Inplantingsregels ook van belang voor ‘bestaande’ bedrijven Heel wat sectorale voorwaarden uit Vlarem II bevatten inplantingsregels. Zij gelden in principe voor nieuwe bedrijven; niet voor bestaande bedrijven. Hoe komt het dan dat bestaande bedrijven bij het hernieuwen van hun milieuvergunning soms toch in de knoei komen met die inplantingsregels? Inplantingsregels Wat zijn nu precies inplantingsregels? Wel, voor één keer maakt Vlarem II het ons gemakkelijk. Artikel 1.1.2. bevat een heuse definitie van de inplantingsregels: ‘Inplantingsregels omvatten verbodsbepalingen en afstandsbepalingen. Verbodsbepalingen betreffen de onverenigbaarheid tussen, enerzijds bepaalde inrichtingen of onderdelen ervan, en anderzijds bepaalde activiteiten, zones of gebieden. Afstandsregels betreffen de na te leven minimumafstanden van inrichtingen of onderdelen ervan ten opzichte van bepaalde activiteiten, zones of gebieden.’ Een voorbeeld maakt veel duidelijk. Artikel 5.45.1.2. bevat de verbods- en afstandsregels voor bedrijven in de voedingsnijverheid: slachterijen, visverwerkende bedrijven, industriële bakkerijen, … Vlarem II verbiedt de exploitatie van dergelijke 1ste klasse inrichtingen: - die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in waterwingebieden of beschermingszones type I, II of III, in woongebied of in recreatiegebied; - waarvan de opslagplaatsen en/of bedrijfsgebouwen gelegen zijn op minder dan 100 meter afstand van een woongebied of van een recreatiegebied. Deze verbodsbepalingen gelden niet voor bestaande inrichtingen of gedeelten ervan. Tot zover is alles duidelijk: - vleesverwerkende bedrijven, conservenfabrieken, bakkerijen, … ingedeeld in de 2de of 3de klasse zijn toegelaten; - voor nieuwe klasse 1-inrichtingen uit de voedingsnijverheid op dergelijke locaties zal de Bestendige Deputatie geen milieuvergunning afleveren; - bestaande klasse 1-inrichtingen mogen er blijven. Aanzienlijke verandering Bijgevolg is er op het eerste zicht geen vuiltje aan de lucht voor ‘bestaande’ bedrijven. Niet helemaal juist! Het spreekwoordelijke addertje onder het gras zit verscholen in artikel 3.2.2.2. Vlarem II: ‘Voor onderdelen van de bestaande inrichtingen die na 1 januari 1993 aanzienlijk werden of worden veranderd (gewijzigd, uitgebreid of toegevoegd), gelden integraal de voorschriften van dit besluit voor nieuwe inrichtingen, met inbegrip van de inplantingsregels’. Voor een goed begrip: een aanzienlijke verandering is een vergroting met meer dan 100 % van de capaciteit, de drijfkracht of de perceelsoppervlakte, ten aanzien van de vóór 1 januari 1993 vergunde situatie. Het is dit artikel dat bestaande bedrijven in de knoei brengt met de inplantingsregels. Hoe gaat dit in de praktijk? Hoewel de maalderij op minder dan 30 meter van een woongebied ligt, is ze er gerust in: ze heeft een milieuvergunning klasse 1, weliswaar van vóór 1993, maar ze heeft tenminste een milieuvergunning. In de loop der jaren heeft ze natuurlijk een aantal verouderde en defecte machines vervangen. Ze heeft een vijftal jaren terug een productielijn bijgeplaatst. Juist, dat was in 1994 ook al eens gebeurd. In 2005 beslist het bedrijf zich administratief in orde te stellen door de milieuvergunning te regulariseren. Misschien is het ook al tijd om een hernieuwing van de milieuvergunning aan te vragen? In ieder geval: tijdens het voorbereiden van de aanvraag blijkt dat de drijfkracht van de fabriek door de jaren heen met meer dan 100 % is gestegen in vergelijking met de situatie vóór 1993. Dit betekent dat de maalderij als een ‘nieuwe inrichting’ moet worden beschouwd en nieuwe inrichtingen op minder dan 100 meter van een woongebied zijn verboden. De Bestendige Deputatie kan dus geen milieuvergunning meer verlenen aan het bedrijf. Wat nu? Afwijkingsaanvraag Productiecapaciteit afbouwen? Verhuizen? Gelukkig is er nog een andere – minder drastische uitweg voor het bedrijf: het aanvragen van een individuele afwijking van de sectorale voorwaarden bij de Vlaamse Minister van Leefmilieu, overeenkomstig afdeling 1.2.2. van Vlarem II. Die aanvraag moet de volgende elementen bevatten: - de vermelding van de voorwaarden en de artikelen waarvoor de afwijking wordt aangevraagd; - de technische redenen die de afwijking motiveren; - een voorstel van maatregelen die van aard zijn gelijkwaardige waarborgen te bieden voor de bescherming van de mens en van het leefmilieu als de voorwaarden waarvan gevraagd wordt te mogen afwijken; - een nota waarin wordt aangetoond dat de voorgestelde maatregelen beantwoorden aan de best beschikbare technieken. De Vlaamse Minister doet uitspraak binnen een termijn van 3 maanden. Een verwittigd man is er twee waard Vaak overvalt deze problematiek bedrijven als een donderslag bij heldere hemel. Bedrijven in waterwingebied, dichtbij een woongebied, op de rand van een agrarisch gebied, … doen er dan ook goed aan na te gaan of inplantingsregels op het bedrijf van toepassing zijn. Is dit het geval, dan is de kunst de vergunningstoestand nauwkeurig op te volgen en periodiek de actuele situatie (drijfkracht, opslagcapaciteit, …) te toetsen aan de vergunningssituatie. Zo kan het bedrijf tijdig anticiperen en met een goed voorbereid dossier haar kans wagen met een afwijkingsaanvraag.