bijdragen vanuit het cekun

advertisement
___________________________________
___________________________________
CEKUN
CENTRUM VOOR ETHIEK
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT NIJMEGEN
IMPULSEN VANUIT DE SOCIALE FILOSOFIE VAN VLADIMIR SOLOVJOV (1853-1900)
Anton Simons
In een van de onderzoekslijnen van het Centrum
van Ethiek wordt gezocht naar nieuwe impulsen
voor de sociale ethiek. In verschillende projecten
wordt de vraag opgeworpen wat gemeenschap
inhoudt, en of er in onze tijd nog op zinvolle wijze
invulling aan kan worden gegeven.
Bij mijn aandeel in deze onderzoekslijn van het
Centrum voor Ethiek wil ik in deze bijdrage iets
uitvoeriger stilstaan. Sinds maart 1998 ben ik
betrokken bij een project over de Russische filosoof
Vladimir Solovjov (1853-1900). Samen met
medewerkers van de Faculteit Wijsbegeerte en het
Institut Interfacultaire de l'Europe Orientale et
Centrale in het Zwitserse Fribourg onderzoek ik de
betekenis van Solovjov voor een bezinning op
nationale religie en civiele samenleving in Rusland.
In nauw verband met dit onderzoek stond een groot
internationaal congres, dat in september door de
Katholieke
Universiteit
Nijmegen
werd
georganiseerd. Ik zal de plaats van mijn project
aanduiden aan de hand van beide coördinaten, de
sociale ethiek aan het CEKUN en het congres over
Solovjov.De sociale filosofie van Solovjov
Vladimir Sergejevitsj Solovjov was een hoogst
kleurrijke figuur in de tweede helft van de negentiende eeuw. Al op 25-jarige leeftijd hield hij in
Moskou een lezingencyclus over religieuze filosofie, juist op het moment dat in de salons het
atheïsme in zwang was geraakt. Onder het publiek
bevonden zich schrijvers als Dostojevski en
Tolstoj, wier werk zich sindsdien in dialoog met de
filosoof ontwikkelde. Solovjov zou later in
Dostojevski's roman `De gebroeders Karamazov'
figureren als de jonge monnik Aljosja, die de
wereld intrekt om de universele liefde te prediken.
Solovjov's toewijding aan de christelijke
naastenliefde ging, als bij vele anderen, door een
antireligieuze periode. Hij studeerde historische
filologie, fysische mathematica, later rechten en
godsdienst.
Solovjovs werk staat in het teken van een
filosofische herbepaling van de betekenis van de
godsdienst in onze tijd, waarin ze fors aan sociale
betekenis heeft ingeboet. In zijn Russische context
betekende dit vanzelf, dat hij stelling moest nemen
in de controverse tussen de westers georiënteerden
(zapadniki) en de slavofielen, die zich ten doel
stelden dat Rusland een eigen weg moest
ontwerpen om de uitdagingen van de moderne tijd
tegemoet te treden. Aanvankelijk verhoudt
Solovjov zich vooral kritisch ten opzichte van de
westerse filosofie, maar later richt hij zijn kritiek
vooral tegen het nationalisme van de latere slavofielen, die hij verwijt de oorspronkelijke inspiratie
van het slavofilisme te reduceren tot een eng
nationalisme.
De laatste decade van zijn leven onderneemt
Solovjov een ambitieus project om zijn filosofie te
herformuleren vanuit de drie Platoonse ideeën van
het Goede, het Ware en het Schone. Daarvan is
uiteindelijk alleen het eerste boek, 'De rechtvaardiging van het Goede,' min of meer voltooid. In
dezelfde periode schrijft Solovjov een drietal
gesprekken tussen vijf deelnemers, gevolgd door
een 'korte vertelling van de Antichrist'. Hierin
_______________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 8 (1998)4, p.343
___________________________________
domineert een apokalyptische toonzetting, en lijkt
Solovjov te twijfelen aan de grote idealen die hij
tezelfdertijd in zijn systematische werk vooropzet.
