6 Raadsels rond Karel de Grote cultureel socio-economisch politiek Tijdens de vorige lessen heb je kennisgemaakt met de Frankische samenleving. Een van de Frankische heersers die tot de verbeelding spreekt, is Karel de Grote. Hij is de eerste Germaan die het tot keizer schopt. Wat weten we eigenlijk over hem? Heeft hij zijn uitroeping tot keizer zelf gepland? Hoe zag Karel de Grote eruit? Opdracht 1 480 Merovingers D E R a In 800 kroont de paus de Karolinger Karel de Grote tot keizer. Maar wil Karel dat wel? De volgende twee historische documenten beschrijven de keizerskroning. a (Karel) kwam daarop naar Rome, om de (...) kerkelijke zaken weer op orde te brengen, en bleef er de hele winter. In die tijd kreeg hij er ook de titel van keizer en Augustus. Oorspronkelijk had hij daar zo’n hekel aan dat hij verzekerde, die keer, al was het nog zo’n hoogdag, niet ter Kerke gegaan te zijn als hij de bedoeling van de paus had kunnen vermoeden. F 751 n k Keizer tegen wil en dank? Bewerking van Einhart, Leven en werk van Karel de Grote De geleerde Einhart (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en geldt als een van de belangrijkste raadgevers van Karel de Grote. Hij wil de daden van zijn heer en weldoener ophemelen. Einhart schrijft de biografie omstreeks 830. Hij baseert zich gedeeltelijk op de ‘Koningsannalen’, een chronologische opsomming van gebeurtenissen gemaakt door anonieme schrijvers. e n karoLingers 900 b Daar de almachtige God al de bezittingen (het Karolingische Rijk) onder zijn gezag (Karel) had geplaatst, leek het hun (de paus en het concilie) (...) in overeenstemming met het verzoek van het christelijke volk dat hij er ook de keizerlijke titel zou dragen. Die bede wilde Karel de Grote niet weigeren, maar hij onderwierp zich aan het verlangen (van hen) en ontving de titel van keizer met de wijding door paus Leo. 1000 Uit de annalen van de abdij van Lorsch De abdij van Lorsch bevindt zich in het huidige Duitsland. Een anonieme maker schrijft het stukje over de keizerskroning op het einde van het jaar 801. - Vul voor elk document de identiteitskaart in. 40 LES 6 | Raadsels rond Karel de Grote Identiteitskaart van bron a - Bron / werk / twijfelgeval - Indien bron: Soort bron: geschreven bron / ongeschreven bron (1) Indien ongeschreven: mondelinge / materiële bron (1) - Inlichtingen over de maker: Nationaliteit: Geboortedatum: Sterfdatum: Beroep of functie: Andere: Naam: - De datum waarop de bron werd gemaakt: - Er is een / geen (1) groot tijdverschil tussen het maken en de feiten die verhaald worden. - De maker was een / geen (1) ooggetuige. - Heeft de maker andere bronnen of werken gebruikt? Ja / nee (1). Voorlopig besluit: vind je in de bovenstaande gegevens zaken terug die de maker minder betrouwbaar gemaakt kunnen hebben? Ja / nee. Zo ja, motiveer je antwoord. Identiteitskaart van bron b - Bron / werk / twijfelgeval - Indien bron: Soort bron: geschreven bron / ongeschreven bron (1) Indien ongeschreven: mondelinge / materiële bron (1) - Inlichtingen over de maker: Nationaliteit: Geboortedatum: Sterfdatum: Beroep of functie: Andere: Naam: - De datum waarop de bron werd gemaakt: - Er is een / geen (1) groot tijdverschil tussen het maken en de feiten die verhaald worden. - De maker was een / geen (1) ooggetuige. - Heeft de maker andere bronnen of werken gebruikt? Ja / nee (1). Voorlopig besluit: vind je in de bovenstaande gegevens