algemene visie op afstand en nabijheid

advertisement
Algemene visie over afstand en nabijheid
Als organisatie willen we bewust omgaan met afstand en nabijheid, aangezien ze eigen zijn
aan elke hulpverleningsrelatie. Het feit dat de grens rond afstand en nabijheid moeilijk is
vraagt de nodige aandacht.
We zien nabijheid en afstand als het middel om een werkrelatie op te bouwen met de cliënt.
Daarbij hebben we zowel oog voor fysieke als emotionele aspecten binnen nabijheid. Dit
betekent dat we uitgaan van een eenheid tussen geest, lichaam en emotie. Nabijheid is niet
gelijk aan vriendschap, dat is immers niet het doel van de hulpverlening. We willen eerder een
compagnon-en-route zijn en erkennen wel dat de hulpverleningsrelatie kwaliteiten van
vriendschap kan bezitten.
Afstand en nabijheid kunnen niet gezien worden als éénrichtingsverkeer, maar als een
continue wisselwerking tussen cliënt en hulpverlener, waarbij we de afstand en nabijheid
trachten af te stemmen op de noden van de cliënt. Soms is het echter niet eenvoudig om af te
toetsen wat de noden en de grenzen van de cliënt zijn. Afstand en nabijheid bij onder andere
mensen die verbaal minder sterk zijn lijkt een moeilijk thema. Dit vereist heel wat inzicht in
bijvoorbeeld lichaamstaal van de hulpverlener en tevens bewustzijn over de manier waarop de
hulpverlener zelf nabij en afstandelijk handelt. Die voorwaarde om een zelf-reflectieve
hulpverlener te zijn is echter niet evident in een cultuur waar het verwoorden van gevoelens
en grenzen met betrekking tot afstand en nabijheid niet de gewoonte is in de dagelijkse
context. Toch streven wij naar meer communicatie en openheid rond dit thema.
Om een evenwicht tussen afstand en nabijheid te vinden, willen we gebruik maken van de
metafoor uit Gentle Teaching, waarin de hulpverleningsrelatie vergeleken wordt met de
ouder-kindrelatie. Als ouder ben je beschermend naar je kind toe. Je benadert het met veel
liefde en zorg. Tegelijk geef je je kind ook de kansen om zichzelf te ontplooien, om
zelfstandig zaken op te nemen. In een ouder-kinderelatie gaan deze twee tendensen van
afstand en nabijheid (zowel emotioneel als fysiek) op een heel natuurlijke wijze samen. De
ene keer ben je meer beschermend, een andere keer geef je je kind meer verantwoordelijkheid
en neem je dus wat meer afstand. Dit beschouwen we als een leidraad die we meegeven aan
onze medewerkers. We zijn er ons echter van bewust dat iedereen een eigen invulling geeft
aan afstand en nabijheid, afhankelijk van zijn eigen persoonlijkheid en referentiekader. Als
organisatie willen we toch enige continuïteit nastreven. Dit doen we aan de hand van
richtlijnen en casusvoorbeelden in het kwaliteitshandboek, daarnaast hechten we belang aan
inter- en supervisie voor de medewerkers.
Om dit te verwezenlijken geven we een centrale rol aan het team. We beschouwen het team
als de kleinste identiteit in onze voorziening (dit in plaats van het individu). Op deze manier
wordt het gehele team verantwoordelijk gesteld voor de problemen die er kunnen zijn rond
onder meer afstand en nabijheid. Begeleidingsproblemen zijn bijgevolg een gedeelde
1
verantwoordelijkheid en worden in team besproken. Op die manier wordt de individuele
begeleider ‘ontlast’.
Als richtlijn naar onze individuele medewerkers vereisen we een zelf-reflectieve houding. Dit
houdt in dat elke medewerker waakt over zijn eigen grenzen met betrekking tot afstand en
nabijheid. Via teamvergaderingen willen we dit bespreekbaar houden. Bovendien verwachten
we ook dat begeleiders hun grenzen communiceren aan hun cliënten, dit biedt immers
veiligheid, voorspelbaarheid en zekerheid. We zien de hulpverlener ook als
eindverantwoordelijke voor de relatie met de cliënt: waar bijvoorbeeld vermoeden is van
grensoverschrijdend gedrag, is het steeds de hulpverlener die duidelijke grenzen aangeeft van
wat kan en niet kan.
De orthopedagoog binnen onze organisatie neemt de rol op van procesbewaker zowel van het
begeleiden van het team als naar individuele medewerkers toe om de continuïteit naar cliënten
toe te garanderen.
Uit het besef dat het hulpverleningsideaal niet altijd overeenstemt met het ideaal van de cliënt,
willen wij in onze organisatie streven naar een gedeeld ideaal dat zowel door de hulpverlener
als de cliënt gedragen wordt. We houden ook vast aan de presentietheorie die ons aanmoedigt
om er af en toe gewoon te zijn voor onze cliënten, zonder hen steeds te willen veranderen of
aan doelen te werken. Dit dragen we hoog in het vaandel. Toch is enig realisme ons niet
vreemd: zelfs al streven we gedeelde doelen met onze cliënten na, we beseffen dat we als
hulpverlener macht hebben en de situatie soms overnemen. Hierover reflecteren binnen het
team moet de hulpverlener met beide voeten op de grond houden.
We kunnen besluiten dat afstand en nabijheid een thema is dat we binnen onze organisatie
opnemen in ons denken. We willen daarbij rekening houden met verschillende factoren zoals
de doelgroep waarmee we in onze organisatie werken, de culturele context, de noden van de
cliënten en de draagkracht van de hulpverlener. Door open communicatie en kritische reflectie
trachten we duidelijkheid te scheppen voor zowel de cliënten als hulpverleners.
2
Download