Taak 5 Het kringgesprek

advertisement
Taak 5 Het kringgesprek
Blokboek 3.1 (versnellers)
Christina de Vries
Taak 5 Het kringgesprek
Kerntaak 1, werkproces 1.3
Ingeleverd bij: Marika Roersma
In deze taak gaat het over kringgesprekken. In deze taak wordt antwoord gegeven op een 11
tal vragen. Dit gaat over de literatuur over kringgesprekken. Ook heb ik een aantal
kringgesprekken op mijn BPV school gehouden. Na elk kringgesprek heb ik om feedback
gevraagd van mijn praktijkbegeleidster. Ook dit is opgenomen in de taak. Nadat ik een paar
keer een kringgesprek gevoerd heb, zal het protocolformulier worden ingevuld.
Kringgesprek en de literatuur:
1. Welke soorten kringgesprekken zijn er?
Je hebt de kring bij de kleuters en het jonge schoolkind. De kring heeft bij deze leeftijdsgroep
als doel dat de kinderen niet direct de hoeken in duiken. Ook dient de kring voor
leergesprekken. Ook heb je de kring bij het oudere schoolkind. Bij deze leeftijdsgroep begint
niet elke dag met een kringgesprek. Meestal wordt er alleen een kringgesprek gehouden om
de week te openen. Ook is er de koektrommelmethode. Bij de koektrommelmethode staat er
in het midden van de kring een trommel met voorwerpen. Aan de hand van die voorwerpen
mogen de kinderen hun verhaal vertellen. Maar wel alleen als het verhaal betrekking heeft
tot het voorwerp. Ook heb je de kleine kring. Bij deze kring zie je vooral een klein groepje
kinderen bezig met het zelfde onderwerp. Verder zijn er brainstormgesprekken,
probleemoplossende discussies, carrouseldiscussies en de gevalsmethode. Deze
gesprekken vinden meestal in de bovenbouw plaats en van daaruit verder. Dus in het
voortgezet onderwijs en het Mbo etc..
2. Welke praktijkvoorbeelden bedenk ik bij de genoemde kringgesprekken?
 Kring bij de kleuters en het jonge schoolkind: de herfst is weer begonnen. De
leerkracht heeft de thematafel ingericht. Maar er ontbreekt nog wat aan. De afwerking
van groep 2 ontbreekt nog. De leerkracht gaat na de opening van de dag een boekje
pakken van de thematafel. Ze begint te lezen over de herfst. De bladeren van de
bomen die een andere kleur krijgen en natuurlijk dat het ander weer wordt. Op deze
manier gebruikt ze de kring om de thematafel te introduceren. Ook verteld ze dat de
thematafel nog niet helemaal af is. De kinderen mogen allemaal voorwerpen zoeken
om de herfsttafel af te maken. Allemaal materiaal van buiten af (bladeren, kastanjes,
eikeltjes etc.).
 Kring bij het oudere schoolkind: in groep 8 zijn ze bezig met het thema drugs en
drankgebruik. De meester van groep 8 heeft iemand uitgenodigd om meer over dit
thema te vertellen. Het is niet zomaar iemand. Het is een ex-verslaafde en
drankgebruiker. De kinderen zijn erg onder de indruk en hebben er veel zin in dat die
persoon komt te vertellen. De verteller arriveert bij groep 8. De kinderen maken een
mooie kring om de vertellen heen. Zo kan iedereen de verteller goed zien en goed
verstaan.
 De koektrommelmethode: de eerstejaars leerlingen van het Mbo krijgen een les
over kringgesprekken. De leerkracht verteld dat ze dit keer een kringgesprek in de
praktijk wil laten zien. Alle leerlingen gaan in een kring zitten. Ze zitten om een
trommel heen. In de trommel zitten allemaal voorwerpen. De leerkracht begint te
vertellen wat de bedoeling is. De leerlingen mogen een voorwerp pakken en een
verhaal vertellen. Het verhaal moet wel aan de hand van het voorwerp verteld
worden. Ook mogen de andere kinderen niet door de ander heen praten en er moet
goed geluisterd worden. Als je een verhaal hebt kunnen bedenken aan de hand van
een voorwerp, steekt de leerling zijn vinder omhoog. Hiermee duid hij of zij aan dat hij
of zij wil vertellen.