zaken terug die de maker minder betrouwbaar gemaakt kunnen hebben? Ja / nee. Zo ja, motiveer je antwoord. B | De westerse samenleving tot het jaar 1000 41 - Omcirkel telkens het juiste antwoord. • Welke bron staat het dichtst bij de gebeurtenis? a – b • In welke bron lijkt het alsof Karel door de paus verrast wordt? a – b • In welke bron zijn het de Romeinse christenen die de titel aanbieden? a – b • In welke bron is het de paus zelf die het initiatief tot de keizerskroning neemt? a – b Opdracht 2 Hoe zag Karel de Grote eruit? A Afbeeldingen van Karel de Grote a Afbeelding van Karel de Grote op een relikwieënkast b Afbeelding uit de ‘Grande waarin zijn beenderen tot vandaag worden bewaard, Chroniques de France’, begin 13e eeuw 13e-14e eeuw c Afbeelding uit de 15e eeuw 42 LES 6 | Raadsels rond Karel de Grote d Tekening uit de 15e eeuw e Schilderij van Claudius Jacquand uit de 19e eeuw Kroning van Karel tot koning van Italië in 774 f Ruiterstandbeeld (brons met restanten van verguldsel, 9e eeuw, bewaard in het Louvre in Parijs, 23,5 cm hoog) Enkele vaststellingen van geschiedkundigen over het standbeeldje: - Het paard stamt uit de 15e eeuw. - Het beeldje was oorspronkelijk verguld. - De gewoonte van koningen om een rijksappel vast te houden, stamt uit de tijd van Karel de Kale (840-877). B Die kleinzoon van Karel de Grote heeft een wat gedrongen gestalte. Zijn gestalte was rijzig en krachtig, maar niet abnormaal groot. Zijn schedel was rond, zijn ogen waren zeer groot en levendig, zijn neus was iets groter dan normaal, zijn grijze haar schoon, zijn gelaat vriendelijk en opgewekt ... Hoewel zijn hals vlezig en iets te kort was en ook zijn buik wat sterk naar voren welfde, viel dat door de goede bouw van de rest van zijn lichaam niet op. Hij had een heldere stem (piepstem?) die echter niet zo goed bij zijn gestalte paste ... Uit: Einhart, Leven en werk van Karel de Grote, omstreeks 830 - Welke van de afbeeldingen is het oudst en staat het dichtst bij de tijd van Karel de Grote? Omcirkel het juiste antwoord: a – b – c – d – e – f - Welke afbeeldingen gaan over een kroning? - Bekijk de haargroei op de afbeeldingen a tot en met e. Welke overeenkomsten stel je vast? B | De westerse samenleving tot het jaar 1000 43 - Welk verschil stel je vast met afbeelding f? - Onderstreep in document B het fragment over het haar. Wat wordt niet vermeld? - Onderstreep in document B het fragment over de neus. Vergelijk met alle afbeeldingen en omcirkel het juiste antwoord. Alle afbeeldingen komen overeen / niet overeen met de tekst. - Vergelijk document B met afbeelding f. Welke beschrijvingen in de tekst komen overeen met het beeldje? 1 2 3 4 - Lees de tekst bij het beeldje (f). Waarom zou je kunnen twijfelen aan het feit dat het om Karel de Grote gaat? - Wat heb je in deze opdracht geleerd over afbeeldingen van historische figuren? Zijn de uitspraken juist of onjuist? Juist Onjuist De afbeeldingen die men van historische figuren maakt, komen niet altijd met de werkelijkheid overeen. We weten zeer goed hoe bekende personen uit het verleden eruitzagen. Wat je na deze les moet kennen en kunnen: KEnnen 1 aantonen dat men niet alles weet over het uiterlijk van historische figuren KUnnen 1 bronnen identificeren en beoordelen 2 bronnen die elkaar tegenspreken vergelijken 3 afbeeldingen met elkaar en met andere bronnen vergelijken - Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je via het onlinelesmateriaal verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, dan zet je daar een kruisje voor. - Bij het onlinelesmateriaal vind je een ICT-les bij dit onderdeel. 