home nl het vlaams fonds overzicht wetgeving

advertisement
Ministerieel besluit van 24 APRIL 1973 tot bepaling, wat betreft
het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te
volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen
per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van
de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen
(B.S. 15.VI.1973)1 2
Hoodstuk I Personeelsnormen van de inrichtingen, de tehuizen en de diensten voor
plaatsing in gezinnen
Art. 1.
De personeelskosten worden in aanmerking genomen voor de berekening van de dagprijs
toegekend aan de inrichtingen en de tehuizen, tot beloop van de personeelsbezetting
vastgesteld in de bijlage van onderhavig besluit.
[Met ingang van het jaar 1974 zijn de bepalingen houdende toekenning van een
eindejaarstoelage alsook deze betrekking hebbende op de wijziging van de weddeschalen
en op de gewaarborgde bezoldiging, genomen ten gunste van de rijksambtenaren van
toepassing voor de berekening van de personeelskosten bedoeld in het voorgaand lid.]
(M.B. 22.11.1974)
[De bepalingen houdende toekenning van een haardtoelage en van een standplaatstoelage
aan het personeel der ministeries zijn van toepassing voor de berekening van de
bezoldiging bedoeld in het eerste lid.
Het bedrag van deze toelagen wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de
dagtoelagen:
 aan
50 pct. met ingang van 1 september 1989;
 aan
100 pct. met ingang van 1 december 1990.]
(B.V.R.. 19.07.1989)
[...]
(B.V.R.. 19.07.1989)
[De kosten voor overuren die door de opvoeders worden gepresteerd, mogen ten laste
van de dagprijs worden aangerekend, op voorwaarde dat zij de kosten voortvloeiend uit
het in de bijlage van dit besluit voorziene maximum effectief niet overtreffen; de
bezoldiging van die prestaties wordt berekend op basis van de aanvangsweddeschaal van
de opvoeder van de klasse 3 en van de bepalingen toepasselijk ter zake op de
rijkspersoneelsleden.]
(M.B. 30.04.1975)
[...]
(B.V.R. 29.07.1983)
[Art. 1bis.
§ 1. Onverminderd het tweede lid, wordt de jaarlijkse bijzondere toelage voorzien in
artikel 4bis, § 1, van het koninklijk besluit van 30 maart 1973, toegekend aan alle
categorieën van personeelsleden, behalve aan deze met de [loonschaal 127 of hoger].
(B.V.R.08.1991)
Enkel indien, op basis van het protocol van 1 juni 1989 aangegaan door de werkgevers
en werknemers vertegenwoordigd in het paritair comité voor de opvoedings- en
huisvestingsinrichtingen, in de schoot van dit comité een collectieve
arbeidsovereenkomst wordt afgesloten, waarbij zowel de
 orthoptist;
 kinesitherapeut;
 logopedist;
 ergotherapeut;
 gebrevetteerde verpleger;
 verpleger
A1;
 maatschappelijk
assistent;
 assistent-verpleger;
 sociaal
verpleger;
 assistent
in de psychologie,
aanspraak kunnen maken op de jaarlijkse bijzondere toelage, zijn deze
personeelscategorieën eveneens gerechtigd op de jaarlijkse bijzondere toelage.]
(B.V.R. 19.07.1989)
[§ 2. Het weddesupplement voor bepaalde prestaties verstrekt op zondag, voorzien in
artikel 4bis, § 2 van het voornoemd koninklijk besluit, wordt toegekend aan alle
categorieën van personeelsleden, behalve aan deze met de [loonschaal 127 of hoger.]
(B.V.R. 2.07.1991)
De maximale duur van de prestaties per zondag die in aanmerking komen is beperkt tot
16 uur, rekening houdende met de geldende zondagregeling aanvaard in functie van de
op die dag aanwezige gehandicapten.]
(B.V.R.19.07.1989)
[§ 2bis. Het weddesupplement voor bepaalde prestaties verstrekt op wettelijke
feestdagen, voorzien in artikel 4bis, § 4 van het voornoemd koninklijk besluit, wordt
toegekend aan alle categorieën van personeelsleden, behalve aan deze met de [loonschaal
127 of hoger.]
(B.V.R. 2.08.1991)
De maximale duur van de prestaties per wettelijke feestdag die in aanmerking komen, is
beperkt tot 16 uur rekening houdende met de regeling aanvaard in functie van de op die
dag aanwezige gehandicapten.]
(B.V.R.. 19.07.1989)
[§ 3. opgeheven door het B.V.R. van 28.4.2006 (BS 27.6.2006)]
[§ 4. Het weddesuplement voor bepaalde prestaties verstrekt tijdens de nacht, voorzien in
artikel 4 bis, §§ 5 en 6 van het voornoemd koninklijk besluit, wordt toegekend aan alle
categorieën van personeelsleden, behalve aan deze met de [loonschaal 127 of hoger.]]
(B.V.R.. 19.07.1989)
(B.V.R. 2.08.1991)
[Art. 1ter.
In afwijking van de bepalingen van de artikelen 4 en 4bis van het koninklijk besluit van
30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de
vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en
behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare
besturen inzake de toekenning van de toelagen voor zaterdagwerk en van de
weddesupplementen voor prestaties tijdens de zondagen, de wettelijke feestdagen en de
nacht, kunnen deze toelagen en weddesupplementen aan de directieleden van de
instellingen van 6-29 bedden worden toegekend tot beloop van de maximumbedragen
opgenomen in tabel I: "Maximumbedrag voor toeslag bijzondere prestaties" gevoegd in
bijlage I bij dit besluit.]
(B.V.R. 2.08.1991)
[Art. 2.
De personeelskosten worden in aanmerking genomen voor het berekenen van de dagprijs
toegekend aan de diensten voor plaatsing in gezinnen tot beloop van de hiernavolgende
personeelsbezetting vastgesteld voor 30 gehandicapten:
 een
bestuurder met diploma van het niveau A1 met voltijdse betrekking indien de
dienst voor plaatsing in gezinnen zelfstandig werkt. Indien de dienst aan een
inrichting of een tehuis voor gehandicapten verbonden is, verzekert de bestuurder
van de inrichting het beheer van deze dienst;
 een
geneesheer-specialist met kwarttijdse betrekking;
 een
[licentiaat] met halftijdse betrekking;
 een
maatschappelijk assistent [of een gezinsbegeleider met de kwalificatie van
opvoedend en verzorgend personeel klasse 1] met voltijdse betrekking;
 [een
administratief personeelslid van de klasse 3 of de klasse 2 met voltijdse
betrekking]].
(M.B. 9.09.1976)
(B.V.R. 2.08.1991)
(B.V.R 15.12.2006)
Hoofdstuk II Geneeskundige verstrekkingen die door de dagprijs niet gedekt zijn.
Art. 3-5bis.
[...]
(B.V.R. 20.07.1994)4
Hoofdstuk III De Reiskosten.
Art. 6.
[...]
(B.V.R. 20.07.1994)5
Hoofdstuk IIIbis Kosten voor socio-culturele noden
Art. 6bis.
Het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten kan voor
gehandicapte volwassenen die enkel motorisch en/of zintuiglijk gehandicapt zijn een
bedrag van 20 F. per onderhoudsdag, en voor matig en licht mentaal gehandicapte
volwassenen een bedrag van 13 F. per onderhoudsdag betoelagen, op voorwaarde dat zij
besteed worden door de gehandicapten of hun vertegenwoordigers voor activiteiten of
diensten die bijdragen tot de sociale integratie of tot de handhaving ervan.
