HOOFDSTUK 3 INLEIDING Hoofdstuk 3 gaat over de Middeleeuwen. Term Middeleeuwen uitgevonden tijdens de Renaissance. Term heeft een negatieve lading (onbelangrijke tussenperiode) Vanaf de 19de eeuw herwaardering van de Middeleeuwen (positiever beeld) Middeleeuwen in te delen in Vroege Middeleeuwen (500-1000) Hoge Middeleeuwen (1000-1300) Late Middeleeuwen (1300-1500) § 1 LEENMANNEN EN LEENHEREN Na het doorbreken van de Rijngrens vond de Grote Volksverhuizing plaats. (Laat de leerlingen daar een kaartje van opzoeken en uitprinten) Vele Germaanse volkeren trekken het Rijk binnen Franken Alemannen Saksen Angelen Ostrogothen Visigothen Vandalen Bourgondiërs Als voorbeeld volgen we de Franken. Eerst de politieke ontwikkeling 500-1000 Clovis (481-511) -stichter van de dynastie van de Merovingen (long haired kings) -breidt het gebied van de Franken sterk uit(zie kaart blz 73) -wordt christen (zie § 2) Door het Frankische erfrecht wordt het rijk verdeeld onder de zoons→ onderling ruzies. Vanaf 700 reeks van zwakke vorsten → feitelijke macht gaat naar de hofmeier ↓ aanvankelijk hoofd van de huishouding wordt soort minister-president 700 Karel Martel ↓ zoon -houdt de Mohammedanen tegen (zie § 4) -is de grondlegger van het Feodale Stelsel 751 Pippijn III de Korte -helpt de Paus tegen de Longobarden -stopt de laatste Merovingiscge koning in een klooster -wordt door de paus tot koning gekroond → (koning bij de Gratie Gods en gezalfd) -sticht de dynastie van de Karolingen -helpt de paus tegen zijn vijanden in Rome en weer de de Longobarden → -wordt door de paus tot keizer gekroond (800) -beschouwt zich als opvolger van het W-Rom Rijk -breidt het rijk geweldig uit (zie kaart blz 73) -zorgt voor een nieuw bestuursstelsel ↓ ↓ zoon 768 Karel de Grote gouwen(provincies) olv een graaf of hertog(ong 400) -belasting ophalen -recht spreken -orde en rust bewaren -leger aanvoeren grensprovincies heten marken (markgraaf → markies) -groter gebied -speciale taak→ verdedigen tegen vijanden zendgraven controleren de graven -zorgt voor een goede rechtspraak (Salisch recht = Germaans recht) personaliteitsbeginsel (iedereen gevonnist volgens de regels van zijn eigen volk) later Capitularia = wetten die voor iedereen golden -zorgt voor opbloei van de cultuur en verspreiding van het christendom ( zie § 2) -zorgt voor weer opleven van handel en invoeren van geld 814 ↓ zoon Lodewijk de Vrome 843 Verdelingsverdrag van Verdun (3 zonen van Lodewijk) (zie kaartje blz 76) ↓ Karel de Kale West Frankische Rijk -verwaarloost het rijk (erg godsdienstig) ↓ Lodewijk de Duitser Oost Frankische Rijk ↓ Lotharius Middenrijk en keizerskroon Na verloop van tijd wordt het Middenrijk verdeeld tussen het West Fr Rijk (FR) en het Oost Fr Rijk (Dui). Keizerskroon gaat naar Dui (Nederland hoorde bij het Duitse Rijk) 911 987 Laatste Karolinger in Dui sterft→ keurvorsten kiezen een opvolger uit wisselende fam. Laatste Karolinger in Fr sterft→Capetingen Rijk werd van buiten bedreigd door -Slavische volkeren -Hongaren -Byzantijnse Rijk -Mohammedanen -Noormannen → 800-1000 Invallen van de Noormannen -handelaren -ontdekkingsreizigers -plunderaars Door de invallen van de Noormannen neemt de onveiligheid toe en gaat de cultuur weer sterk achteruit. Feodale stelsel (leenstelsel) Germaanse aanvoerders hadden een persoonlijke band met hun volgelingen. Aanvoerders gaven hun volgelingen geschenken(edelmetaal,wapens,grond) betaald uit de oorlogsbuit. De volgelingen beloofden hun aanvoerders trouw (vazalliteit) Verandering in de manier van vechten; infanterie→cavallerie Wapenrusting en paard aanschaffen waren een kostbare zaak→ koning gaat zijn volgelingen belonen met grondbezit uit de Kroondomeinen→ontstaan van elite van grootgrondbezitters. Grond wordt niet in eigendom gegeven, maar in leen→ontstaan van het leenstelsel (feodum=leen→feodale stelsel) Karel Martel koppelde vazalliteit aan feodaliteit. Karel de Grote koppelde het leenstelsel aan bestuur leenheer leenman(vazal) leenman koning (primus inter pares) leenman(vazal) graaf,hertog,bisschop (provincie) leenheer -hulp in de oorlog -leent land uit(er is geen geld) -belooft trouw -bescherming -raad geven aan de leenheer (hem met raad en daad terzijde staan) Leenmannen hebben ook hun volgelingen die ze op dezelfde manier aan zich moeten binden→ achterleenman achterleenman achterleenman achterleenman (hun titel was Heer van ….) locale heersers Nadelen van het leenstelsel -lenen worden erfelijk ipv dat het gebied naar de leenheer terug gaat→versnippering van gebied en verzwakking van de centrale macht (leenmannen gingen hun eigen gang) -systeem was te ingewikkeld: grond werd doorgeleend→men kon leenman van verschillende heren zijn→men kon niet de leenheer steunen tegen een andere leenman, waarvan men ook grond geleend had Verschil adel-ridders Edelen zijn de rijke grootgrondbezitters. Hun volgelingen waren ridders -mensen van een lagere afkomst (zonen van boeren) -kregen een opleiding tot bereden strijder -hadden zelf weinig eigendom -probeerden door een huwelijk hogerop te komen Men werd eerst page(tot 12 jaar) en dan schildknaap. Pages kregen een algemene opleiding (enige beschaving bijbrengen) en militaire training. Schildknapen leerden het vak in de persoonlijke dienst van een edelman. Na de opleiding werd men tot ridder geslagen. Later wordt het beeld van een ridder geromantiseerd (opstellen van een gedragscode) --trouw aan zijn heer -dapper in de strijd -respect voor vrouwen (hoofse dichtkunst en hoofse liefde) -beschermen van de kerk -beschermen van de zwakkeren Via de vragen en tekst nog even aandacht voor de volgende begrippen -acculuratie -continuiteit en discontinuiteit ↓ ↓ evolutie revolutie (langzame (snelle,plotselinge,ingrijpende verandering) verandering) essentie gelijk essentie verandert