44 LES 6 | Raadsels rond Karel de Grote 7 De standensamenleving cultureel socio-economisch politiek Volgens de Belgische grondwet zijn alle ‘Belgen gelijk voor de wet’ en bestaan er geen standen. Jij vindt dat misschien zeer normaal, maar lange tijd bestond er in Europa geen wettelijke gelijkheid tussen de mensen. Sommigen hadden meer of andere rechten dan de anderen. Vanaf het einde van de 9e eeuw ontstaat uit die ongelijkheid een standensamenleving. Die samenleving houdt stand tot in de 18e eeuw. Welke groepen zijn er in de standensamenleving? Wat zijn hun rechten en plichten? Waarom is de standensamenleving niet blijven bestaan? Opdracht 1 - Situeer de standenmaatschappij in de tijd. Omcirkel de juiste antwoorden. 900 T Tussen de 10e en 11e eeuw – tussen de 9e en 10e eeuw • Wanneer komt er een einde aan de standenmaatschappij? A N S • Wanneer is de standenmaatschappij ontstaan? Op het einde van de Middeleeuwen – op het einde van het Ancien Régime 1100 D 1 De standen hebben eigen rechten en plichten E N S A M E N L E V I N G 1800 Opdracht 2 De enen bidden, de anderen vechten en weer anderen werken. Hun taken vullen elkaar aan. Iedere stand is een steun voor de anderen. Uit: Adalbero van Laon, Lofdicht voor koning Robert de Vrome De geleerde Adalbero van Laon (950-1030) is edelman en bisschop. B | De westerse samenleving tot het jaar 1000 45 - Welke taakverdeling ziet Adalbero in de maatschappij? Vul in. • Geestelijken: • Edelen (= ‘de adel’): • Het volk (= ‘de derde stand’): Opdracht 3 Deze miniatuur toont de drie standen. Vul aan: adel, geestelijken, derde stand. In welke groepen worden de standen verder opgedeeld? 1 2 3 Opdracht 4 SPEL Standenbord - Verdeel de klas in groepjes van vier of vijf leerlingen. - Jullie krijgen een spelbord, spelkaartjes en een dobbelsteen. - Tijdens het spel kom je ook heel wat te weten over de standenmaatschappij. - Na het spel vul je punt 1 van het schema in. 46 LES 7 | De standensamenleving 2 De standenmaatschappij kraakt in haar voegen Opdracht 5 Omdat zij van geen adellijke voorrechten kunnen genieten, laten de burgers hun kinderen studeren, opdat zij tot de ambtsadel of hoge kerkelijke ambten kunnen opklimmen. Tegenwoordig worden de kooplui omdat ze rijk zijn, vertroeteld en gevleid. Zij krijgen echter geen voorrechten, omdat de adel handel drijven als onwaardig beschouwt. Zo zijn de rijke kooplui bij de derde stand ingedeeld: zij betalen belasting net als de niet-edelen en de boeren; die stand wordt het slechtst behandeld, zowel door de koning als door de bevoorrechte standen. Vrije bewerking van een verslag van twee Venetiaanse gezanten over het Frankrijk van de 16e eeuw. - Bij welke stand horen de rijke kooplui? - Hoe proberen de kooplui aan invloed te winnen? Opdracht 6 Evolutie van de pachtprijzen in het graafschap Vlaanderen Zele Koekelare Gijverinkhove Land van Nevele 1646-1655 152 203 184 155 1656-1665 159 177 105 147 1666-1675 148 161 108 82 1676-1685 122 161 111 71 1686-1695 101 132 97 69 1696-1705 100 100 100 100 1706-1715 108 74 95 88 Uit: C. Vandenbroeke. Landbouw in de Zuidelijke Nederlanden (1650-1815) In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden. Nieuwe Tijd, Deel 8. - Wat leid je uit deze cijfers af? - Welke stand verliest daardoor aan inkomen? B | De westerse samenleving tot het jaar 1000 47 Opdracht 7 Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij hiermee instemt. Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil Government, 1689 John Locke (1632-1704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed. - Uit welk jaar stamt deze tekst? - Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving? Wat je na deze les moet kennen en kunnen: KEnnen 1 de begrippen ‘stand’, ‘tienden’, ‘adel’ en ‘geestelijken’ uitleggen 2 de drie standen opnoemen 3 een verschil tussen de standensamenleving en de eigentijdse maatschappij geven 4 de taak van elke stand geven KUnnen 1 de Middeleeuwen met de Eigen Tijd vergelijken 2 de standensamenleving in de tijd situeren 3 met behulp van opdrachten een tabel analyseren 4 informatie uit historische documenten afleiden 5 een recht van de adel opnoemen 6 twee rechten van de geestelijken opnoemen 7 twee plichten van de derde stand opnoemen 5 informatie uit een spel afleiden 6 informatie uit een historisch verhaal afleiden 8 het streven naar macht van de rijke burgerij verklaren Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je via het onlinelesmateriaal verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, dan zet je daar een kruisje voor. 48 LES 7 | De standensamenleving bordschema LES 7: De standensamenleving cultureel socio-economisch politiek 1 De standen hebben eigen rechten en plichten CLERUS of GEESTELIJKHEID ADEL DE DERDE STAND ‘Plichten’: ‘Plichten’: ‘Plichten’: - - - - - - - - - Rechten: Rechten: - - - - - - 2 De standenmaatschappij kraakt in haar voegen De steden worden rijk en machtig. De stedelingen krijgen rechten: - zelfbestuur - eigen rechtspraak. De adel en de geestelijken verliezen vanaf de 15e-16e eeuw aan macht en aanzien. In de 18e eeuw vindt men dat alle mensen van nature gelijk zijn. Rond 1800 komt er een einde aan de standenmaatschappij. B | De westerse samenleving tot het jaar 1000 49 Overzicht B: De westerse samenleving tot het jaar 1000 VAL VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK (5e EEUW) Oorzaken: invallen van ‘barbaren’ + opstandige legioenen + daling bevolking VOLKSVERHUIZINGEN (grote rol van de Hunnen) GERMANEN GERMAANSE KONINKRIJKEN FRANKISCHE RIJK (5e – 9e EEUW) Politiek: koning heeft veel macht herstel keizerrijk rijk verdeeld in gouwen Socio-economisch: landbouw zeer belangrijk grote domeinen tussen Loire en Rijn horigen gesloten economie Friese handel Vikingen Karel de Grote (800) ambtenaren: graven, hertogen Cultureel: vermenging Romeinse en Germaanse gewoonten christelijke Kerk bekering, missionarissen ABDIJEN regel van Benedictus VERDRAG VAN VERDUN (843) West-Francië Frankrijk Midden-Francië Oost-Francië Duitsland 9e eeuw: groeiende macht voor graven en hertogen ONTSTAAN VAN EEN STANDENSAMENLEVING - Standensamenleving = bevolkingsgroepen met verschillende rechten en plichten 3 STANDEN GEESTELIJKEN ADEL HET VOLK 50 voorrechten Overzicht B: De westerse samenleving tot het jaar 1000 plichten C Niet-westerse samenlevingen cultureel socio-economisch politiek De westerse samenleving situeert men in (West-)Europa. Na de Europese kolonisaties in de 15e-18e eeuw horen ook Noord-Amerika en Australië bij de westerse wereld. In dit onderdeel bestudeer je twee samenlevingen uit een ander gedeelte van de wereld: de islamitische en de Chinese samenleving. Om je in de juiste sfeer te brengen, volgt hier een eenvoudige oefening. 