(B.V.R. 28.07.1983
Hoofdstuk IV Het stelsel van de vakanties en dagen vrijaf
Art. 7.
De inrichtingen die onder het stelsel van het internaat werken, de tehuizen en de diensten
voor plaatsing in gezinnen mogen buiten hun eigen inrichting en op hun
verantwoordelijkheid vakantieverblijven inrichten voor de begunstigden van het Fonds
voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
Het vakantieprogramma moet aan het Fonds medegedeeld worden.
Art. 8.
De dagprijs toegekend aan de inrichting, het tehuis of de dienst voor plaatsing in
gezinnen wordt verhoogd met de door bewijsstukken gestaafde bijkomende kosten die
voortvloeien uit de vakantieverblijven, dit tot een maximum van 100 F. per dag en tot 30
dagen per jaar.
De 30 vakantiedagen mogen over 3 perioden gespreid worden waarvan een in juli of
augustus moet vallen. De reiskosten die voor de vakantie in aanmerking mogen genomen
worden zijn beperkt tot die in het binnenland.
[Art. 8bis.
De bijzondere forfaitaire dagvergoeding voorzien in artikel 4bis, § 3, van het voornoemd
koninklijk besluit, wordt toegekend aan de begeleidende personeelsleden voor de
vakantieverblijven georganiseerd door de inrichting zoals bedoeld in artikelen 7 en 8.
Hun aantal wordt vastgesteld volgens de normen voorzien in de bijlage van dit besluit
rekening houdend met het aantal gehandicapten aanwezig in het vakantieverblijf. Buiten
de eerste en de laatste dag van de vakantie wordt deze vergoeding slechts uitbetaald voor
elke aanwezigheidsperiode van 24 uur per dag in het vakantieverblijf.]
(M.B. 14.06.1978)
Art. 9.
[§ 1] De begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor
gehandicapten mogen, voor zover hun gezondheidstoestand dit toelaat, tijdens de
schoolvakantie in hun gezin terugkeren, of verblijven bij personen die het gezin
vervangen.
Iedere afwezigheid buiten de schoolvakantie van meer dan 48 u. die niet door een
medisch attest verantwoord wordt, heeft voor gevolg dat de dagprijs niet wordt
uitgekeerd.
(B.V.R. 24.03.1998)
[§ 2. De personen met een handicap kunnen op hun verzoek deeltijds worden
opgenomen. Onder deeltijds wordt verstaan, 1 tot 4 dagen per kalenderweek.
De voorziening mag een aanvraag om deeltijdse opvang niet weigeren.
Personen die overgaan van voltijdse naar deeltijdse opvang krijgen, bij een hernieuwde
vraag naar voltijdse opvang, voorrang op eventuele nieuwkomers.
Bij deeltijdse opvang wordt in de inrichtingen erkend als internaat voor kinderen per
aanwezigheidsdag een afwezigheidsdag op de subsidiëring aangerekend, in de tehuizen
voor volwassen gehandicapten is de verhouding per aanwezigheidsdag 0,65
afwezigheidsdag, wat inhoudt dat de dagprijs per afwezigheidsdag verminderd wordt
met de bedragen vermeld in artikel 11.
Per voltijds equivalent dat wordt omgezet in twee of meerdere deeltijdse opnamen wordt
boven de dagprijs een forfaitair bedrag toegekend van [2.000 euro]. Dit bedrag wordt
niet toegekend indien op jaarbasis minder dan 3 voltijdse worden omgezet.]
(B.V.R. 24.03.1998) (B.V.R. 17.12.2004) (B.V.R. 10.7.2008)
Art. 10.
Tijdens de vakantie in hun gezin doorgebracht en tijdens de wettige afwezigheden wordt
de dagprijs met de voedingskosten en de kosten voor het linnen verminderd zoals
bepaald in artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 houdende de
bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels tot vaststelling van de toelagen per
dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van
gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen.
Voor gehandicapten geplaatst in een gezin dat afhangt van een dienst voor plaatsing in
gezinnen, bedraagt de vermindering van de dagprijs respectievelijk 50 F. en 60 F.,
naargelang ze minder dan 12 jaar, of de 12 jaar bereikt hebben.
Art. 11.
[§ 1. Het stelsel van de vakantie en de dagen vrijaf is niet toepasselijk op de tehuizen
voor kort verblijf. De toevallige afwezigheden van maximum 48 uur brengen geen
vermindering van de dagprijs teweeg. Voor zover de bezettingsgraad van deze tehuizen
gedurende de periode die tot basis dient voor het berekenen van de dagprijs niet lager is
dan 80 pct. van het aantal erkende bedden, mogen de personeelsnormen opgenomen in
de bijlage van onderhavig besluit, niettemin maximaal worden toegepast.
§ 2. In het centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en
pedagogische behandeling voor gehandicapten, heeft iedere afwezigheid van meer dan
48 uur die niet door een medisch attest wordt verantwoord tot gevolg dat de dagprijs niet
wordt uitgekeerd; indien de afwezigheid verantwoord is, wordt de dagprijs bepaald in
toepassing van artikel 10.]
(M.B. 3.05.1976)
[Art. 11bis.
Voor de personen met een handicap die opgenomen zijn in een internaat voor kinderen
of in een centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en
pedagogische behandeling voor gehandicapten, wordt met betrekking tot de subsidiëring
de periode gedurende dewelke zij buiten de voorziening worden begeleid, gelijkgesteld
met een periode van gewettigde afwezigheid in de voorziening.
Onder `buiten de voorziening worden begeleid' wordt verstaan: een doelgerichte orthopedagogische begeleiding in het thuismilieu van kinderen voor wie een voltijdse
aanwezigheid en begeleiding in de voorziening niet langer strikt noodzakelijk is.
Deze periode kan niet méér dan 6 maanden bedragen vanaf de eerste dag begeleiding
buiten de voorziening.
De voorziening dient die begeleiding buiten de voorziening te verantwoorden op basis
van het handelingsplan. In het protocol van verblijf wordt het aantal en de frequentie van
de begeleidingen bepaald.]
(B.V.R. 24.03.1998)
[Hoofdstuk IV bis Logeerfunctie
Art. 11ter.
De inrichtingen die onder het stelsel van het internaat werken en de tehuizen kunnen een
logeerfunctie organiseren.
Onder logeerfunctie wordt verstaan: elk verblijf van korte duur van minstens 12 uur per
dag de overnachting inbegrepen. Een persoon met een handicap kan niet meer dan 30
dagen logeerfunctie per kalenderjaar opnemen.
Elke persoon met een handicap die is ingeschreven in het Vlaams Fonds ongeacht de
vraag naar bijstand wordt toegelaten tot de logeerfunctie.
Per dag logeerfunctie wordt boven de dagprijs een forfaitair, niet aan het indexcijfer der
consumptieprijzen gebonden bedrag van 850 BEF toegekend.
De logeerfunctie kent geen afwezigheidsdagen.
Het Vlaams Fonds stelt binnen de perken van de begroting, de programmatie vast m.b.t.
de logeerfunctie georganiseerd vanuit een internaat of tehuis; voor 1998 wordt die
bepaald op 6000 dagen. De voorziening die zich wenst in te schrijven in het systeem van
logeerfunctie deelt het aantal dagen mee aan het Vlaams Fonds. Het Fonds bewaakt de
regionale spreiding van het aantal logeerdagen.]
(B.V.R. 24.03.1998)
[Hoofdstuk IV ter het stelsel van dagbesteding voor niet-werkenden in de tehuizen
voor werkenden.
