Praktijk onderzoek hoogbegaafdheid the brain that does the work is the brain that learns Master Blended Nederlands, juli 2016 LOUISE JAGTENBERG STUDENTNUMMER 1671113 Begeleider: José Beijer Bron titel: “the brain that does the work is the brain that learns”, reader “Niet extra maar anders”, Hoogbegaafdheidsdidactiek VO, bij de basiscursus Compacten, Verdiepen & Verrijken. Wientjes 2010. 1 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Voorwoord Eén van de kenmerken van een eerstegraads docent is dat hij/zij zich bekwaamd heeft in educatief praktijkonderzoek en onderwijsontwikkeling. Dit houdt onder andere in dat een docent een kritische onderzoekende houding heeft en problemen uit de eigen beroepspraktijk kan oplossen met behulp van systematisch en structureel verantwoord onderzoek. Deze bekwaamheid is in de afgelopen studieperiode ontwikkeld door een praktijkonderzoek op te zetten. Binnen de praktijkschool is het praktijkprobleem verkend en door middel van literatuurstudie en dataverzameling uitgevoerd. Louise Jagtenberg 2 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Samenvatting Op welke wijze gebruiken de docenten van de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde van Het Rhedens de kennis en vaardigheden uit de training “Niet extra maar anders” bij hoogbegaafde leerlingen tijdens de lessen in de vwo select klas 2? Het praktijkonderzoek is uitgevoerd in de vwo select klas 2, bestaande uit 22 leerlingen op Het Rhedens Dieren. Het onderzoek is uitgevoerd tijdens de lessen wiskunde, Engels en Nederlands. De leerlingen van de vwo select klas en drie docenten van de kernvakken zijn de belangrijkste respondenten. De docenten hebben een verplichte training “Niet extra maar anders” gevolgd (Stichting Perdix, Universiteit van Utrecht, voortgezet onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen). De kennis en vaardigheden uit deze training hebben zij toegepast in de praktijk met als belangrijkste onderdeel de methode Compacten & Verrijken. Deze methode behandeld o.a. in het samenstellen van een compactschema en het ontwerpen van verrijkingslessen gebaseerd op de Taxonomie van Bloom. De compactschema’s hebben de docenten op verschillende manieren samengesteld. Er wordt een kader aangegeven door de docenten waarbinnen gewerkt moet worden door de leerlingen. De middelen die de docenten hanteren bij het compacten zijn voornamelijk schrappen (inkorten) en extraheren. De top down benadering wordt niet gehanteerd door de docenten. De drie verrijkingslessen zijn onderzoeksgericht en zorgen ervoor dat de leerlingen hun eigen leerproces volgen. Niet alle docenten houden rekening met de Taxonomie van Bloom voor het samenstellen van hun lessen. De verrijkingslessen worden als uitdagend, motiverend en interessant ervaren. De docenten zijn in staat de hoogbegaafde leerling te stimuleren en verantwoording te laten nemen voor eigen ontwikkeling. Het Rhedens moet blijven investeren in de docenten, niet alleen door scholing, maar ook door de docenten meer taakuren te geven voor voorbereiding van lessen, overleg collega’s en contact leerlingen. Hierdoor kan de school duidelijk maken dat de doelgroep hoogbegaafde leerlingen serieus wordt genomen. 3 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 paginanummer Inhoudsopgave Voorwoord 2 Samenvatting 3 Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1. Praktijksituatie 7 1.2. Samenvatting resultaten probleemverkenning 7 1.3. Doel van het onderzoek 8 1.4. Onderzoeksvraag en deelvragen 8 Hoofdstuk 2. Theoretisch kader /interventie 2.1. Inleiding 9 2.2. Context 9 2.3. Wat zegt de literatuur die behandeld is tijdens de training? 9 2.4. Conclusie en mogelijke oplossingsrichting 13 Hoofdstuk 3. Methode 3.1. Inleiding 15 3.2. Onderzoeksgroep 15 3.3. Ontwerp en opzet onderzoek 15 3.4. Dataverzamelingsmethoden en onderzoeksinstrumenten 16 3.5. Betrouwbaarheid 18 3.6. Validiteit 18 3.7. Data-analyse 19 4 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Hoofdstuk 4. Resultaten 4.1. Inleiding 20 4.2. Resultaten deelvraag 1 20 4.3. Resultaten deelvraag 2 21 4.4. Resultaten deelvraag 3 22 4.5. Resultaten deelvraag 4 24 Hoofdstuk 5. Conclusies/Aanbevelingen 5.1. Inleiding 27 5.2. Conclusies 27 5.3. Discussie 29 5.4. Aanbevelingen 30 Literatuur 31 Bijlagen Bijlage 1a. resultaten vragenlijsten onderzoeksverslag OWPO (2015) 34 Bijlage 1b. Onderzoeksverslag 2015, bladzijde 6 tot en met 9 36 Bijlage 2a. gehanteerde instrumenten selectie vwo select leerlingen 38 Bijlage 2b. folder vwo select leerlingen 39 Bijlage 3. projectplan Het Rhedens 41 Bijlage 4a. compacten stappenplan 45 Bijlage 4b. werkwijze verrijken 47 Bijlage 5. schema opzet van het onderzoek 51 Bijlage 6. reflectieformulier docenten 54 Bijlage 7. vragenlijst leerlingen vwo select klas 55 Bijlage 8. vragenlijst/interview docenten 57 5 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 9. observatieschema 59 Bijlage 10. observaties uitwerkingen 61 Bijlage11. Vragenlijst docenten/interview +reflectieformulier docenten 70 Bijlage 12. schematisch overzicht Excel vragenlijsten leerlingen vwo select klas 83 Bijlage 13. compactschema´s wiskunde, Engels en Nederlands 86 Bijlage 14. Verrijkingslessen wiskunde, Engels en Nederlands 93 6 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1. Praktijksituatie Dit onderzoek gaat over lesgeven aan hoogbegaafde leerlingen in de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde op Het Rhedens Dieren. De term hoogbegaafde leerlingen wordt in dit onderzoeksverslag gebruikt (hoofdstuk 2). Het Rhedens is een openbare scholengemeenschap voor het voortgezet onderwijs met drie locaties; Het Rhedens Rozendaal (+900 leerlingen), Het Rhedens Dieren (+1100 leerlingen) en Het Rhedens de Tender (+115 leerlingen). Deze school biedt alle niveaus van het voortgezet onderwijs aan, van praktijkonderwijs tot en met gymnasium. In het schooljaar 2015-2016 zijn er twee vwo-select klassen (klas 1 en klas 2, Het Rhedens Dieren) en 1 vwo-select klas (klas 1, op Het Rhedens Rozendaal). Het onderzoek zal plaatsvinden in de lessen Nederlands, Engels en wiskunde in de vwo-select klas 2 op Het Rhedens Dieren. Tijdens de probleemverkenning is gesignaleerd dat de docenten op Het Rhedens te weinig kennis hebben van hoogbegaafdheid (onderzoeksverslag, OWPO bijlage 1a) en dat de overheid vindt dat de samenleving alle (cognitieve) talenten nodig heeft en van scholen vraagt dat zij streven naar excellentie (Inspectie van het Onderwijs, 2010). In dit onderzoek wordt het begrip hoogbegaafd gebruikt en niet het begrip excellente leerlingen, zoals gebruikt in het rapport van Inspectie van het Onderwijs. Om te kunnen beoordelen of een kind mogelijk hoogbegaafd is, is het van belang een zo compleet mogelijk beeld van een leerling te krijgen. De school stond verschillende informatiebronnen ter beschikking. De hoogbegaafde leerlingen zijn voor de vwo select klas door middel van een aantal verschillende instrumenten geselecteerd (zie bijlage 2a, zie folder vwo select klas, bijlage 2b). 1.2. Samenvatting resultaten probleemverkenning In een gemiddelde vwo klas gaan hoogbegaafde leerlingen zich al snel vervelen omdat de leerstof voor hen gemakkelijk is en veel herhaling bevat. Zonder veel inspanning maken ze zich de stof in snel tempo eigen. Dit komt doordat hoogbegaafde leerlingen een andere manier van informatieverwerking hebben (Kuyper, 2012). Op Het Rhedens is onvoldoende planmatige aandacht voor de hoogbegaafde leerlingen, zij worden onvoldoende uitgedaagd. Het Rhedens wil zich als excellente school profileren en wil voor deze groep leerlingen een passend onderwijsaanbod gaan verzorgen (schoolplan Het Rhedens, projectplan bijlage 3). De focus ligt op het onderwijzen van de hoogbegaafde leerling. Na inventarisatie van de probleemverkenning blijkt dat de docenten op Het Rhedens onvoldoende kennis en vaardigheden hebben om adequaat les te geven aan de hoogbegaafde leerlingen (onderzoeksverslag OWPO, bijlage 1b). Het bestuur van Het Rhedens heeft besloten de docenten die lesgeven aan deze groep leerlingen te professionaliseren. Deze docenten hebben verplicht de training “Niet extra maar anders” gevolgd. Deze training stond onder leiding van een deskundige op het gebied van Hoogbegaafdheid werkzaam aan de Universiteit van Utrecht (bureau Perdix). Doel van de training “Niet extra maar anders”: Hoe kunnen docenten hoogbegaafde leerlingen stimuleren op leer- en denkstrategieën van hogere orde denken en hen stimuleren om metacognitieve vaardigheden te ontwikkelen? 7 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 1.3. Doel van het onderzoek Dit onderzoek heeft als doel te achterhalen op welke wijze docenten de kennis, vaardigheden en inzichten uit de training “Niet extra maar anders” hebben toegepast bij de hoogbegaafde leerlingen. Het is de bedoeling dat er een verandering plaatsvindt in de manier van lesgeven door de docenten aan de hoogbegaafde leerlingen in de vwo select klas 2. De focus ligt bij de docenten, dat zij voldoende handvatten tot hun beschikking hebben gekregen om de hoogbegaafde leerlingen op de juiste wijze les te geven. 1.4. Onderzoeksvraag en deelvragen Uit de probleemverkenning blijkt dat de docenten van Het Rhedens onvoldoende kennis en vaardigheden hebben om hoogbegaafde leerlingen te onderwijzen. In bijlage 1a is een overzicht te vinden waaruit dit blijkt. De docenten hebben de training “”Niet extra maar anders” gevolgd, maar staan nu voor de taak die kennis en vaardigheden in de praktijk te brengen. De focus is het leren onderwijzen en het begeleiden van hoogbegaafde leerlingen op Het Rhedens. Hoofdvraag Op welke wijze gebruiken de docenten, van de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde van Het Rhedens, de kennis en vaardigheden uit de training “Niet extra maar anders” bij hoogbegaafde leerlingen tijdens de lessen in de vwo select klas 2? Deelvragen 1) In welke mate passen de docenten de didactische methode Compacten uit de training “Niet extra maar anders” toe? 2) In welke mate passen de docenten de didactische methode Verrijken uit de training “Niet extra maar anders” toe? 3) In welke mate gebruiken de docenten tijdens de lessen pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden zoals aangereikt tijdens de training “Niet extra maar anders” specifiek voor de benadering van de hoogbegaafde leerling? 4) Wat vinden de leerlingen uit de vwo select klas 2 over de manier van lesgeven van de docenten? 8 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Hoofdstuk 2. Theoretisch kader/interventie 2.1. Inleiding Welke literatuur is er aangeboden tijdens de training “Niet extra maar anders” op het gebied van hoogbegaafdheid? Om deze vraag te beantwoorden is de informatie die verkregen is tijdens de training in het kort samengevat en hieronder weergegeven. Het gaat om de methode Compacten & Verrijken (C&V), deze methode is relevant voor de onderzoeksvraag. Vervolgens wordt er beschreven wat er op het gebied van pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden in de literatuur staat. Beschrijving van de literatuur betreft de eerste drie deelvragen van het onderzoek (zie paragraaf 1.4.). Tevens wordt in dit hoofdstuk de gewenste uitkomst van het onderzoek weergegeven. Het hoofdstuk eindigt met een terugkoppeling naar de onderzoeksvraag. 2.2. Context Er kan pas van hoogbegaafd worden gesproken indien over langere tijd excellente prestaties op één of meerdere gebieden worden geleverd. Bij kinderen kan daarom eigenlijk nog niet van 'hoogbegaafd' worden gesproken, maar is het beter om te zeggen dat deze goede leerlingen "het potentieel hebben te zijner tijd excellente prestaties te leveren" (Span, de Bruin en Wijnekus, 2001). In het onderzoeksplan OWPO (bijlage 1b) is terug te lezen wat er wordt verstaan onder hoogbegaafdheid in het kader van dit onderzoek. Met deze training verwacht Het Rhedens dat de docenten meer kennis hebben vergaard en meer inzicht hebben op het functioneren van de hoogbegaafde leerling, zodat ze beter les kunnen geven aan deze leerlingen. De uitkomst van dit onderzoek moet dus uitwijzen in hoeverre de docenten daadwerkelijk gebruik maken van de kennis en vaardigheden van de training. 2.3. Wat zegt de literatuur die behandeld is tijdens de training? De theorie die ten grondslag ligt aan de training “Niet extra maar anders”, is de theorie van de Russische psycholoog Lev Vygotsky. Deze psycholoog heeft de basis gelegd voor diverse onderwijsvernieuwingen. Volgens Vygotsky hangt de ontwikkeling van ieder individu nauw samen met de cultuur waarin die persoon opgroeit en met de mogelijkheden die in deze cultuur geboden worden (Vygotsky, 1978). Vygotsky gaat er van uit dat de leerling leert in aansluiting op wat hij al weet, maar het moet wel nieuw of uitdagend zijn om dan ook daadwerkelijk van leren te kunnen spreken. Hoewel de hierboven genoemde eis eigenlijk aan elk goed onderwijs gesteld zou moeten worden, zijn ze voor de hoogbegaafde leerling van doorslaggevend belang, wil de leerling niet door demotivatie vroegtijdig het onderwijs verlaten. Een verklaring hiervoor zoeken Bonset, Ebbers en Wientjes in Nederlands verrijkt in de theorie van Vygotsky, die erop neerkomt dat juist de hoogbegaafde leerling (door samenwerking met ontwikkelingsgelijken, door een coach/leraar of door de aard van de leerstof) perspectief moet houden op nieuwe mogelijkheden in de ontwikkeling van kennis. ‘De hoogbegaafde leerling wil voortdurend in staat gesteld worden om de grenzen van zijn/haar kennis en competentie te verleggen’ (Bonset, 2003). De training biedt een aantal concrete aanpakken voor docenten, waaronder de methode Compacten & Verrijken, dit in samenhang met de (gereviseerde) Taxonomie van Bloom als hulpmiddel (Anderson, 2001). De Taxonomie biedt een ordening van eenvoudige naar meer 9 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 complexe leer- en denkstrategieën. De herziene Taxonomie van Bloom heeft nadrukkelijk aandacht voor metacognitieve vaardigheden. Wat wordt bedoeld met metacognitieve vaardigheden en wat wordt verstaan onder complexe leer- en denkstrategieën in de literatuur? Metacognitieve vaardigheden zijn te omschrijven als ‘’het leren kennen van het leren kennen”. Hierbij is “kennen” zoveel als kennis hebben van, kennis verzamelen over (Janson, 2005). Bijvoorbeeld jezelf doelen stellen, het actualiseren van voorkennis, het inventariseren van hulpbronnen, het maken van een plan en een tijdschema, het monitoren tijdens de uitvoering en tot slot het evalueren. “Leren leren” moet leiden tot zelfregulatie of zelfsturing (Wientjes, 2008). De hoogbegaafde leerling moet in staat gesteld worden om de grenzen van zijn/haar kennis en competentie te verleggen’. Uit onderzoek blijkt dat hoogbegaafde leerlingen beter presteren als docenten hen stimuleren om metacognitieve vaardigheden te ontwikkelen en een beroep doen op ‘het hogere orde denken’. Met ‘hogere orde denken’ wordt bedoeld: het analyseren en evalueren van kennis en het creëren van nieuwe ideeën en informatie op basis van eerder opgedane kennis. Toch blijkt het in de onderwijspraktijk moeilijk te zijn om hoogbegaafde leerlingen naar dit hogere orde denken te krijgen. Een mogelijke oorzaak hiervan kan zijn dat de nadruk in het onderwijs op kennisreproductie ligt en dat er minder aandacht is voor het zogenoemde ‘hogere orde denken’ en voor leerstrategieën die nodig zijn om te kunnen excelleren (Bain, 2011; Mayer, 2002). De methode Compacten & Verrijken (C & V methode) De methode Compacten & Verrijken is één van de handvatten die de training biedt en is gebaseerd op de aanpak van de Amerikanen Renzulli en Reis (1992). Pieter Span en Marianne Pluymakers van de Psychologische Adviespraktijk Begaafden Utrecht (PABU) hebben - onder de naam C&V - de werkwijze van curriculum compacting and enrichment bewerkt voor de Nederlandse schoolsituatie. Het verrijken als methode zal toegepast worden door de docenten ter aanvulling op het compactschema. De sleutel tot betere prestaties ligt in het aanpassen van de instructie, het onderwijsaanbod en in het pedagogisch, interpersoonlijk en didactisch handelen (Pluymakers & Span, 2001). Compacten Pas het onderwijs aan de manier van denken en werken van deze leerlingen. De praktische uitwerking is wat gecompliceerder. Bijvoorbeeld omdat de eindtermen van het reguliere onderwijs voor deze leerlingen te laag liggen: zij hebben niet zozeer meer maar vooral moeilijker nodig. Als je binnen het reguliere onderwijs voor deze leerlingen iets wilt betekenen, dan is het compacten en vervolgens verdiepen en/of verrijken een zeer goed begaanbare weg. Bij het compacten wordt de reguliere methode die gebruikt wordt in de klas aangepakt (Wientjes, 2008). Compacten is een vorm van tempodifferentiatie en is nodig om tijd vrij te maken voor het uitvoeren van verrijkingstaken. Compacten is op zichzelf al motiverend voor hoogbegaafde leerlingen. In bijlage 4a is terug te vinden hoe de docenten compacten kunnen operationaliseren. 10 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Verrijken ‘Leren leren’ is de belangrijkste doelstelling van het verrijken voor begaafde leerlingen in de basisvorming. ‘Leren leren’ omvat metacognitieve vaardigheden. ‘Leren leren’ moet leiden tot zelfregulatie of zelfsturing. Er is sprake van leerlingregulatie, dat betekent dat de leerling de route en het tempo van het leerproces mag aangeven. Deze hangen o.a. af van de voorkennis van de leerling en zijn dus individueel bepaald. Zelfregulatie is gebaseerd op reflectie. Leerlingen moeten leren reflecteren op hun eigen handelen (Pluymakers & Span, 2001). Zo leren de begaafde leerlingen in de loop van de eerste drie jaar in het vwo hun eigen leerprocessen op de juiste wijze reguleren: er is een ontwikkeling van docentregulatie naar zelfregulatie. Ervaringen die in de basisvorming worden opgedaan met de didactiek voor begaafde leerlingen kunnen zelfs benut worden voor alle leerlingen. Er zijn vier wegen naar meer uitdaging, al dan niet in combinatie met elkaar toe te passen. 1) Verbreden Verbreden alleen is echter uitdrukkelijk onvoldoende. Als de stof niet ook moeilijker wordt dan is de leertaak nog steeds te gemakkelijk en krijgen leerlingen niet de kans denk- en werkhobbels tegen te komen die het begin zijn van echt iets leren. 2) Verdiepen – higher level thinking. Taxonomie van Bloom (Bloom, 1956). 3) Verdiepen – onderzoekend leren in plaats van consumerend en reproducerend leren. In plaats van kant en klaar informatie aanbieden en ermee laten oefenen (toepassen) situaties aanbieden en daarbij een zoekvraag stellen. De leerling ontdekt zelf de regel, systematiek, oorzaak. Onthouden en begrijpen op behoorlijk diep niveau wordt daarmee duurzamer dan bij reproduceren van teksten uit methode. 