1 2 prehistorie 3500 v.C. stroomculturen 800 v.C. 3 klassieke 4 oudheid 500 middeleeuwen 1450 nieuwe tijd 1750 nieuwste tijd 1945 eigen tijd Twee illustraties gaan niet over de westerse samenleving. Omcirkel ze. C | Niet-westerse samenlevingen 51 8 De wereld van de islam cultureel socio-economisch politiek De islam is vandaag een van de drie grote monotheïstische wereldgodsdiensten. Ook bij ons leven heel wat aanhangers van die godsdienst. Waar en wanneer is de islam ontstaan? Wie is de stichter ervan? Wat zijn belangrijke kenmerken van deze godsdienst? Hoe verspreiden de volgelingen hun opvattingen? Wat is kenmerkend voor de moslimcultuur? 1 De islam prehistorie 1 De islam ontstaat in het begin van de 7e eeuw op het Arabische schiereiland. Alles begint bij de Arabier Mohammed (ca. 570-632): in Mekka verkondigt hij het geloof in één God (Allah) en wat de mensen moeten doen om als een goed mens te leven. Bij zijn prediking neemt hij elementen over van het jodendom, het christendom en het meergodendom van de Arabieren. Dat verloopt niet zonder problemen: hij moet in 622 zelfs vluchten van Mekka naar Medina. Die gebeurtenis wordt later het beginpunt van de islamitische jaartelling. Mohammed krijgt in Medina meer en meer aanhangers. In 630 verslaat hij zijn tegenstanders en maakt hij Mekka tot het godsdienstige centrum van de islam. De Koran is het heilige boek van de moslims. Na de dood van Mohammed wordt de tekst, die hem was ingegeven door de aartsengel Gabriël, in een boek vastgelegd. Daarnaast is er ook een grote verzameling uitspraken en overleveringen die aan Mohammed en zijn volgelingen worden toegeschreven. Die verzameling staat bekend als ‘de overlevering’ (Hadith). Centraal in de islam staat het kennen van God en de totale overgave aan God. Het Arabische woord ‘islam’ betekent ‘overgave’ aan God. De volgelingen van de islam worden moslims genoemd. Het woord moslim betekent ‘iemand die zich overgeeft’ aan God. Mohammed 622-1 islamitische jaartelling legt vijf verplichtingen op aan zijn volgelingen. Het zijn de zogenaamde vijf pijlers of zuilen van de islam: de geloofsbelijdenis, het dagelijkse rituele gebed, het geven van aalmoezen, de vasten (ramadan) en de bedevaart naar Mekka. Moslims houden hun erediensten in de moskee. De imam is de voorganger in het gebed. Opdracht 1 - Lees de lestekst intensief en onderstreep de kernwoorden. - Vul deel 1 van het schema op blz. 59 aan. 52 LES 8 | De wereld van de islam Opdracht 2 “Soera 2, 183. O, jullie gelovigen, het vasten is je voorgeschreven, zoals het degenen die vóór je waren was voorgeschreven, opdat je vroom zult zijn. 185. De maand Ramadan is die, waarin de Koran als een richtsnoer voor de mensen werd neergezonden als duidelijk bewijs van leiding en onderscheid. Wie daarom deze maand beleeft, laat hem daarin vasten. Maar wie ziek of op reis is, een aantal andere dagen ...” “Soera 22, 27. En verkondig de bedevaart aan de mensen. Zij zullen te voet of op magere kamelen van verre tot u komen. 