Art. 11quater
§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1° tehuizen voor werkenden: de tehuizen voor werkende volwassen
personen met een handicap zoals bedoeld in hoofdstuk IV, 2° van de
bijlage bij het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling
van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en
diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten;
2° occasionele thuiszitters: in het tehuis voor werkenden opgenomen
personen met een handicap die per jaar minder dan 73 weekdagen voor
hun dagbesteding onder begeleiding vallen van een tehuis;
3° structurele thuiszitters: in het tehuis voor werkenden opgenomen
personen met een handicap die per jaar minstens 73 weekdagen voor hun
dagbesteding onder begeleiding vallen van het tehuis;
4° dagbesteding: het structureel zinvol invullen van de tijd die de in 2° en
3° bedoelde personen overdag in of buiten het tehuis voor werkenden
doorbrengen;
Voor de toepassing van het eerste lid, 2° en 3° wordt onder weekdagen verstaan, de
dagen van maandag tot en met vrijdag.
§ 2. De personeelsbezetting van de tehuizen voor werkenden die de bij § 1, eerste lid 2°
en 3° bedoelde personen met een handicap onder hun bewoners hebben, wordt aangepast
overeenkomstig de normen, vastgesteld in voetnoot (3) bij de tabel II van bijlage II
gevoegd bij het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het
ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels
voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de
behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen.
§ 3. Als het tehuis voor werkenden de dagbesteding van de bij § 1, eerste lid 3° bedoelde
personen met een handicap niet zelf organiseert, wordt aan het tehuis per structurele
thuiszitter een subsidie van 187 500 fr. op jaarbasis toegekend teneinde hiermee de
kosten te dekken van de in een andere organisatie verstrekte dagbesteding. Van dit
bedrag mag ten hoogste 10% besteed worden aan werkingskosten van de organisatie die
de dagbesteding verstrekt.
Het in eerste lid bedoelde bedrag is gebonden aan de spilindex die van kracht is op de
datum van inwerkingtreding van dit besluit en wordt geïndexeerd overeenkomstig de
bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet
van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
§ 4. De bijkomende personeelsbezetting, bedoeld in § 2, en de bijkomende subsidie,
bedoeld in § 3, zijn niet cumuleerbaar.
De beperking van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december
1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van
de welzijnssector is niet van toepassing op deze aanwervingen.
§ 5. Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap kan een
registratie- en rapporteringssysteem vaststellen met het oog op de evaluatie van de in dit
hoofdstuk bedoelde maatregelen.]
(B.V.R. 8.12.1998)
Hoofdstuk V Diverse bepalingen
Art. 12.
[...]B.V.R. 23.12.1987)
De diensten voor plaatsing in gezinnen verzekeren de uitbetaling van de dagprijs, van het
supplement en van de bijkomende tegemoetkomingen die aan de pleeggezinnen
verschuldigd zijn.
Art. 13.
De normen betreffende de personeelsbezetting in de inrichtingen en de tehuizen,
opgenomen in de bijlage van onderhavig besluit, zullen toegepast worden binnen de
perken van de in de begroting van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische
zorg voor gehandicapten ingeschreven kredieten.
Voor het jaar 1973 zal het Fonds een derde ten laste nemen van het verschil tussen de
personeelskosten voortkomende van, enerzijds de uitvoering van de bepalingen van het
koninklijk besluit van 2 juli 1965 houdende regels voor de vaststelling van de toelagen
per dag uit te keren aan instellingen die op overheidskosten geplaatste minderjarigen
opnemen en van het ministerieel besluit van 6 september 1966 tot vaststelling voor de
medisch-pedagogische inrichtingen van de aanpassingen bepaald in artikel 14 van
voornoemd koninlijk besluit van 2 juli 1965, anderzijds van de toepassing van het
koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de
erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten
behoeve van gehandicapten en van het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot
vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kort verblijf ten
behoeve van gehandicapten, en de personeelskosten voortvloeiend uit de toepassing van
de bepalingen van onderhavig besluit wat betreft de vaststelling van de maximale
personeelsbezetting die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de
dagprijs.
[Met ingang van 1 januari 1974, kan het Fonds de kosten ten laste nemen voortvloeiend
uit de toepassing van de maximapersoneelsnormen voorzien in dit besluit voor de
inrichtingen die gehandicapten opnemen lijdend aan zware of ernstige mentale
stoornissen, karakterstoornissen die neurotische of prepsychotische toestanden kennen
welke een aangepaste opvoeding vereisen, zware gehoorstoornissen, hersenverlamming,
sclerosis multiplex, spinabifida of myopathie.
Met ingang van 1 juli 1974, kan het Fonds eveneens de kosten ten laste nemen
voortvloeiend uit de toepassing van de maximapersoneelsnormen voorzien in dit besluit
voor de inrichtingen die licht of gematigd mentaal gehandicapten opnemen en die zeven
dagen per week functioneren.
De andere inrichtingen kunnen de tenlasteneming bekomen van het personeel
aangeworven in 1974 mits voorafgaand akkoord van het Fonds voor medische, sociale
en pedagogische zorg voor gehandicapten.]
(M.B. 22.11.1974)
[In afwijking van artikel 1, eerste en vierde lid, gelden de hierna volgende regelen:
 Het
totaal aantal subsidieerbare personeelseenheden voor de functies paramedisch,
opvoedend, verzorgend, administratief en onderhoudspersoneel,
opvoedergroepschef, mag niet hoger liggen dan deze berekend op basis van de
personeelsnormen opgenomen als bijlage van dit besluit, toegepast op het
gemiddeld aantal geplaatste personen in het jaar waarop de dagprijs betrekking
heeft of in het voorgaande kalenderjaar, verhoogd met tien procent. Voor
inrichtingen met hoofdzakelijk schoolgaande gehandicapten, kan ook de
gemiddelde bezetting van het schooljaar dat eindigt in de loop van het burgerlijk
jaar voor het jaar waarvan de dagprijs berekend wordt, gehanteerd worden.
 Voor de tehuizen,
de kortverblijfcentra, centra voor observatie, oriëntering en
medische, psychologische en pedagogische behandeling, voor inrichtingen tot en
met veertig bedden en diensten voor plaatsing in gezinnen wordt de totale
gemiddelde bezetting evenwel verhoogd met 20 procent.
 Bij
het bepalen van de subsidieerbare personeelslast van een inrichting of afdeling
van een inrichting die voor de eerste maal erkend is en waarvan de erkenning
noch geheel noch gedeeltelijk ter vervanging komt van de erkenning van een
inrichting of afdeling van een inrichting die wordt afgebouwd, wordt rekening
gehouden met de normen verbonden aan het erkenningsgetal, tot het einde van
het kalenderjaar volgend op de datum van het erkenningsbesluit.
Deze bepalingen mogen geen aanleiding geven tot overschrijding van de personeelsnorm
verbonden aan het erkenningsgetal.]
(B.V.R 12.03.1986)
Art. 14.
[De wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen,
pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige
sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de
berekening van sommige bijdragen van sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de
verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van
de consumptieprijzen worden gekoppeld is van toepassing op de bedragen waarvan
sprake in dit besluit met uitzondering van de uitgaven voor lonen en wedden, deze vallen
onder de toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel
waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de
consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Alle bedragen en uitgaven zijn verbonden aan de spilindex 114,20.]
(M.B. 11.03.1978)
Art. 15.
Onderhavig besluit heeft uitwerking op 1 maart 1973.
