is pull. Zara maakt als er om wordt
gevraag en zeeman bied alleen aan. Zara heeft daardoor de hoogste eisen aan het distributie kanaal.
Wordt steeds complexer.
Denk aan de entree strategieën
Daarnaast is er een link met de pijl van volgende sheet
Geocentrisch bedrijf heeft een globale markt dus zit je in 4
ethnocentrisch bedrijf is traditionele dus zit je in 1
32
Cultural Dimensions of the Hofstede - model
1. Power Distance Index (PDI)
2. Individualism (IDV)
3. Masculinity (MAS)
4. Uncertainty Avoidance Index (UAI)
5. Long-Term Orientation (LTO)
Cultuur model; je kan je business zo goed geregeld hebben maar dit doet niks als je zaken doet met
mensen die jou niet mogen.
1 power distance index; hiërarchie, accepteren wij gezag
2 individualisme; gaan we voornamelijk voor ons zelf of gaan we vooral voor groepsverband
3 masculinity; traditionele rollenpatronene. Mogen vrouwen werken of moeten ze huisvrouw spelen
4 uncertainity avoindance index; zijn we veilig of houden we van een gokje
5 long term orientation; gaan we voor successen op korte termijn of gaan we voor lange termijn
relaties
Distributiekanalen
Worst case senario; Wat nou als het allemaal anders gaat als verwacht. Is het dan nog wel rendabel,
wat zijn de kosten, enz.
stap 11; hoe ga ik mijn sales in richten. Relatie met de klant (de voorkant)
stap 12; hoe ga ik mijn supply chain, processen, procedures, ict inrichten (achterkant)
33
Download