 De kleine kring: de kinderen van groep 8 waren erg onder de indruk van de persoon
die over zijn verleden kwam praten. Een ex-verslaafde en drankgebruiker. De
leerkracht van groep 8 stelt groepjes samen van 5 kinderen. De groepjes praten
onderling over wat hun het meest heeft aangegrepen. De kinderen krijgen 20 minuten
om hierover te praten. Na de 20 minuten verteld het groepje samen aan de rest van
de klas wat zij hun het meest heeft aangegrepen.




Brainstormgesprekken: er staat een feest op de kalender. Namelijk het kerstfeest.
De leerlingen van het Mbo OA zitten in de organisatie. Op het bord maken ze een
woordspin. In het midden schrijven ze het woord ‘kerstfeest’. Van alle kanten worden
suggesties geroepen door de leerlingen wat zij bij het kerstfeest willen hebben. Als
iedereen zijn ideeën geroepen heeft, gaat de organisatie de woorden langs. Welke is
belangrijk en welke is niet van toepassing. Zo komen de leerlingen tot een conclusie
wat er allemaal bij het kerstfeest komt kijken.
Probleemoplossende discussie: Greetje uit groep 6 heeft net uitleg gehad over les
3 van de rekenles. Alleen het probleem is dat Greetje er nog steeds niks van snapt.
De OA neemt Greetje mee naar de instructietafel. De OA gaat samen met Greetje het
probleem verhelpen. De OA geeft verlengde instructie aan Greetje over de gegeven
uitleg van de leerkracht.
Carrouseldiscussie: de kinderen van groep 7 en 8 zijn op schoolreisje geweest. Het
schoolreisje was naar de dierentuin in Emmen. De leerkracht schrijft ‘dierentuin
Emmen’ op het bord. Onder de opgeschreven woorden maakt de leraar een schema.
Daarin zet hij de woorden voor, tegen en neutraal. Dan stelt de leerkracht een
stelling. ‘Dieren horen vrij te leven in de natuur en niet te worden opgesloten in een
hokje’. De kinderen schrijven op hun papiertje of ze tegen, voor of neutraal zijn. Ook
bevestigen ze hun antwoord. Na 15 minuten vraagt de leraar aan de kinderen wat ze
hebben opgeschreven. Hierdoor ontstaat er een discussie. De leraar noteert op het
bord of het kind dat aan de beurt is met het bevestigen van zijn antwoord voor, tegen
of neutraal is.
Gevalsmethode: tijdens het buitenspelen krijgen Frits en Gwen ruzie. Ze krijgen
ruzie over de fiets. Frits was op de fiets aan het fietsen, maar toen wilde Gwen ook
op de fiets. Daarom gaf Gwen Frits een duw en pakte de fiets van Frits af. De leraar
neemt de twee kinderen apart en vraagt wat er is gebeurd. Ook vraagt ze aan de
kinderen hoe de kinderen de ruzie kunnen oplossen.
3. Waarom zou ik dat soort kringgesprek inzetten bij die onderwijsleersituatie?
 Kleuters verliezen heel snel hun concentratie. Dat ligt namelijk nog heel erg laag.
Door in een kring te gaan zitten, hebben de kinderen goed zicht op de leerkracht.
Ook zien ze allemaal naar het midden van de kring. Daar wordt immers alles
neergelegd en uitgelegd. Ook kunnen de kinderen elkaar goed zien. Zo zien ze wie
praat en op deze manier kunnen ze ook goed naar elkaar luisteren. Ook kan de
leerkracht op deze manier zien wie er allemaal oplet en wie niet. Wie er aanwezig is
en wie niet.