29. Laat hen dan hun vuilheid verwijderen en hun geloften vervullen en een omgang maken om het oude Huis (Kaaba).” Uit: De Koran De Koran is oorspronkelijk als voordrachttekst bedoeld. Daarom is hij zo moeilijk uit het Arabisch te vertalen. Een woord kan verschillende betekenissen hebben naargelang de hoogte van de klemtonen. Een hoofdstuk in de Koran heet een soera. - Welke drie pijlers van de islam ontbreken hier? Raadpleeg de lestekst en omcirkel. ramadan – bedevaart – rituele gebed – aalmoezen geven – geloofsbelijdenis Opdracht 3 De Kaäba in Mekka tijdens het hoogtepunt van de bedevaart De Kaäba is een klein gebouw van ca. 12 x 10 x 15 meter in de grote moskee in Mekka. Het is het centrale heiligdom van de islam en staat bekend als ‘Huis van Allah’. Als onderdeel van de bedevaart naar Mekka lopen de pelgrims zeven keer rond het gebouw. Moslims bidden ook altijd in de richting van de Kaäba, dus in de richting van Mekka. - Wat is kenmerkend aan de kleding van de gelovigen? - Wat doen zij? C | Niet-westerse samenlevingen 53 Opdracht 4 De Koepel van de Rots in Jeruzalem Na Mekka en Medina is Jeruzalem de derde heilige stad voor de moslims. De beroemde ‘Koepel van de Rots’ uit het einde van de 7e eeuw is een van de mooiste voorbeelden van de moslimarchitectuur. Op deze plaats zou volgens de overlevering Mohammed een nachtelijke reis naar de hemel gemaakt hebben. Het gebouw is géén moskee, maar een heiligdom. Het achthoekige gebouw is overdekt door een centrale (houten) koepel die aan de buitenzijde bekleed is met verguld koper. De middellijn van de koepel bedraagt meer dan 20 m. Opvallend is de veelkleurigheid van de versiering, zowel aan binnen- als buitenkant. - Zoek op het internet voor welke godsdiensten Jeruzalem een belangrijke stad is. - Waarom is de ‘Koepel van de Rots’ voor moslims belangrijk? 2 De Arabieren stichten een groot wereldrijk Heel snel bouwen de Arabieren een groot rijk uit. Op het Arabische schiereiland is in theorie alleen de islam nog toegestaan. In de andere veroverde gebieden kunnen sommige groepen zoals christenen en joden redelijk vrij hun geloof beleven, weliswaar als tweederangspersonen en na het betalen van een speciale belasting. Anderen hebben de keuze: zich bekeren of omgebracht worden. Toch krijgen aanhangers van andere godsdiensten vaak ook dezelfde rechten als christenen en joden. 54 LES 8 | De wereld van de islam Opdracht 5 - Bestudeer aandachtig de kaart en noteer welke gebieden islamitisch geworden zijn • bij de dood van Mohammed: • tussen 632 en 661: • tussen 661 en750: Opdracht 6 De islamwereld vandaag - Geef vier Afrikaanse en vier Aziatische landen waar de islam de belangrijkste godsdienst is. Raadpleeg eventueel een atlas. •Afrikaanse landen: • Aziatische landen: 0 1000 km C | Niet-westerse samenlevingen 55 Opdracht 7 - Welke van deze hedendaagse moslimlanden zijn (grotendeels) niet-Arabisch? Raadpleeg het internet. Omcirkel: Indonesië – Marokko – Tunesië – Turkije – Iran 3 De moslimcultuur beïnvloedt heel sterk het Westen Dankzij hun handelsactiviteiten komen de moslims in contact met andere culturen. Zij nemen kennis uit de toenmalige Griekse, Perzische en Indische wereld over en bouwen erop verder. Die wetenschappelijke kennis wordt in het Arabisch vertaald en opgeslagen in talrijke bibliotheken met duizenden handschriften. Veel van die kennis wordt ook in de praktijk toegepast. Op het vlak van de wiskunde nemen zij het Indiase getallensysteem over. Het teken ‘nul’ noemen de Arabieren ‘al-sifr’. In het Italiaans wordt dat vervormd tot ‘zefero’ en daarvan zijn onze woorden ‘cijfer’ en ‘zero’ afkomstig. De moslims zijn ook op andere terreinen van de wetenschap actief: Griekse