De taxonomie van Bloom

advertisement
De taxonomie van Bloom: een indeling van het cognitieve gebied.
Hier kijkt Macco naar op het moment van je presentatie geven.
Een taxonomie is een systematische indeling waarin een rangorde een rol speelt.
Biologen gebruiken bijvoorbeeld een taxonomie om het dierenrijk of plantenrijk te
beschrijven. Hoog in het schema vind je de hoofdgroepen en steeds lager vind je
uitsplitsingen in subgroepen, soorten en families.
Binnen het cognitieve gebied (dat is het terrein van de menselijke kennis) hebben
Bloom en zijn medewerkers een zestal verschillende doelstellingen onderscheiden.
De publicaties van Bloom zijn erg bruikbaar gebleken en ook nogal bekend
geworden.
De bruikbaarheid schuilt in het feit dat je m.b.v. zijn verschillende categorieën
makkelijker op ideeën komt voor doelstellingen die je met bepaalde
onderwijsactiviteiten kunt hebben.
Bloom onderscheidt de volgende zes hoofdcategorieën:
1. Kennis (van feiten)
2. Begrip
3. Toepassing (iets met feitenkennis kunnen doen)
4. Analyseren (iets systematisch kunnen onderzoeken, onderscheid maken in
delen)
5. Synthetiseren (kennis van dingen tot een nieuw geheel kunnen
samenvoegen)
6. Evalueren (een oordeel kunnen geven op basis van criteria) .
De hiërarchie zit in het gegeven dat, volgens Bloom, je bijvoorbeeld bepaalde kennis
pas kunt toepassen, wanneer je daarvóór de zaak waarover het gaat eerst hebt
begrepen (nr 2: begrip) en op zijn beurt is daarvóór eerst noodzakelijk dat je iets
gewoon weet (nr 1).
En om bijv. te kunnen synthetiseren moet je van voren af aan eerst de zaak weten,
begrijpen, kunnen toepassen en analyseren.
Met andere woorden het gedrag in een bepaalde categorie kan pas worden
uitgevoerd wanneer de leerling het gedrag van alle lagere categorieën reeds
beheerst.
Bij het specificeren van algemene doelstellingen kunnen we van deze eigenschap
van Bloom’s taxonomie gebruik maken. Gebruik van het ordeningsschema van
beheersingsvormen kan de leraar behoeden voor eenzijdigheden bij het nastreven
van doelen. Hij zal beslist moeten toegeven dat er iets hapert aan zijn
vormingsarbeid als praktisch al zijn doelstellingen op het niveau van geheugenkennis
en begrijpen liggen. In het algemeen kunnen we dus zeggen dat kennis van de
beheersingsvormen de mogelijkheid biedt bij de planning van lessen en curricula te
controleren welke verstandelijke activiteiten vereist worden.
De categorieën van de taxonomie bieden verder een bruikbaar referentiekader voor
het opstellen van overhoringen en toetsen. Zelfs gegevens over de vraagvormen
(gesloten of open) zijn eruit af te leiden. Het spreekt vanzelf dat kennis van de
beheersingsvormen ertoe bijdraagt de onderwijsdoelen scherper te formuleren.
Zoals aangekondigd kunnen de hoofdcategorieën kennis, begrip, toepassing,
analyse, synthese en evaluatie nog verder onderverdeeld worden. Een uitwerking
van deze onderverdeling is weergegeven in het onderstaande schematische
overzicht. De voorbeelden die hierbij zijn vermeld hebben vooral betrekking op de
talen. T.a.v. vakken als natuur- en scheikunde en techniek kan het schema worden
aangevuld met voorbeelden uit de eigen vakgebieden.
Het schema is opgebouwd van simpel naar complex.
Een hoger niveau omvat steeds de lagere niveaus.
1. KENNIS hebben van (en dit letterlijk uit het geheugen kunnen reproduceren):
a. feiten: bijv. woorden, termen, uitdrukkingen, namen, specifieke feiten,
verschijnselen en tekens;
b. middelen, methoden, afspraken, werkwijzen: bijv. woordenboek raadplegen,
leestekens, stromingen, stijlen, (taalkundig) benoemen van woorden, zinsdelen;
criteria t.a.v. gesproken taal(snelheid, intonatie, uitspraak);
c. systemen en structuren: bijv. wetmatigheden, principes, regels (denk. aan
spelling).
2. BEGRIP (inzicht hebben op het laagste niveau, in een soortgelijke situatie de
kennis kunnen gebruiken)
a. omzetting: bijv. begrepen inhoud met eigen woorden kunnen omschrijven, zelf een
voorbeeld van een regel kunnen geven;
b. interpretatie: b.v. hoofd – en bijzaken kunnen onderscheiden, relaties leggen,
karakter van de hoofdpersoon van een werk kunnen beschrijven;
c. extrapolatie: bijv. teksten (proza, poëzie verklaren, waarbij je iets extra’s toevoegt,
tussen de regels leest.
3. TOEPASSING
Het geleerde (kennis en begrip) in een nieuwe situatie (bij een nieuw probleem)
toepassen bijv. Door bijvoorbeeld de juiste regel(s) te kiezen en toe te passen.
4. ANALYSE (logisch redeneren, deductief of inductief)
Analyse van het geheel: het geheel ontleden in zijn samenstellende elementen /
delen. Dit vereist dieper inzicht; niet alleen begrijpen en toepassen, maar ook zichzelf
vragen stellen over de inhoud; ,opsporen van hiaten onduidelijkheden;
dieperliggende verklaringen of oorzaken opsporen; diagnosticeren bijv. het nakijken
van een verslag of opstel en ontdekken waar fouten of gebrek aan logica in de
opbouw zitten.
5. SYNTHESE (creatief denken, het probleem heeft verschillende mogelijke
oplossingen)
Op een originele en unieke wijze elementen tot een nieuw geheel synthetiseren;
creatief denken, tot een nieuwe combinatie komen vanuit de verscheidenheid van
gegevens
6. EVALUATIE (kritisch denken, beoordelen, divergent denken)
Het geven van een beoordeling als het resultaat van een zorgvuldige afweging van
feiten, begrippen en inzichten; kritisch denken (geen kretologie) bijv. een gefundeerd
oordeel geven over de kwaliteit van een opstel van je leerlingen.
Download