 Het oudere schoolkind heeft een grote concentratieboog. De kring geeft een gezellige
sfeer als toevoeging. Iedereen kan elkaar zien en niemand wordt achterwege
gehouden. Zo kan de verteller op deze manier ook centraal vertellen. Iedereen kan
het goed verstaan en kan alles goed zien.
 Ook de kinderen op het Mbo leren van zowel theorie als van de praktijk. De theorie
toepassen in de praktijk is nog veel beter. De koektrommelmethode is een mooie
manier om dan te oefenen. De meeste leerlingen van het Mbo komen net van het
VMBO. Door in de kring te moeten zitten stellen de leerlingen zich heel erg open. Ze
kunnen zichzelf niet schuilen achter de tafel.
 De kleine kring geeft een mooie gelegen om de informatie te verwerken en je
bevindingen te delen met de andere kinderen. De informatie die de kinderen hebben
gekregen van de ex-verslaafde en drankgebruiker wordt overlegd in een kleinere
groep. Aan de hand van die informatie wordt weer een kleine spreekbeurt gehouden.
 Bij een brainstormgesprek kun je al je ideeën kwijt die in je opkomen. Door de
brainstorm op het bord te noteren, kan iedereen zien wat al gezegd is of het brengt
ze juist op anderen ideeën.



Door de probleemoplossende discussie te kiezen voor verlengde instructie is een
goede keus. Zo los je het probleem op van het kind, zodat het kind verder met zijn of
haar werk kan.
De kinderen zijn naar de dierentuin geweest en hebben hier hun eigen bevindingen
over. Dit kun je goed in kaart brengen met de carrouseldiscussie. Zo laat je de
kinderen concreet nadenken. Ook leer je de kinderen hun antwoord verantwoorden.
Als er een ruzie is ontstaan is het heel handig de gevalsmethode te gebruiken om de
kinderen de ruzie op te laten lossen. Je leert de kinderen naar zichzelf kijken en daar
op te reflecteren. Ook leren ze een compromis sluiten en een oplossing te laten
zoeken voor de ruzie.
4. Wat is de rol van de leerkracht bij de genoemde kringgesprekken?
 Bij de kring voor het kleuters en het jonge schoolkind staat de leerkracht constant in
het middelpunt. De leerkracht is de aanleiding van het kringgesprek. Ook bedenkt de
leerkracht waar de kringgesprekken over gaan en wat wel en niet gedaan mag
worden. Ook zorgt de leerkracht ervoor dat de kinderen zich aan de regels houden.
 Bij de kring voor het oudere schoolkind is de leerkracht de aanleiding. De leerkracht
zorgt ervoor dat de regels nagestreefd worden. Ook begint de leerkracht met een
bepaald thema of met de ‘gewone’ weekopeningszin.
 Bij de koektrommelmethode zorgt de leerkracht ervoor dat de regels die afgesproken
zijn ook werkelijk uitgevoerd worden. Vaak willen leerlingen tijdens de
koektrommelmethode nog wel eens door elkaar heen praten. Dan komt er in een keer
een verhaal boven aan de hand van het voorwerp dat door een ander gepakt is.
 Bij de kleine kring heeft de leerkracht niet een hele grote rol. De leerkracht zorgt
ervoor dat hij wat meer op de achtergrond blijft. De kinderen in de kleine kring
moeten zelf met elkaar in gesprek komen. Als er toch tegen de leerkracht gepraat
wordt, geeft de leerkracht antwoord met een knikje of een hummetje. Ook speelt de
leerkracht zoveel mogelijk vragen door naar de andere leerling.
 Bij een brainstormgesprek zorgt de leerkracht er voornamelijk voor dat de juiste
onderwerpen gekozen worden. De nutteloze dingen blijven daarmee achterwege.
