DBO06 Zondag 5 februari 2017 De tien plagen van Egypte Exodus 7-­‐12 God regeert! Welkom bij De Bijbel Open. In deze rubriek willen we luisteraars helpen bij het lezen van de Bijbel. Deze keer maak ik wat kanttekeningen bij de tien plagen. Kent u het verhaal van de uittocht van het volk Israël uit Egypte? De nakomelingen van Abraham, Isaak en Jacob waren daar een slavenvolk geworden. De farao van Egypte weigerde het volk terug te laten gaan naar hun eigen land. Maar God bevrijdde Zijn volk. Maar dat ging niet zomaar. Dat gebeurde pas na tien verschrikkelijke rampen. Ze staan bekend als de ‘tien plagen’. U kunt het allemaal lezen in de eerste hoofdstukken van het tweede boek van de Bijbel, Exodus. In die tijd was Mozes de leider en vertegenwoordiger van het volk Israël. Ooit werd hij geadopteerd door een Egyptische prinses. Hij koos de zijde van zijn volk, doodde daarom een Egyptenaar en moest vluchten. Hij woonde een aantal jaren als balling in het land Midian. Daarna riep God hem om de leiding van Zijn volk op zich te nemen en de farao te vragen Zijn volk te laten gaan. Mozes twijfelde eerst, maar ging toch, nadat God hem bijzondere beloften had gedaan. Aäron, de broer van Mozes, ging mee. De farao ontving hen. ‘Laat Mijn volk gaan’, was de boodschap. Maar farao weigerde. Sterker nog, de leef-­‐ en werkomstandigheden voor het volk werden nog zwaarder gemaakt. Opnieuw maakte Mozes zijn opwachting bij de farao. Opnieuw eiste Mozes zijn volk te laten gaan. Opnieuw weigerde de farao. Vanaf dat moment gingen er heel bijzondere dingen gebeuren. Hier plaats ik mijn eerste kanttekening. Het is belangrijk om te beseffen dat dit meer was dan een conflict tussen een dictator en een onderdrukt volk. De farao’s zelf werden vereerd als goden. Je mag het daarom beslist zien als een strijd tussen de God van Israël en de god van Egypte. Maar er was veel meer aan de hand. Dat wordt al duidelijk tijdens een ontmoeting van Mozes met farao, nog voordat de grote plagen losbarstten. 611 Tijdens die audiëntie gooide Aäron zijn staf op de grond. De staf veranderde in een slang (Exodus 7:10). Maar farao, de god van Egypte, wilde zijn goddelijke krachten ook laten zien. Hij gebood zijn tovenaars hetzelfde te doen. En zij konden het! Het hof had niet door wat de God van Israël daar allemaal liet gebeuren. Toch hadden ze het kunnen weten. Want wat gebeurde er? De slang van Aäron at alle andere slangen op. Wie was er nou de echte God?! Daarna gingen er verschrikkelijke dingen gebeuren. Er voltrokken zich tien plagen. Na het teken met de slangenstaf volgen de tien plagen elkaar in rap tempo op. De meeste bijbelgeleerden denken dat de periode, waarin de rampen zich voltrokken, een half jaar tot een jaar geduurd heeft. Ik noem de tien plagen: 1. Water wordt bloed 2. Kikkers 3. Muskieten 4. Steekvliegen 5. Veepest 6. Zweren 7. Hagel 8. Sprinkhanen 9. Duisternis 10. Dood eerstgeborenen Nogmaals, hier was meer aan de hand dan een reeks verschrikkelijke kwalen en rampen die de Egyptenaren uiteindelijk op de knieën dwongen. Zoals gezegd speelde er zich achter de schermen ook een geestelijke strijd af tussen de HERE, de God van Israël, en de (Egyptische) godenwereld. Egypte kende wel 50 afgoden. Goden die alles te maken hadden met de rampen die zich gingen voltrekken. Ik geef u twee bekende voorbeelden. De eerste plaag. Het water van de Nijl veranderde in bloed. Zoals u weet, was en is de Nijl de levensader van Egypte. De Nijl bevloeide jaarlijks de akkers en maakte ze vruchtbaar. Het zoete water was een eerste levensbehoefte. De Nijl was de trots van Egypte. De god van de Nijl, Hapi, was een heel belangrijke god en werd overal vereerd. Deze god was verantwoordelijk voor de welvaart van het land. Nijlpaarden en krokodillen werden vereerd als vertegenwoordigers van de god Hapi. 612 Bij de eerste plaag veranderde de Nijl in een vieze, bloederige drab, die niet meer kon worden gebruikt om te baden en te drinken. De vissen gingen dood. De heilige rivier stonk. Deze plaag was een aanslag op één van de hoofdgoden van Egypte. Het tweede voorbeeld is de negende plaag: duisternis. Een andere bekende god was de zonnegod Ra. Deze god werd gezien als de oppergod. De farao werd beschouwd als zijn goddelijke halfzoon, een zonnekoning. Drie dagen