In deze periode bekeert Solovjov zich ook tot het
katholicisme, wellicht ook uit teleurstelling over de
mogelijkheden van de orthodoxie om de geest van
universalisme van het christendom te realiseren.
Nog kleurrijker is Solovjovs leven, wanneer we
zijn visioenen van 'Sofia' erbij betrekken. Driemaal
in zijn leven overkwam de filosoof de verschijning
van deze vrouwelijke verpersoonlijking van de
wijsheid, in Rusland, Engeland en Egypte. In zijn
filosofie werkt Solovjov de idee van Sofia uit als de
bemiddelende persoon tussen de Goddelijke logos
en de universele mensheid. Via haar kan de
mensheid de rol spelen van de 'godmensheid', de
collectieve vorm van de individuele Logos, Jezus
Christus.
Het sociale ideaal van Solovjov
In 'De rechtvaardiging van het goede' (1894-97)
vinden we het meest uitgebreid hoe Solovjov zich
de realisering van het goddelijke in de mensheid
voorstelde. Na uiteenzettingen over het goede in de
natuur en het goede vanuit God gaat Solovjov over
tot de vraag, hoe het goede wordt gerealiseerd in de
geschiedenis, in de eindigheid en in confrontatie
met het kwaad. In diverse hoofdstukken valt op dat
de filosoof zich met name keert tegen de idee dat
christelijke naastenliefde een passieve houding
jegens het kwaad zou inhouden. Tegen onder meer
Tolstoj houdt Solovjov vol dat het kwaad moet
worden bestreden, eventueel met inzet van
staatsmacht, het recht en de oorlog. Aan de andere
kant dient te worden voorkomen dat deze machten
worden verabsoluteerd. Daarom dient de kerk, in
zijn insitutionele én universele gestalte, de
toekomstige voltooiing van het goede, —die buiten
de macht van de staat valt— te waarborgen.
We zouden Solovjov daarom met hedendaagse
ogen kunnen zien als een pleitbezorger van een
religieus geïnspireerde civil society, het domein van
spontane associaties dat min of meer onafhankelijk
van de staat optreedt waar de staat het laat afweten.
___________________________________
Daarmee is meteen de mogelijke actuele betekenis
van Solovjov aangegeven: in de meeste OostEuropese staten heeft de civil society een sleutelrol
gespeeld in de overgang van de centralistische
communistische regimes naar democratie. De
actualiteit van Solovjov blijkt bovendien uit de
herleving van de Russische Orthodoxie als een
nationale religie, die privileges geniet vanuit de
staat en sympathie ondervindt in brede lagen van de
bevolking.
Nationale religie en civiele samenleving
Precies dit fragiele evenwicht staat centraal in
bovengenoemd onderzoekzoeksproject. Vanuit
diverse disciplines (filosofie, theologie, geschiedwetenschap en slavistiek) worden de opvattingen
van Solovjov onderzocht tegen de achtergrond van
zijn tijd, en wordt gezocht naar connecties met de
actuele situatie. In dit kader neem ik twee projecten
voor mijn rekening, een over de verhouding tussen
religie en ethiek volgens Solovjov, en een over zijn
bijdrage aan een omvorming van de Russische
orthodoxie tot een modern discours over
democratie. Het ethische perspectief van Solovjov
is in beide deelprojecten, maar ook in het hele
onderzoek, cruciaal. Hoezeer Solovjov ook
overtuigd was van de betekenis van de christelijke
openbaring, en van de toekomstige voltooiing van
de geschiedenis, toch staat in zijn filosofie de
ethische verheldering van het onderscheid tussen
goed en kwaad voorop. De openbaring en de
geschiedenis kunnen slechts worden begrepen
vanuit een oorspronkelijke, onvoorwaardelijke
keuze voor het goede, en de filosofie als een
`rechtvaardiging' van het goede. Geschiedenis is de
geleidelijke vervolmaking van het bestaande, die
door het goede als moreel principe zelf wordt
vereist. Openbaring kan pas worden verhelderd
door het rationele denken, dat op zijn beurt niets
anders is dan het gehoor geven aan ons intellectuele
geweten.