4) Verdiepen – ontwikkelen denkvermogen. Het gaat om het weloverwogen ontlokken van vormen van creatief of logisch of onderzoeksgericht of disciplinair of bespiegelend denken. De Taxonomie van Bloom is een goed hulpmiddel voor docenten om de lesdoelen, de instructie, de opdrachten en de toetsing af te stemmen op hoogbegaafde leerlingen, zo blijkt uit literatuuronderzoek. De Taxonomie van Bloom (Bloom, 1956) is een schema, waarmee de leerstof (het cognitieve domein van het leren) kunnen indelen en ordenen. Door doelen, instructie, opdrachten en toetsing in de Taxonomie onder te brengen, ontstaat een beeld van het traject dat leerlingen doorlopen en wordt inzichtelijk of de doelen, instructie, opdrachten en toetsing op één lijn liggen. Ook wordt duidelijk of de leerling kansen mist doordat bepaalde kennis of cognitieve processen niet aan bod komen. De oorspronkelijke Taxonomie is in 1956 ontwikkeld. In 2001 is de Taxonomie herzien door Krathwohl (2001). De herziene Taxonomie van Bloom kent twee dimensies (zie bijlage 4b): • Een horizontale dimensie van cognitieve processen: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren. • Een verticale kennisdimensie: feitelijke kennis, conceptuele kennis, procedurele kennis en metacognitieve kennis. Dimensie van Cognitieve processen (Bruning, 2014) 11 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Om Bloom’s model te gebruiken, moet de docent de denkniveaus ( weten, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en synthese (iets nieuws maken, creëren) vertalen naar de inhoud van het eigen vak. Metacognitieve vaardigheden zijn onder meer nodig om daadwerkelijk excellent te kunnen presteren. Daarom is het belangrijk dat docenten aandacht besteden aan metacognitieve vaardigheden. Deze vaardigheden zijn namelijk aan te leren (Snyder, 2011). De taxonomie van Bloom gaat uit van zes denkniveaus, te weten de eerste drie lagere denkniveaus onthouden, begrijpen en toepassen (het ‘bottum up’ leren) en de drie hogere denkniveaus analyseren, evalueren en creëren (het ‘top down’leren). Door een beroep te doen op de drie hogere denkniveaus uit de Taxonomie van Bloom ontstaat er een beter begrip bij de hoogbegaafde leerling. Het is van belang dat docenten zich realiseren op welke denkniveaus hun doelen, instructie, opdrachten en toetsing zich richten. Door de denkniveaus te differentiëren en te variëren, kunnen ze het leerproces van leerlingen sturen. In bijlage 4b is te vinden hoe verrijkingslessen ontworpen kunnen worden. Hoogbegaafde leerlingen leren ‘top down’, in tegenstelling tot gemiddeld intelligente leerlingen, die ‘bottum up’ leren. ‘Bottum up’ leren houdt in, dat de nieuwe kennis stap voor stap doorgewerkt wordt naar een einddoel. Hoogbegaafde leerlingen overzien de tussenliggende stappen vaak al. Het ‘top down’ denken zal de hoogbegaafde leerling meer motiveren. Pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden De pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden van de docent spelen bij het lesgeven een belangrijke rol. De docent zal in zijn interventies altijd gericht zijn op de groei en ontwikkeling van de leerlingen. Het meest uitdagende is dat de docent probeert in de begeleiding de leerling te verleiden tot zijn of haar ‘zone of naaste ontwikkeling’ (Wientjes, 2004). In hoeverre kan de docent hierop inspelen en dus zijn pedagogische vaardigheden gebruiken om de leerling op de juiste wijze te benaderen. Dweck (2013) heeft onderzocht dat ook de mindset van de begaafde leerling van grote invloed kan zijn op de ontwikkeling van de capaciteiten. Mindset is een staat van denken die invloed heeft op de wijze waarop de begaafde leerling gemotiveerd is om de capaciteiten te ontwikkelen. Er zijn twee typen mindset te onderscheiden, te weten de ‘fixed mindset’ en de ‘growth mindset’. Hoogbegaafde leerlingen met een ‘fixed mindset’ hebben het idee dat capaciteiten vaststaande feiten zijn. Deze leerlingen gaan uitdagingen uit de weg en willen alleen die dingen doen waarvan ze weten dat ze het met succes kunnen volbrengen. Deze leerlingen leren niet graag en vinden het erg toe te geven iets niet te weten of kunnen. Moeilijke opdrachten maken deze leerling onzeker en/of angstig, dus worden deze opdrachten vermeden. Hoogbegaafde leerlingen met een ‘growth mindset’ begrijpen dat capaciteiten te ontwikkelen zijn door inzet, volharding en goede uitleg. Deze leerlingen weten dat er verschillen tussen capaciteiten, intelligentie en talent van medeleerlingen zijn. Door te leren kunnen capaciteiten, intelligentie en talent zich ontwikkelen. Deze leerlingen willen graag leren en vinden het niet erg toe te geven iets niet te weten of te kunnen. Doorzettingsvermogen en volharding ontwikkelen zich bij deze leerlingen door moeilijke opdrachten of uitdagingen aan te gaan. Als docent is het belangrijk te weten wat er speelt in een groep of bij een hoogbegaafde leerling. De docent kan hierop inspelen op een adequate manier en het pedagogisch en interpersoonlijk handelen van de docent is hierbij van belang. 12 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Gentry et al. (2011) deden onderzoek naar de kenmerken die leerlingen toedichten aan een excellente docent die oog heeft voor de hoogbegaafde leerling. Uit dit onderzoek komen de volgende kenmerken die aansluiten bij het belang van het gebruik door de docenten van de Taxonomie van Bloom: • • • • De excellente docent kent zijn leerlingen en heeft persoonlijke interesse in hen. De docent heeft goed contact met de leerlingen en heeft hun vertrouwen en respect. Wanneer een docent de leerstof bij de leerling wil laten aansluiten, is het kennen van de leerling een voorwaarde. De docent heeft hoge verwachtingen van zijn leerlingen en van zichzelf. Hij helpt de leerlingen om deze hoge verwachtingen waar te maken. De docent opent de ogen van zijn leerlingen en helpt hen uit hun comfortzone te stappen. De Taxonomie van Bloom biedt de docent mogelijkheden om zijn hoge verwachtingen concreet te maken en leerlingen uit te dagen om hun niveau te verhogen door het hogere orde denken en metacognitie te stimuleren. De docent maakt de inhoud en het leren betekenisvol en relevant voor de toekomst en respecteert de keuzes van leerlingen. Hij gebruikt levensechte problemen, die zijn gerelateerd aan de ‘echte wereld’ en aan de toekomst van de leerlingen. De docent geeft zijn leerlingen georiënteerde, betekenisvolle keuzes en geeft hem mogelijkheden voor onafhankelijke studie, zelf oefenen, mentorschap, stages, compacten en versnellen. Excellente docenten stimuleren de talentontwikkeling van leerlingen. Ze geven daarbij vakkundige instructie waarin ze focussen op de individuele kracht en interesses van de leerlingen. Ze moedigen de leerlingen aan om hun potentie te bereiken en helpen hen met plannen voor de toekomst. De docent heeft een passie voor zijn leerlingen, voor lesgeven en voor de vakinhoud. Bruning et al. (2014). 2.4. Conclusie en mogelijke oplossingsrichting Terugkomende op de hoofdvraag in hoeverre kennis en vaardigheden uit de training “Niet extra maar anders” bijgedragen hebben aan het lesgeven van de docenten van de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde, blijkt dat de methode Compacten & Verrijken die aangeboden wordt tijdens de training “Niet extra maar anders” handvatten zijn voor docenten die lesgeven aan hoogbegaafde leerlingen. De docenten hebben een compactschema gemaakt en deze in de praktijk gebruikt. Voortvloeiend uit de Taxonomie van Bloom komen de verrijkingstaken voor hoogbegaafde leerlingen aan bod. De docenten hebben drie verrijkingslessen gemaakt (zie bijlagen 13/14). De leertheorie van Vygotsky: leren is het verleggen van je grenzen, toegang krijgen tot de ‘’zone van naaste ontwikkeling en je die eigen maken” (Vygotsky, 1978) wordt als basis gebruikt voor de training “Niet extra maar anders” en is ook gebruikt voor de lessen en het schema. De docent is degene die regelmatig de voortgang van het werk met de leerlingen bekijkt, hen zo nodig adviseert, ziet wat ze presteren en naar behoefte hen van harte aanvuurt of oprecht complimenteert. Want ook voor hoogbegaafde leerlingen is het belangrijk om gezien, gewaardeerd en gestimuleerd te worden in wie ze zijn, wat ze kunnen en hoe ze aan het leren en ontwikkelen zijn (Wientjes, 2003). In het interventiegedeelte van het praktijkonderzoek wordt de aandacht gericht op de toepassing van de methode Compacten & Verrijken door de docenten van de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. De keuze voor deze drie vakken heeft te maken met de beschikbare tijd en de organisatorische mogelijkheden binnen Het Rhedens. 13 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Het gebruik van de C & V methode en het invullen van de lessen op basis van de theorie van de Taxonomie van Bloom dragen ertoe bij dat de leerlingen op hun eigen niveau gedoceerd worden. De inhoud van de lessen Nederlands, Engels en wiskunde zullen aangepast worden en zullen opgebouwd worden volgens de Taxonomie van Bloom (Anderson en Krahtwol, 2001) (zie bijlage 4b.). Dit heeft als doel leerlingen zelf actief en bewust met hun denkproces om te laten gaan en dus meer uit te dagen op een hoger niveau te leren. De docenten zullen meer inzicht krijgen in wat er van hen verwacht wordt. De tijd die vrijgekomen is door te compacten of door te versnellen kan besteed worden aan verrijkingstaken. Begaafde leerlingen gaan pas ‘leren leren’ op school, indien hun echte verrijkingstaken worden aangeboden (Pluymakers & Span, 2001). De docent zal tijdens de lessen rekening houden met de kenmerken van hoogbegaafde leerlingen (zie OWPO onderzoeksverslag, bijlage 1b) die benoemd zijn in de literatuur waarbij duidelijk wordt gemaakt waar een excellente docent voor hoogbegaafde leerlingen aan moet voldoen(Gentry et al. 2011). De ontwikkeling op het gebied van lesgeven aan hoogbegaafden is een opdracht voor de lange termijn. Een ontwikkeling waar een eerste aanzet voor gemaakt is en die nu verder uitgevoerd en ontwikkeld moet gaan worden. Op de vraag hoe de hoogbegaafde leerling het beste gedoceerd kan worden geeft de literatuur handvatten, hoe lang dit traject gaat duren daar wordt geen definitief antwoord op gegeven. De volgende kernwoorden zijn van toepassing: zone naaste ontwikkeling, methode Compacten & Verrijken, Taxonomie Bloom,” leren leren”, mindset, zelfregulatie en hoger orde denken. 14 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Hoofdstuk 3. Methode 3.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de onderzoeksopzet met de gehanteerde dataverzamelingsmethoden en concrete onderzoeksinstrumenten. 3.2. Onderzoeksgroep Het praktijkonderzoek is uitgevoerd in de vwo select klas 2, bestaande uit 22 leerlingen. Het onderzoek is uitgevoerd bij de lessen van de docenten wiskunde, Engels en Nederlands. De leerlingen van de vwo select klas en de 3 docenten van de kernvakken zijn de belangrijkste respondenten. Tijdens het onderzoek was de onderzoeker geen participant, maar observant. Deze keuze is gemaakt om de validiteit van het onderzoek te verhogen. 3.3. Ontwerp en opzet onderzoek Er is door de docenten van de kernvakken een lessenserie gemaakt bestaande uit drie verrijkingslessen gebaseerd op de Taxonomie van Bloom . Deze lessen zijn gegeven in de maanden maart, april en mei 2016. Gezien de korte periode waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden is er gekozen voor drie lessen. Tevens hebben de docenten een compactschema opgesteld voor hun vak, waarin duidelijk is aangegeven op welke wijze zij de methode Compacten hebben toegepast in de praktijk. Hier is sprake van een ontwerpinterventie. De opzet van het onderzoek is terug te lezen in bijlage 5. Hier is een schematisch overzicht gegeven wanneer en wat er is gedaan tijdens het onderzoek. Er is sprake van een evaluatieonderzoek. Het gaat om het vaststellen of bewuste, intentionele handelingen, processen, ingrepen ook inderdaad hebben geleid tot het beoogde doel. Als die doelen niet zijn bereikt wordt nagegaan waar dat aan ligt. Onderstaand model geeft op een algemene manier weer, waar het in het evaluatieonderzoek om gaat. Het is een bewerking van het model van de didactische analyse (Van Gelder et al., 1973). Evaluatieonderzoek richt zich dus in het ideale geval op een situatie waarin docenten bepaalde doelstellingen geformuleerd hebben, die ze proberen te verwezenlijken. (Lange, de et al., 2011). Model van de didactische analyse (Bron: Van Gelder et al. 1973) Het praktijkprobleem is bestudeerd in de specifieke context waarbinnen de onderzoeker zich bevindt en het probleem voorkomt (zie hoofdstuk 1). Het onderzoek combineert praktijk en theorie. 15 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 In het interventiegedeelte van het onderzoek is gekeken of de volgende mechanismen optreden: 1) Docenten weten hoe ze de methode Compacten kunnen toepassen in de lessen wiskunde, Engels en Nederlands 2) Docenten weten hoe ze de methode Verrijken kunnen toepassen in de lessen wiskunde, Engels en Nederlands 3) Docenten maken gebruik van pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden om de leerlingen op de juiste wijze te benaderen. 3.4. Dataverzamelingsmethoden en onderzoeksinstrumenten De onderzoeksbenadering is kwalitatief. Kwalitatief onderzoek is onderzoek naar belevingen, ervaringen en meningen (Migchelbrink, 2008). Door middel van onderzoek is het de bedoeling bij de docenten te achterhalen hoe ze in de klas omgaan met hoogbegaafde leerlingen en wat de ervaringen zijn van de leerlingen uit de vwo select klas. Door de kwalitatieve benadering kan er een duidelijk en volledig beeld gekregen worden van de mening van de respondenten. Schematisch overzicht van de onderzoeksinstrumenten en de te onderzoeken mechanismen Onderzoeksinstrumenten Mechanisme Compacten Mechanisme Verrijken Mechanisme pedagogische/ interpersoonlijke vaardigheden 1)Vragenlijst/interview docenten (bijlage 8) Vraag 1, 4,7,11 Vraag 2,3,5,6,7,11 Vraag 8,9,10,11 2)Observatieschema (bijlage 9) Didactisch/inhoudelijk, organisatorisch vlak 3)Reflectieformulieren docenten (bijlage 6) Vraag 3,4 opmerkingen Vraag 1,2,3 4)Vragenlijst leerlingen (bijlage 7) Vraag 1,2 Vraag 1, 2,3,4,5, 5)Compactschema’s (bijlage 13) Bijlage 4a, Bijlage 13 6)3 Verrijkingslessen (bijlage 14) Bijlage 4b, bijlage 14 16 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Didactisch/inhoudelijk pedagogisch/communicatief organisatorisch vlak Vraag 4,6,7 ad 1) Vragenlijst/interview docenten De docenten geven aan hoe zij de methode Compacten & Verrijken hebben toegepast in hun lessen (bijlage 8). Van alle kernvakken, wiskunde, Engels en Nederlands is een compactschema gemaakt voor een periode van een half jaar. Door middel van een vragenlijst is de docenten gevraagd hoe zij het compactschema (documentenanalyse) hebben samengesteld en hebben zij hun keuze verantwoord. Er is bij deze vragenlijst gebruik gemaakt van open vragen. Dit is mogelijk doordat er weinig respondenten zijn en hierdoor konden de respondenten uitgebreider antwoord geven op de vragen. In het OWPO verslag is er sprake van een beginsituatie bij de docenten (zie bijlage 1a.). Bij de vragenlijsten van de docenten Nederlands, wiskunde en Engels, is gemeten wat de ervaring en kennis van de docenten van hoogbegaafdheid is na het volgen van de training. Er kan gesproken worden van een semi-gestructureerd interview. Hierbij is een deel van de vragen vooraf opgesteld, zodat bij ieder vak dezelfde vragen aan de orde komen (Kallenberg, 2007). Voordeel hiervan is dat de verkregen gegevens uit de interviews vergelijkbaar zijn. Daarnaast blijft er voldoende ruimte over om eigen ervaringen en meningen te vertellen. ad 2) Observatieschema Ook is er een observatieverslag van één les bij de vakken Nederlands, wiskunde en Engels gemaakt. . De docenten zijn geobserveerd op didactisch/inhoudelijk vaardigheden, op pedagogisch/communicatie vaardigheden en op organisatorisch vlak. Ad 3)Reflectieformulieren docenten De docenten die meegewerkt hebben aan het onderzoek zijn gevraagd een reflectieformulier in te vullen over het werken met de methode Compacten & Verrijken. Wat hebben ze geleerd? Wat gaan ze volgend jaar anders doen? (zie bijlage 6). De informatie die verkregen is uit deze antwoorden is met name gebruikt voor de aanbevelingen in hoofdstuk 5. ad 4) Vragenlijsten leerlingen Aan de leerlingen van de vwo select klas is door middel van een vragenlijst (zie bijlage 7) gevraagd wat zij van de lessen en van de docenten vinden. Deze vragenlijst is geschikt gemaakt voor de respondenten van het onderzoek. Aan de hand van de vragenlijst kunnen de leerlingen hun reactie geven op; de inhoud van de lessen, de houding van de docent en wat er verder is opgevallen. De leerlingen hebben de vragenlijst aan het einde van de periode van het onderzoek ingevuld. De vragenlijsten zijn beoordeeld en aan de hand van de resultaten is er gekeken of er een ontwikkeling in gang is gezet in de aanpak in het doceren aan hoogbegaafde leerlingen. Ad 5) Compactschema’s De compactschema’s worden met elkaar vergeleken, maar verder wordt er alleen door de docenten gevraagd waarom en hoe zij de compactschema’s hebben samengesteld (bijlage 13). ad 6) 3 verrijkingslessen De docenten meten bij het tweede mechanisme de inhoud van de drie verrijkingslessen die zij voor hun vak hebben ontworpen en hebben gegeven. Deze verrijkingslessen zijn ontworpen op basis van de Taxonomie van Bloom. In de bijlagen zijn de drie verrijkingslessen per vak te vinden (documentenanalyse, zie bijlage 14) . 17 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 3.5.Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van een onderzoeksinstrument geeft aan of bij herhaling van het gebruik van hetzelfde onderzoeksinstrument de resultaten ook hetzelfde zullen zijn. Als onderzoeksinstrument voor de mechanismen wordt een zelf ontwikkelde vragenlijst gebruikt. Vragenlijsten blijken doorgaans een betrouwbaar onderzoeksinstrument te zijn (Lange, de et al, 2011), zeker naarmate deze gestructureerd zijn. Bij het derde mechanisme worden er interviews/observaties gehouden. Volgens De Lange et al (2011) geen grote betrouwbaarheid door de grote afhankelijkheid van de situatie, het moment en de interactie tussen de betrokken personen. Toch is er bij dit onderzoek gekozen voor dit onderzoeksinstrument omdat de onderzoeker twee soorten dataverzamelingsmethoden wilde gebruiken om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten. De onderzoeker maakt gebruik van meerdere perspectieven in het onderzoek door meerdere soorten respondenten te gebruiken, namelijk docenten en leerlingen. Dit vergroot de betrouwbaarheid van het onderzoek. Als onderzoeksinstrument voor de evaluatie van het onderzoek wordt een reflectieformulier gebruikt. Dit is een documentanalyse. Hoewel de structuur van dit reflectieformulier meer open is in vergelijking met het vragenlijst, zoals gebruikt voor de leerlingen van de vwo select klas. Hierdoor neemt de betrouwbaarheid af. Er wordt toch verwacht dat de concrete formulering van de onderdelen op het reflectieformulier goed is en dus redelijk betrouwbaar. De onderzoeker is observant tijdens het onderzoek en geen participant. Deze keuze is gemaakt om het onderzoek betrouwbaarder te maken. 3.6.Validaiteit De validiteit van een onderzoeksinstrument geeft aan of het instrument werkelijk meet wat het moet meten. De validiteit van het reflectieformulier om de ervaringen van de docenten te meten is beperkt. Ervaringen zijn persoonlijk, niet te rubriceren en subjectief. Wel kan er een beeld gevormd worden en kunnen er positieve en negatieve ervaringen meegenomen worden als evaluatie en start voor een volgend schooljaar. Bij het derde mechanisme worden er interviews/observaties gehouden. Deze verhogen de validiteit. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen interne en externe validiteit. De interne validiteit geeft aan of de resultaten werkelijk geldig zijn voor de te onderzoeken groep. Dat is in dit onderzoek het geval. De externe validiteit is laag, omdat er niet gezegd kan worden dat deze resultaten van toepassing zijn op alle scholen met hoogbegaafde leerlingen. Dit onderzoek beperkt zich tot de vwo select klas op Het Rhedens. 