lang was het heel donker in Egypte. Die duisternis was een rechtstreekse aanval op de hoofdgod Ra, de god van het licht en de zon. Niemand kon een stap verzetten. Bij het volk Israël was het gewoon licht. Zo heeft elke plaag een godsdienstige achtergrond. Kortom, de plagen die Egypte troffen, waren directe aanvallen op hun godenwereld. De Egyptenaren vertrouwden blindelings op deze goden. Zij zorgden voor welvaart, vruchtbaarheid en veiligheid. Deze zomer heb ik veel gelezen in het boek Openbaring. Over de strijd die er gaande is in het heelal. Een strijd, waarbij de aarde betrokken is. Het boek vertelt dat Jezus, het Lam, regeert. In het boek wordt in soms bijna onbegrijpelijke visioenen verteld hoe die strijd plaatsvindt. Zo las ik ook over de zeven schalen met Gods toorn die over de aarde worden uitgegoten. Daaraan moest ik denken, toen ik dit oude verhaal over de tien plagen las. Er was veel meer aan de hand dan wij bij het lezen vermoeden. Ik wil u wijzen op een paar bijzondere dingen. Bij de eerste plagen probeerde farao nog ‘mee te toveren’ met zijn tovenaars. De strijd tussen de God van Israël en de god van Egypte leek gelijk op te gaan. Ook de tovenaars bleken water in bloed te kunnen veranderen. Het zou trouwens veelzeggender zijn geweest, wanneer die tovenaars het bloed van de Nijl weer in schoon water hadden veranderd. Maar dat konden ze niet. Vindt u dat niet apart? Ik zei: de strijd ging gelijk op. Zo leek het tenminste. Elke keer weer riep Mozes farao op van gedachten te veranderen, zich te bekeren, het volk Israël te laten gaan. God had het hart van farao nog helemaal niet verhard. Farao kreeg alle kans om zich te bekeren. Maar hij luisterde niet. Maar toen het bij de vierde plaag opnieuw niet lukte, begon de trotse farao te twijfelen. Hij sloeg een heel andere toon aan. Op een gegeven moment reageerde hij zelfs zo: ‘Goed, ik laat jullie gaan. Maar jullie mogen niet te ver gaan. En bid voor mij!’ (Exodus 8:24). Toen de plaag op het gebed van Mozes gestopt was, kwam de farao op zijn beloften terug. De strijd werd harder. 613 De zesde plaag was de zwerenplaag. Daarna lees je dat God het hart van farao verhardde. Al eerder had God aangekondigd dat de farao niet zou luisteren (bijvoorbeeld in Exodus 6:1). Maar pas na de zesde plaag lees je dat God daar ook daadwerkelijk voor zorgde. Dat maakt het allemaal niet eenvoudiger om te begrijpen. Waarom kwamen er daarna nog vier verschrikkelijke plagen? Eerstgeborenen moesten zelfs sterven! We vinden een antwoord in de woorden van God bij de roeping van Mozes. God zegt dan: ‘Maar ik zal ervoor zorgen dat de farao niet toegeeft en blijft weigeren. Ik zal in Egypte veel wonderen doen. En toch zal de farao niet luisteren. Dan zal ik de Egyptenaren mijn macht laten voelen en hen streng straffen. Daarna zal ik alle stammen van Israël uit Egypte weghalen’ (Exodus 7:3,4). Je zou het verslag van deze verschrikkelijke gebeurtenissen kunnen lezen als een soort leerproces: voor farao zelf, voor de Egyptenaren, maar ook voor de Israëlieten. Zelfs voor ons. Het is belangrijk om te onthouden dat niet alleen Mozes, maar ook zijn volk aanvankelijk de nodige twijfels hadden. God liet Zijn macht zien. Voor de wereld, voor Zijn volk. Ik ben de HERE, de enige, de ware God. Wanneer je hoofdstuk 6-­‐12 over de tien plagen in z’n geheel doorleest, dan komen bepaalde uitdrukkingen en kernwoorden steeds terug als een soort refrein. Zo begint elk gedeelte over een nieuwe plaag met de woorden: ‘De HEER zei…’ Dat kom je in deze zeven hoofdstukken wel 20 keer tegen. Vaak wordt dat gevolgd door: ‘De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik ben de HEER’.’ De naam, waarmee God Zichzelf had bekendgemaakt, stond steeds centraal. Het komt terug als een soort refrein. Mozes zegt wel zeven keer: ‘Dit zegt de HEER: Laat mijn volk gaan om mij te vereren’ (bijvoorbeeld in Exodus 7:26). De tien plagen hebben een duidelijke boodschap. Een boodschap om te onthouden. Juist ook als plagen de wereld van nu ons treffen. Onthoud het, vergeet het nooit. God regeert. Hij is de HERE. Je leest daarover in Kolossenzen 2:15: ‘Aan het kruis heeft Christus alle machten overwonnen die over de wereld wilden heersen. Hij heeft aan iedereen laten zien dat die machten verslagen zijn’. 614