GOD MAAKT ZICH BEKEND - preek over artikel 1 en 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis – Aanwijzingen voor de liturgie: Orde van Dienst C, middagdienst Votum en zegengroet Zingen: Psalm 90:1 en 2 Gebed Lezen: Psalm 19:1-5a Zingen: Psalm 19:2 Lezen: Psalm 19:8-13 Zingen: Psalm 19:6 Lezen: NGB, artikel 1 en 2 Preek Zingen: Psalm 8:1,2,3 en 6 Belijdenis van het geloof Zingen: Lied 30:5,6 en 7 (Liedboek voor de Kerken) Gebed Collecte Zingen: Psalm 136:1,4,5,6,18,20 en 21 Zegen GOD MAAKT ZICH BEKEND- preek over artikel 1 en 2 van de NGB Gemeente van onze Here Jezus Christus! In de kerk zijn we er maar wát druk mee. Met de HERE, en de dingen van de HERE. Ik bedoel: door de week proberen we, om het Woord van de HERE bij ons leven te betrekken. Daar regelmatig uit te lezen, alleen of samen. En het gelezene ook echt een plek te geven in ons leven van alledag. Er uit te leven, en naar te leven. En dat is vaak al lastig genoeg, maar op de eerste dag van de week. Op zondag. Gaan we nóg een stapje verder. Immers, dan proberen we. Om een dag lang, ons dagelijks werk te laten rusten. Zelf ook tot rust te komen. En heel bewust, ook wat tijd vrij te maken. Om naar de kerk te gaan, en daar de HERE te ontmoeten. Samen met de andere leden van zijn gemeente, zijn Woord te openen. Daaruit te lezen, te luisteren naar de verkondiging ervan. In de preek. En Hem om dat alles ook te loven en te prijzen. Met onze gaven, onze liederen en gebeden. Maar gemeente, wie is God dan eigenlijk? En ook: bestáát Hij eigenlijk wel? Dat zijn vragen, die aan al die drukte en inspanning voorafgaan. Maar die we tegelijk, in de kerk maar zelden stellen. Want ja, dát God bestaat - daar gaan we in de kerk vanuit. Dat gelóven we. En het is belangrijk, om ons dat góed te realiseren. Dat we gelóven, dat God bestaat. En dat dus niet iets is, wat we bewijzen kunnen. Aan mensen, die het niet geloven. Maar gemeente, waar is dat geloof van ons dan precies op gebaseerd? Waar gaat het op terug? Hoe weten we, dat God er is. Maar ook: wie Hij is? Want ja, de voorstelling die wij ons van God maken. Die moet toch ergens op teruggaan? Want zegt de bijbel niet, in 1 Timoteüs 6:16. Dat Hij woont ‘in een ontoegankelijk licht’, en ‘geen mens hem ooit gezien heeft of kan zien’? Maar ja, kun je dan wel iets over Hem zéggen? En Hem ‘kennen’? Dat zijn, júist voor ons. Geen onbelangrijke vragen. Want wij horen immers bij ‘de kerk’. Waar mensen, het is al gezegd. Vaak onnoemelijk druk zijn - met de HERE, en de dingen van de HERE. En ja, júist dan. Zou je toch ook moeten weten, voor wie je eigenlijk zo druk in de weer bent. En of het eigenlijk wel zin heeft, om je zo druk te máken. Maar daar willen we het vanmiddag dan ook ‘ns over hebben. Het thema van de preek luidt: GOD MAAKT ZICH BEKEND! Hij geeft ons 1. een boek 2. een bril 1. God geeft ons een boek. Gemeente, je zóu zeggen. Dat als God inderdaad ‘in een ontoegankelijk licht’ woont. Zodat wij mensen, om zo te zeggen niet naar Hem toe kunnen. Hij voor ons niet te bereiken is. Het ook erg moeilijk wordt, om iets zinnigs over Hem te zeggen. Ja, tenzij - Hij Zélf het initiatief neemt. Hij naar ons toe komt, en Zich aan ons bekend maakt. En dat is nu precies ook, wat er gebéurt. En wat de HERE doet. Hij maakt Zich aan ons bekend. En als u dan vraagt: ‘ja maar, hóe dan?’ Dan brengt die vraag ons, bij de Psalm die we vanmiddag met elkaar gelezen hebben. En gezongen. Bij Psalm 19. Immers, begínt die Psalm niet - met te zeggen: ‘de hemel verhaalt van Gods majesteit, / het uitspansel roemt het werk van zijn handen, / de dag zegt het voort aan de dag die komt, / de nacht vertelt het door aan de volgende nacht’? En ja, dat is een véélzeggend begin van deze Psalm. Want als we dan inderdaad vragen, vanmiddag. ‘Hoe kénnen we de HERE? Ja, hoe maakt Hij Zich aan ons bekend?’ Dan luidt het antwoord van de Psalm: ‘nu, kijk maar omhoog! Naar de hemel, de zon, de maan en de sterren. Want díe vertellen je, wie of de HERE is. Of, in de woorden van artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De schepping is voor onze ogen als een prachtig boek, waarin alle schepselen, groot en klein, de letters zijn.’ Maar, wat lézen we dan in dat boek? Wat zégt het ons, over de God die de HERE is? Nu, ook daar lezen we iets van - in artikel 2 van de Nederlandse Geloofdsbelijdenis. Die schepselen, groot en klein. Die de létters zijn, in het boek van de schepping. Die ‘geven ons te aanschouwen, wat van God niet gezien kan worden, namelijk zijn eeuwige kracht en goddelijkheid’. En dan is het nuttig, om dat góed tot ons door te laten dringen. Want als we dan rond kijken, in Gods schepping. Zien we daar dus, zijn mácht. Hè, Hij hoeft maar een wenk te geven. Of de hemel beeft, van de rollende donderslagen. Er vliegt iets in brand, vanwege blikseminslag. En de lucht, die gloeit van het weerlicht. En op een ander moment, doet Hij zomaar een noodweer losbarsten. Dat, als Hij het wil. Echter maar zo ook weer ophoudt. En áls dat gebeurt, dan zien we ook daaraan. Gods macht. Maar denk ook eens, om een ander voorbeeld te noemen - aan de zee. Wat hébben wij daar als land in het verleden een hoop mee te stellen gehad! Hè, dan deed God het stormen. Beukten de golven op de kust, en braken soms de dijken. Met alle gevolgen van dien. Maar de HE-RE, Hij kan net zo goed de zee ook in toom houden. En de golven weer tot bedaren brengen. Ja, óók de zee en de wind. Moeten Hem gehoorzaam zijn, die machtig is. En zo, zo vertelt het boek dat God ons gegeven heeft. Ons van zijn macht. Maar weet u, dat boek. Is niet alleen het boek van de schepping. Nee, zegt artikel 2 - het is óók het boek, van de onderhouding en regering van deze wereld. Ook daardoor laat God ons zien, wie Hij is. Dat Hij machtig is, maar ook: goddelijk. Ik bedoel: hoe vaak wordt niet beweerd, dat we aan ‘het toeval’ zijn overgeleverd. Dát ons regeert. Maar niets is minder waar. Want soms, dan maak je dingen mee. Die je nauwelijks voor mogelijk houdt. Dan blijkt je leven zó wonderlijk in elkaar te zitten. En de dingen zó prachtig op elkaar te zijn afgestemd. Dat je uitroept: ‘dit kán geen toeval zijn!’ En dat is het ook niet, want Gód is het die ook ons leven regeert. En ook daardoor ons laat zien - hoe machtig, hoe groot en hoe goddelijk Hij is. Maar ook: hoe liefdevol, en wijs. Voor wie Hem dagelijks zoeken. Nu, en ál die dingen - uit het boek van de natuur. Zijn dan even zovele getuigenissen van Gods heerlijkheid. En toch, met dat te zeggen. Zijn we er niet. Want wát leren we nu precies, uit dat boek dat God ons in zijn goedheid geeft? Wat zégt het precies, over Hem? Welk ‘beeld’ rijst er op, van Hem? En ook: hoe compléét is dat beeld te krijgen? En in hoeverre is het mogelijk, om op grond van dat boek der natuur. God ‘in kaart’ te brengen? En dat klinkt dan misschien wat oneerbiedig. Maar vergelijk het maar, met hoe het gaat bij de mens. De