18 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 3.7.Data-analyse De antwoorden van de vragenlijsten van de leerlingen zijn verwerkt in een grafiek. Dit is mogelijk doordat er gesloten vragen zijn gesteld en de analyse van de antwoorden goed te verwerken is in een staafdiagram zodat in één opslag duidelijk is waar de knelpunten of juist de positieve kenmerken van de resultaten te vinden zijn (zie hoofdstuk 4). De volgende labels zijn gebruikt: bij iedere vraag kunnen de leerlingen de volgende vier antwoorden aankruisen te weten; zeer mee oneens, mee oneens, mee eens en zeer mee eens. Bij de samenstelling van de vragenlijst is gekozen voor de Likertschaal (Lange, de et al, 2011). De Likertschaal wordt meestal opgesteld als een intervalschaal dus er mogen berekeningen mee gemaakt worden. Er is gekozen voor vier alternatieven(zie hierboven), omdat er bij vijf alternatieven vaak gekozen wordt voor de midden categorie en bij leerlingen is dit vaker van toepassing. De resultaten zijn in Excel verwerkt en vervolgens in staafdiagrammen uitgewerkt. Een nadeel van zowel een gestructureerde observatie als een vragenlijst is, dat de validiteit laag is. Om dit te ondervangen is het interview als onderzoeksinstrument toegevoegd. Een interview scoort weliswaar laag op betrouwbaarheid, maar hoog op validiteit (De Lange, de et al, 2011). De docenten zijn individueel geïnterviewd om inzicht te krijgen in onderliggende motieven en ideeën (Ponte, 2010, p.167). Het doel van dit interview was om dieper inzicht te krijgen over de deelvragen en om input te krijgen voor het vervolgtraject. Er is gekozen om docenten individueel te interviewen om grondig door te kunnen vragen. Het betrof een semigestructureerd interview. De antwoorden van de vragenlijst (interview docenten) en het reflectieformulier van de docenten zijn beiden puntsgewijs samengevat. Doordat er sprake is van een kleine groep respondenten is het eenvoudig de resultaten te beschrijven. De volgende stappen zijn doorlopen tijdens de analyse van de vragenlijsten. - per vak zijn de gegeven antwoorden uitgewerkt in Excel (leerlingen vragenlijst) - Vervolgens is in een schema per vraag de gegeven antwoorden uitgewerkt (zie hoofdstuk 4) - Tot slot voor elke vraag gekeken welke antwoorden er zijn gegeven. - Dit is schematisch weergegeven in een staafdiagram. De volgende stappen zijn doorlopen tijdens de analyse van de observaties (zie schema onderzoeksinstrumenten 3.4.) 1) didactisch/inhoudelijk , gericht op deelvraag 1 en 3 2) pedagogisch/communicatie, gericht op deelvraag 3 3) organisatorisch, gericht op deelvraag 1 en 3 Hoe zijn de observaties geanalyseerd? Er is een summier verslag gemaakt van de dag, om de context in beeld te brengen. Er is in het observatieschema aangekruist welke onderdelen tijdens de les van toepassing waren. Puntsgewijs zijn de opvallendste antwoorden weergegeven in een overzicht bij hoofdstuk 4. 19 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Hoofdstuk 4. Resultaten 4.1.Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven. De resultaten worden gestructureerd naar de deelvragen zoals deze genoemd zijn in hoofdstuk 2. Iedere deelvraag zal apart beantwoord worden. Ook zal er een verdeling gemaakt worden naar vak. De opvallendste punten uit de antwoorden van de vragenlijsten en observaties worden hieronder weergegeven. Op een objectieve wijze zal er een weergave van de verzamelde gegevens volgens de dataanalyse uit hoofdstuk 3 beschreven worden. Vervolgens worden de resultaten van deelvraag 4 weergegeven in staafdiagrammen. 4.2. Resultaten deelvraag 1 In welke mate passen de docenten de didactische methode Compacten uit de training “Niet extra maar anders” toe? De drie compactschema’s zijn te vinden in bijlage 13. Hieruit is op te maken dat bij alle drie de vakken gebruik is gemaakt van de methode Compacten. In bijlage 4a staan de stappen die gemaakt moeten worden om een compactschema samen te stellen. Aan de hand van deze stappen is gekeken in hoeverre docenten hier rekening mee hebben gehouden. Bij alle drie de vakken krijgen de leerlingen de lesstof in een versnelde vorm aangeboden. Ieder vak heeft zijn/haar eigen manier om het compactschema in te vullen. Docent wiskunde verantwoording compactschema (deelvraag 1) - De complexe sommen, combinatiesommen, vwo opgaven blijven staan in het schema. In het compactschema ruimte voor verrijking. “Kennen en kunnen” aangegeven in het schema. Wat moet leerlingen kunnen en kennen. Via diagnostische toets leerlingen zelf keuzes maken en inzicht in eigen kunnen/denken. 50% van de leerlingen geen ruimte voor compacten lesstof moeilijk genoeg. Leerlingen streven naar hoge cijfers hierdoor durven ze uitdaging van compacten niet aan te gaan. 25% durft de uitdagende route aan te gaan. De rest volgt de routes op de studiewijzer. Docent Engels verantwoording compactschema (deelvraag 1) - Lesstof ingekort, er wordt een vergelijking gemaakt met de reguliere studiewijzer. “Kennen en kunnen” van de leerlingen wordt aangegeven in het schema. Zelfregulatie van de leerling aanwezig maar wel gestuurd en binnen een kader. Naast eigen studiewijzer ook compacten in de digitale methode mogelijk. Vrije keuze leerlingen, maar wel binnen een aangegeven kader. Veelal problem-based learning heeft de voorkeur voor de docent. Er gaat een bemoedigende en motiverende kracht uit van het bewust waarnemen en erkennen dat leerling in staat is te leren. Het draagt bij aan self efficacy: ervaring dat je tot leren in staat bent; het draagt bij aan het zelfvertrouwen. Van belang bij groeiende zelfstandigheid! 20 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Docent Nederlands verantwoording compactschema (deelvraag 1) - “Kennen en kunnen” vanuit de reguliere methode aangegeven niet in compactschema terug te vinden. - Reguliere methode is de leidraad. - Minder zelfregulatie leerlingen er wordt een kader aangegeven. - Compactschema aangeboden aan leerlingen, leerlingen zelf aan het werk. - Binnen het compactschema verdiepende opdrachten. Eigen keuze wel of niet bepaalde opdrachten maken, laten zien aan de docent. Stimuleren eigen leerproces. Labels vanuit compactschema (bijlage 4a.). Doelen: alle drie de vakken behalen de doelen zoals aangegeven. Middelen: de middelen die toegepast worden voor het compacten zijn versnellen, tegelijk schrappen (inkorten) en extraheren. Top-down: Top-down variëren is in alle schema’s van de vakken Nederlands, Engels en wiskunde niet terug te vinden. Lesuren: aantal lesuren winst wordt alleen bij het vak Engels weergegeven niet bij de vakken Nederlands en wiskunde. 4.3. Resultaten deelvraag 2 In welke mate passen de docenten de didactische methode Verrijken uit de training “Niet extra maar anders” toe? De drie verrijkingslessen zijn terug te vinden in bijlage 14 en een overzicht hoe een verrijkingsles samen te stellen in bijlage 4b. Ieder vak heeft drie lessen op de Taxonomie van Bloom gemaakt. Hoe de leerlingen deze verrijkingslessen hebben ervaren is terug te lezen in de staafdiagrammen van paragraaf 4.4. De docent wiskunde t.a.v. verrijken, Taxonomie van Bloom (deelvraag 2) - - - Verschillende werkvormen aangeboden tijdens de verrijkingslessen (flipping the classroom + accenten klassikaal, differentiëren tijdens klassikale bespreking (uitdagende route, exclusief uitdagende route en bespreking opdrachten, leerlingen mogen zelf kiezen wel of niet meedoen of doorwerken). Taxonomie van Bloom niet bewust toegepast, docent kijkt wat leerling nodig heeft. Docent is niet tevreden over het niveau van een aantal leerlingen. Het is niet vanzelfsprekend dat hoogbegaafde leerlingen higher level thinking kunnen. Ze hebben sturing en begeleiding nodig. Onderzoeksvaardigheden toegepast in vakoverstijgende les (met aardrijkskunde) Gebruikt ook andere verrijkingsmethoden waaronder Geogebra. Leerdoelen staan vast. Start les met een prikkelende,uitdagende vraag. Bewust bezig leerlingen buiten comfortzone te laten werken (zie paragraaf 2.3., Vygotsky (1984)) Verrijkingslessen: zie bijlage 14, toepassen, opbouwen onderzoeksvaardigheden. Verslag maken van een onderzoek, met onderzoeksopzet, resultaten etc. 21 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 De docent Engels t.a.v. verrijken, Taxonomie van Bloom (deelvraag 2) - - Niet één manier van stimuleren. Taxonomie van Bloom is er één deze wordt toegepast bij een indeling van de les of bij een lessenserie, waarbij duidelijk is wat een hoge cognitieve belasting oplevert en wat een lage cognitieve belasting (cognitieve overload) (Paas & Gog van, 2010) Effectief prikkelen, niet alles laten oefenen - geestdodend, demotiverend. Docent gebruikt verschillende werkvormen waarbij vaak collaboratie en samenwerking op de voorgrond treedt. Leerlingen hebben wel sturing nodig. De reguliere methode wordt in principe gevolgd net als de reguliere klassen, echter, in sommige lessen meer problem based learning. Verrijkingslessen: zie bijlage 14 * grammatica onderzoekend, * Asterix project, creëren * jeugdjournaal, onderzoekend De docent Nederlands t.a.v. verrijken, Taxonomie van Bloom (deelvraag 2) - - 4 Verrijkingslessen op basis van Taxonomie Bloom Met uitleg van lesstof geen rekening gehouden met Taxonomie Bloom, maar wel kritische houding van leerling gevraagd. Bewust worden leerproces belangrijk, doel: inzicht eigen denkvermogen. Onderzoekend bezig zijn met en door de leerlingen. Werken aan growth mindset, de kick van het leren ervaren (zie paragraaf 2.4., Dweck (2013)) Verrijkingslessen: zie bijlage 14 Fictie/lezen, begrijpen, toepassen, iets nieuws maken of uitdenken, creëren. Schrijfvaardig, toepassen, analyseren, evalueren, iets nieuws maken of uitdenken Eigen taal ontwikkelen; onderzoekend, ontwerpen, creeëren, toepassen, eigen taal ontwikkelen, recept ontleden, onderzoekend Werken met Taxonomie Bloom vraagt veel inzet en creativiteit van docenten. Reguliere methode biedt ook te weinig uitdaging, soms tijdens de lessen methode Talent ipv methode Op Niveau. 4.4. Resultaten deelvraag 3 In welke mate gebruiken de docenten tijdens de lessen pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden specifiek voor de benadering van de hoogbegaafde leerling? Eén observatie van één les per vak is te lezen in bijlage 10. Hierin wordt kort weergegeven wat de eerste indruk is van de les. Tevens is er in de vragenlijst door de leerlingen antwoord gegeven over de sfeer in de klas en de houding van de docent t.a.v. de leerlingen. Deze antwoorden zijn ook van toepassing op deze deelvraag en zijn terug te lezen in de staafdiagrammen bij deelvraag 4. 22 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 De vragenlijst voor docenten/interview is in de vragen 9 en 10 te lezen wat de docenten zelf vinden hoe zij rekening houden met sociaal-emotionele factoren en eigen verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de leerlingen. Docent wiskunde t.a.v. pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden (deelvraag 3) - Docent laat leerlingen zelf ontdekken en stimuleert kritisch denken. Geeft veel positieve feedback en complimenten. Laat leerlingen zelf keuzes maken, groepssamenstelling etc. Bagage bassischool, pestgedrag, onderpresteren etc. herkenbaar bij leerling door docent Docent constateert veel leerlingen die graag fysiek bezig zijn i.p.v. veel zittend en denkwerk, maakt het lastig voor de sfeer in de klas, docent probeert hiermee om te gaan door het gedrag en houding van de leerlingen te benoemen. Geeft aan leerlingen niet op een voetstuk te plaatsen zijn ook gewoon leerlingen. Soms minder ‘nuttige’ dingen doen docenten deels vast aan lesstof, zitten in een “keurslijf” door eindexamen. - Docent Engels t.a.v. pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden (deelvraag 3) - Ideeën leerlingen worden opgepakt. Leerlingen mogen zelf nadenken over opdrachten en zelf ontdekken. Opvallend veel complimenten worden er door docent gegeven. Als docent rekening houden met de setting van de leerlingen (gelijkgestemden in een klas), dit is niet altijd prettig en veel leerlingen moeten hieraan wennen. Theorie moet iedere leerling uiteindelijk beheersen kader wordt door de docent aangegeven. Docent Nederlands t.a.v. pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden (deelvraag 3) - Veel ruimte voor overleg door leerlingen. Ideeën van leerlingen wordt naar geluisterd. Leerlingen zelf laten ontdekken. Vertrouwen wordt gegeven door de docent. Complimenten worden uitgedeeld. Vrijheid in keuze groepjes. Bevordert samenwerking. Rekeninghoudend met gelijkgestemden is soms lastig voor leerlingen zijn ze niet gewend. Onderpresteren herkenbaar voor docent. Sociale onhandigheid in deze groep wordt gesignaleerd. Leerlingen niet behandelen als prinsjes en prinsesjes. Cijfergerichtheid van leerlingen wordt als vervelend ervaren. 23 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 4.5. Resultaten deelvraag 4 Welke ervaringen hebben leerlingen uit de vwo select klas 2 over de manier van lesgeven van de docenten tijdens de lessen? Er is sprake van 22 respondenten, alle leerlingen hebben de vragenlijsten ingevuld voor ieder vak afzonderlijk (zie bijlage 7,12). Er zijn zeven vragen gesteld, waarbij de leerlingen vijf vragen hebben gekregen over de inhoud van de lessen en twee vragen over de manier waarop de docent met de leerlingen omgaat. De leerlingen konden aan het einde van de vragenlijst opmerkingen plaatsen. Niet alle leerlingen hebben hier gebruikt van gemaakt. De opmerkingen van de leerlingen zijn onder de staafdiagrammen weergegeven. In de bijlage 12 is de uitwerking van de vragenlijsten per leerling te vinden. Per vak, per vraag zijn de antwoorden van de leerlingen in een staafdiagram weergegeven. Vraag 1 tot en met 3 gaan over motiveren, aanmoedigen en toepassen van opdrachten. Antwoord 1, zeer mee oneens, antwoord 2, mee oneens, antwoord 3, mee eens, antwoord 4 zeer mee eens. Bij vraag 4 hebben de leerlingen door middel van een cijfer aangegeven welk cijfer ze voor het vak zouden kunnen halen wanneer ze dat willen. Antwoord 1 is een 6, antwoord 2 is een 7, antwoord 3 is een 8 en antwoord 4 is een 9. Het laatste antwoord komt in alle vragenlijsten maar 1 keer voor. Bij vraag 5, verdieping in de stof voor de leerling mogelijk gemaakt door docent. Antwoord 1, niet van toepassing, antwoord 2, een beetje van toepassing, antwoord 3 van toepassing, antwoord 4 zeer van toepassing. Vraag 6, houding van de docent. Antwoord 1, sympathiek (leeft mee met de leerlingen), antwoord 2 beste sympathiek (aardig), antwoord 3 praat nooit met iemand persoonlijk, antwoord 4 te persoonlijk, komt te dichtbij. Vraag 7 gaat over de sfeer in de les. Antwoord 1, heel goede sfeer, antwoord 2, ik kom er graag, antwoord 3, ik voel me soms niet op mijn gemak, antwoord 4, er hangt vaak een vervelende sfeer. 24 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 100% 80% 60% Antwoord 4 Antwoord 3 40% Antwoord 2 Antwoord 1 20% 0% 1 2 3 4 5 6 7 Vragen Figuur 1 Vragenlijst vwo select klas 2 Het Rhedens over het vak Engels Opmerkingen leerlingen: Engels is een leuk vak De creatieve opdrachten vind ik het leukst Ik wil nog meer mondelinge opdrachten doen, omdat dat belangrijk is 100% 80% 60% Antwoord 4 Antwoord 3 40% Antwoord 2 Antwoord 1 20% 0% 1 2 3 4 5 6 7 Vragen Figuur 2 Vragenlijst vwo select klas 2 Het Rhedens over het vak wiskunde Ze praat soms wel erg lang bij de uitleg, mag minder Het is niet altijd rustig in de les Sommige leerlingen krijgen meer aandacht Veel huiswerk Meer tijd in de les om huiswerkopdrachten te maken 25 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 100% 80% 60% Antwoord 4 Antwoord 3 40% Antwoord 2 Antwoord 1 20% 0% 1 2 3 4 5 6 7 Vragen Figuur 3 Vragenlijst vwo select klas 2 Het Rhedens over het vak Nederlands De grammaticalessen zijn leuker dan op de basisschool. Ik begrijp het ook beter Waarom krijgen we niet meer over boeken? Waarom mag je geen Engelse schrijvers lezen? Dat is toch ook lezen. Spelling is lastig 26 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Hoofdstuk 5. Conclusies/Aanbevelingen 5.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt eerste antwoord gegeven op de deelvragen en vervolgens op de onderzoeksvraag uit hoofdstuk 1. Hieronder volgen de conclusies en wordt er aangeven wat het onderzoek opgeleverd heeft vanuit de context van theorie en praktijk. De resultaten worden geïnterpreteerd en vergeleken met de literatuur. Er worden verschillen en overeenkomsten genoemd vanuit de vakken wiskunde, Engels en Nederlands. Aan het einde van dit hoofdstuk worden er concrete aanbevelingen gedaan voor vervolg onderzoek en/of volgende acties in de praktijksituatie. Er wordt ook een aanbeveling gedaan om te kijken wat er nodig is in de school om de aanbevelingen haalbaar te maken. De docenten hebben vanuit de training “Niet extra maar anders” de focus gelegd op de methode Compacten & Verrijken. Door middel van een compactschema (bijlage 13) en drie uitgewerkte verrijkingslessen op basis van de Taxonomie van Bloom (bijlage 14) laten de docenten zien wat zij van de training hebben geleerd en hoe zij deze opgedane kennis toegepast hebben. Deelvragen 1) In welke mate passen de docenten de didactische methode Compacten uit de training “Niet extra maar anders” toe? 2) In welke mate passen de docenten de didactische methode Verrijken uit de training “Niet extra maar anders” toe? 3) In welke mate gebruiken de docenten tijdens de lessen pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden specifiek voor de benadering van de hoogbegaafde leerling? 4) Welke ervaringen hebben leerlingen uit de vwo select klas 2 over de manier van lesgeven van de docenten tijdens de lessen? 5.2. Conclusies Deelvraag 1. Methode Compacten Alle drie de docenten hebben een compactschema gemaakt en deze zijn verschillend van aard. In het compactschema hebben zowel de docent wiskunde als Engels aangegeven wat de leerlingen moeten “kennen en kunnen”. De docent Nederlands geeft een gedetailleerd schema met daarin de onderdelen van het vak die zij gaat behandelen en de onderdelen die zij “schrapt” zijn niet terug te vinden in het schema. De wiskunde docent geeft aan complexe en vwo sommen te handhaven. Binnen het compactschema zorgt zij voor verrijking. De middelen die de docenten hanteren bij het compacten zijn versnellen, schrappen (inkorten) en extraheren. De top down benadering wordt niet gehanteerd door de docenten. Terwijl in de literatuur duidelijk aangegeven wordt dat dit voor hoogbegaafde leerlingen juist is aan te bevelen (Bloom, 1956) (blz. 12, paragraaf 2.3.). In de literatuur van hoofdstuk 2 wordt aangegeven op welke wijze het compacten het beste ingevoerd kan worden (zie ook bijlage 4a.). De docent wiskunde maakt het compactschema, maar laat de leerlingen zelf ook compacten. Zij komt tot de conclusie dat veel leerlingen dit niet aan durven. Bang om te falen. Hierdoor wordt de docent geconfronteerd met de mindset van de leerling (Dweck, 2013) (blz. 12, paragraaf 2.3.). 27 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 In de literatuur van hoofdstuk 2 wordt aangegeven dat er sprake is van leerlingregulatie dat betekent dat de leerling de route en het tempo van het leerproces mag aangeven. Deze hangen o.a. af van de voorkennis van de leerling en zijn dus individueel bepaald. Zelfregulatie is gebaseerd op reflectie. Leerlingen moeten leren reflecteren op hun eigen handelen (Pluymakers & Span (2001). Alle drie docenten houden in de lessen rekening met het leerproces van de leerling maar wel binnen een door hen aangegeven kader. De docent wiskunde geeft aan deze zelfregulatie als belangrijk te ervaren om op die manier de leerlingen meer zelfvertrouwen te geven. Inzicht voor leerlingen in hoe het compacten werkt is dan een eerste vereiste. Deelvraag 2. Methode Verrijken Door middel van drie verrijkingslessen op basis van de Taxonomie van Bloom per vak hebben de docenten laten zien in hoeverre zij in staat zijn om de lessen aan te bieden aan de leerlingen van de vwo select klas. De docent wiskunde geeft aan dat zij tijdens het samenstellen van haar lessen niet bewust rekening heeft gehouden met de Taxonomie van Bloom. Bij wiskunde zijn de lessen duidelijk onderzoeksgericht. Leerlingen hebben gecompact op de normale lesstof en daardoor is er ruimte gekomen voor onderzoeksvaardigheden en vakoverstijgende activiteiten. Er is een aantal leerlingen die niet voldoet qua niveau aan de verwachting van de docent. De leerlingen kunnen uitgebreid higher level thinking, dit komt in alle drie de lessen aan de orde (zie bijlage 12). Het is niet vanzelfsprekend dat hoogbegaafde leerlingen ‘hogere orde denkstrategieën’ beheersen en kunnen toepassen. Zij hebben hiervoor expliciete scholing en begeleiding nodig (Mayer, 2002) (Bonset, 2003). Bij Nederlands wordt de grammatica op een andere manier aangeboden dan de leerlingen gewend zijn. De lessen zijn meer onderzoeksgericht en zorgen ervoor dat de leerlingen hun eigen leerproces volgen en hierop kunnen reflecteren. Bij de vakken Nederlands en wiskunde lenen de opdrachten zich hier goed voor. Volgens de docent Nederlands moet er een growth mindset ontstaan bij de leerling over het eigen leervermogen en de eigen leerinstelling die de leerling ondersteunt bij het verleggen van de grens tussen comfortzone en zone van naaste ontwikkeling (Dweck, 2013) (Vygotsky, 1984). De docent Engels heeft een verrijkingsles grammatica ontworpen. Zij geeft aan dat de Taxonomie van Bloom voor haar één methode is die op diverse manieren geïnterpreteerd wordt. Ze gebruikt deze Taxonomie om vooral een indeling in een les en een lessenserie te maken waar duidelijk is wat een hoge cognitieve belasting oplevert en wat een lage cognitieve belasting oplevert (Paas, 2010) hier maakt ze dan een indeling naar Bloom’s Taxonomie. Er kan geconcludeerd worden dat de verrijkingslessen in het algemeen als uitdagend, motiverend en interessant genoeg worden ervaren, maar bij vergelijking met de vakken onderling duidelijk wordt dat bij het vak Engels hier het minste sprake van is. Deelvraag 3 en 4. Pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden De leerlingen geven in de vragenlijst aan dat zij tevreden zijn over de sfeer in de klas en de houding van de docent t.o.v. de leerling (zie staafdiagrammen hoofdstuk 4). Leerlingen hebben aangegeven dat bij het vak Nederlands de sfeer beter is in vergelijking met de vakken Engels en wiskunde. 