_______________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 8 (1998)4, p.344
___________________________________
___________________________________
Het internationale congres
In september verzamelden zich in Nijmegen Solovjov-specialisten uit alle windstreken, inclusief
Oost-Siberië en Japan, waarbij het congres-Engels
soms doorsneden werd door het Russisch als
alternatieve wereldtaal. De kleurrijkdom van
Solovjovs werk werd uiteraard weerspiegeld in de
lezingen, hetgeen gedeelde conclusies bemoeilijkt.
Misschien vormt de belangrijkste inzet van een
dergelijk congres wel de vraag naar de universele
betekenis van Solovjov, een vraag die in het
huidige academische klimaat van Rusland al snel
wordt teruggehaald binnen de kaders van het
slavofilisme. Interessant is dat Solovjovs filosofie
zelf een bezinning is op universaliteit binnen een
soms nationalistische context. Dit gegeven verleent
aan zijn ideeën relevantie in onze tijd van
heropleving van religie en nationalisme. Universaliteit wordt door filosofen vaak begrepen als iets
dat door de filosofie zelf wordt bewezen, terwijl het
bij Solovjov de betekenis heeft van een ideaal dat
alleen na moeizame strijd kan worden bereikt. Dat
universaliteit allerminst ge
geven is, werd op het congres misschien wel het
treffendst gedemonstreerd door sommige toehoorders, die geïrriteerd de zaal verlieten toen sprekers
overgingen op Russisch.
Een andere vraag is, hoe ver Solovjovs bezinning op universaliteit kan reiken. Kan ze ook onze
sociale ethiek aan Europese universiteiten
inspireren? Zoals bij vele andere negentiende
eeuwse denkers, vinden we ook bij Solovjov veel
zaken die voor hem evident waren, en die hun
evidentie inmiddels hebben verloren. Ik denk hier
aan zijn overtuiging dat de mensheid een morele
progressie doormaakt en zijn onbegrensde vertrouwen in de morele kracht van het rationaliteitsprincipe. Een van de meest boeiende thema's in zijn
werk is dat van de onsterfelijkheid en wederopstanding der mensheid, op het congres in het
Russisch verwoord door Oleg Poegatsjov. Bij
Solovjov is de onsterfelijkheid geen ervaringsfeit,
en niet alleen een geloofsovertuiging, maar ook een
morele eis, een eis die noodzakelijk uit het principe
van het goede volgt. Om recht te doen aan de ander
moeten we onsterfelijk zijn, stelt Solovjov dwars
tegen het in Europa dominante eindigheidsdenken
in. Op verrassende wijze raakt Solovjov aldus aan
de Levinas' filosofie van 'Totalité et infini'. Ook
Levinas wilde ontsnappen aan de noodzaak om de
ethiek te laten stuiten op de evidentie van onze
dood. Wie weet tot welke coalities hun
oneindigheidsanalytiek nog zal leiden.
CEKUN-PUBLICATIES
M. DRENTHEN, A. SIMONS (red.), Al het goede uit
de natuur. Ethiek op de tweesprong van zijn en
behoren (CEKUN-cahier, 4). Nijmegen, CEKUN,
1998 (met bijdragen van M. Drenthen, M. Engelen, C. Krijnen, A. Simons, P. Slurink, J.-P.
Wils en H. Zwart).
In december van dit jaar verschijnt deel drie in de
CEKUN-reeks met beschouwingen en een bibliografisch-artikel over het multiculturalisme:
J. GRUPPELAAR, J.-P. WILS (red.), Multiculturalisme. Best, Damon, 1998 (met bijdragen van I.
Bocken, J. Gruppelaar, A. Kopetzki, K. Klop,
A. Simons, G. Steunenbrink, P. van Tongeren,
P. Valkenberg, M. Waldekker, J.-P. Wils en H.
Zwart).
_______________________________________________________________________________________
Ethische perspectieven 8 (1998)4, p.345
Download