Bijlage I
[Kwalificaties vereist van het personeel van de
inrichtingen en tehuizen voor gehandicapten
Functiegroep:
Vereiste kwalificaties:
Logistiek personeel
Geen
Klasse 4, 18 jaar
Bij wijze van overgangsmaatregel het
loonschaal 74.L
hierna vernoemde
werkliedenpersoneel in
dienst op 1 december 1991:
- werkliedenpersoneel categorie I
- werkliedenpersoneel categorie II
(met loonschaal 74.L.1)
- werkliedenpersoneel categorie III
(met loonschaal 74.L.2)
Logistiek personeel
Eindgetuigschrift van het:
Klasse 3, 18 jaar
- hoger secundair beroepsonderwijs
loonschaal 81.L
- lager secundair technisch onderwijs
Bij wijze van overgangsmaatregel de
hierna vernoemde personeelsleden in
dienst op 1 december 1991:
- het werkliedenpersoneel categorie IV
(met loonschaal 81.L.1)
- de technicus (knutselaar apparatuur)
- de technicus elektronica A3
- de hulp in klinisch laboratorium
- de kopiïst A3
Logistiek personeel
Eindgetuigschrift van het hoger secun-
Klasse 2, 20 jaar
dair technisch onderwijs.
loonschaal 88.L
Ploegleider uit klasse 3 verantwoordelijk voor vijf voltijdse werklieden.
Bij wijze van overgangsmaatregel de
hierna vernoemde personeelsleden in
dienst op 1 december 1991:
- het werkliedenpersoneel categorie IV
dat in het bezit is van het eindgetuigschrift van het hoger secundair
technisch onderwijs
(met loonschaal 88.L.1)
- het werkliedenpersoneel categorie V
(met loonschaal 88.L.2)
- de technicus elektronica A2
- de kopiïst A2
Logistiek personeel
Diploma of eindgetuigschrift van
technisch hoger onderwijs.
Klasse 1, 21 jaar
loonschaal 100.L
De technicus elektronica A1 in dienst
op 1 december 1991.
Administratief personeel
Eindgetuigschrift van het:
Klasse 3, 18 jaar
- lager secundair onderwijs
loonschaal 81.A
- hoger secundair beroepsonderwijs
met specifieke finaliteit in de
administratieve richting
- de klerk en klerk(steno)typist
(met loonschaal 81.A.1) in dienst op 1
december 1991
Administratief personeel
Eindgetuigschrift van het hoger secun-
Klasse 2, 20 jaar
dair onderwijs.
loonschaal 88.A
Bij wijze van overgangsmaatregel:
de opstellers en boekhouders klasse 2
(met loonschaal 88.A.1) in dienst op 1
december 1991.
De klerken en klerken(steno)typist in
dienst op 1 december 1991 na 5 jaar
dienst in deze functie.
Administratief personeel
- Diploma of eindgetuigschrift van het
Klasse 1, 21 jaar
economisch of technisch hoger
onderwijs.
loonschaal 100.A
- De boekhouder klasse 1 en de
economen
met voornoemd diploma of
eindgetuigschrift.
- Bij wijze van overgangsmaatregel:
de economen zonder hogergenoemd
diploma
in dienst op 1 december 1991
(met loonschaal 100.A.1).
Begeleidend personeel
Eindgetuigschrift van het:
Klasse 3, 18 jaar
- hoger secundair beroepsonderwijs
loonschaal 81.B
- lager secundair onderwijs
De opvoeders klasse 3 in dienst op 1
december 1991.
Begeleidend en
Eindgetuigschrift van het:
verzorgend personeel
- hoger secundair beroepsonderwijs
met
Klasse 2B, 20 jaar
specifieke finaliteit in de mensweten-
loonschaal 84.B.V.
schappelijke richting onder meer:
- de kinderverzorg(st)er
- de gezins- en sanitair help(st)er
- de ziekenoppasser(ster)
- hoger secundair onderwijs
- de opvoeders klasse 2B en ADL
assistenten
(met loonschaal 84.BV.1) in dienst op
1 december 1991
- het begeleidend en verzorgend
personeel klasse 2B
in dienst na 1 december
1991 gaat na 10 jaar dienstanciënniteit
over naar de loonschaal 88.B.V.
Bij wijze van overgangsmaatregel de
opvoeders klasse 3 in dienst op 1
december 1991
na 10 jaar dienstanciënniteit in deze
functie.
Begeleidend en
Eindgetuigschrift van:
verzorgend personeel
- hoger secundair technisch onderwijs
Klasse 2A, 20 jaar
met pedagogische, sociale,
paramedische
loonschaal 88.B.V.
of artistieke oriëntatie
- hoger secundair beroepsonderwijs
met
specifieke finaliteit van
kinderverzorg(st)er,
sanitaire help(st)er,
gezins- en bejaardenhelp(st)er en
tewerkgesteld in een voor hun
kwalificatie
geëigende doelgroep
- de opvoeders klasse 2 en 2A in
dienst op 1 december 1991
- de opvoeders klasse 2B of het
begeleidend
en verzorgend personeel klasse
2B na 10 jaar dienstanciënniteit in
deze functie.
Verzorgend personeel
Brevet van verple(e)g(st)er
21 jaar
loonschaal 95.V.
Begeleidend personeel
Ten minste een diploma van het hoger
Klasse 1, 21 jaar
onderwijs buiten de universiteit met
loonschaal 100.B.
sociale, pedagogische,
psychologische,
paramedische of artistieke oriëntatie.
De opvoeders klasse 1 in dienst op 1
december 1991.
Sociaal, paramedisch en
Hoger onderwijs met de wettelijk
vereiste
therapeutisch personeel
opleiding voor:
21 jaar
- maatschappelijk werk(st)er
loonschaal 100.S.P.T.
- verple(e)g(st)er A1 (gegradueerde)
- sociaal verple(e)g(st)er
- kinesitherapeut A1
- logopedist
- assistent in de psychologie
- orthoptist
- orthopedist
- ergotherapeut A1
- heropvoeders in de psychomotoriek.
Hoofdopvoeder
Het begeleidend personeel klasse 1
met
21 jaar
2 jaar dienstanciënniteit als opvoeder
loonschaal 107.H.
of als lid van het begeleidend
personeel klasse 1.
De hoofdopvoeders in dienst op 1
december 1991.
Opvoeder groepschef
De hoofdopvoeders met 1 jaar
dienstanciënniteit
21 jaar
Het begeleidend personeel klasse 1
met
loonschaal 112.O.G.
3 jaar dienstanciënniteit als opvoeder
of als lid van het begeleidend
personeel klasse 1.
De maatschappelijk werk(st)er,
paramedicus
of therapeut met 3 jaar
dienstanciënniteit.
De opvoeders-groepschef in dienst op
1 december 1991.
Licentiaten
Universitair diploma in de:
22 jaar
- psychologie
loonschaal 127.
- pedagogie(k)
- orthopedagogie(k)
- kinesitherapie
- criminologie
Geneesheren-omnipractici
Wettelijk universitair diploma
24 jaar
loonschaal 10/3
Geneesheren-specialisten
24 jaar
loonschaal 13/3
Verantwoordelijke
Wettelijk universitair diploma
21 jaar
- Verantwoordelijke of
Ten minste houder zijn van het
diploma
directeur
hoger onderwijs buiten de universiteit
Diensten plaatsing in
met sociale, pedagogische,
psychologische,
gezinnen
paramedische of artistieke
Diensten begeleid wonen
oriëntatie
Diensten zelfstandig
wonen
loonschaal 112.D.