medische wetenschap is onophoudelijk bezig, om de mens te onderzoeken. En dringt steeds verder door, in de geheimen van het menselijk lichaam. En de menselijke geest. Waardoor we dingen aan de weet komen, die we tot voor enkele jaren terug niet hadden kunnen bedenken. Hè, denk bijvoorbeeld aan de ontdekking van het DNA. En zo, zou je kunnen zeggen. Brengen we de mens steeds beter ‘in kaart’. Al blijven er nog steeds gebieden, en terreinen. Waar we nog maar heel weinig van weten. Maar werkt het zo ook bij de HERE God dan? Dat de theologische wetenschap, op grond van onder meer dat boek der natuur. Er in de loop van de jaren, en de eeuwen. In slaagt, om een steeds beter. En steeds completer beeld van God te krijgen? Of kun je dat zo niet zeggen? Gemeente, dat zijn voorstelbare. En terechte vragen. Maar toch moet je zeggen, denk ik. En antwoorden. Dat God ook in dít opzicht. Nergens mee te vergelijken is. Ook niet met de mens, al is die Gods beeld. Ik las ergens, dat iemand zei. We kunnen, als mensen. En ook als weten-schappers, als theologen. Geen ‘gedetailleerd overzicht’ geven van wie nou de HERE God is. En van hoe nou het goddelijk wezen in elkaar zit. En daar gáát het ook niet om. Ik bedoel: als God Zichzelf aan ons bekend maakt. Onder meer, door ons het boek te geven. Van zijn schepping, onderhouding en regering van de wereld. Dan doet hij dat niet, om ons dat ‘gedetailleerde overzicht’ te geven. Zo het al mogelijk was, voor ons mensen. Om Hem te begrijpen, en te vatten. Maar doet Hij dat, om ons mensen tot ‘aanbidding’ te brengen. Anders gezegd: Hij wil ons als mensen, voor Hem op de knieën brengen. Om het nóg duidelijker te maken: lees artikel 1 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis nog maar eens. Die hele lange opsomming, van de eigenschappen van God. Want als je die gelezen hebt, en overwogen. Kun je dan zeggen, dat je een ‘compleet beeld’ hebt, van wie God is? En Hem ‘in kaart’ hebt gebracht? Nee, natuurlijk niet! Want ook dán geldt, nog steeds. Wat artikel 1 zelf ook zegt. Dat God voor ons mensen ‘niet te doorgronden’ is. Met andere woorden: we krijgen geen ‘compleet beeld’ van God. Geen ‘grip’ op Hem, ook al maakt Hij Zich aan ons bekend. Maar wel kunnen we iets van Hem zeggen. Op grond van dat boek der natuur. Iets van Hem ‘zien’ ook. Omdat het ons te aanschouwen geeft, wat van God niet gezien kan worden. Met de woorden van de apostel, uit de Romeinenbrief. ‘Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid’. En zelfs dát, geldt nog niet voor iedereen. Ik bedoel: we leven als mensen allemaal in dezelfde schepping. En in dezelfde wereld. Omdat er geen andere wereld ís. En dus zien we ook allemaal dezelfde dingen. Hetzelfde noodweer, dezelfde zee. Maar waar de één daar inderdaad Gods eeuwige kracht en goddelijkheid aan afleest. Daar geldt dat voor de ander niet, komt die slechts onder de indruk. Van de macht van de natuur. Zonder daar de macht van God nog weer áchter te zien. Maar gemeente, hoe kómt dat dan? En hoe kán dat dan? Ligt dat soms, aan dat boek dat God ons in handen geeft? Aan zijn schepping, onderhouding en regering van de wereld? En vertelt, om het met de woorden van Psalm 19 te zeggen. De hemel soms niet duidelijk genoeg van Gods majesteit? En het uitspansel, van het werk van zijn handen? Ja, dat zóu je misschien zeggen. Maar de apostel Paulus, noemt een hele andere oorzaak. Want artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, wijst