28 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 In de vragenlijst van het interview geven de docenten aan rekening te houden met sociaalemotionele factoren en zij weten het gedrag van een hoogbegaafde leerling te herkennen. Tevens geven de docenten aan de leerling te stimuleren en verantwoording te nemen voor eigen ontwikkeling (Bonset, 2003). Tijdens de lessen die geobserveerd zijn is wel duidelijk te zien dat de ene docent meer ruimte geeft aan een leerling dan de andere docent. Alle docenten geven complimenten aan de leerlingen en moedigen de leerlingen aan om kritisch te denken, overleggen en ontdekken (zie blz. 13, paragraaf 2.3. Gentry et al. (2011)). De docenten geven aan dat het niet verstandig is leerlingen op een voetstuk te plaatsen of te behandelen als prinsjes en prinsesjes. Theorie moet iedereen beheersen. Tevens wordt aangegeven dat er rekening gehouden moet worden met gelijkgestemden in één klas en dat wordt door docenten niet altijd als eenvoudig ervaren. Ook de cijfergerichtheid van leerlingen in de vwo select klas zorgt vooral bij de docent Nederlands voor een belemmering in pedagogisch handelen. De cijfergerichtheid van de leerling vraagt om een bepaalde docentbenadering die van belang is voor het leergedrag van de leerling. Opvallend is dat bij Engels de leerlingen aangeven dat het aanbieden van hulpmiddelen en aanwijzingen om lesstof zelf te onderzoeken lager is dan bij wiskunde. Ook geven de leerlingen bij Engels aan dat tijdens de klassikale uitleg minder aanmoedigt om mee te denken over de opdrachten. Bij Nederlands en wiskunde ervaren de leerlingen dat dit vaker het geval is. Hoofdvraag Welke kennis en vaardigheden uit de training “Niet extra maar anders” gebruiken de docenten van de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde bij hoogbegaafde leerlingen tijdens de lessen in de vwo select klas 2, om de leerlingen op de voor hen juiste wijze de lesstof aangeboden krijgen? De kennis en vaardigheden die de docenten gebruiken tijdens de lessen aan de vwo select klas zijn de methode Compacten & Verrijken die is aangeboden tijdens de training “ Niet extra maar anders”. De docenten weten hoe ze hun compactschema moeten samenstellen, maar doen dat op hun eigen manier. Verrijking wordt opgenomen in het compactschema. Door het maken van een compactschema kunnen de docenten versnellen met de stof en hebben zij tijd over voor het maken van verrijkingslessen. De Taxonomie van Bloom wordt gebruikt voor het samenstellen van deze lessen, maar niet iedere docent hanteert deze Taxonomie van Bloom bewust en maakt ook gebruik van andere methoden. Alle docenten zijn zich bewust van hun pedagogisch en interpersoonlijk handelen t.a.v. de hoogbegaafde leerling. 5.3. Discussie De eerste kanttekening bij dit onderzoek betreft de grootte en samenstelling van de onderzoeksgroep. De onderzoeksgroep is klein (3 docenten en 22 leerlingen) wat van invloed kan zijn op de betrouwbaarheid van de resultaten. Daar staat tegenover dat de participerende vakdocenten serieus meegewerkt hebben aan het onderzoek. In een vervolgonderzoek is het belangrijk alle docenten die lesgeven aan de vwo select klas 2 te laten deelnemen. De tweede kanttekening betreft één van de onderzoeksinstrumenten: het observatieschema. Dit observatie-instrument doet niet altijd recht aan wat zich in de klas afspeelt. De validiteit 29 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 van dit instrument is beperkt. De Lange, Schuman en Montessori (2001, p. 154) schrijven dat open vormen van observatie meer valide en minder betrouwbaar zijn dan gesloten vormen en vice versa. Wellicht levert een observatieschaal waarbij ook de kwaliteit van het geobserveerde wordt beoordeeld (Ponte, 2010, p.163) een genuanceerder beeld op. De derde kanttekening betreft de onervarenheid van de onderzoeker. Het aanleren van onderzoeksvaardigheden als observeren en interviewen vergt oefening. Dit kan invloed gehad hebben op de dataverzameling in de verschillende stadia van het onderzoek. Betrouwbaarheid/validiteit De resultaten zoals weergegeven in hoofdstuk 4 kunnen niet generaliseerbaar zijn naar andere contexten, want dat zou betekenen dat er een school te vinden moet zijn die op dezelfde wijze werkzaam is als de manier waarop erin de vwo select klas gewerkt wordt. Er moet vermeld worden dat de leerlingen opgenomen zijn in het onderzoek als respondent omdat dit het onderzoek betrouwbaarder maakt. Echter, de leerlingen zijn niet eerder in dit onderzoek betrokken, omdat het gericht is op de docenten en hun handelingen. Leerlingen zijn ondervraagd om een completer beeld te krijgen. Leerlingen kunnen niet vergelijken, maar zijn wel in staat om input te geven op de lessen en de houding van de docent ten opzichte van de leerling. De validiteit van het reflectieformulier is nihil. De uitkomsten van dit reflectieformulier zorgen nauwelijks voor nieuwe feiten en of opmerkingen die bijdragen aan de totstandkoming van de conclusies. 5.4. Aanbevelingen Aanbeveling 1 Voor docenten die volgende schooljaar compactschema’s gaan maken is het belangrijk duidelijk te formuleren wat de doelen zijn, want de uitgeklede versie van het leerstofonderdeel moet wel de kans geven diezelfde doelen te bereiken. Voor de leerlingen is het wenselijk dat de docenten samen met hen de compactschema’s samenstellen en kijken in hoeverre deze voor een deel zelf kunnen bepalen om vooruit te werken of juist onderwerpen te herhalen als een vorm van remediëring, maar ook om het eigen leerproces van de leerlingen beter te kunnen laten slagen (Bonset, 2003). Aanbeveling 2 In het komende schooljaar is het goed ook andere vakken te betrekken bij het samenstellen van de verrijkingslessen. Er kan gedacht worden aan vakoverstijgende lessen. De docenten adviseren om bij elkaar in de lessen te gaan observeren, om op deze manier van elkaar en met elkaar te leren. Aanbeveling 3 De training mindset staat op het programma. Dit is een mooi begin om de leerlingen bewust te laten worden van hun fixed mindset en bezig gaan met hun growth mindset (Dweck, 2013). Vervolgens kunnen de docenten hierop inspelen met hun pedagogische en interpersoonlijke vaardigheden. Deze vaardigheden blijven in ontwikkeling. Aanbeveling 4 School moet blijven investeren in de docenten, niet alleen door scholing, maar ook door de docenten meer taakuren te geven voor voorbereiding van lessen, overleg collega’s en contact leerlingen. School kan hierdoor duidelijk maken dat de doelgroep hoogbegaafden serieus genomen wordt. 30 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Literatuur Anderson, L.W. & Kratwohl, D.R. et al (2001). A Taxonomy for learning, teaching and assessing. A revision of Bloom’s taxonomy of educational objectieves. New York: Longman Bain, R. (2011). How high can students think? A study of cognitive levels using Blooms taxonomy in social studies. Bloom, B.S. & D.R. Krathwohl (1956). Taxonomy of Educational Objectives: The Classification of Educational Goals, by a committee of college and university examiners. Handbook I: Cognitive Domain. NY: Longmans, Green. Bonset, H., Ebbers. D., Wientjes, H. (2003) Nederlands verrijkt. Een handreiking ven verrijkingstaken Nederlands voor hoogbegaafde leerlingen in de basisvorming. Enschede, SLO Bruning, M., Weijjhrother, J. v, Kamphof, G., Boer G. de, (2014), Excelleren van leerlingen mogelijk maken. CPS Onderwjjsontwikkeling en advies. Dweck, C.S. (2013). Mindset, De weg naar een succesvol leven. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Van Gelder, L., Oudkerk Pool, T., Peters, J., & Sixma, J. (1973). Didactische analyse. Groningen: Wolters-Noordhoff. Gentry, M., Steenbergen­Hu, S. & Choi, B. (2011). Student­ identified exemplary teachers: insights from talented teachers. Gifted Child Quarterly, 55 (2), 111-125. Inspectie van het onderwijs (2010). De staat van het onderwijs, onderwijsverslag 2009/2010. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Janson, D., (2005). Op zoek naar het belang van metacognitie. Denkend vanuit een helikopter. Talent. Kallenberg, A.J., Koster, B., Onstenk, J. & Scheepsma, W. (2007) Ontwikkeling door onderzoek: een handreiking voor leraren. Utrecht: ThiemeMeulenhoff Kuyper H. Werf van der G. Excellente leerlingen in het voortgezet onderwijs. Schoolloopbanen, risicofactoren en keuzen . 2012. GION, Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs. Lange, R. de, Schuman, H. & Montesano Montessori, N. (2011). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Garant. Antwerpen/ Apeldoorn. Mayer, R.E. (2002). Rote versus meaningful learning. Theory into Practice, 41 (4), 226-232. Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Paas, F., Van Gog, T., & Sweller, J. (2010). Cognitive load theory: New conceptualizations, specifications, and integrated research perspectives. Educational Psychology Review, 22(2), 115-121. 31 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Pluymakers, M. & Span, P. (2001) Onderwijs aan begaafde leerlingen in het VO. Compacten & Verrijken. Een methode om systematisch rekening te houden met begaafde leerlingen. Alphen aan de Rijn: Kluwer Ponte, P. (2010). Onderwijs van eigen makelij. Procesboek actieonderzoek in scholen en opleidingen (3 e dr). Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Reis S., Renzulli, J. Using Curriculum Compacting to Challenge the Above-Average. in: Educational Leadership 50,1992. Snyder, K.E. (2011). Giftedness and metacognition; a short-term longitudinal investigation of metacognitieve monitoring in the Classroom. Gifted Child Quarterly, 55 (3), 181-193. Span, Pl. En Wijnekus, M. (2001). Het testen van hoogbegaafde kinderen. Suggesties voor diagnostiek en begeleiding. Alphen a/d Rijn. 15, 159–176. Vygotsky, L.S. (1978) Mind in society. Cambridge MA, Harvard University Press Wientjes, H. (2003). De rol van de docent. In: Bonset, H., Ebbers, D., Wientjes, H. Nederlands verrijkt. Een handreiking en een aantal verrijkingstkaen voor het vak Nederlands. Enschede: SLO. Pg 27-34 Wientjes, H. (2004). Flow op school. Hoe leren weer leuk kan worden. In: Talent 6, nr. 6, pg. 24-26 Wientjes H., (2008). Moeilijk moet, De hoogbegaafde leerling en het voortgezet onderwijs. Tijdschrift voor Remedial Teaching 16, 4 pg. 14-19 Schoolplan het Rhedens. www.hetrhedens.nl http://www.hoogbegaafdheid.com/index_pabu.ht http://www.nationaleonderwijsgids.nl/zoek_instelling/utrecht/9674409/stg-perdix-voortgezonderw-aan-hoogbegaafde-leerlingen Bron titel: “the brain that does the work is the brain that learns”, reader “Niet extra maar anders”, Hoogbegaafdheidsdidactiek VO, Reader bij de basiscursus Compacten, Verdiepen & Verrijken. Wientjes 2010. 32 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlagen Bijlage 1a. resultaten vragenlijsten onderzoeksverslag OWPO (2015) 34 Bijlage 1b. Onderzoeksverslag 2015, bladzijde 6 tot en met 9 36 Bijlage 2a. gehanteerde instrumenten selectie vwo select leerlingen 38 Bijlage 2b. folder vwo select leerlingen 39 Bijlage 3. projectplan Het Rhedens 41 Bijlage 4a. compacten stappenplan 45 Bijlage 4b. werkwijze verrijken 47 Bijlage 5. schema opzet van het onderzoek 51 Bijlage 6. reflectieformulier docenten 54 Bijlage 7. vragenlijst leerlingen vwo select klas 55 Bijlage 8. vragenlijst/interview docenten 57 Bijlage 9. observatieschema 59 Bijlage 10. observaties uitwerkingen 61 Bijlage11. Vragenlijst docenten/interview +reflectieformulier docenten 70 Bijlage 12. schematisch overzicht Excel vragenlijsten leerlingen vwo select klas 83 Bijlage 13. compactschema´s wiskunde, Engels en Nederlands 86 Bijlage 14. Verrijkingslessen wiskunde, Engels en Nederlands 93 33 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 1a. Resultaten vragenlijsten onderzoeksverslag OWPO (2015) Vragenlijst lesgevers vwo select 9 8 7 Score 6 5 Kennis over hoogbegaafdheid (vraag 1+2+5): 4 Aandacht voor individuen (vraag 3+4+6): 3 2 1 0 Ank Ayd Ber Delft Gork Groo Hei Koe Nic Nij Vis Docenten In bovenstaande tabel is af te lezen dat de vragen uit de vragenlijst gecombineerd worden. Dit is gedaan om een completer beeld te krijgen. Er is maar één lesgever die overtuigd is van kennis ten aanzien van (hoog)begaafdheid. Alle lesgevers zijn zich bewust dat lesgeven aan de individuen belangrijk is. Er is één docent die geen enkele kennis van (hoog)begaafdheid heeft. Hieronder een tabel met de scores van iedere lesgever afzonderlijk vr 1 2 3 4 5 6 7 ank 2 1 1 2 1 2 3 ayd 1 1 1 2 2 2 3 ber 3 3 2 2 2 2 2 Del 2 2 2 2 2 2 3 gork 1 1 2 2 1 2 3 groo 1 1 1 2 1 2 3 34 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 hei 1 1 2 2 1 1 3 koe 0 0 1 2 0 2 3 nic 1 1 2 2 1 1 3 nij 1 1 1 2 1 2 3 vis 2 0 2 2 1 1 1 Vragenlijst ten behoeve van lesgevers aan de vwo select klas Naam: Vak: Datum afname: Hieronder volgt een aantal vragen/stellingen met betrekking tot het lesgeven aan de hoogbegaafde leerlingen, de vwo select klas. 0 = helemaal oneens 1 = enigszins oneens 2 = enigszins eens 3 = Helemaal eens 1) Weet je wat hoogbegaafdheid is? 2) Ben je bewust van de verschillende leerlingeprofielen? 3) Moet je als docent tijdens de lessen rekening houden met verschillende leerlingprofielen? 4) Leerlingen verschillen in de wijze waarop ze leren, daar moet je als docent rekening mee houden. 5) Heb je voldoende kennis om les te geven aan hoogbegaafde leerlingen? 6) Ik kan iedere leerling bereiken in mijn lessen. 7) Vind je het belangrijk dat er regelmatig overleg is tussen de lesgevers van de vwo select klas? 35 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 1b. OWPO, onderzoeksverslag 2015 bladzijde 6 tot en met 8 Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 2.1. Verslag probleemverkenning Wat is (hoog)begaafdheid? Er bestaan verschillende theorieën over (hoog)begaafdheid. Voor dit onderzoek is gekozen voor de onderstaande theorie. Er worden 8 soorten intelligentie omschreven door Gardner (2002). Soorten intelligentie Omschrijving 1 Verbaal-linguïstisch Gevoelig voor taal, goed in spreken, luisteren, lezen, functioneel taalgebruik, goed in grammatica. 2 Logisch-Mathematisch Logisch nadenken, abstractie, onderzoekend, motivatie om de fysieke wereld te verklaren. 3 Muzikaal-ritmisch Gevoelig voor geluid, toonhoogte en ritme vast, koppeling van emotie en geluid, goed geheugen voor muziek. 4 Lichamelijk-kinesthetisch Sterk besef van eigen lichaam, sterke motorische beheersing, behoefte aan beweging, leren door te doen Goed geheugen voor beelden, leren door te kijken, sterk ontwikkeld topografisch gevoel, goed in staat emoties en ervaringen te visualiseren. Zelfkennis, nadenken over eigen handelen, aanpassingsvermogen, persoonlijk ontwikkelen. Begrijpen van anderen, gevoelig voor stemming van anderen, in staat anderen te motiveren, sterk vermogen tot empathie. 5 Visueel-ruimtelijk 6 Intrapersoonlijk 7 Interpersoonlijk 8 Naturalistisch-ecologisch Belangstelling voor de natuur, observatie en herkenning, verzamelen en ordenen, omgang met planten en dieren. 9 Existentiële Filosofisch, spirituele intelligentie. Deze intelligentie wordt niet in alle literatuur genoemd. Tabel Soorten intelligentie Gardner (2000) 36 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 In de definitie uit de klinische psychologie is elk mens te plaatsen op een intelligentieschaal, van zwakzinnig tot aan hoogbegaafd. De norm is de normale of gemiddelde begaafdheid. In de opvatting van Mensa (Hofstede, 2003) en de klinische psychologie is hoogbegaafdheid een zeer hoge intelligentie zoals gemeten door IQ-test. Het is afhankelijk van waar de norm zich bevindt, dus hoe begaafd mensen gemiddeld zijn, of een individu als hoogbegaafd ten opzichte van dat gemiddelde wordt gekenmerkt. De grens is in feite tamelijk willekeurig getrokken, op basis van scores op IQ-test. Mensa trekt de grens bij de uiterste twee proces van het spectrum, het 98ste en 99ste percentiel. Hoog scoren op een intelligentietest is in deze opvatting dus voldoende om hoogbegaafd te zijn. Tabel Mensa Qualifying IQ test score, Hofstede (2003) Signalering van (hoog) begaafde leerlingen Als hoogbegaafdheid gedefinieerd is naar aanleiding van de IQ test score van Mensa (2003), is het de kunst om de (hoog)begaafde leerlingen in de klas te signaleren. Hoe herken je het (hoog)begaafde kind? Zo’n kind laat een in allerlei opzichten groter en sneller leervermogen en beter verstand zien, wat zich uit in een reeks veel voorkomende kenmerken. Begaafde kinderen kunnen voor hun leeftijd erg goed redeneren, met abstracties omgaan, generaliseren, betekenissen begrijpen en relaties leggen. Ze werken graag zelfstandig en doen dat snel en effectief (Penning, 1993). Profielen van (hoog)begaafde leerlingen Is een (hoog)begaafde leerling eenmaal gesignaleerd, dan is het goed om te weten dat er verschillende typen hoogbegaafde leerlingen bestaan. Betts en Neihart (1988) hebben een indeling gemaakt met zes verschijningstypen. 37 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 2a. Gehanteerde instrumenten selectie vwo select leerlingen Deze variabelen zijn niet voor dit onderzoek opgezet, in een eerder stadium heeft een projectgroep vwo select klas deze instrumenten gebruikt om de leerlingen die zich aangemeld hadden te selecteren. Zie ook de folder van de vwo select klas. Onderzoeks variabelen Vwo select klas. Punt 1 tot en met 5 hebben plaatsgevonden tijdens de selectieprocedure. Dit onderzoek heeft daar geen invloed op, dit zijn de startgegevens die gebruikt zijn om de leerlingen te selecteren voor de vwo select klas. Om een compleet beeld te krijgen van de vwo select leerling is het van belang bij vervolgonderzoek deze criteria mee te nemen. 1) IQ, (Mensa Qualifying IQ test score), cito-score en schooladvies (met ingang van het komende schooljaar, mag er niet meer op basis van de cito-score geselecteerd worden) 2) Verder zijn er diverse niet-cognitieve persoonlijkheidsfactoren geselecteerd die een mogelijke voorspeller zouden kunnen zijn van excellentie, namelijk: leeftijd, geslacht, leerstrategie van de leerling, motivatie en het aantal vrienden (dit laatste als indicatie van de populariteit van de leerling). Ook is gekeken naar de tijdsbesteding van leerlingen (o.a. het aantal uren dat besteed wordt aan huiswerk per week). 3) Deze variabelen zijn allemaal uitgevraagd door middel van vragenlijsten onder de leerlingen. Het gaat dus om een zelfbeoordeling van de leerlingen. Deze lijsten zijn beoordeeld (begin van het schooljaar 2014-2015) door de toelatingscommissie (afdelingsleider, directie en coördinator (hoog)begaafden). 4) Tevens hebben de toekomstige leerlingen een sollicitatiebrief moeten schrijven, waarom zij vinden dat zij toegelaten en geschikt zijn voor de vwo select klas. Deze brief is beoordeeld door de toelatingscommissie. 