Directiefuncties
22 jaar
- Directeur instellingen
Ten minste houder zijn van het
diploma
6 - 12 bedden
hoger onderwijs buiten de universiteit.
loonschaal 130.D.1
- Directeur instellingen
13 - 29 bedden
loonschaal 130.D.2
- Onderdirecteur
Ten minste houder zijn van het
diploma
loonschaal 135.
hoger onderwijs buiten de universiteit.
- Directeur instellingen
Ten minste houder zijn van het
diploma
30 - 59 bedden
hoger onderwijs buiten de universiteit.
loonschaal 140.
- Directeur instellingen
Universitair diploma.
60 - 89 bedden
Diploma van hoger onderwijs buiten
de
loonschaal 145.
universiteit met 5 jaar ervaring.
- Directeur instellingen
Universitair diploma.
+ 90 bedden
Diploma van hoger onderwijs buiten
de
loonschaal 150.
universiteit met 5 jaar ervaring.]
(B.V.R. 2.08.1991)
Maximumbedrag voor toeslag bijzondere prestaties
DIRECTEUR
DIRECTEUR
6 - 12 BEDDEN 13 - 29 BEDDEN
130.D1
NR.LOONSCHAAL
AANTAL JAAR
(B.V.R. 2.08.1991)
Bijlage II
130.D2
0
8.557
6.133
1
8.850
7.486
2
9.143
8.837
3
9.435
9.435
4
9.435
9.435
5
9.915
9.915
6
9.915
9.915
7
10.395
10.395
8
10.395
10.395
9
10.875
10.875
10
10.875
10.875
11
11.355
11.355
12
11.355
11.355
13
11.835
11.835
14
11.835
11.835
15
12.315
12.315
16
12.315
12.315
17
12.794
12.794
18
12.794
12.794
19
13.274
13.274
20
13.274
13.274
21
13.754
13.754
22
13.754
13.754
23
14.234
14.234
24
14.234
14.234
25
14.714
14.714
26
14.714
14.714
27
15.194
15.194
(A) Personeelsnormen van de inrichtingen voor minderjarige gehandicapten werkend
onder het stelsel van het internaat, van de tehuizen voor meerderjarige gehandicapten en
van de tehuizen voor kort verblijf voor gehandicapten.
1. De normen, in onderstaande tabellen opgenomen, duiden de maximum
personeelsbezetting aan die in aanmerking kan worden genomen voor het berekenen van
de dagprijs.
Tabel I betreft de inrichtingen voor minderjarige gehandicapten waarvan
de belangrijkste handicap waaraan zij lijden hernomen wordt bovenaan in
elke kolom. De rangschikking van de inrichtingen voor verstandelijk
gehandicapten berust op de principes aangenomen op 8 januari 1971 door
de Hoge Raad voor gehandicapten opgericht bij het Ministerie van
Sociale Voorzorg.
Tabel II betreft de tehuizen voor meerderjarige gehandicapten
onderverdeeld volgens de aard van hun handicap.
Tabel III betreft de tehuizen voor kort verblijf die gehandicapten mogen
opnemen, ongeacht hun leeftijd, lijdend aan één van de aandoeningen
opgesomd in § 1 van artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 81 van 10
november 1967 tot vaststelling van een Fonds voor medische, sociale en
pedagogische zorg voor gehandicapten.
Tabel IV betreft het directie-, het administratief en het
onderhoudspersoneel van de inrichtingen en de tehuizen werkend onder
het stelsel van het internaat.
2. [De keuze van een type-inrichting van 300 bedden voor de inrichtingen en van 60
bedden voor de tehuizen heeft slechts tot doel het bepalen van de normen te
vergemakkelijken en betekent hoegenaamd niet dat bedoelde capaciteit aan te raden of
gewenst is.]
(M.B. 9.09.1976)
3. De inrichting kiest de licentiaten waarvan de discipline het best aangepast is aan de
behoeften van de gehandicapten die zij behandelt.
4. [Als paramedisch personeel komen in aanmerking, de personen die houder zijn van
het diploma A1, zoals de ergotherapeuten, de verplegers(ster), de kinesitherapeuten, de
logopedisten, de heropvoeders(sters) in de psychomotoriek evenals de gegradueerde en
gebrevetteerde verplegers(sters).
(M.B. 9.09.1976)
5. [...]
(M.B. 9.09.1976)
6. [Tot het opvoedend en verzorgend personeel behoren namelijk de opvoeders(sters), de
ziekenoppassers(sters), de verplegers(sters) A2, de kinderverzorgsters, de gezins- en
sanitaire helpsters, de bewakers(sters),] [de gezins- of bejaardenhelp(st)ers zoals
voorzien in de koninklijke besluiten van 21 december 1979 betreffende de inrichting van
opleidingscentra voor enerzijds, gezinshelp(st)ers en, anderzijds, voor
bejaardenhelp(st)ers voor de Nederlandse Gemeenschap.]
(M.B. 22.11.1974)
(M.B. 26.11.1981)
7. [Vanaf 1 januari 1976, zijn de kwalificaties die vereist worden voor het personeel van
de inrichtingen voor minderjarige gehandicapten die onder het stelsel van het internaat
werken, de tehuizen voor volwassen gehandicapten en de tehuizen voor kort verblijf
voor gehandicapten, die welke opgenomen zijn in de bijlage I van dit besluit.]
(M.B. 9.09.1976)
8. [...]
(M.B. 9.09.1976)
9. Groep A van de motorisch gehandicapten (kolom 8 van bijgaande tabel 1), omvat de
gehandicapten lijdend aan motorische stoornissen, dysmelie, kinderverlamming,
afwijkingen van het skelet of van de ledematen.
10. De groep B van de motorisch gehandicapten (kolom 8 van de bijgaande tabel nr. I),
omvat de gehandicapten lijdend aan hersenverlamming, sclerosis multiplex, spinabifida
en myopathie.
11. De gehandicapten lijdend aan epilepsie worden geclasseerd in de verschillende
categorieën van gehandicapten volgens de handicap die hun plaatsing heeft
gerechtvaardigd.
[12. De geneesherenprestaties die terugbetaald worden krachtens de wetgeving inzake
verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, moeten in
mindering gebracht worden van de aan het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van
Personen met een Handicap aangerekende kosten voor geneesherenprestaties.]
(B.V.R. 20.07.1994)
Tabel I - Personeelsnormen van inrichtingen werkend onder het internaatstelsel (deel 1)
1
2
Type-inrichting Licht
verstandelijk
gehandicapten
3
4
5
Middelmatig
verstandelijk
gehandicapten
Zwaar
verstandelijk
gehandicapten
Gehandicapten met
karakterstoornissen
(en gehandicapten
geplaatst in een
centrum voor
observatie,
oriëntering en
medische,
psychologische en
pedagogische
behandeling voor
gehandicapten)
(Art. 3(c), M.B.
20/04/77 - I.W.
01/01/76)
300
gehandicapten
Leefeenheid 12 Leefeenheid 10
kinderen
kinderen
Leefeenheid 8
kinderen
Leefeenheid 8
kinderen
Geneesheer (1)
2 (*)
(Art. 3(a) M.B.
20/04/1977 I.W. 01/01/76
21/2 (*)
3
6
Licentiaat in de 6 waarvan
psychologie, in tenminste 2
de pedagogie of licentiaten
in de
kinesitherapie
en assistentpsycholoog (4)
6 waarvan
tenminste 3
licentiaten
(2) 6 waarvan
tenminste 2
licentiaten
[12 waarvan
tenminste 4
licentiaten] (B.V.R..