op Romeinen 1:20. Maar wie dat opzoekt, en ook het gedeelte leest dat daaraan vooraf gaat. Die komt tot de ontdekking, dat het volgens Paulus aan de mens zélf ligt, als hij Gods eeuwige kracht en goddelijkheid niet ziet. Want dan doet hij ‘de waarheid geweld’ aan. En als we eerlijk zijn, dan moeten we zeggen. Dat we van onszelf, van nature. Allemáál die neiging hebben. Want zeker, God gééft ons dat boek. Het boek van zijn schepping, onderhouding en regering van de hele wereld. Waarin alle schepselen, groot en klein, de letters zijn. Die ons te aanschouwen geven, wat van God niet gezien kan worden. Namelijk: ‘zijn eeuwige kracht en goddelijkheid’. Maar de mens, hij wil dat boek niet lezen. En kán het ook niet, van nature. En ja, hoe moet het dán verder? Nu, daarover meer in het tweede punt. 2. God geeft ons een bril. Gemeente, het is mooi. Dat God ons dat boek geeft, van zijn schepping, onderhouding en regering van de wereld. Alleen, als de mens het niet lezen wil. En niet lezen kán, ook - van nature. Wat komt die daar dan werkelijk vérder mee? Want de uitkomst blijft dan dezelfde: dat de mens God níet leert kennen. Ook al maakt Hij Zich bekend. Maar, gemeente - daarom is er nóg iets wat God hem geeft. Nog een middel, waardoor Hij Zich bekend maakt. En wat dat dan is? Nu, dat ligt eigenlijk erg voor de hand. Want als iemand jou een boek geeft, maar je kunt het niet lezen. Omdat je ógen niet deugen. Wat heb je dan nodig, om dat te verhelpen? Nu, dat is niet zo moeilijk: een bril. Ik bedoel: hier op de preekstoel ligt ook een boek. Dat ik zonder hulpmiddel, met alleen m’n ogen. Niet lezen kan. Want mijn ogen, die deugen niet. Maar als ik mijn bril opzet, dan gaat het opeens wel. En ergens zou je kunnen zeggen, dat God de mens óók zo’n bril geeft. De bril, die hij nodig heeft. Om het boek van Gods schepping van de wereld te kunnen lezen. En wat die bril dan is? Nu, ook dat vertelt ons de Psalm die we voor de preek met elkaar gelezen hebben. Psalm 19. Lees maar in vers 8: ‘de wet van de HEER is volmaakt: / levenskracht voor de mens. / De richtlijn van de HEER is betrouwbaar: / wijsheid voor de eenvoudige’. Oftewel, behalve de schepping. Geeft God ons ook zijn betrouwbaar Woord. En toont Hij ons daarmee zijn liefde, en zijn zorg. Ik bedoel: denk ‘ns aan het volk Israël. Dat God eens heeft uitverkoren - om zijn volk, en zijn kudde te zijn. Ook dat was van nature blind voor God, en geneigd om eigen wegen te gaan. Maar toen gaf God, in zijn goedheid en genade. Het zijn woord. Dat als het ware een hek vormde, om zijn kudde heen. Nu, en zo is het ook bij ons. Van nature zijn we blind. Hebben we geen oog voor God, en de wegen die Hij wijst. Maar door ons zijn Woord te geven, wil Hij ons laten zien. Wie Hij werkelijk is, en dat het goed is ook. Om Hem te volgen, en dicht bij Hem te blijven. Alleen maakt dat Woord, dan wél mogelijk. Wat op grond van alleen het boek van de schepping, níet mogelijk was? Dat we God, om zo te zeggen - ‘in kaart’ brengen? Gemeente, het kan een verléiding zijn - om te denken, dat dat mogelijk is. Mogelijk, om met de bijbel in de hand. Te denken, dat we God doorgronden kunnen. En toch, zo ís het niet. Want denk maar weer aan artikel 1 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Toen dat werd opgesteld, is de bijbel echt wel open gegaan. Maar toch geeft het ons géén ‘compleet’ beeld van God. En wordt ook dáár gezegd, dat God ‘niet te doorgronden’ is. Maar, zou iemand dan kunnen vragen. Wat hébben we dan, aan die beide middelen die God ons geeft? Aan het boek, en de bril? Als we ook mét bril, ons nog geen ‘compleet’ beeld van God kunnen vormen? Nu, weet u: dat zegt artikel 2 óók. Want ook al blijft het zo, dat we God niet ‘doorgronden’ kunnen. Niet ‘alles’ van Hem te weten kunnen komen. We kunnen toch wel dát te weten komen, wat we als mensen ‘nodig’ hebben. Lees maar, hoe de Nederlandse Geloofsbelijdenis het zegt: ‘ten tweede maakt God Zichzelf nog duidelijker en volkomener aan ons bekend door zijn heilig en goddelijk Woord, namelijk voor zover dat voor ons in dit leven nodig is tot zijn eer en tot behoud van de zijnen.’ En dan lopen we opnieuw aan, tegen iets wat we in het eerste punt óók al hoorden. Dat de réden, dat God Zich aan ons bekend maakt. Is, dat Hij ‘aanbeden’ wil worden. Ik bedoel: wij kunnen, als mensen. Eindeloos nieuwsgierig zijn - naar God, en zijn regering van deze wereld. En, ook: we kunnen soms vragen stellen, naar de verborgen dingen. Die de HERE aan Zich gehouden heeft. En waar we dus ook geen antwoord op krijgen. Maar wat we wél weten, van God. Wat Hij ons wél bekend heeft gemaakt. Is meer dan voldoende, om ons op de knieën te brengen. En Hem te eren, te loven en te prijzen. Nu, en dat is wat artikel 2 bedoelt. Als het zegt, dat God Zich door zijn Woord aan ons bekend maakt. Voor zover dat nodig is, ‘tot zijn eer’. Maar, dan stópt het niet. Artikel 2 voegt daar nog iets aan toe. Hij doet dat ook, voor zover dat nodig is ‘tot behoud van de zijnen’. En ja, daarmee wordt meteen aan het begin van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dan al duidelijk gemaakt, wie de HERE is. De Verlosser van zijn volk, namelijk. Ik bedoel, er valt heel wat over God te zeggen. Ook op grond van de bijbel, wel. Maar tegelijk geldt, dat we Hem onrecht doen. Als we vergeten te zeggen, dat Hij de Verlosser van zijn volk is. En de Vader van onze Here Jezus Christus. Die naar de wereld kwam, om de zijnen te verlossen. En eeuwig leven te geven. Door Zelf te lijden, en te sterven. Want die verlossing, die zet de HERE Zélf voorop. In zijn heilige, goddelijk Woord. Hè, lees maar - om daar een klein voorbeeld van te geven. Wat Psalm 19 daar van zegt. Als die te spreken komt, over de wet en het Woord van de HERE. ‘De voorschriften van de HEER zijn waarachtig’, klinkt het dan. ‘Ze zijn begeerlijker dan goud, / en zoeter dan honing’. En waarom dan? Nu, vers 12 - omdat Gods dienaar zich daardoor verlichten laat. En wie ze opvolgt, rijkelijk wordt beloond. Anders: je komt er vérder mee. Maar ja, hóe dan? Kun je die beloning zélf verdienen? Door ze in eigen kracht op te volgen? Nee, allerminst! Vers 13 laat daar geen enkele onduidelijkheid over bestaan. Als die zegt: ‘maar wie kan al zijn fouten kennen? / Spreek mij vrij van verborgen zonden’. Hè, de HERE moet zijn volk verlossen. Door het zijn zonde te vergeven. En wij weten inmiddels, hoe dat mogelijk is: dankzij het bloed van de Here Jezus. Nu, en zo. Zo leren we God dan kennen. Door het boek en de bril, die Hij Zelf ons geeft. En komen we erachter, dat het terécht is. Dat we in de kerk zo druk zijn met de HERE, en de dingen van de HERE. Omdat Hij een God is, die Zich aan ons bekend maakt. Als onze Verlosser, onze Redder. De Vader van onze Here Jezus Christus. En zo: als een God, die onze lof en aanbidding. Méér dan waard is. En zullen we Hem nu dan ook prijzen? Amen.