5) Een toelatingsgesprek, tijdens dat gesprek heeft er een dynamische test plaatsgevonden, waarbij gekeken is in hoeverre de toekomstige leerling mediatie nodig heeft (leerbaarheid) en hoe het logisch denkniveau is. 38 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 2b. Folder vwo select klas 39 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 40 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 3. Projectplan Het Rhedens Naam project Auteur Versienummer Financiële verantwoording Vwo-select klas KH en LJ 2 Bedrag OP PB LM Materiële kosten Personele kosten Scholingskosten Door leerling zelf te bekostigen Overige kosten 1. Inleiding en aanleiding van het project Beschrijf hier kort de doelgroep, de situatie en de aanleiding voor het project. Hieruit moet blijken waarom het project nodig is en waarom er nu mee gestart wordt. De samenleving verandert en zal in rap tempo blijven veranderen. Dit betekent wat voor ons onderwijs. Leerlingen zijn anders dan 20 jaar geleden. Zij hebben andere leerbehoeften en andere leerstijlen. Wij willen als school beter aansluiten bij deze behoeften en leerstijlen, zodat talenten van leerlingen ontdekt en verder ontwikkeld kunnen worden. Het project start met de leerlingen van de vwo-select klas. Wij willen het onderwijs beter laten aansluiten bij de verschillende behoeften. Op deze wijze verwachten wij dat veranderingen als een sneeuwbal effect zullen hebben op alle andere klassen en docenten geïnspireerd raken ook in andere klassen op een andere manier om te gaan met de lesstof. De leerlingen uit de vwo-select klas hebben over het algemeen een goed denkvermogen. Maar ook hier zijn verschillen. Ons onderwijs moet hierop inspelen en leerlingen uitdagen een stap verder te gaan. Wij willen dat leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn. En daar hoort interessant, uitdagend onderwijs bij. Onderwijs waarbij leerlingen gestimuleerd worden na te denken, te ontdekken en zelf hun tempo te bepalen. Dat vraagt wat van de school, de docenten en van de leerlingen. Leerlingen moeten de verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces meer in eigen hand nemen. Om het onderwijs binnen het gymnasium anders vorm te geven, hebben wij dit project opgestart. Om draagvlak te creëren, is het van groot belang de veranderingen vanuit de organisatie vorm te geven en alle betrokkenen tijdig te informeren, te raadplegen en mee te nemen in het proces. 2. Doelstelling van het project Beschrijf hier een of meer doelstellingen die dit project rechtvaardigen (wat wil je er mee bereiken). Algemene doelstelling: Leerlingen opleiden tot zelfstandige, kritische en onderzoekende denkers, die zelfbewust in het leven staan. Subdoelstellingen om dit te bereiken: Beter aansluiten bij de behoeften van leerlingen; 41 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Leerling presteert naar zijn eigen niveau; Leerlingen leren te denken; Ruimte geven om te experimenteren en te exploreren; Ontwikkelen van creatieve intelligentie. Nevendoelen: Vernieuwing van ons onderwijs; Interesseren van een grotere doelgroep leerlingen en hun ouders; Ontwikkeling talenten van docenten; Ontwikkelen tot een dynamische school. 3. Aanpak Beschrijf hier hoe wij deze doelstellingen kunnen bewerkstelligen Aanpak vwo-select klas: de verschillende fases Oriëntatiefase o Mogelijkheden vanuit wet- en regelgeving onderzoeken (Leerling 2020) o Training voor docenten door de UU(eventueel in combinatie met Dieren) o Aftrap organiseren met Tijl Koenderink (Novilo) o Hoe kunnen wij ons als school profileren naar buiten? o Inventariseren: Hoeveel tijd is er en wanneer is er tijd? Welke behoefte is er vanuit de leerlingen? Welke behoeften zijn er vanuit de docenten? Wat is de visie vanuit school op onderwijstijd? Peilen welke methodes er op dit moment zijn voor welke vakken (gym en havo/vwo) Ontwerpfase o Inventariseren van ideeën en maken van keuzes o Uitwerken van keuzes o Kiezen van één of meerdere pilots o Verdelen van Plannen/Taken Uitvoeringsfase o Het uitvoeren van de lessen, reflecteren en herontwerpen o Uitvoeren van de gekozen pilots o Bewustwording van de mogelijkheden o Hoe kunnen wij ons als school profileren naar buiten? Evaluatie project o Evalueren proces en inhoud o Eventueel bijstellen 42 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 4. Brainstorm Welke ideeën leven er? Opdrachten uit het boek aanpassen/omvormen (waardoor ze de hogere denkvaardigheden van Bloom aanspreken) Meer betekenisvolle opdrachten/meer transfer (ook in toetsen) Meer inductief/top down Training Vakoverstijgende projecten aanbieden (bijv. techniek, Latijn en geschiedenis) Doeltaal=voertaal bij MVT Websites van de methodes gebruiken die adaptief zijn Getemporiseerd leren aanbieden in combinatie met meer verdieping (in plaats van en niet extra dus geen extra tijdsinvestering) Kijken waar je herhaling kan schrappen (per leerling) Mogelijkheid tot het volgen van een extra vak/vakken Gastlessen Leerlingen verantwoordelijk maken voor hun eigen leerproces Onderwijsstructuur loslaten Periode afsluiten met workshopweken gymnasium/havo/vwo waarbij zowel verdieping, verbreding en remediëring wordt aangeboden Wijzigen beoordelingssystematiek Onder de 6 boven de 8 regeling (Tijl Koenderink) Uitwisselen met docenten in Dieren of andere consultaties bij collega’s 5. Benodigdheden Wat is er nodig voor dit project? Denk aan financiële middelen, materiële en personele inzet. - Tijd voor consultatiebezoeken bij collega’s Dieren en evt. andere scholen Budget voor excursies Training UU Workshopweken 2 x/ jaar 6. Resultaten Welke concrete resultaten gaat dit project opleveren en hoe worden deze gecommuniceerd naar belanghebbenden? - Meer gemotiveerde leerlingen Verhoging van intrinsieke motivatie van leerlingen Aansluiten bij kwaliteiten van leerlingen 43 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 7. Actielijst Nummer Onderwerp 1. 2. Houden pitch Organiseren workshopweek 3. Bijpraten directie Wie is hier voor verantwoordelijk? M A HJ K K 4. Afspraken maken met collega’s Dieren Iedereen die dat wenst Datum gepland 10-11-2015 Januari 2016? Datum gereed Status Voor 7-112015 8. Besluitenlijst Nummer Omschrijving Datum van het besluit 1 Afspraken maken met collega’s Dieren (consultatie en qua vakdidactiek) 2 Training UU voor de nieuwe groep docenten 3 Inspiratiebijeenkomst (uitnodigen Tijl Koenderink) 4 Workshopweken organiseren (2 x / jaar) 5 Excursies vakoverstijgend 6 Gastlessen organiseren 7 Bezoek andere scholen (indien van toepassing) 44 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 4a. Compacten stappenplan Voorbeeld operationaliseren van een compactschema. 1) Expliciteer het thema (wat zijn de leerdoelen) 2) Schat de plaats in de methode in, waarop voldoende tijd beschikbaar komt voor een verrijkingstaak 3) Verminder uitbreiding van principes (extra oefeningen, herhalingen) 4) Zijn er ‘draaipunten’ in de methode (waar wordt iets nieuws aangeboden) 5) Let op de opbouw van de methode 6) Geef aan wanneer de leerlingen getoetst kunnen worden 7) Maak een tijdsplanning 8) Hoeveel tijd wordt bespaard? 45 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Voorbeeld opzet voor docenten uit de training “Niet extra maar anders”” 46 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 4b. Werkwijze Verrijken Overzicht te gebruiken bij het ontwerpen van verrijkingslessen gebaseerd op de Taxonomie van Bloom 1. Onthouden Bij het eerste denkniveau, onthouden, gaat het om het opslaan van kennis in het langetermijngeheugen en het reproduceren van die kennis. Opdrachten op dit denkniveau beginnen bijvoorbeeld met: ‘Noem op’, ‘Beschrijf’, ‘Som op’ of ‘Wijs aan’. 2. Begrijpen Bij begrijpen gaat het er niet alleen om dat de lerende kennis onthoudt en reproduceert, maar geeft hij de kennis ook betekenis. Opdrachten op dit denk niveau beginnen bijvoorbeeld met: ‘Geef een voorbeeld’, ‘Vergelijk’, ‘Verklaar’, ‘Interpreteer’ of ‘Maak categorieën’. 3. Toepassen Hier gaat het erom dat de lerende de kennis toepast in een bekende of nieuwe situatie. Opdrachten op dit denkniveau beginnen bijvoorbeeld met: ‘Toon aan’, ‘Pas toe’, ‘Bereken’ of ‘Demonstreer’. Deze eerste drie denkniveaus worden ook wel de ‘lagere orde denkniveaus’ genoemd. Vanaf denkniveau vier wordt gesproken van het ‘hogere orde denken’. 4. Analyseren Dit denkniveau is erop gericht dat de lerende de kennis differentieert (opdeelt in onderdelen), organiseert (een geheel maakt van de kennisonderdelen) en attribueert (de houding en eigen mening van de maker herkent). Opdrachten op dit denkniveau beginnen bijvoorbeeld met: ‘Analyseer’, ‘Scheid’, ‘Leg uit’, ‘Verbind’, ‘Selecteer’, ‘Beschrijf patronen’, ‘Orden’ of ‘Vergelijk’ (maar hier gaat het, anders dan bij denk niveau 2, om het vergelijken van twee verschillende stukken kennis). 5. Evalueren Vanaf dit denkniveau wordt het denken ook subjectief. Dat wil zeggen dat de lerende wordt uitgedaagd zijn eigen mening te geven en kritisch te zijn. Op het vijfde denkniveau gaat het erom dat de lerende op basis van reflectie en kritische oordeelsvorming een beargumenteerd oordeel en een standpunt vormt. Opdrachten die zich op dit denkniveau richten beginnen bijvoorbeeld met: ‘Beoordeel’, ‘Beslis’, ‘Geef een cijfer’, ‘Geef een aanbeveling’, ‘Overtuig’, ‘Maak een onderscheid’, ‘Concludeer’ of ‘Beargumenteer’. 6. Creëren Op het hoogste denkniveau gaat het erom dat de lerende nieuwe ideeën en informatie creëert op basis van eerder opgedane kennis. Hij formuleert bijvoorbeeld hypotheses, ontwerpt een plan of construeert nieuwe kennis. Opdrachten die zich op dit denk niveau richten beginnen bijvoorbeeld met: ‘Plan’, ‘Ontwerp’, ‘Maak’, ‘Ontwikkel’, ‘Combineer’, ‘Onderzoek’, ‘Stel op’, ‘(Her)schrijf’ of ‘Voorspel’.Bloom stelt dat een leerling niet per se van een ‘laag’ naar ‘hoog’ denkniveau leert. Daarom hoeft de docent ook niet per se in deze volgorde leerstof aan te bieden. 47 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 48 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 49 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 50 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 5. Schema opzet van het onderzoek Weken 37 (2015) Activiteit/inhoud Literatuuronderzoek Wie? student 1e trainingsdag Docenten vwo select klas Docenten vwo select klas Docenten vwo select klas 39 (2015) 2e trainingsdag 40 (2015) 41 (2015) Intervisie/trainer “niet extra maar anders” 3e trainingsdag 43 (2015) 4e trainingsdag 45 (2015) Evaluatie training in het kernteam Schrijven onderzoeksplan Compactschema’s 46 (2015) 47/48/49 Docenten vwo select klas Docenten vwo select klas Docenten vwo select klas student Alle docenten die lesgeven aan vwo Voor onderzoek alleen van toepassing schema’s vakken wiskunde, Nederlands en Engels Onderzoek ligt een tijdje stil in verband met beoordeling onderzoeksplan Docenten wiskunde, Nederlands en Engels De docenten zijn het hele jaar bezig geweest met het ontwerpen van verrijkingslessen. Uiteindelijk hebben ze een keuze gemaakt voor dit onderzoek uit het lesprogramma. Dit is niet zozeer van toepassing op het onderzoek, maar 1 tot en met 12 (2016) Vanaf week 1 Ontwerpen verrijkingslessen Vanaf de voorjaarsvakantie (2016) Iedere twee weken vindt er overleg plaats tussen de 51 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Overige activiteiten Maart (2016) April (2016) April/mei (2016) Week 19 (2016) docenten van de vwo select klas, wat zijn de ervaringen tot nu toe, hoe gaan de lessen etc. Evaluatie training “niet extra maar anders”, Ontwerpen van de vragenlijsten docenten en leerlingen, observatieschema’s ontwerpen en reflectieformulier gemaakt Verrijkingslessen wiskunde, Nederlands en Engels Lesobservaties 10 mei en 12 mei 2016 Vragenlijsten leerlingen afgenomen geeft wel aan dat er een nauwe samenwerking is tussen de docenten. Docenten die deel hebben genomen aan de training Student Hoe nu verder? Docenten wiskunde, Nederlands en Engels Deze lessen hebben in verschillende weken plaatsgevonden Op 12 mei vonden er twee lesobservaties plaats. De observatie schema’s zijn tijdens de lessen ingevuld en vervolgens uitgewerkt voor het onderzoeksverslag. Student Docenten wiskunde, Nederlands Engels Ingeleverd ter goedkeuring. Feedback ontvangen en de onderzoeksinstrumenten zijn aangepast Student Vragenlijst/interview docenten Week 20/21/22/23/24 2016 Reflectieformulier docenten ingevuld Schrijven verslag praktijkonderzoek, resultaten verwerken, analyse in excel, verwerken observaties en vragenlijsten Docenten wiskunde, Nederlands en Engels student 52 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Inleveren verslag voor feedback week 24 Werkwijze onderzoek Om antwoorden te vinden op hoofdvraag en de deelvragen van dit onderzoek zijn de volgende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: 1. Literatuur verzamelen, selecteren en onderzoeken. 2. Uit deze literatuur aanwijzingen voor de onderwijspraktijk afleiden. Er zijn aanwijzingen geformuleerd voor docenten. 3. Een vragenlijst voor docenten en leerlingen ontwikkelen en afnemen: welke aanwijzingen herkennen zij en welke passen zij (ook) toe? 4. De resultaten analyseren: in hoeverre gebruiken docenten de aanwijzingen naar aanleiding van de Taxonomie van Bloom en de methoden Compacten & Verrijken, en wat vinden zij ervan? 5. Gesprekken voeren met docenten die lesgeven aan de vwo select klas: hoe gaat men binnen de school om met hoogbegaafde leerlingen en welke uitgangspunten gelden daarvoor (onder andere de Taxonomie van Bloom)? Hebben de docenten nog meer scholings- en sturingswensen? Uit de procedure rondom het afnemen van de vragenlijst was al gebleken dat de bekendheid met en vooral de toepassing van de Taxonomie van Bloom zeer beperkt is (zie OWPO onderzoeksverslag) 6. De resultaten verwerken in een document. 7. De gevonden aanwijzingen voor de praktijk voorleggen aan de leerlingen van de vwo select klas: vinden zij de voorbeelden van docentgedrag en -vaardigheden 8. Het eindrapport schrijven. 53 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 6. Reflectieformulier docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak: ……………………………………………………………………….. De vragen zijn van toepassing op de drie verrijkingslessen. ■ Wat wilde ik bereiken met mijn lessen? Waar wilde ik op letten? Wat wilde ik uitproberen? Gelet op de taxonomie van Bloom !(fase 1) ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ■ Wat is er gebeurd? (fase 2). Hoe zijn mijn lessen verlopen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ■ Wat vond ik daarin belangrijk? (fase 3) ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ■ Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat voor de komende lessen? (fase 4) ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opmerkingen over het compactschema als aanbeveling voor de volgende periode ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 54 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 7. Vragenlijst leerlingen vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Het betreft de lessen wiskunde, Engels en Nederlands Vak:………………………………………………………………………………………… 1. De opdrachten die ik moet maken motiveren mij om meer te willen weten of te willen doen. Zeer mee oneens Mee oneens Mee eens Zeer mee eens 2. Tijdens de klassikale uitleg wordt ik aangemoedigd om mee te denken over de opdrachten? Zeer mee oneens Mee oneens Mee eens Zeer mee eens 3. De praktische opdrachten zijn interessant genoeg om verder over na te denken of verder te kunnen toepassen. Zeer mee oneens Mee oneens Mee eens Zeer mee eens 4. Als ik wil kan ik een ……………….. (cijfer) halen voor ………………………………………….(vak) 5. Ik krijg van de docent voldoende hulpmiddelen/aanwijzingen om met de lesstof zelf op onderzoek uit te gaan. Niet van Een beetje van Van toepassing Zeer van toepassing toepassing toepassing 55 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 6. Houding van de docent tegenover de klas Sympathiek (aardig), leeft met leerlingen mee Best sympathiek (aardig) Praat bijna nooit met iemand persoonlijk, op een afstand Te persoonlijk, komt te dichtbij 7. Sfeer in de les Heel goede sfeer, je bent er helemaal op je gemak Ik kom er wel graag Ik voel me soms niet op mijn gemak Er hangt vaak een vervelende sfeer Opmerkingen: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… 56 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 8. Vragenlijst docenten/interview lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak:……………………………………………………………………………………………………………………… 1. Wat is de werkwijze in de vwo select klas? Wordt er rekening gehouden met verschillende niveaus van leerlingen? Wordt er klassikaal uitleg gegeven? Zijn de leerlingen in bepaalde groepjes ingedeeld? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 2. Hoe wordt het denken van de leerlingen gestimuleerd? Op welke manier houd je rekening met de Taxonomie van Bloom? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 3. Op welke wijze wordt de lesstof uitgelegd? Houd je hierbij rekening met de verschillende niveaus van de Taxonomie van Bloom? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 4. Op welke wijze wordt er gebruik gemaakt van de methode Compacten? (geef evt. een voorbeeld). …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 5. Op welke wijze wordt bij de inhoud van de lessen gebruik gemaakt van de methode Verrijken, specifiek rekening gehouden met de Taxonomie van Bloom? (geef evt. een voorbeeld). …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 57 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 6. Wat voor werkvormen die van toepassing zijn op de Taxonomie van Bloom worden er gebruikt, anders dan in de reguliere groepen? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 7. Wat houdt de lesstof in, is deze anders dan in de reguliere groep? Maak je meer gebruik van de verschillende denkniveaus van de Taxonomie van Bloom? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 8. Wordt de lesstof vooral bepaald door de docent of mogen de leerlingen ook zelf kiezen wat ze gaan doen? (aanbodgericht-vraaggericht) …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 9. Houd ja als docent rekening met sociaal-emotionele factoren, herken je de gedragingen die kunnen spelen bij hoogbegaafde leerlingen? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 10. Als docent stimuleer ik het kind verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen ontwikkeling …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 11. Je hebt inmiddels ervaring met hoogbegaafdheid en je weet er veel vanaf, als je nou een collega die minder ervaring heeft tips moet geven wat zouden deze dan inhouden? …………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………. 