 Bij de probleemoplossende discussie is de taak van de leerkracht om goed en
duidelijk te praten. Ook moet de leerkracht goed luisteren. De leerkracht moet er
natuurlijk achter zien te komen wat de leerling moeilijk vindt. Anders kan er niet
geholpen worden.
 Bij de carrouseldiscussie heeft de leerkracht als taak om te zien dat de kinderen zich
in ieder geval aan de regels houden. Ook zorgt de leerkracht ervoor dat iedereen een
gelijke beurt krijgt en zich kunnen verwoorden.
 Bij de gevalsmethode is het belangrijk dat de leerkracht de kinderen zelf tot een
conclusie laat komen. Lukt dit niet, dan geeft de leerkracht een conclusie. Natuurlijk
moet er ook goed geluisterd worden.
Bij al de vier kringgesprekken is het ook de bedoeling dat de leerkracht goed luistert en
spreekt met de kinderen en naar de kinderen toe. Een open houding en de juiste
gezichtsuitdrukking zijn erg belangrijk. Ook zorgt de leerkracht na een kringgesprek voor de
evaluatie. Er wordt door de leerkracht verteld wat hij goed vond en wat niet. De leerkracht
zorgt ook voor overwicht over de groep en de leerkracht houdt ook de orde.
5. Wat is de rol van de leerlingen bij de genoemde kringgesprekken?
Bij alle vier de kringgesprekken is het de bedoeling dat de leerlingen goed meedoen. Er
wordt aan de regels gehouden en iedereen laat elkaar in hun waarde. Het is niet de
bedoeling dat de kinderen elkaar gaan uitlachen. Er mag best gelachen worden, maar er
wordt niemand uitgelachen. Vooral bij een kringgesprek waar de kinderen zich open stellen.
Er wordt met begrip naar elkaar geluisterd. Ook blijft de gegeven informatie tussen de
kinderen waar het kringgesprek mee gevoerd is.
Ook bij de kleuters wordt er veel verwacht. De regels moeten natuurlijk niet verbroken
worden. Ook mag er niet door elkaar heen gepraat worden. Iedereen krijgt een beurt.
6. Wat is het doel van een kringgesprek?
Een kringgesprek heeft verschillende doelen. Natuurlijk heeft het ook te maken met wat voor
soort kringgesprek je te werk gaat. Het verwerven van informatie staat centraal bij een
kringgesprek. Als je uitleg geeft aan een groepje kinderen is dit vooral het doel. Ook heeft
een kringgesprek een sociaal-emotioneel doel. De kinderen leren naar elkaar luisteren en op
hun beurt wachten. Ook de taalontwikkeling staat bij de kringgesprekken als doel
opgeschreven. Het is heel belangrijk dat de kinderen een brede woordenschat verwerven en
ontwikkelen. Het doel van een kringgesprek is ook het zelfvertrouwen van de kinderen te
vergroten. De kinderen leren open te spreken in een groep en voor een groep. Ook wordt er
duidelijk geformuleerd. Er wordt correct Nederlands gesproken en in de juiste zinnen
antwoord gegeven.
7. Wanneer houd je en kringgesprek?
Een kringgesprek kan op vele manieren gebruikt worden. Zo kan de week beginnen met een
kringgesprek. Een soort van introductie van de week. Ook kan een kringgesprek dienen voor
als introductie voor een thema. Een kringgesprek kan ook gehouden worden als er een
situatie is voorgevallen of gaat gebeuren. Een kringgesprek kan ook veranderen in een
leergesprek. Een kringgesprek gebruik je vooral voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, de
cognitieve ontwikkeling, creatie-expressieve ontwikkeling en de taalontwikkeling. Een
kringgesprek kun je daarom breed inzetten.