8.12.1998)
Paramedisch
personeel
15, waarvan 1
verpleger(ster)
die
nachtvergoeding
ontvangt
(2) 15, waarvan
1 verpleger(ster)
met
nachtvergoeding
voor
schoolgaande
kinderen
20, waarvan 2
verpleger(ster)
met
nachtvergoeding
voor nietschoolgaande
kinderen
20, waarvan 1
verpleger(ster) die
nachtvergoeding
ontvangt
5
5
[12(7)]
(B.V.R.. 8.12.1998)
(2)
hetzelfde als
voor kolom 3
(2)
hetzelfde als voor
kolom 3
9, waarvan 1
verpleger(ster)
die
nachtvergoeding
ontvangt
Maatschappelijk 5
assistent(e)
Socia(a)l(e)
verpleger(ster)
(5)
Opvoedend en
verzorgend
personeel
(2)
3 per
leefeenheid
(waarvan 1
hoofdopvoeder
mag zijn)
(2)
3 per
leefeenheid
waarvan 1
hoofdopvoeder
voor de
(Art. 3(b) M.B. schoolgaande
20/04/1977 I.W. kinderen
01/01/1976)
4 per
leefeenheid
waarvan 1
hoofdopvoeder
mag zijn voor
de nietschoolgaande
kinderen
(Art. 3(b) M.B.
20/04/1977 I.W.
01/01/1976)
Opvoeder groepschef
1 per 6
leefeenheden
1 per 3
leefeenheden
Bijzonder
personeel
1 per 4
leefeenheden
voor
bedlegerige
kinderen
1 per 3
leefeenheden
voor nietbedlegerige
kinderen
1 per 3
leefeenheden
1 technieker A2
Tabel I - Personeelsnormen van inrichtingen werkend onder het internaatstelsel (deel 2)
6
7
8
9
Blinden en
slechtzienden
Doven, halfdoven en
spraakgestoorden
Morotrisch
gehandicapten
Groep A
Chronisch niet
besmettelijke lichamelijke
gehandicapten (Long Stay
Pediatrie)
Groep B
Leefeenheid kin. Leefeenheid kin. - 8 j.: 6 (A) Leefeenheid: Leefeenheid: 10 kinderen
- 12 j.: 8 kin. + kin. van 8 j. en meer: 10 kin. - 8 j.: 8 kin. +
12 j.: 10
8 j.: 10
(B) Leefeenheid: 6
21/2 (6)
3 (6)
(A) 3
(B) 6
6
6 waarvan
tenminste 2
licentiaten
6 waarvan tenminste 2
licentiaten
(A) 6 waarvan
tenminste 6
licentiaten
(B) 8 waarvan
tenminste 4
licentiaten
8 waarvan tenminste 4
licentiaten
20
40, voor de groepen
(A) 30
kinderen van - 8 j. en 25 (B) 60
voor de groepen kinderen
van 8 j. en meer
30, waarin begrepen 1
verpleger(ster) en
ononderbroken aanwezig
en 1 hulp in clin. labor A3
eventueel halftijds
5
5
8
(A) 5
(B) [12(7)]
(B.Vl.Reg.
8.XII.1998)
(2)
hetzelfde als
voor kolom 3
(2)
(2)
hetzelfde als voor kolom (A en B)
3
hetzelfe als voor
kolom 3
1 per 3
leefeenheden
1 per 4 leefeenheden
voor de kinderen van - 8
j.
1 per 3 leefeenheden
voor de kinderen van + 8
j.
(2)
hetzelfde als voor kolom
3
(A) 1 per 4
1 per 4 leefeenheden
leefeenheden voor
de kinderen van - 8
j.
1 per 3
leefeenheden voor
de kinderen van +
8 j.
(B) 1 per 4
leefeenheden
2 kopiïsten van 4 technici in electronica (B) 2 technici voor
niveau A2 of A3 van het niveau A1 of het het onderhoud van
niveau A2
het apparatuur A3
1 technieker A2
(1) De duur voor het uitoefenen van een voltijdse functie bedraagt 24 u. aanwezigheid
per week in de inrichting (Art. 3(a), M.B. 20/04/1977 - I.W. 01/01/1976).
[(2) Voor de internaten en voor de observatiecentra die tijdens de weekends en tijdens de
schoolvakanties een gemiddelde aanwezigheid van personen met een handicap hebben
van 10 tot en met 19%, van 20 tot en met 29% en van meer dan 30 % wordt per
leefgroep het begeleidend en verzorgend personeel verhoogd met respectievelijk 0,25;
0,5 of 1 personeelseenheid.
Ongeacht de bestaande toestand worden voor de voorzieningen die meer dan 30%
weekend- en vakantiebezetting hebben de extra personeelseenheden slechts
gesubsidieerd in die mate dat de personeelsbezetting niet meer bedraagt dan 85% van de
subsidieerbare personeelsnorm.
Onder subsidieerbare personeelsnorm wordt verstaan:
1° voor de niet-poolvormende functies: de personeelsnorm, berekend op de erkende
capaciteit
2° voor de poolvormende functies: de personeelsnorm berekend op de gemiddelde
bezetting, verhoogd met 10 of 20% naargelang het type voorziening, maar beperkt tot de
erkende capaciteit.
De beperking van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december
1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van
de welzijnssector is niet van toepassing op deze aanwervingen.]
(B.V.R. 8.12.1998)
(3) De logopedisten en de gehooropvoeders van niveau A1 zijn begrepen in deze
effectieven.
(4) Voor de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en
pedagogische behandeling voor gehandicapten, wordt het effectief op 10 gebracht. (Art.
3(c), M.B. 20/04/1977 - I.W. 01/01/1976) (M.B. 09/09/1976)
(*) Functies geschrapt vanaf 01/09/1994; cfr. art. 3, Hfdst. I, BVR 20/07/1994.
(6) Enkel voor meervoudige gehandicapten (art. 3, Hfdst. I, BVR 20/07/1994 - I.W.
01/09/1994).
[(7) Met de mogelijkheid van inschakeling van gezinsbegeleiders met de kwalificatie van
opvoedend en verzorgend personeel klasse I.]
(B.V.R. 8.12.1998)
Tabel II - Personeelsnormen van de tehuizen voor volwassen gehandicapten (*)
Functies
Bezigheidstehuizen
voor niet-werkende
volwassen
gehandicapten.
Type inrichting: 60
bedden.
Geneesheer (1)
2/3 (5)
Licentiaat in de
psychologie, in de
pedagogie of in de
kinesitherapie en
assistent-psycholoog
24 u. per week
waarvan tenminste 8 u.
voorbehouden zijn aan
een licentiaat
Nursing-tehuizen
Tehuizen voor
voor volwassenen werkende volwassen
lijdend aan
gehandicapten.
ernstige
aandoeningen.
Type inrichting: 30
bedden.
Type inrichting:
60 bedden.
2/3
[3/8] (6)
Paramedisch personeel 2
3
Maatschappelijk(e)
assistent(e) of
socia(a)l(e)
verpleger(ster)
24 u. per week
24 u. per week
Opvoedend en
verzorgend personeel
30 waaronder 6
hoofdopvoeders
mogen zijn (2)
30 waaronder 6
hoofdopvoeders
mogen zijn (2)
Opvoeder groepschef
1 per 3 leefeenheden
(4)
1 per 3
leefeenheden (4)
Bijzonder personeel
1/8 (**)
61/2 waaronder de
directeur(trice) en de
maatschappelijk(e)
assistent(e) (3)
1 technicus A2
(*) De normen voorzien in deze tabel, moeten verhoogd worden in verhouding met het
aantal erkende bedden.