58 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 9. Observatieschema docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Observatieschema Vak:………………………………………………………………… Didactisch/inhoudelijk Van toepassing opmerkingen Geeft de docent leiding in de klas Is er ruimte voor de leerling om zelf na te denken of te overleggen De docent zorgt voor dynamiek tijdens de lessen, leerlingen leveren zelf een creatieve bijdrage De docent zegt geen dingen voor De docent stimuleert leerlingen zelf te ontdekken Leerling heeft duidelijk eigen inbreng 59 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Pedagogisch/communicatie Van toepassing Opmerkingen Van toepassing opmerkingen De docent stimuleert om kritisch na te denken De docent waardeert de inbreng van leerlingen De docent toont vertrouwen en laat de leerlingen los De docent geeft complimenten over de inzet en niet alleen over capaciteiten De docent zorgt ervoor dat alle leerlingen aan de beurt komen Organisatorisch Geeft leerlingen vrijheid om zelf te kiezen, individueel werken of in groepjes De docent bevordert samenwerking De docent zorgt voor materiaal in de lessen De docent neemt zijn/haar plaats in onder de leerlingen (niet klassikaal voor de klas) De docent helpt wanneer nodig om orde te scheppen 60 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 10. Observatieschema docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Observatieschema Vak: Wiskunde 10 mei 2016, 4e uur Het is nog ochtend, er is duidelijk te merken dat de leerlingen energie hebben en dat het bijna pauze is. Ze komen uitgelaten binnen, want ze hebben net een toets gehad. De les begint rommelig. De docent neemt wel duidelijk de leiding. Binnen vijf minuten heeft toch iedereen zijn/haar spullen op tafel. De docent zet een formule op het bord en de leerlingen moeten hierover nadenken. De leerlingen weten meteen wat er van hen verwacht wordt. Dit komt door het feit dat de docent vaak op deze manier de les start. De leerlingen worden geprikkeld om na te denken over de formule die op het bord staat. Didactisch/inhoudelijk Geeft de docent leiding in de klas Is er ruimte voor de leerling om zelf na te denken of te overleggen Van toepassing x opmerkingen x Het merendeel van de leerlingen doet goed mee. Er zijn eigenlijk maar twee jongens die met hun mobiel bezig zijn. De leerlingen weten wat ze moeten doen en gaan aan de slag met hun onderzoek. Ieder groepje is zelfstandig bezig met de verschillende onderdelen van het onderzoek. Een paar keer geeft de docent sturing door bepaald soort vragen te stellen. De docent laat de leerlingen hun gang gaan. De leerlingen hebben eerder instructie gehad over de werkwijze van het onderzoekje. De leerlingen krijgen opdrachten waar ze mee aan het werk gaan en kunnen deze opdracht naar geheel eigen wijze invullen. De docent zorgt voor dynamiek tijdens de lessen, leerlingen leveren zelf een creatieve bijdrage De docent zegt geen dingen voor x De docent stimuleert leerlingen zelf te ontdekken x Leerling heeft duidelijk eigen inbreng 61 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Pedagogisch/communicatie De docent stimuleert om kritisch na te denken De docent waardeert de inbreng van leerlingen De docent toont vertrouwen en laat de leerlingen los De docent geeft complimenten over de inzet en niet alleen over capaciteiten De docent zorgt ervoor dat alle leerlingen aan de beurt komen Van toepassing x Opmerkingen De formule die aan het begin op het bord gezet wordt leent zich hier uitstekend voor. Dit laat ze duidelijk merken door het te benoemen naar de leerling toe. Niet van toepassing x x De docent geeft zeker positieve feedback en complimenten. Niet gezien Organisatorisch Van toepassing opmerkingen Leerlingen zitten naar eigen keuze. Begin van de les hebben ze eigen keuze. Daarna gaan ze in de groepjes werken die al eerder samengesteld zijn.. Geeft leerlingen vrijheid om zelf te kiezen, individueel werken of in groepjes De docent bevordert samenwerking De docent zorgt voor materiaal in de lessen x De docent neemt zijn/haar plaats in onder de leerlingen (niet klassikaal voor de klas) De docent helpt wanneer nodig om orde te scheppen x x Materiaal ligt klaar en de leerlingen hoeven niet zelf te zoeken of verzamelen. x Er zijn twee groepjes die niet echt samenwerken en niet aan de slag gaan. De docent grijpt in. 62 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Algemene indruk De docent heeft duidelijk de leiding in de klas. De leerlingen gaan goed aan het werk. Twee groepjes moeten geholpen worden door de docent. De afsluiting van de les is wat rommelig. De bel gaat al en de tafels staan nog niet goed en nog niet iedereen heeft zijn/haar spullen opgeruimd. Er vindt niet echt een evaluatie van de les plaats. De leerlingen zijn uiteindelijk wel allemaal bezig geweest. 63 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Observatieschema docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Observatieschema Vak: Engels, 12 mei 2016, 6e uur De leerlingen zijn moe wanneer ze de klas binnenkomen, maar de docent weet de leerlingen snel op hun plek te krijgen. Tijdens de les is er een aantal leerlingen die “praatjes” hebben, de docent reageert hier niet op en gaat door met de les. De leerlingen kunnen zelf aan de slag gaan en dat doen zij goed. Ze gaan niet in groepjes werken, maar er is duidelijk te zien dat de leerlingen wel overleg hebben met de buurman/buurvrouw. De docent blijft achter haar bureau zitten en laat de leerlingen zeker twintig minuten zelf aan het werk gaan. Vervolgens loopt zij de klas rond en kijkt ze waar iemand hulp nodig heeft. Het zelfstandig werken gaat goed. De leerlingen weten goed wat er van hen verwacht wordt. Didactisch/inhoudelijk Geeft de docent leiding in de klas Is er ruimte voor de leerling om zelf na te denken of te overleggen Van toepassing x opmerkingen x Leerlingen krijgen wel de mogelijkheid om zelf na te denken en zelf aan de slag te gaan. Er zijn leerlingen die met leuke ideeën komen tijdens de les voor de opdracht die ze moeten uitvoeren. De docent zorgt voor dynamiek tijdens de lessen, leerlingen leveren zelf een creatieve bijdrage De docent zegt geen dingen voor De docent stimuleert leerlingen zelf te ontdekken x Leerling heeft duidelijk eigen inbreng x x x De opdracht die zij moeten doen vraagt de leerlingen om zelf te gaan ontdekken. Pedagogisch/communicatie Van toepassing Opmerkingen Niet gezien in deze les. De leerlingen hebben snel hun verhaaltje klaar. Zijn aanwezig De docent stimuleert om kritisch na te denken 64 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 in de les. Een paar meiden laten van zich horen, zijn het niet overal mee eens. Er zit geen diepgang in de opdrachten, maar wel veel vrijheid voor de leerlingen om de opdrachten uit te voeren zoals zij zelf willen. Veel ruimte. De docent waardeert de inbreng van leerlingen x De docent toont vertrouwen en laat de leerlingen los De docent geeft complimenten over de inzet en niet alleen over capaciteiten De docent zorgt ervoor dat alle leerlingen aan de beurt komen x Geeft ze inderdaad ruimte. x De docent geeft opvallend veel complimenten Niet van toepassing Organisatorisch Geeft leerlingen vrijheid om zelf te kiezen, individueel werken of in groepjes De docent bevordert samenwerking De docent zorgt voor materiaal in de lessen De docent neemt zijn/haar plaats in onder de leerlingen (niet klassikaal voor de klas) De docent helpt wanneer nodig om orde te scheppen Van toepassing x opmerkingen x Leerlingen zijn zelf materiaal aan het verzamelen. x x 65 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Algemene indruk Dit is geen ‘’strakke’’ les. Zeker niet klassikaal, maar een les waarbij de leerlingen echt zelfstandig aan de gang gaan. De docent stopt tien minuten voor tijd. Ze vraagt de klas of er nog problemen zijn? Of iemand hulp nodig heeft? Ze vraagt of er iemand is die aan wil geven hoe hij/zij te werk is gegaan. Vier leerlingen steken hun vinger op. De les wordt afgesloten en de leerlingen verlaten rustig het lokaal. Twee leerlingen blijven bij de docent om nog iets na te vragen. De docent neemt hier rustig de tijd voor. 66 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Observatieschema docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Observatieschema Vak, Nederlands, 12 mei 2e uur De klas is vrij rustig en de docent start de les. De leerlingen krijgen instructie van de docent en er wordt uitgelegd wat er in deze les gedaan gaat worden. Ook legt de docent uit wat er van de leerlingen verwacht wordt. Didactisch/inhoudelijk Geeft de docent leiding in de klas Van toepassing x Is er ruimte voor de leerling om zelf na te denken of te overleggen x De docent zorgt voor dynamiek tijdens de lessen, leerlingen leveren zelf een creatieve bijdrage x De docent zegt geen dingen voor De docent stimuleert leerlingen zelf te ontdekken Leerling heeft duidelijk eigen inbreng x opmerkingen In het begin van de les wel, maar naarmate de les vordert gaan de leerlingen meer de les overnemen. Ze weten wat er van hen verwacht wordt en lopen door de klas heen om te overleggen etc De leerlingen krijgen veel ruimte om te overleggen maar of ze echt nadenken is niet duidelijk. De leerlingen zijn druk. Leerlingen hebben zelf veel ideeën . Ze laten duidelijk horen wat ze ervan vinden. Een groep meiden is erg aanwezig in de klas met opmerkingen. x x Pedagogisch/communicatie Van toepassing Opmerkingen In deze les niet goed kunnen observeren. Er wordt wel De docent stimuleert om kritisch na te denken 67 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 nagedacht over antwoorden, maar of dit op een kritische manier gebeurt is onduidelijk. Wel reageren de leerlingen kritisch op de opmerkingen van de docent. De docent waardeert de inbreng van leerlingen De docent toont vertrouwen en laat de leerlingen los De docent geeft complimenten over de inzet en niet alleen over capaciteiten De docent zorgt ervoor dat alle leerlingen aan de beurt komen x x x In deze les is de docent niet echt bezig om alle leerlingen aan het woord te laten. Komt dus niet goed aan bod in deze les. Organisatorisch Geeft leerlingen vrijheid om zelf te kiezen, individueel werken of in groepjes Van toepassing x De docent bevordert samenwerking x De docent zorgt voor materiaal in de lessen x De docent neemt zijn/haar plaats in onder de leerlingen (niet klassikaal voor de klas) x opmerkingen De docent helpt wanneer nodig om orde te scheppen Niet van toepassing in deze les. De leerlingen zijn wel druk in de les, maar weten zelf waar ze mee bezig zijn. 68 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Algemene indruk De docent weet waar zij mee bezig is en ze geeft ook duidelijk aan wat de bedoeling is van de les. De leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt. De leerlingen gaan goed aan de slag. In de loop van de les wordt het iets onrustiger. Leerlingen lopen door de klas en staan bij elkaar aan tafeltje te praten. Het blijkt dat de meeste leerlingen klaar zijn met de opdracht. De docent grijpt niet in. Aan het einde van de les vraagt de docent de leerlingen te laten plaats nemen en vanaf dat moment evalueert de docent de les met de leerlingen. Dit gebeurt op een prettige manier, de docent benoemt de ‘’dingen’’ die ze zag en vroeg de leerlingen over het hoe en waarom. De leerlingen gaven meteen hun mening en de meeste leerlingen konden dit goed onder woorden brengen. Een paar pittige leerlingen bepalen de sfeer in de klas door de manier waarop zij zich presenteren en de manier waarop zij andere leerlingen benaderen. 69 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 11. Vragenlijst docenten/interview lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak:…wiskunde…………………………………………………………………………………………………………………… 1. Wat is de werkwijze in de vwo select klas? Wordt er rekening gehouden met verschillende niveaus van leerlingen? Wordt er klassikaal uitleg gegeven? Zijn de leerlingen in bepaalde groepjes ingedeeld? Leerlingen zitten fysiek naar eigen keuze (tweetallen of in groepjes); elke les mogen ze het lokaal zo aanpassen dat ze goed kunnen werken. Sommige leerlingen werken liefst alleen. Verder werken we toe naar VWO of VWO+ niveau. In de studiewijzer noem ik dit de ‘gewone’ of ‘uitdagende’ route. Voor sommige leerlingen is de gewone VWO stof al moeilijk genoeg. De hoeveelheid werk is ongeveer hetzelfde, maar de herhaling/uitdaging is verschillend. Meestal biedt het boek voldoende differentiatie om te winkelen, maar soms pak ik wat andere wiskunde erbij. Ik werk wisselend. Bij algebra hoofdstukken werk ik met flipping the classroom plus accenten klassikaal. Leerlingen werken dan veel zelfstandig tijdens de les en kijken thuis de filmpjes (niet alle leerlingen doen dit, soms geen zin, soms niet nodig). Bij andere hoofdstukken is er meer klassikale uitleg. Daarbij heb ik drie blokken: klassikaal iedereen (incl. uitdagende route), klassikaal (ex. Uitdagende) en bespreking van opgaven (leerlingen mogen kiezen of ze meedoen of doorwerken). Niet alle leerlingen zitten echt op select-niveau. Dat merk je bij het lesgeven. De meesten zijn wel bereid om er hard voor te werken. Ook niet alle leerlingen hebben dezelfde affiniteit met wiskunde. Hoogbegaafd betekent niet dat je in alle vakken hoogbegaafd bent. 2. Hoe wordt het denken van de leerlingen gestimuleerd? Op welke manier houd je rekening met de Taxonomie van Bloom? Sorry, ik ben niet zo van de theorie. Ik kijk wat leerlingen nodig hebben en daar speel ik op in. De ene leerling wil echt de uitdaging, de andere heeft bevestiging nodig en is bang om te falen. Het denken van de leerlingen doe ik door het soort vragen die ik stel, de manier waarop ik leerlingen help. 3. Op welke wijze wordt de lesstof uitgelegd? Houd je hierbij rekening met de verschillende niveaus van de Taxonomie van Bloom? 70 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 4. Op welke wijze wordt er gebruik gemaakt van de methode Compacten? (geef evt. een voorbeeld). Ik heb verschillende soorten studiewijzers, maar in ieder geval volgen we grotendeels het boek. Opvallend vind ik wel dat voor 50% van de leerlingen geen ruimte is voor compacten: de lesstof is moeilijk genoeg. Het streven naar hoge cijfers is ook een issue. Daarom durven sommige leerlingen niet de uitdaging aan te gaan (en minder te automatiseren). Dus uiteindelijk heb ik vaak maar een kwart van de leerlingen echt op de uitdagende route zitten. 5. Op welke wijze wordt bij de inhoud van de lessen gebruik gemaakt van de methode Verrijken, specifiek rekening gehouden met de Taxonomie van Bloom? (geef evt. een voorbeeld). Bij het hoofdstuk over statistiek hebben DEF (docent aardrijkskunde) en ik samengewerkt. Leerlingen hebben een eigen onderzoek gedaan naar iets wat met aardrijkskunde te maken heeft, dit in een onderzoeksverslag verwerkt met de statistiek die ze hebben geleerd. Leerlingen erg enthousiast. Leerlingen hebben dus flink gecompact op de normale lesstof en daardoor is ruimte gekomen voor onderzoeksvaardigheden en vakoverstijgende activiteiten. Ook het gebruik van Geogebra is een voorbeeld van verrijking (waarbij ik vind dat eigenlijk alle leerlingen dit zouden moeten beheersen). 6. Welke werkvormen worden er gebruikt, anders dan in de reguliere groepen? Wiskunde is veel zelf oefenen. Je kan wel andere werkvormen gebruiken, maar ik ben met deze groep nogal voorzichtig. Ook omdat de sociale verhoudingen in de klas in het begin van het schooljaar wat moeilijk lag. Dat is nu OK. De werkdruk is hoog en je moet dus wel werkvormen inzetten die een hoger rendement hebben dan zelf oefenen. Bij een lesobservatie laatst gaf een collega aan dat er opvallend veel over wiskunde gesproken wordt (en fanatiek). Dat is typisch aan deze klas: veel overleg, samenwerking. Wat ik laatst op een training mee heb gekregen: zijn de leerlingen hersenactief. Daar gaat het natuurlijk om. En ja, dat zijn ze zeker! 7. Wat houdt de lesstof in, is deze anders dan in de reguliere groep? Lesstof is op VWO-niveau waardoor er vanzelf al meer uitdaging in zit. Dus als je kijkt naar de soort opgaven wordt er meer inzicht gevraagd. Een leuk voorbeeld van uitdaging/anders is het anders kijken naar bewerkingen zoals optellen/vermenigvuldigen (commutatieve en associatieve bewerkingen en leerlingen dan een eigen ‘operator’ laten bedenken. Of dieper induiken op getalverzamelingen. 8. Wordt de leerstof vooral bepaald door de docent of mogen de leerlingen ook zelf kiezen wat ze gaan doen? (aanbodgericht-vraaggericht) Leerdoelen staan vast (dit heeft te maken met de tussentermen). Leerlingen kiezen allemaal voor het maken van opgaven en het volgen van de ‘routes’ op de studiewijzer. Ook de leerlingen die meer aan kunnen (en nog meer mogen compacten dan de uitdagende route), heb ik niet over de streep kunnen trekken om iets zelf te kiezen. 9. Houd ja als docent rekening met sociaal-emotionele factoren, herken je 71 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 de gedragingen die kunnen spelen bij hoogbegaafde leerlingen? Je merkt dat deze leerlingen vaak bagage van de basisschool met zich meedragen. Onzekerheid, pestverleden, prestatie gericht (of juist onderpresteren). Vaak zie je een zekere sociale onhandigheid in de omgang met elkaar. De groep is sociaal ook anders samengesteld. Een deel van de leerlingen is ook graag fysiek bezig, terwijl in ons traject veel zittend denkwerk aanwezig is. 10. Als docent stimuleer ik het kind verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen ontwikkeling. Eens/oneens. Leg uit. Eens: want dit zijn leerlingen die hun eigen werkhouding kunnen relateren aan de prestaties. Ik werk met toets evaluaties waarbij leerlingen terugkijken op de manier van werken en vooruit kijken hoe ze het anders kunnen doen. Ook kan bijvoorbeeld een leerdoel zijn ‘minder tijd aan het huiswerk besteden’. Met die toets evaluatie maak ik dit makkelijker bespreekbaar. Aan het begin van het schooljaar bekijk ik meestal wel de schriften en krijgen de leerlingen feedback en feed forward (geen cijfer!). Zo maak ik duidelijk hoe ze het beste kunnen werken. Leerlingen die hun huiswerk niet gemaakt hebben, geven dat bij mij eerlijk aan. Ik bespreek dat het een keuze is: werk je aan je proefwerk frans of je huiswerk wiskunde. Ook bespreek ik dan (als het regelmatig voorkomt) wat de consequentie is van dit gedrag: je loopt achter en kan niet meer aanhaken aan nieuwe theorie/uitleg. Oneens: het zijn ook gewoon pubers die liefst zo min mogelijk doen en last van hormonen hebben. We zitten in het ‘keurslijf’ die toewerkt naar het examen. Je moet dus ook de in de ogen van leerlingen minder nuttige en niet leuke dingen doen. Niet alles kan je leuk maken. 11. Je hebt inmiddels ervaring met hoogbegaafdheid en je weet er veel vanaf, als je nou een collega die minder ervaring heeft tips moet geven wat zouden deze dan inhouden? Het zijn gewoon leerlingen… Zet ze niet op een voetstuk, want het doet zo’n pijn als je eraf valt. Bespreek dat ook, dat ze op het hoogste niveau werken en dat fouten maken mag. Cijfers zijn mi te belangrijk, dat staat uitdaging in de weg. Dit type leerling wil graag hoog scoren, is dat altijd gewend. Leerlingen zijn daarom bang om voor de compacte route te kiezen en krijgen daardoor niet de verrijking/uitdaging die ze aan zouden kunnen. Mijn idee hierover is om te werken naar het ‘voldoende’ afsluiten van de leerdoelen en de overige tijd te besteden aan verrijken. De select-leerlingen hebben nooit geleerd te werken tot het ‘saai’ is (bij wiskunde is automatiseren belangrijk om vaardigheid op te doen voor het vervolg). Bespreken met leerlingen waarom automatiseren belangrijk is en helpen met dit te doen. Desnoods door wat meer huiswerkcontrole te doen bij die leerlingen (stok achter de deur). 72 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Vragenlijst docenten/interview lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak Engels……………………………………………………………………………………………………………………… 1. Wat is de werkwijze in de vwo select klas? Wordt er rekening gehouden met verschillende niveaus van leerlingen? Wordt er klassikaal uitleg gegeven? Zijn de leerlingen in bepaalde groepjes ingedeeld? In de 2-VWO select klas bij het vak Engels is de werkwijze die het leren van de leerling centraal zet maar daarbij wel de nadruk op coöperatief leren. Engels is net als de andere vakken een vak waar de niveaus erg kunnen verschillen. Dat is ook het geval in deze klas, een paar leerlingen vallen echt buiten de boot. Hier geen recht aan doen zou in mijn ogen dan ook niet verantwoord zijn. Klassikaal wordt er uitleg gegeven, hoewel dit wel vaak zaken zijn om theorie te bespreken of groepsprocessen en opdrachten duidelijk te maken. Maar er zijn wel degelijk ook opdrachten waar er duidelijk gekozen wordt om groepen te maken waar b.v. talenten gedeeld of overgedragen kunnen worden (presentaties geven in de klas, korte gesprekjes oefenen etc.) 2. Hoe wordt het denken van de leerlingen gestimuleerd? Op welke manier houd je rekening met de Taxonomie van Bloom? In de Engelse les wordt het denken op allerhande manieren gestimuleerd. Er is niet 1 manier van stimuleren binnen het vak. De taxonomie van Bloom is er één die inmiddels op diverse manieren geïnterpreteerd wordt. Ik zelf gebruik deze taxonomie om vooral een indeling in een les en een lessen serie te maken waar duidelijk is wat een hoge cognitieve belasting oplevert en wat een lage cognitieve belasting oplevert. (Cognitive overload, Tamara van Gog schrijft hier interessante dingen over vanuit hier maak ik dan een indeling naar Bloom’s taxonomie indeling in de 6 categorieën) 3. Op welke wijze wordt de lesstof uitgelegd? Houd je hierbij rekening met de verschillende niveaus van de Taxonomie van Bloom? In de 2s klas maak ik vooral gebruik van kennis die er al is en de nieuwe kennis wordt vooral gekoppeld aan eerdere kennis. Dat is ook de manier waarop de methode werkt. 