filosofie, aardrijkskunde, sterrenkunde, natuurkunde, geneeskunde enz. In de 11e-13e eeuw worden veel Arabische werken en Arabische vertalingen van Griekse werken in het Latijn vertaald, waardoor ze voor het Westen toegankelijk worden. Dat gebeurt vooral in Spanje en Zuid-Italië. De invloed van de Arabische wetenschap op Europa is zeer groot geweest. En we leren nog vele andere zaken via de Arabieren en Turken kennen, zoals katoen (‘qatun’), leer, rijst (‘ruz’), suiker (‘sukkar’), tulpen, koffie, tafeltapijtjes enz. Prachtige paleizen en moskeeën getuigen van een grote beschaving. Volgens de overlevering verbood Mohammed het afbeelden van mens en dier. Maar er zijn periodes geweest waarin kunstenaars daar geen rekening mee hielden (vooral in Perzië en Indië). Zo zijn er prachtige miniaturen met mensen en dieren bewaard. Kenmerkend voor de islamkunst is het gebruik van meetkundige versieringen en zogenaamde arabesken. Ook de Arabische letterkunde is van hoog niveau. De verhalen van ‘duizend-en-een-nacht’ behoren vandaag nog altijd tot de meesterwerken van de wereldliteratuur. Opdracht 8 - Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden. - Vul deel 3 van het schema op blz. 59 aan. 56 LES 8 | De wereld van de islam Opdracht 9 De bibliotheek van Basra Uit: Al Hariri, Al-Maqamat Een verzameling verhalen geschreven rond 1100, handschrift uit 1237 (Bibliothèque Nationale de France). De bibliotheek was een plaats waar men discussieerde en boeken kopieerde, las en ook becommentarieerde. - In welk hedendaags land ligt de stad Basra? - Wat ligt er op de planken? - Als je je alleen op de afbeelding baseert, kun je dan zeggen dat dit een rijke bibliotheek was? Motiveer je antwoord. Opdracht 10 Wetenschappelijke kennis - Wat doet de geknielde persoon in het donkerblauw? - Welk beroep oefent hij dus uit? - Waaraan kun je merken dat dit een Perzische afbeelding is? (Lees hiervoor ook de lestekst over de moslimcultuur.) Uit: Perzisch handschrift, 14e eeuw C | Niet-westerse samenlevingen 57 Onwaarschijnlijk! Schaak – schaakmat Het schaakspel is waarschijnlijk in India ontstaan. Via Perzen en Arabieren dringt het spel in de 11e eeuw in Europa door. De huidige vorm van het schaakspel ontstaat in de 15e eeuw. Het woord ‘schaken’ komt van het Perzische woord ‘sjah’, dat koning betekent. De term schaakmat is een vernederlandsing van het Perzische ‘sjah mat’. Dat betekent: de koning zit in een hinderlaag (of: de koning is dood). Op deze afbeelding uit een handschrift uit 1282 spelen een christen en een moslim samen schaak. De afbeelding komt uit ‘Het boek der spelen’ van de Spaanse koning Alfonso X, de wijze (1221-1284). Wat je na deze les moet kennen en kunnen: KEnnen 1 de begrippen ‘islam’ en ‘moslim’ verklaren 2 het ontstaan van de islam uitleggen 3 het ontstaan van de Koran uitleggen KUnnen 1 teksten en documenten kritisch lezen 2 de evolutie van het Arabische Rijk aan de hand van een kaart uitleggen 4 de vijf pijlers van de islam opnoemen 5 de begindatum van de islamitische tijdrekening kennen 6 de vorming van het Arabische Rijk uitleggen 7 de bijdrage van de Arabische cultuur aan het Westen aantonen - Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je via het onlinelesmateriaal verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, dan zet je daar een kruisje voor. - Bij het onlinelesmateriaal vind je een ICT-les bij dit onderdeel. 58 LES 8 | De wereld van de islam