(**) Functie geschrapt vanaf 01/09/1994; cfr. art. 4, Hfdst. I, BVR 20/07/1994, I.W.
01/09/1994.
(1) De duur van een voltijdse functie bedraagt 24 u. per week aanwezigheid in de
inrichting.
(2) Met één eenheid te verhogen voor de tehuizen die meer dan 30% van hun gemiddelde
bevolking behouden tijdens de weekeinden en de vakanties.
[(3) te verhogen met één extra opvoeder per groep van 15 occasionele thuiszitters en met
één extra opvoeder per groep van 8 structurele thuiszitters als het tehuis zelf de
dagbesteding organiseert.]
(BV.R. 8.12.1998)
(4) De leefeenheid omvat 10 gehandicapten. (M.B. 20/04/1977)
(5) Enkel in verhouding tot het aantal opgenomen personen met een handicap met
motorische stoornissen of meervoudige handicap, zwaar mentaal gehandicapten en
karaktergestoorden. (Crf. art. 4, Hfdst. I, BVR 20/07/1994, I.W. 01/09/1994)
(6) (M.B. 24.04.1973)
[Tabel III
(M.B. 9.09.1976)
Personeelsnormen van de tehuizen van kort verblijf
(minderjarige of meerderjarige gehandicapten)
Type-inrichting: 60 bedden
Functies
Prestatieduur
1
[Geneesheer
Licentiaat in de psychologie,
3
in de pedagogie,
in de kinesitherapie
of assistent-psycholoog
1 per leefeenheid van 8
Paramedisch personeel
gehandicapten
Maatschappelijk assistenten,
4]
sociale verplegers
(B.V.R. 19.03.1986)
3 per leefeenheid van 8
Opvoedend en verzorgend
gehandicapten
[waaronder één
personeel
hoofdopvoeder mag zijn]
(M.B. 20.04.1977)
1 per 4 leefeenheden van 8
[Opvoeder groepschef
gehandicapten]
(M.B. 20.04.1977)]
[Tabel IV
Normen van het directie-, administratief en onderhoudspersoneel van de
inrichtingen en tehuizen werkend onder het stelsel van het internaat
Directiepersoneel:
 van
6 tot 29 bedden: 1 directeur;
 vanaf
1
30 bedden: 1 directeur;
onderdirecteur per tranche van 90 bedden.
Administratief personeel:
1
opsteller of klerk voltijds tot 15 bedden;
2
opstellers of klerken voltijds van 16 tot 40 bedden;
3
opstellers of klerken voltijds en 1 opsteller halftijds of klerk halftijds tot 100
bedden;
 meer
dan 100 bedden, een bijkomende opsteller halftijds of klerk halftijds per
tranche van 25 bedden;
 vanaf
1
90 bedden: 1 econoom;
boekhouder vanaf 60 bedden.
[Voor de tehuizen van kort verblijf worden de functies van opsteller en/of klerk
verhoogd met 1 eenheid en wordt voorzien in de functie van econoom wanneer ten
minste 200 opnamen per jaar worden gerealiseerd.]
(B.V.R. 19.03.1986)
Onderhoudspersoneel:
1
voor 6 bedden voor de bedlegerige gehandicapten en de kinderen van minder dan
6 jaar;
1
voor 7 bedden voor de anderen.]
(M.B. 9.09.1976)
[Tabel V
Bijzondere functies
(M.B. 9.09.1976)
Aard van het ambt
Verpleger, technicus in de elektronica A1,
[boekhouder 1e klasse]
(23 jaar)
(B.V.R. 12.03.1986)
Na 9 jaar
Na 18 jaar
Gebrevetteerd verpleger(ster) (21 jaar)
Weddeschaal
201.400-306.340
31 X 4.452
12² X 7.632
230.656-355.596
31 X 4.452
12² X 7.63
256.944-361.884
31 X 4.452
12² X 7.632
184.440-305.280
31 X 3.816
1² X 3.816
1² X 5.088
2² X 10.176
9² X 8.904
Kinderverzorgster, ziekenoppasser(ster),
152.004-222.600
gezins- en sanitaire helpster (18 jaar)
31 X 3.180
4² X 3.816
9² X 5.088
169.812-240.408
Na 9 jaar
31 X 3.180
81 X 1.908
181 X 2.544
190.800-311.600
Directeur
Inrichting van 6 tot 14 bedden (24 jaar)
Boekhouder 2de klasse (20 jaar)
Kopiïst A2 (20 jaar)
Technicus in de elektronica A2 (20 jaar)
31 X 3.816
1² X 3.816
1² X 5.088
2² X 10.176
9² X 8.904
165.360-286.200
31 X 3.816
1² X 3.816
1² X 5.088
2² X 10.176
9² X 8.904
159.000-279.840
31 X 3.816
1² X 3.816
1² X 5.088
2² X 10.176
9² X 8.904
Technicus A3
(voor het nazien van de apparatuur) (18 jaar) 143.100-213.696
31 X 3.816
Kopiïst A3 (18 jaar)
4² X 3.816
Klinisch laboratoriumhelper (18 jaar)
9² X 5.088
127.200-162.816
Werkman 1ste categorie (18 jaar)
31 X 2.544
11² X 2.544
132.288-167.904
Werkman 2de categorie (18 jaar)
31 X 2.544
11² X 2.544
147.552-185.712
Werkman 3de categorie (18 jaar)
31 X 2.544
12² X 2.544
149.460-187.620
Werkman 4de categorie (18 jaar)
31 X 2.544
12² X 2.544
164.088-202.248
Werkman 5de categorie (18 jaar)
31 X 2.544
12² X 2.544]
(M.B. 9.09.1976)
[Tabel VI - Bepalingen gemeenschappelijk aan alle personeelsnormen
1. In een voorziening waarvan geen enkele afdeling een erkenning heeft boven de 90
bedden en/of plaatsen kan van de subsidieerbare administratieve functies maximum een
halftijdse functie worden gesubsidieerd aan de salarisschaal A1. Deze functie moet
worden ingenomen door een medewerker die ten minste houder is van een diploma van
hoger onderwijs buiten de universiteit. Zolang de betrokken functie niet op dat niveau
wordt ingevuld, mogen de loonkosten op basis van het verschil in de begin-barema's
worden aangewend voor het extern uitbesteden van de boekhouding van de voorziening.
[Een erkende dienst voor plaatsing in gezinnen, die zelfstandig werkt, kan in afwijking
van het eerste lid de subsidies voor een halftijdse administratieve functie in de
salarisschaal A1 behouden als de dienst erkend is voor meer dan 90 plaatsen.]
2. Wanneer er in alle afdelingen van een voorziening samen drie of meer voltijds
equivalenten maatschappelijk werkers of sociaal verpleegkundigen tewerkgesteld zijn,
mag één van hen diensthoofd maatschappelijk werk zijn. Dit diensthoofd moet minstens
2 jaar dienstanciënniteit als sociaal assistent of sociaal verpleger(-ster) hebben, en valt
onder loonschaal B1b.
3. Wanneer er in alle afdelingen van een voorziening samen acht of meer voltijds
equivalenten paramedici tewerkgesteld zijn, mag één van hen diensthoofd paramedicus
zijn. Vanaf 3 diensthoofden mag er één daarvan coördinator paramedicus zijn. Dit
diensthoofd moet minstens 2 jaar dienstanciënniteit als paramedicus hebben, en valt
onder loonschaal B1b. De coördinator moet minstens drie jaar dienstanciënniteit als
paramedicus of minstens 1 jaar dienstanciënniteit als diensthoofd paramedicus hebben,
en valt onder loonschaal B1a.