4. Op welke wijze wordt er gebruik gemaakt van de methode Compacten? (geef evt. een voorbeeld). Compacten wordt vooral gebruikt binnen de methode. Een deel van de methode is digitaal en leent zich uitstekend om materiaal te comprimeren voor leerlingen die bijvoorbeeld al verder zijn. 5. Op welke wijze wordt bij de inhoud van de lessen gebruik gemaakt van de 73 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 methode Verrijken, specifiek rekening gehouden met de Taxonomie van Bloom? (geef evt. een voorbeeld). 6. Welke werkvormen worden er gebruikt, anders dan in de reguliere groepen? Er zijn niet direct hele andere werkvormen. Wel gebruik ik juist werkvormen waarbij collaboratie en samenwerking meer naar de voorgrond treden. Niet dat dit in andere lessen niet gedaan wordt. 7. Wat houdt de lesstof in, is deze anders dan in de reguliere groep? Niet heel anders dan de reguliere groep. Het is iets zwaarder door bijvoorbeeld meer problem based learning toe te passen. 8. Wordt de leerstof vooral bepaald door de docent of mogen de leerlingen ook zelf kiezen wat ze gaan doen? (aanbodgericht-vraaggericht) Veelal geef ik een kader waarbinnen leerlingen veel vrije keuzes hebben. 9. Houd ja als docent rekening met sociaal-emotionele factoren, herken je de gedragingen die kunnen spelen bij hoogbegaafde leerlingen? In mijn opinie zijn er zeker specifieke gedragingen bij leerlingen die hoogbegaafd zijn. De keuze om te kiezen voor ‘setting’ van meer begaafden leerlingen heeft in mijn ogen direct invloed op de manier waarop je rekening houdt met de sociaal emotionele factoren. In mijn ogen wil dit niet direct zeggen dat dit effectief is voor de juiste ontwikkeling hierin maar ik merk dat sommige leerlingen zich sneller geaccepteerd voelen dan in sommige andere gevallen waarin niet voor ‘setting’ gekozen is. 10. Als docent stimuleer ik het kind verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen ontwikkeling. Eens/oneens. Leg uit. Zeer eens. Binnen mijn vak laat ik de leerlingen zeer vrij in de artistieke keuzes wanneer dat mogelijk is. Theorie is iets wat toch alle leerlingen uiteindelijk moeten beheersen. Dus dat kader geef ik ze wel. Dit wordt door mij ook duidelijk gecommuniceerd. 11. Je hebt inmiddels ervaring met hoogbegaafdheid en je weet er veel vanaf, als je nou een collega die minder ervaring heeft tips moet geven wat zouden deze dan inhouden? Mijn tip zou zijn, voordat je uit je comfort zone gaat stappen of direct het gevoel hebt dat bepaalde zaken geheel anders moeten voor hoogbegaafden, lees, collaboreer met anderen en vorm je eigen beeld bij hoogbegaafd met daarbij wel aantoonbare bronnen. Er worden zoveel aannames gedaan door docenten die niet gebaseerd zijn op empirisch bewijs. Het leren van de leerling is hier niet bij gebaat. Wellicht geldt dit voor het algehele onderwijs. Maar aangaande het select traject is mij eens te meer duidelijk geworden dat docenten gestimuleerd moeten worden om daadwerkelijk kennis op te doen en elkaar het belang van onderbouwing te laten zien. 74 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Vragenlijst docenten/interview lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak:…Nederlands…………………………………………………………………………………………………………………… 1) Wat is de werkwijze in de vwo select klas? Wordt er rekening gehouden met verschillende niveaus van leerlingen? Wordt er klassikaal uitleg gegeven? Zijn de leerlingen in bepaalde groepjes ingedeeld? In de vwo select klas vindt er afhankelijk van het onderwerp waar we mee bezig zijn differentiatie plaats. Leerlingen zijn verbaal sterk maar op het gebied van spelling is het merendeel zwak. De klas wordt dan in groepjes ingedeeld. De uitleg is eigenlijk altijd klassikaal. De leerlingen luisteren en gaan daarna aan de slag. Meestal in tweetallen en soms zijn de opdrachten geschikt voor groepswerk. Er zijn leerlingen die liever alleen werken, dat vind ik soms goed. In principe werken we dus klassikaal, maar in bepaalde gevallen en dat is met name bij grammatica en spelling wordt de klas ingedeeld op niveau. Het boek biedt te weinig oefenstof. Dus vaak maak ik de oefenopdrachten zelf. Heel af en toe laat ik de leerlingen die de stof wel goed beheersen een les verzorgen om eea uit te leggen. Dat vinden ze erg leuk en interessant. Ik wil dit niet te vaak doen, omdat dan vaak dezelfde leerlingen in aanmerking komen, want niet alle leerlingen zitten echt op select-niveau. Dat merk je bij het lesgeven. De leerlingen zijn wel erg gemotiveerd om te laten zien wat ze kunnen. 2) Hoe wordt het denken van de leerlingen gestimuleerd? Op welke manier houd je rekening met de Taxonomie van Bloom? Ik probeer regelmatig mijn lessen te maken waarbij de leerlingen meer ontdekkend bezig zijn. Niet iedere les, er zijn nu eenmaal zaken die ik gewoon uit wil leggen. De ene keer vraagt een leerling ook om meer uitdaging, maar dat zijn in principe vaak dezelfde leerlingen. Het heeft meer te maken met de manier waarop ik met ze omga dan dat ik specifiek mijn lessen heb ingericht op de Taxonomie van Bloom. 3) Op welke wijze wordt de lesstof uitgelegd? Houd je hierbij rekening met de verschillende niveaus van de Taxonomie van Bloom? Bij de uitleg houd ik niet bewust rekening met de verschillende niveaus van de Taxonomie van Bloom. Ik let wel op mijn vraagstelling en probeer deze zo secuur mogelijk te stellen zodat de leerlingen kritisch na gaan denken over hetgeen ze moeten gaan doen. Nu zijn deze leerlingen kritisch naar de docent toe en dat is prima. 4) Op welke wijze wordt er gebruik gemaakt van de methode Compacten? 75 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 (geef evt. een voorbeeld). De methode Compacten is toegepast bij het samenstellen van de studiewijzers. Er wordt een versnelling in het programma ingebouwd met regelmatig verdiepende lessen ingepland. Het valt wel op dat de leerlingen snel aan het werk gaan en zo snel mogelijk hun werk af willen hebben. Nederlands wordt niet als heel interessant ervaren. Dat is jammer en in mijn compactschema heb ik ook inbreng van de leerlingen gebracht. Door ze zelf lessen voor te laten bereiden, maar ook meer poëzie etc. in te lassen. Niet alleen grammatica en spelling is belangrijk. Leerlingen werken flink door met het programma. Ik laat ze zelf de keuze of ze bepaalde opdrachten helemaal willen maken. Als ze aan mij kunnen laten zien dat ze de stof beheersen, mogen ze vaak verder gaan. De vwo select klas is dus duidelijk bezig met compacten bij Nederlands. Soms door sturing van mij en soms door eigen verantwoording te nemen. Dan zijn ze goed bezig met hun leerproces. Dat was ook één van de tips die we tijdens de training hebben gekregen. Voor ogen houden dat de leerlingen bewust bezig zijn met hun eigen leerproces. 5) Op welke wijze wordt bij de inhoud van de lessen gebruik gemaakt van de methode Verrijken, specifiek rekening gehouden met de Taxonomie van Bloom? (geef evt. een voorbeeld). Dit is bijvoorbeeld van toepassing bij de opdracht waarbij leerlingen hun eigen taal moeten ontwerpen (zie bijlage). Hier zijn ze onderzoekend en zeker verrijkend bezig. Deze oefening werd erg positief ontvangen. 6) Welke werkvormen worden er gebruikt, anders dan in de reguliere groepen? Grammatica is oefenen en spelling ook. Er wordt in tweetallen en in groepjes gewerkt. Ook gaan leerlingen individueel aan de slag, bijvoorbeeld in de computerruimte of in de mediatheek. Het is altijd wel lastig en zeker bij deze groep zijn er regelmatig problemen met het samenstellen van groepjes. Ik heb de leerlingen 3 uur in de week en dat geeft in ieder geval genoeg ruimte voor korte projecten, presentaties etc. 7) Wat houdt de lesstof in, is deze anders dan in de reguliere groep? De lesstof is op havo/vwo-niveau. Dit is wel jammer ik maak vaak tussendoor ook gebruik van een andere methode (Talent), omdat de methode die er nu gehanteerd wordt onvoldoende uitdaging biedt. Die uitdagende en verrijkende opdrachten moet ik zelf ontwerpen. De reguliere groep behandelt wel alle onderwerpen uit de methode. 8) Wordt de leerstof vooral bepaald door de docent of mogen de leerlingen ook zelf kiezen wat ze gaan doen? (aanbodgericht-vraaggericht) De leerdoelen staan vast alleen de weg erheen is voor iedere leerling verschillend. De meeste leerlingen kiezen de veilige weg en vragen de docent wat te doen etc. Er zijn vijf leerlingen die wat sneller zijn en zelfverzekerder zij kiezen hun eigen weg. Leerlingen kiezen allemaal wel voor het maken van opgaven en het volgen van de studiewijzer alleen in een eigen tempo en soms kunnen leerlingen opdrachten weglaten. 9) Houd je als docent rekening met sociaal-emotionele factoren, herken je de gedragingen die kunnen spelen bij hoogbegaafde leerlingen? 76 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Wanneer je de literatuur leest kun je voor een deel concluderen dat deze leerlingen vaak onzeker en faalangstig zijn. Ze zijn gewend altijd de beste te zijn en nu zitten ze op de middelbare school met gelijkgestemden en dat is soms lastig. Ik houd daar rekening mee. De leerlingen hebben ook regelmatig gesprekjes met mentor en de hoogbegaafdencoördinator. Als team van docenten worden wij hier regelmatig op gewezen en gevraagd hier rekening mee te houden. Dit hebben wij heel duidelijk gedaan, toch is de sfeer in de klas niet altijd goed. Er zijn leerlingen die hoog van de toren blazen. Dit maakt dat de sfeer soms wat grimmig is. Ook moet ik als docent rekening houden met onderpresteren. Dit is duidelijk een signaal die hoogbegaafde leerlingen kunnen afgeven. Deze leerlingen worden dan als vervelend ervaren etc. Gelukkig zijn wij als team bezig juist deze kenmerken van een leerling te signaleren. In deze groep zie je een zekere sociale onhandigheid in de omgang met elkaar. 10) Als docent stimuleer ik het kind verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen ontwikkeling. Eens/oneens. Leg uit. Eens: Ik geef de leerlingen de vrijheid dingen zelf op te lossen, maar ook zelf te organiseren. Ik heb een project gedaan waarbij ze een eigen bedrijf moesten oprichten. Zonder enig kader aan te geven. Daar zijn heel mooie dingen uitgekomen. De toetsen moeten ze allemaal maken, maar is de toets niet goed gemaakt dan moeten ze zelf aangeven wat ze de volgende keer anders gaan doen. Er is een toetsevaluatie. Dat kan met deze leerlingen heel goed, ze kunnen goed aangeven wat er mis is gegaan en waarom. Huiswerk moeten de leerlingen maken en wanneer dat niet gelukt is bij mij aangeven. Ik maak er wel een notitie van. Gebeurt het vaak dat iemand geen huiswerk maakt dan ga ik met die leerling in gesprek. 11) Je hebt inmiddels ervaring met hoogbegaafdheid en je weet er veel vanaf, als je nou een collega die minder ervaring heeft tips moet geven wat zouden deze dan inhouden? Ik denk dat het belangrijk is dat de leerlingen op dezelfde manier behandeld worden als de reguliere leerlingen. Het zijn geen aliens! Dit is de valkuil waar wij als docenten het eerste jaar ingetrapt zijn. De leerlingen werden als prinsjes en prinsesjes binnengehaald, daardoor ging een grote groep leerlingen naast hun schoenen lopen, dat kwam de relatie met de docenten en medeleerlingen niet altijd ten goede. Je als docent goed inlezen en weten waar je mee bezig bent wanneer je werkt met hoogbegaafde leerlingen. Onthoud dat je het eerste jaar veel inzet en creativiteit nodig hebt. De leerlingen zijn erg cijfergericht daar moet je als docent goed mee overweg kunnen gaan. Mij heeft het boekje “Is het voor een cijfer” van Tijl Koenderink enorm geholpen om een bepaalde visie t.a.v. dit onderwerp te ontwikkelen. 77 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Reflectieformulier docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak: Wiskunde ■ Wat wilde ik bereiken met mijn lessen? Waar wilde ik op letten? Wat wilde ik uitproberen? Gelet op de taxonomie van Bloom !(fase 1) Zoals ik al heb aangegeven in het andere formulier. Pas ik in principe in mijn lessen niet specifiek de Taxonomie van Bloom toe. Ik probeer de leerlingen te benaderen door vragen te stellen en ze te laten nadenken en kritisch te zijn. Mijn lessen beginnen altijd met een uitdagende vraag op het bord. Op deze manier probeer ik de leerlingen te prikkelen om na te denken en kritisch te zijn. Dit relateer ik niet specifiek aan de Taxonomie van Bloom ■ Wat is er gebeurd? (fase 2). Hoe zijn mijn lessen verlopen? Bij een lesobservatie gaf een collega aan dat er opvallend veel over wiskunde gesproken wordt (en fanatiek). Deze leerlingen zijn hier een kei in. Ze overleggen, ze werken samen. De leerlingen zijn hersenactief tijdens mijn lessen of het nu wel of niet bewust gebaseerd is op de Taxonomie van Bloom denk ik toch dat ik er in slaag mijn leerlingen buiten hun comfortzone te laten treden. ■ Wat vond ik daarin belangrijk? (fase 3) Zoals ik al eerder heb aangegeven in de andere vragenlijst. De ene leerling heeft echt uitdaging nodig, de andere heeft bevestiging nodig en is bang om te falen. Ik vind het belangrijk om als docent met beide type leerlingen rekening te houden. ■ Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat voor de komende lessen? (fase 4) Structuur bij wiskunde vind ik belangrijk, niet voorzeggen van de structuur, leerlingen leren zelfstandig te werken. Het leerdoel is dan dat leerlingen dat zelf gaan leren. Mijn taak is dan om het leerproces aan te zetten en te ondersteunen. Het inzetten van de ‘’wijzen’’ in de klas door bijvoorbeeld een paar eenvoudige spijkerschriftsommetjes te laten zien (naast elkaar om te vergelijken). Hoe gaan we nu te werk, niet ik als de docent geef de structuur, maar ik wil de leerlingen zelf na laten denken over de manier van aanpak hoe dit spijkerschrift te ontcijferen. Opmerkingen over het compactschema als aanbeveling voor de volgende periode Het zou wenselijk kunnen zijn om de leerlingen meer te betrekken bij het samenstelling van een compactschema. Aan hen vragen waarom sommige opdrachten wel of niet meegenomen worden in het schema, dit is wel een uitdaging. De meeste leerlingen zijn nog niet zover in hun leerproces naar zelfregulatie. 78 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Reflectieformulier docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak: Engels De vragen zijn van toepassing op de drie verrijkingslessen. ■ Wat wilde ik bereiken met mijn lessen? Waar wilde ik op letten? Wat wilde ik uitproberen? Gelet op de taxonomie van Bloom !(fase 1) Ik wilde in mijn lessen de leerlingen efficiënter laten leren en tevens onderscheid maken tussen de leerlingen. Natuurlijk is het belangrijk dat ik mijn lessen de leerlingen blijf motiveren en uitdagen. Ook vond ik het belangrijk om te kijken hoe ik deze leerlingen moet toetsen, daarbij rekening houdend met de niveaus van Bloom. ■ Wat is er gebeurd? (fase 2). Hoe zijn mijn lessen verlopen? Mijn lessen zijn redelijk verlopen, toch ben ik enigszins teleurgesteld in het uiteindelijke resultaat van de leerlingen. Er zijn een paar leerlingen die de opdrachten goed oppakken en de rest van de leerlingen heeft nog wel wat sturing nodig. Het was onrustig in de klas. De leerlingen gingen allemaal aan het werk, maar de resultaten vielen tegen. Toch is het zo dat een groot deel van de leerlingen echt wel aan het werk wil en ook duidelijk in eerste instantie gemotiveerd zijn, maar het lastig blijven vinden om zich te concentreren. Dit heeft voor een groot deel met de leeftijd te maken, denk ik, in mijn ‘’reguliere” tweede klas is het ook vaak onrustig. ■ Wat vond ik daarin belangrijk? (fase 3) Ik vond het belangrijk te leren hoe ik de lesstof beter aan kan bieden aan de leerlingen van klas 2, want ik wil meer aansluiten bij de behoeften/vragen van deze leerlingen, maar ook de opdrachten zo formuleren en opstellen dat leerlingen effectieve geprikkeld worden om te leren. Ook wilde ik handiger worden in het aanpassen van de bestaande lessen zodat ze geschikt of geschikter zijn voor de leerlingen zodat ik het bestaande materiaal goed kan gebruiken en niet helemaal het wiel opnieuw uitvinden. Ook vind ik het belangrijk dat leerlingen niet alles moeten oefenen. Dit kan geestdodend en demotiverend zijn. ■ Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat voor de komende lessen? (fase 4) Variëren in het ontwerpen van onderzoeksopdrachten, want ik vind het belangrijk dat leerlingen op onderzoekende wijze leren. Iedere keer wanneer ik een bepaald grammaticaal onderwerp wil behandelen door middel van inductief leren uitkomen bij het behandelen van een tekst waarin de leerlingen bijvoorbeeld de grammaticale structuren moeten herkennen. Variatie aanbrengen in de lessen. 79 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Ook wil ik mijn lessen inhoudelijk ergens over laten gaan. De lessen taal moeten de moeite waard worden. Bijvoorbeeld door ze zinnen te laten vertalen met Google en dat dan misschien duidelijk wordt voor leerlingen dat mensen met vertalen nog veel meer doen. Dit zou uit kunnen lopen op een filosofisch gesprekje. Opmerkingen over het compactschema als aanbeveling voor de volgende periode Het compactschema is goed te lezen en zeker ook voor de leerlingen. Zij krijgen dit schema ook zodat ze precies weten waar ze aan toe zijn. Het geeft hen een instrument om te bepalen of ze klaar zijn met leren en maakt hen daarmee meer meester van het eigen leerproces. Er is een D-toets opgenomen in het compactschema. Het zou een optie kunnen zijn om de leerlingen een deel van de vragen van de D-toets zelf te laten maken. Eventueel deze op te nemen in de echte toets. Het is naar mijn idee een manier om ll te gaan laten nadenken over hun eigen leerproces en dat van anderen. Ze denken bewust na over het leerproces en het is een mooie manier om hen te laten vaststellen dat ze geleerd hebben: dat ze eerst iets nog niet wisten/snapten/konden wat ze nu wel weten/snappen/ kunnen. Er gaat naar mijn mening een grote bemoedigende en motiverende kracht uit van het bewust waarnemen en erkennen ervan dat je in staat bent te leren. Dit is ook duidelijk in de training Niet extra maar anders aan bod gekomen. Het draagt bij aan wat self efficacy genoemd wordt: de ervaring dat je tot leren in staat bent; het draagt bij aan het zelfvertrouwen. Het is van belang bij groeiende zelfstandigheid. Het maakt bewust dat leren over jezelf gaat, niet over de docent of ouders een plezier te doen. 80 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Reflectieformulier docenten lesgevers vwo select klas 2 Het Rhedens t.b.v. praktijkonderzoek Hoogbegaafdheid, mei 2016, L. Jagtenberg Vak: Nederlands De vragen zijn van toepassing op de drie verrijkingslessen. ■ Wat wilde ik bereiken met mijn lessen? Waar wilde ik op letten? Wat wilde ik uitproberen? Gelet op de taxonomie van Bloom !