8. Welke regels zijn er tijdens het houden van een kringgesprek?
Bij het houden van een kringgesprek staan een aantal regels centraal. In de onderbouw en
middenbouw bepaald de leerkracht de regels. In de bovenbouw komt het ook voor dat de
kinderen zelf de regels opstellen en dat de leerkracht ze goedkeurt of afkeurt. Ook zorgt de
leerkracht ervoor dat die regels worden nagestreefd. De centrale regels zijn:
 Er wordt naar elkaar geluisterd
 Iedereen laat elkaar uitspreken
 Er wordt normaal meegedaan
 Er wordt niemand uitgelachen
 Er mag wel gelachen worden als er een grapje of als er iets grappigs wordt verteld
 Je steekt je hand omhoog als je iets wilt vertellen
9. Hoe begin je een kringgesprek en hoe sluit je die af?
Een kringgesprek vindt meestal plaats aan de hand van een gebeurtenis. Als er iets leuks op
het programma staat, begin je een kringgesprek met een introductie. Daarna vertel je
natuurlijk de bedoeling van de gebeurtenis. De kinderen kunnen daarna vragen stellen of er
samen met de leerkracht verder over praten. Dan sluit je een kringgesprek af met een
evaluatie. Je vraagt wat de kinderen er van vinden en wat er nu precies verteld is. Ook
herhaal jij je eigen woorden nogmaals.
10. Over welke vaardigheden moet je als OA/leerkracht beschikken om een kringgesprek te
kunnen houden?
Het is heel belangrijk dat je luistert. Ook moet je als OA/leerkracht overwicht hebben op de
groep. Je moet zowel zicht hebben op de hele groep als op het individuele kind. Ook moet je
een goede woordenschat en over taalvaardigheid beschikken. Je moet duidelijk articuleren.
Ook moet je tijdens een kringgesprek je eigen gevoelens onder controle kunnen houden.
Natuurlijk mag je wel iets over jezelf vertellen, maar het is niet de bedoeling dat je in een
keer emotioneel wordt.
11. Wat is het verband tussen pedagogisch klimaat en het kringgesprek?
Door een goed pedagogisch klimaat te hebben in de klas, zorgt ervoor dat de kinderen zich
veel sneller thuis voelen tijdens de kringgesprekken. Ook is het heel belangrijk dat de
kinderen zelfvertrouwen hebben en zich kunnen uiten, zonder dat ze zich hoeven te
schamen. Een goed pedagogisch klimaat zorgt hier voornamelijk voor. Ook zorgt het
pedagogisch klimaat ervoor dat de kinderen zich beter kunnen concentreren tijdens de
kringgesprekken. Hoe prettiger het kind zich voelt, hoe beter het zal presteren.
Mijn kringgesprekken en de evaluaties van mijn praktijkbegeleidster:
Voor mijn kringgesprekken heb ik de doelgroep 3 t/m 5 gekozen. Dit is namelijk mijn BPV
klas. Aan de hand van soemokaarten heb ik kringgesprekken gehouden. Samen met mijn
praktijkbegeleidster heb ik overlegd over welke onderwerpen ik het beste zou kunnen
gebruiken. Doordat er een meisje in mijn BPV klas zit die geen emotie en gevoelens kent en
herkend leek het mijn stagebegeleidster een goede oefening specifiek voor haar. Natuurlijk
hield ik de kringgesprekken algemeen. Het is namelijk heel belangrijk dat de kinderen
sociaal-emotioneel gestimuleerd worden. En dat kon heel goed op deze manier. De
onderdelen worden op woensdag geïntroduceerd en op vrijdag afgesloten.
Soemokaart
‘Gevoel’
Soemokaart
‘Boos’
Soemoekaart
‘Excuus
aanbieden’ en
‘Reageren op
excuus’
Mijn eerste onderdeel van de kringgesprekken was het onderwerp ‘gevoel’.
Ik heb de soemokaart op eerst geïntroduceerd. Daarna heb ik er met de
klas over gesproken. Tijdens de afsluiting heb ik geëvalueerd met de
kinderen. Hebben ze ook een gevoel ontdekt of meegemaakt de week. Ook
heb ik met de kinderen een spel gespeeld over gevoel. Een tableauspel. De
kinderen moesten een gevoel uitbeelden en zo blijven staan. De andere
kinderen moesten dan raden wat voor gevoel het kind uitbeeldde. Eerst
deed ik een paar gevoelens voor. Na elk kringgesprek heb ik een evaluatie
gevraagd van mijn stagebegeleidster.