4. Per afdeling met een erkenning tussen 75 en 89 en/of 150 en 179 bedden of plaatsen
wordt een halftijdse directiemedewerker gesubsidieerd, met een maximum van 1
halftijdse betrekking per voorziening. Deze bepaling geldt niet voor de semi-internaten
die erkend zijn voor de opname van -21-jarigen. Deze directiemedewerker moet
tenminste houder zijn van een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit, en
valt onder loonschaal K5.]
[In afwijking van het eerste lid wordt in erkende diensten voor plaatsing in gezinnen die
zelfstandig werken, ook een halftijdse directiemedewerker gesubsidieerd als de dienst
erkend is voor meer dan 89 plaatsen.]
(B.V.R. 8.12.1998)(B.V.R. 15.12.2006)
1 Gewijzigd bij: M.B. 11.04.1974 (B.S. 25.04.1974) M.B. 22.11.1974 (B.S. 4.11.1974)
M.B. 30.04.1975 (B.S. 23.05.1975) M.B. 13.12.1975 (B.S. 28.1.1976) M.B. 31.03.1976
(B.S. 21.04.1976) M.B. 3.05.1976 (B.S. 27.05.1976) M.B. 9.09.1976 (B.S. 1.10.1976)
M.B. 20.04.1977 (B.S. 25.05.1977) M.B. 9.05.1977 (B.S. 25.05.1977) M.B. 11.03.1978
(B.S. 20.04.1976) M.B. 14.06.1978 (B.S. 23.06.1978) M.B. 26.11.1981 (B.S.
11.02.1982) B.V.R. 13.07.1983 (B.S. 6.10.1982) B.V.R. 28.07.1983 (B.S. 30.09.1983)
B.V.R. 12.03.1986 (B.S. 24.06.1986) B.V.R. 19.03.1986 (B.S. 11.07.1986) B.V.R.
23.12.1987 (B.S. 12.03.1988) B.V.R. l9.07.1989 (B.S. 5.12.1989) B.V.R. 29.07.1989
(B.S. 5.12.1989) B.V.R. 29.07.1989 (B.S. 5.12.1989), gewijzigd door B.V.R. 30.1.1991
(B.S. 1.03.1991) B.V.R. 2.08.1991 (B.S. 14.12.1991) Decr. 4.05.1994 (B.S. 23.06.1994)
B.V.R. 20.07.1994 (B.S. 31.08.1994) B.V.R. 24.03.1998 (B.S. 16.05.1998)B.V.R.
8.12.1998 (B.S. 17.03.1999, Err. B.S. 28.08.1999) B.V.R. 13.04.1999 (B.S. 26.06.1999)
M.B. 4.06.2004 (B.S. 04.08.2004), met ingang op 01.09.04, B.V.R. 17.12.2004
(B.S.13.01.2005), inwerkingtredend op 01.01.2005, B.V.R. 15.12.2006 (B.S. 13.2.2007)
uitwerking 1.9.2006
2 § 1. De inrichtingen, tehuizen en diensten kunnen voor de berekening van de
dagprijzen van de jaren 1987, 1988, [1989 en 1990] de gezamenlijke toepassing vragen
van de bepalingen opgeheven en vervangen met ingang van 1 januari 1987 bij dit besluit
en de bij het besluit van de Vlaamse [regering] van dezelfde datum tot wijziging van het
koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke
regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud,
opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten, geplaatst ten laste
van de openbare besturen. (B.V.R. 30.01.1991)(Decr. 4.05.1994) De aanvraag wordt per
aangetekende brief overgemaakt aan het Bestuur minder-validen, Ministerie van de
Vlaamse Gemeenschap, uiterlijk: - op 30 september 1989 voor de berekening van de
dagprijs van het jaar 1987; - op 31 maart 1990 voor de berekening van de dagprijs van
het jaar 1988; - samen met het dagprijsdossier 1989; [- op 30 juni 1991 voor de
berekening van de dagprijs van het jaar 1990] (B.V.R. 30.01.1991) tenzij de [Vlaamse
minister] die bevoegd is voor het beleid inzake gehandicapten een latere datum vaststelt.
(Decr. 4.05.1994) § 2. Indien de toepassing van § 1 niet aangevraagd wordt voor de
berekening van de dagprijs van het jaar 1987, kan deze niet aangevraagd worden voor de
berekening van de dagprijzen van de jaren 1988 en 1989 [en 1990]. (B.V.R. 30.01.1991)
Indien de toepassing van § 1 niet aangevraagd wordt voor de berekening van de dagprijs
van het jaar 1988, kan deze niet aangevraagd worden voor de berekening van de dagprijs
van het jaar 1989 [en 1990]. (B.V.R. 30.01.1991) [Indien de toepassing van § 1 niet
aangevraagd wordt voor de berekening van de dagprijs van het jaar 1989 kan deze niet
aangevraagd worden voor de berekening van de dagprijs van het jaar 1990]. (B.V.R.
29.07.1989, art. 4) (B.V.R. 30.01.1991)
3 Versie art. 1, laatste lid vóór vervanging door B.V.R. 29.07.1989: "[Nochtans wanneer
ingevolge het feit dat prestaties zijn uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde
personen die niet tot het personeel van de instelling behoren, het totaal van het effectief
niet in dienst is ingenomen, mogen de kosten van deze prestaties worden opgenomen in
de dagprijs, overeenkomstig de volgende beschikkingen: a) het aantal niet aangeworven
personeelseenheden dat in aanmerking mag genomen worden voor de tenlasteneming
van bovenvermelde kosten mag de 40 pct. niet overschrijden van het voorziene effectief,
directiepersoneel, geneesheren en econoom voorafgaandelijk in mindering gebracht. De
categorie van het niet aangeworven personeel moet overeenstemmen met de aard van de
prestaties uitgevoerd door private firma's of gekwalificeerde personen die niet tot het
personeel van de instelling behoren. b) indien het aantal niet aangeworven
personeelseenheden de 40 pct. niet bereikt van het effectief zoals het onder a) hierboven
is bepaald, zal de maximale tenlasteneming naar verhouding worden verminderd; c) de
kostprijs van de prestaties verricht door de private firma's of de gekwalificeerde
personen, moet verrechtvaardigd worden door wettelijk opgestelde facturen en
bewijsstukken en bovendien betrekking hebben op elementen die in de samenstelling van
de dagprijs voorkomen; d) voor de tenlasteneming van de kosten is de theoretisch
toegekende bezoldiging aan elke niet aangeworven personeelseenheid deze van de
beginloopbaan van de laagste categorie van de betrokken functie.] (M.B. 9.05.1977)"
4 Bij wijze van overgangsmaatregel worden de aanvragen die vóór 31 augustus 1994
ingediend worden op basis van de artikelen 3 tot en met 5bis, verder afgehandeld op
basis van deze bepalingen. (B.V.R. 20.07.1994, art.14, § 2)
5 Bij wijze van overgangsmaatregel worden de aanvragen die vóór 31 augustus 1994
ingediend worden op basis van het artikel 6, verder afgehandeld op basis van deze
bepaling. (B.V.R. 20.07.1994, art.14, § 2)
B.V.R. 28.04.2006 (BS 27.6.2006) treedt in werking op 1.1.2006
B.V.R. 10.7.2008 (B.S. 22.10.2008 ) uitwerking 1.1.2007
Download