(fase 1) Meer uitdaging voor de leerlingen en dat ze ook meer gevoel krijgen bij het vak Nederlands, dat het niet alleen maar grammatica en spelling is. De leerlingen moeten zich bewust worden van hun leerproces en dat ze voor een groot deel dit leerproces zelf sturing kunnen geven. Ik wilde kijken wat ze wel en niet aankunnen. De niveaus in de klas zijn verschillend en daarom moet er gedifferentieerd worden. Ik wilde uitproberen of medeleerlingen hier ook een rol in kunnen spelen. Het belangrijkste vind ik dat de leerlingen ook tijdens de Nederlandse lessen onderzoekend bezig zijn. Dit is ook hetgeen wat terugkomt in de Taxonomie van Bloom (zie de verrijkingslessen). ■ Wat is er gebeurd? (fase 2). Hoe zijn mijn lessen verlopen? Mijn lessen zijn verrassend goed verlopen. De leerlingen gaven aan dat zij het als prettig hebben ervaren dat ook medeleerlingen uitleg hebben gegeven. Het kan soms verhelderend werken voor een leerling wanneer erop verschillende manieren uitleg wordt gegeven. De leerlingen die ondersteuning gaven vonden het een uitdaging om op deze manier met de stof bezig te zijn. ■ Wat vond ik daarin belangrijk? (fase 3) Eigenlijk vind ik het belangrijk dat het eindpunt van het leerproces van de leerling de kick van het leren is . Dit heeft een deel van de leerlingen uit deze klas natuurlijk al, maar juist bij het vak Nederlands zou ik dit graag meer zien. Er moet een growth mindset ontstaan over het eigen leervermogen en de eigen leerinstelling die de leerling ondersteunt bij het verleggen van de grens tussen comfortzone en zone van naaste ontwikkeling. Zie ook de literatuur die is besproken tijdens de training “niet extra maar anders”. ■ Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat voor de komende lessen? (fase 4) Meer inzetten op de kwaliteiten van leerlingen. Zelf materiaal blijven ontwikkelen. 81 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Opmerkingen over het compactschema als aanbeveling voor de volgende periode Het valt mij op dat leerlingen al heel snel in staat zijn zelf te compacten als ze het een paar keer gezien hebben. Graag zou ik dus meer overleg zien met leerlingen en de leerlingen vragen waarom schrappen of handhaven. Wat is het idee erachter en waarom zouden ze dat op die manier doen. Het doel voor mij is om meer inzicht te krijgen in hun denkvermogen en aan de andere kant snijdt mes aan twee kanten want op deze manier wordt de hogere denkvaardigheden geoefend. 82 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 12. Vragenlijsten leerlingen resultaten vak wiskunde 3 Vra vraag/leerling 1 2 3 1 2 2 2 2 3 2 2 3 3 3 3 4 3 3 3 5 3 3 3 6 3 3 3 7 3 3 3 8 2 2 2 9 3 4 3 10 3 4 3 11 3 4 3 12 3 3 3 13 4 3 3 14 4 3 3 15 3 3 3 16 3 4 3 17 3 4 3 18 3 4 3 19 3 4 3 20 3 4 3 21 3 4 3 22 3 4 3 83 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 4 5 2 2 3 3 3 2 3 2 3 3 3 2 3 2 2 3 3 3 3 3 3 3 6 2 2 3 3 4 2 3 2 4 4 4 3 4 3 2 4 4 4 4 4 4 4 7 4 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 3 2 2 3 2 2 1 2 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Vragenlijsten leerlingen resultaten vak Engels 3 vraag/leerling 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 1 2 2 3 3 3 3 3 3 4 3 3 3 3 4 4 3 3 4 3 3 3 3 3 3 2 3 3 3 3 3 3 4 3 4 4 4 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 4 2 3 3 3 3 3 3 4 3 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 84 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 5 1 2 2 2 2 2 2 2 2 3 4 3 3 2 1 2 2 2 2 2 2 2 6 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 4 4 3 3 2 2 3 3 3 3 3 3 7 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 4 2 2 2 2 2 2 4 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Vragenlijsten leerlingen resultaten vak Nederlands vraag/leerling 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 1 2 2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 2 2 2 2 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 2 3 3 3 4 4 3 3 3 3 3 3 85 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 5 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 6 2 3 3 3 3 3 3 3 4 4 2 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 7 2 1 1 1 1 2 2 2 1 1 2 2 2 2 1 1 2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 1 1 2 1 1 1 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 Bijlage 13. Compactschema’s Compactschema Wiskunde Lesdoel/analyse Leerjaar 2, hoofdstuk Wiskunde over “Kwadraten en wortels” Kern van het hoofdstuk is om lesstof van 1e jaar weer op een rijtje te krijgen over letterrekenen, herleiden en formules (opfrissen). Weinig nieuwe lesstof behalve wortels en herleiden van wortels. Veel verschillende stof in één les met als leidraad verbanden (voorloper op functiebegrip) De leerroute in het boek begint gewoon bij letterrekenen en dan volgende andere onderwerpen ogenschijnlijk los hiervan. De rode draad in het hoofdstuk is het begrip van de relatie tussen x en y en de basiskennis die nodig is om formules hiermee te kunnen werken (zoals herleiden). Compactschema Letterrekenen/herleiden is een vaardigheid die oefening vraagt. Veel doen en automatiseren. Hier kan je in compacten, maar daarbij moet de basiskennis eerste duidelijk zijn. Idee om leerlingen eerst de regels voor zichzelf duidelijk te laten krijgen. Is in het lesboek wat doorweven met voorbeelden. Bij compacten is ingevoerd dat de leerlingen de complexe opgaven (meerdere rekenregels in één som) te laten maken en alle eenvoudige sommen te schrappen. Bij formules is ook een deel van de basis geschrapt. Contextopgaven (brug etc.) zijn blijven staan. Belangrijk is combinatie-opgaven (rechte lijn en parabool in 1 grafiek) uit te voeren. Bij wortels herleiden idem zoals bij het letterrekenen: de leerlingen de vraag stellen: Wat zijn de regels? De VWO opgaven blijven gehandhaafd (in de methode zijn ook havo opgaven). Bij de start van iedere les wordt een moeilijke opgave op het bord gezet (wiskunde, herleiden) en de leerlingen zonder voorkennis uit de betreffende paragraaf gevraagd de som te herleiden. Stuk verrijking binnen het compactschema Om de 4 weken de leerlingen kennis laten maken met functieonderzoek (belangrijk begrip in hogere leerjaren stimuleren) op dit niveau. Geogebra en meerdere formules laten plotten . Onderzoek is de opdracht. Wat gebeurt er als je parameter voor de x wijzigt etc. De leerlingen leren hier de relatie (het verband) tussen x en y. Verrijkingsstof los van het compacten: satelietontvangers. Wat is het nut van de parabolische vorm. Zoek maar uit. 86 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Studiewijzer DV2S VWO H7 Kwadratische vergelijkingen (kernopgaven staan dikgedrukt en onderstreept) Gebruik ook de filmpjes van www.wiskundeacademie.nl onderwerpen: Rekenen met letters, Lineaire formules (balansmethode), Kwadratische formules, grafieken en vergelijkingen Paragraaf Kennen en kunnen G Par. 7.1 Eigenschappen van getallen Ontbinden in priemfactoren 2 Par. 7.2 Buiten haakjes brengen Ontbinden in factoren (zoveel mogelijk factoren buiten haakjes brengen) 1 1 1 Par. 7.3 De product-som methode Een som van drie termen ontbinden in factoren naar de vorm (x + …) ( x +…) 2 3 3 3 Par. 7.4 Kwadratische vergelijkingen Oplossen van kwadratische vergelijking door te ontbinden in factoren en A.B=0 toe te passen Par. 7.5 Oplosmethoden Zelf kunnen kiezen welke oplosmethode nodig is (ontbinden in factoren met A.B=0 of x2=c) 4 5 5 2 2 5 6 6 87 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Paragraaf Kennen en kunnen G Par. 7.6 Toepassingen Van context (verhaal of plaatje) vertaling naar wiskunde maken, oplossen en vertaling terug Gemengde opgaven Diagnostische toets 6 7 Zelf kunnen kiezen van de te gebruiken wiskunde en dit kunnen toepassen in meer complexe, gecombineerde opgaven ook in contextrijke vraagstelling. In overleg opgaven overslaan en uitdagende opdrachten. Inzicht in eigen kennis en kunnen. Aan de hand van de resultaten van deze toets kan je extra oefenen en leren voor het proefwerk of kiezen voor verdiepingsstof. 1 9 1 t Extra oefenen met: Proefwerk donderdag 26 mei Leren & oefenen: theorie, herhalingsopgaven, samenvatting, eerder fout gemaakte opgaven opnieuw maken enz. Kijk ook en ELO/Studiewijzer voor extra materiaal Gepland lesuitval: meivakantie (27 april t/m 8 mei), Pinksteren (16 mei) 88 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 D o Studiewijzer Nederlands Vwo select klas Het kennen en kunnen voor leerlingen staat in het boek per hoofdstuk aangegeven en is dus niet in deze studiewijzer apart vermeld. Week 2 Week 3 Herhalen van voor de vakantie, planning bespreken, boekenlijst bespreken Lekker lezen blz. 7, 13 Samen de tekst lezen Opdracht 1 zelfstandig maken/nakijken Uitleg opdracht 2 + 4 voor in het fictiedossier Uitleg fictie en non-fictie + doelen van fictie Opdracht 5 + 6 maken Grammatica blz. 15 Uitleg werkwoorden persoonsvorm, infinitief en voltooid deelwoord Opdracht 7,8 en 9 facultatief Opdracht docentenhandleiding blz. 9, zinnen maken pv, inf, volt.dw, alternatieve opdracht 3 Grammatica blz. 17 Uitleg persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde / naamwoordelijk gezegde Opdracht 10 t/m 13 maken, facultatief Week 4 Nakijken/vragen week 3 Grammatica blz. 19 Uitleg onderwerp en herhaling pv + wwg + ng Opdracht docentenhandleiding blz. Opdracht 14 + 15 maken Kranten, tijdproef-pv, getalproef ow Spelling blz. 20, 22 introductiemogelijkheid Uitleg vervoegen van persoonsvorm Opdracht 20 ( de eerste samen maken) + opdracht 21 maken Opdracht 22 t/m 25 maken s.o. grammatica laten zien wat je weet! Taalschat blz. 25 Samen opdracht 26 Opdracht 28 t/m 30 zelfstandig maken Het woordenboekspel 89 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Week 5 Lees vaardig blz. 29, 32 Uitleg titel, onderwerp, deelonderwerp, alinea en tussenkopjes Tekst van nieuwsbegrip bekijken Opdracht 31 en 32 maken Uitleg leesstrategieën Opdracht 33 en 35 samen maken Opdracht 36 zelfstandig maken Schrijf vaardig blz. 37, variatie opdracht 4 Opdracht 38 samen maken Regels voor goed schrijven bespreken (ook van een e-mail) Opdracht 42 maken Reflectiemogelijkheden Spreken, kijken en luisteren Opdracht 45 ( zie werkblad op de site) variatie in werkvorm opdracht 1 Week 6 Week 7 vakantie Over taal blz. 44 Spreektaal en landstaal Opdracht 50 samen Opdracht 53 en 55 zelfstandig maken Opdracht leerdoelen uitwerken Gedicht blz. 47 Uitleg strofe, proza en poëzie Opdracht 58 zelfstandig maken www.doemaardichtmaar.nl voor opdracht Gedichten Opdracht 57, introductie voor in taalportfolio Doe-het-zelf-dichtcursus Week 8 Zelf in te vullen les Proefwerk blok 1 Mini-project, soap over sportteam Lekker lezen blz. 53, 58 Samen de tekst lezen Opdracht 1 zelfstandig maken Uitleg opdracht 2 voor in het fictiedossier Uitleg beoordelingswoorden + soorten verhalen Opdracht 4 en 5 maken Recensie schrijven bij gelezen boek voor in het fictiedossier Week 9 P Grammatica blz. 63, 66 Uitleg zinsdelen, woordbenoemen, kww, hww, zww 90 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Een knipopdracht met zinnen ( zie docentenhandleiding blz.. Opdracht 10 en 11 zelfstandig maken. Opdracht 16 maken Opdracht docentenhandleiding blz. Spelling blz. 67 Uitleg persoonsvorm verleden tijd Opdracht 17 t/m 20 zelfstandig maken Facultatief opdracht recept appeltaart uitwerken Week 10 Week 11 Projectweek, Mini-project opdracht 56 blok 2 Taalschat blz. 73 Opdracht 26 samen maken Opdracht 27 en 28 in tweetallen woordveld 5.1 Lees vaardig blz. 77, 78 Opdracht 30 + 31 Uitleg kernzin en deelonderwerp Opdracht 32 samen maken Opdracht 35 en 37 maken Extra opdracht fictie/lezen schrijf een dagboekfragment s.o. taalschat blok 2 91 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Scan compactschema Engels 92 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Bijlage 14. Verrijkingslessen Project wiskunde/aardrijkskunde DV2S maart/april 2016: doel: toepassen van wiskunde (tellen, statistiek) in actueel aardrijkskundig onderwerp en opbouwen onderzoek vaardigheden in praktijksituatie resultaat: verslag met daarin onderzoeksvraag, -opzet, onderzoeksresultaat met grafische verwerking en conclusies (blz. 99 t/m 101 wiskundeboek); grafische verwerking óók handmatig. tijdpad: Wanneer 29 maart 20.00 uur 31 april 4 april 14 april 20.00 uur Wat Inleveren korte opzet (onderwerp, onderzoeksvraag/deelvragen, formulieren om metingen te noteren, planning, taakverdeling) Groep krijgt akkoord/niet akkoord voor plan, bijstelling indien nodig voor 2 april 20.00 uur. Mogelijkheid tot meten tijdens de lessen AK/WI blokuur, alleen na akkoord van opzet Inleveren verslag (opbouw zie boven), als bijlage ook logboek met wie wat gedaan heeft. groepsindeling: eigen keuze, min. 2 en max. 4 leerlingen Bij meer leerlingen wordt ook meer diepgang en uitgebreider onderzoek verwacht. belangrijke tips: Maak het onderzoek niet te groot en ingewikkeld. Zorg dat het ‘klein’ blijft zodat je tijd hebt om ook de gegevens netjes te verwerken en een goed verslag op te stellen. Samenwerken kan moeilijk zijn. Verdeel duidelijk te taken, spreek de planning af en zorg dat iedereen zijn inbreng kan hebben. Bij probleem niet laten oplopen: uitspreken naar elkaar en/of vraag hulp aan je docent hierbij. Eisen aan het verslag: nette opbouw en uitwerking inhoud minimaal: titelblad, inhoudsopgave, inleiding, onderzoeksvraag, resultaten, conclusies, bijlagen met meetformulieren, oorspronkelijke onderzoeksopzet, handgemaakte diagrammen en logboek duidelijk zichtbaar gebruik van statistiek, diagrammen en centrummaten (modus, mediaan, gemiddelde) duidelijke relevantie/relatie met actueel of lokaal aardrijkskundig onderwerp duidelijke zichtbare aspecten op gebied van onderzoek vaardigheden op tijd ingeleverd Beoordeling: 1x SO-cijfer WI: gebruik van statistiek in het verslag (verschillende soorten diagrammen, manier van gegevensverwerking) en het verslag zelf 1x SO-cijfer AK: beoordeling op inhoudelijke aspecten: keuze van onderwerp, manier van meten en gegevens verwerken, conclusies 93 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Verrijkingslessen Engels Onderzoekende opdracht Engels Asterix en de Britten (2 lessen) Inleiding De gallische stripheld Asterix komt in de loop van zijn strip-leven in allerlei landen terecht – en daar ziet hij mensen en dingen die soms heel anders zijn dan in zijn eigen land. De maker van de strip, R. Goscinny en A. Uderzo (resp. de schrijver en de tekenaar) hebben er ongetwijfeld heel er hun best voor gedaan om zo goed mogelijk hun kennis en ideeën over dat andere land en volk in de strip te verwerken. Tegelijkertijd willen ze de lezers aan het lachen maken, en dus zullen ze er vast ook voor kiezen om de lezers en kijkers ook te laten lachen om die dingen die zij geestig vinden. Doelen Als deze taak af hebt dan heb je iets geleerd over Engeland en over humor (van de makers van Asterix, van de Britten, en van jezelf). Ook heb je ervaring opgedaan in het maken van een planning en taakverdeling, en in het zelf in de gaten houden van de voorgang van het werk. En je hebt ervaring in het nadenken over hoe je een taak aanpakt, en wat je daarvan leert voor een volgende keer. Werkwijze Maak een planning; wat moet je allemaal doen voor deze taak, hoeveel tijd kost dat per deeltaak, hoe ga je de tijd verdelen over de uren die je beschikbaar hebt, moet iedereen alles doen of kun je ook taken verdelen: wanneer doet wie wat. Bespreek de planning met mij. Gebruik een logboekje en houd na iedere les bij wat je gedaan heb in je logboek. Schrijf ook op welke problemen je tegenkwam en hoe je dat opgelost hebt. Maak afspraken met mij over de voortgang. Maak aan het eind van het project een verslag waarin je opschrijft wat je hebt onderzocht of gemaakt, hoe je het hebt aangepakt, welke problemen je tegenkwam en hoe je die hebt opgelost, en wat je vond van deze taak. Bereid een presentatie voor aan je klasgenoten. Je kunt dat doen op de manier zoals die hieronder staat. Je mag ook zelf iets bedenken. Taak Lees en bekijk het stripboek en zoek uit: - Op welke manier de makers proberen Britania en het Britse volk en hun gewoontes te beschrijven. - Wat zij kennelijk grappig vinden Kies dan in over met mij minstens drie van de dingen die je opschreef, en werk die verder uit - Zoek voorbeelden in het hele boek - Vergeet niet de bladzijde op te schrijven waarnaar je verwijst Kies dan een bladzijde uit die je het grappigst vindt en die je kunt gebruiken voor je presentatie in de klas en kopieer die voor iedereen - Maak vragen bij die bladzijde - Vertel in die presentatie iets over deze taak - Vertel iets over het stripboek - Deel de bladzijde uit en de vragen. Hoe kun je dit nu bespreken met de klas Evaluatie Na afloop van dit project is er een evaluatie. Het verslagje, het logboekje en de presentatie 94 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Engels grammatica Onderzoekende opdracht (1 les) Grammar A. Het Nederlandse woord: “ons (onze) kun je in het Engels op twee manier vertalen a. Met welke Engelse woorden kun je dat woord vertalen? b. Waardoor komt dat verschil in vertaling? c. Geef van elke Engelse vertaling een voorbeeldzin B. Zoek zoveel mogelijk manier om het Nederlandse woord: “Ze (zij) in het Engels te vertalen Geef bij elke vertaling een voorbeeldzin, die duidelijk maakt waarom je in een bepaald geval kiest voor een bepaalde vertaling Opdracht Reading 1. Kies uit de rubriek: UK van Newsround een tekst. Bedenk bij deze tekst 5 vragen in het Engels, schrijf die vragen op en laat ze door je buurman beantwoorden. Dit probeer je in het Engels te doen. 2. Maak van beide teksten een korte samenvatting en lees die voor aan elkaar. Weet je niet hoe je bepaalde woorden uit moet spreken vraag het aan de docent. 95 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Onderzoekende opdracht Engels jeugdjournaal (2 lessen) Les 1 In deze lessencyclus komen de leerlingen in aanraking met het Engelse jeugdjournaal Newsround. Dit wordt elke dag uitgezonden via BBC1 om 18.00 uur. Het iets meer dan 10 minuten. Om de kennismaking in een klasensetting te laten plaatsvinden wordt de uitzending gedownload. Vervolgens wordt er een aantal afleveringen van het Nederlandse jeugdjournaal gekeken. De leerlingen werken in groepjes van 4. De eerste opdracht bestaat uit een vergelijking tussen beide journaals. De leerlingen vergelijking deze journaals op basis van de verschillen en overeenkomsten : 1. Keuze van onderwerpen 2. Manier van presenteren van het journaal 3. Presentatie van de onderwerpen 4. Vormgeving 5. Vast rubrieken 6. Taalgebruik 7. Effectiviteit van de informatie 8. Rol van de kinderen Deze informatie wordt klassikaal nabesproken. Les 2 Het TV jeugdjournaal heeft ook een internetvariant. Op de CBBC site van Newsround wordt dagelijks het nieuws voor jongeren weergegeven. Daarvoor is de site verdeeld in een aantal rubrieken zoals: Wordk UK animals etc. Bij elke rubriek staat een aantal teksten aangepast voor jongeren. Bij deze opdracht gaan de leerlingen in tweetallen naar de mediatheek en ze zoeken bij elke rubriek tenminste 1 tekst, die hen interesseert. Als ze de teksten gevonden hebben kunnen ze per tekst kiezen uit twee opdrachten 1. Vat de tekst samen in 2/3 zinnen 2. Maak zelf vijf vragen bij de tekst De tweetalen wisselen de teksten met opdrachten uit in de klas. 96 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 Verrijkingsles Nederlands Fictie/lezen Schrijfvaardig begrijpen, toepassen, iets nieuws maken of uitdenken, creëren toepassen, analyseren, evalueren, iets nieuws maken of uitdenken Opdracht bij fictie/lezen Begrijpen van de tekst waar gaat de tekst over? Staan er moeilijke woorden in de tekst dan deze opzoeken. Toepassen van de algemene vragen die horen bij een het beantwoorden van de vragen die bij een tekst horen, wanneer je deze tekst goed wilt begrijpen. - Wat is het onderwerp? - Wat is de hoofdgedachte? - Hoeveel alinea’s bestaat de tekst? - Wie zijn de hoofdspersonen? - Voor wie is de tekst geschreven? - Tekstdoel van de schrijver? - Tekstsoort? Iets nieuws: de leerling schrijft een dagboekfragment. Het is een reactie op het verhaal dat de leerlingen gelezen hebben. Er kan voor deze les gebruik worden gemaakt van een stukje fictie in de vorm van literatuur. - Wat voor een soort verhaal hebben we hier te maken - Kennen de leerlingen meer van dit soort verhalen en door wie zijn die verhalen geschreven - Wat is er bekend over de schrijver? De leerlingen moeten zelf op onderzoek uit. 97 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 98 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 99 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 100 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016 101 Praktijkonderzoek hoogbegaafdheid, juli 2016