Ik heb samen met de kinderen een grote kring gehouden. Het doel van de
kringgesprekken is het ontwikkelen van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Bij de afsluiting heb ik ook gebruik gemaakt van de grote kring. Daarna heb
ik samen met de kinderen een rollenspel gedaan.
Het tweede onderdeel van de kringgesprekken was het onderwerp ‘boos’.
Eerst heb ik de soemokaart geïntroduceerd. Deed ik met behulp van een
aantal voorbeelden. Ook heb ik de soemokaart ‘gevoel’ er weer even bij
gehaald. Daarna heb ik een verhaaltje voorgelezen. Ik liet de kinderen
navertellen wat er in het verhaal gebeurde. Ook vroeg ik wat je kunt doen
als je boos bent en hoe je dat kunt voorkomen. Natuurlijk sprak ik van te
voren met de kinderen de regels af. Ook na dit kringgesprek heb ik een
evaluatie gevraagd. Bij de afsluiting heb ik samen met de kinderen een
rollenspel gespeeld. De kinderen moesten en situatie naspelen die ik
voorlas. Alles situaties waren in de afgelopen dagen in de klas gebeurd. Bij
de afsluiting heb ik ook gebruik gemaakt van de grote kring.
Ik heb samen met de kinderen een grote kring gehouden. Het doel van de
kringgesprekken is het ontwikkelen van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Het derde kringgesprek wat ik gehouden heb in groep 3/4/5 was het
onderwerp ‘excuus aanbieden’ en ‘reageren op excuus’. Het introduceren
van het onderwerp is gebeurd in een grote kring. Een kringgesprek. De
kinderen gingen in een kring zitten om mij heen zodat ik centraal in de kring
zat. Eerst heb ik met de kinderen de regels besproken. Daarna heb ik
bepaalde situaties voorgelezen aan de kinderen, dat gaat over het
onderwerp. Ik heb de kinderen zelf laten vertellen hoe je excuses kunt
aanbieden en hoe je daarop kunt reageren. Dit onderwerp heeft twee
weken geduurd. Dit kwam i.v.m. dat ik ziek werd. Bij de afsluiting van het
onderwerp heb ik de kinderen weer in een grote kring gehad. Zo heb ik een
kringgesprek gehad met groep 3/4/5 over het onderwerp. Ik heb eerst weer
de regels besproken. Toen heb ik een aantal situaties voorgelezen. De
kinderen moesten hierop reageren. Ook heb ik gevraagd of er thuis of in de
klas of op het schoolplein situaties zijn voorgekomen waarbij ze hun
excuses moesten aanbieden of moesten reageren op een excuus.
Ik heb samen met de kinderen een grote kring gehouden. Het doel van de
kringgesprekken is het ontwikkelen van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
De evaluaties van mijn stagebegeleidster zijn bijgevoegd. Ook de onderdelen die ik gekozen
heb voor de kringgesprekken.
 De kinderen vinden het erg leuk dat er met ze gesproken wordt over de ze
onderwerpen. Ook reageren de kinderen als de kring gemaakt wordt op de activiteit.
Ze zeggen het onderwerp al en bij het aankondigen van een nieuw onderwerp
worden ze erg enthousiast.
Ik vond het erg leuk om deze kringgesprekken te voeren. De evaluatiegesprekken met mijn
praktijkbegeleidster verliepen ook erg goed. De feedback die ik kreeg paste ik toe op de
volgende kringgesprekken en activiteiten. Ik heb vooral gemerkt dat de kinderen het erg leuk
vinden als je situaties uit hun leefomgeving toepast in de kringgesprekken.
Download