___________________________________ ___________________________________ CENTRUM VOOR ECONOMIE EN ETHIEK E CONOMEN VOOR DE VREDE B RUNO V AN R OMPUY ‘Economen voor Vrede’ is een initiatief van Prof. Jan Tinbergen, die reeds lang de aandacht van zijn vakgenoten vraagt voor de negatieve maatschappelijke effecten van oorlogsvoorbereiding en gewelddadige conflicten. Deze vereniging voor vrede loopt parallel met andere internationale organisaties tegen de bewapeningswedloop, zoals die van artsen, natuurwetenschappers en juristen. ‘Economen voor Vrede’ vormt de Vlaams-Nederlandse afdeling van de Amerikaanse ECAAR (Economists Allied for Arms Reduction). In het bestuur van ECAAR zetelen bekende economen als Arrow, Leontief, Solow, Klein, Modigliani en Tobin. Economen hebben in het verleden oorlog doorgaans beschouwd als een — buiten hun vakgebied liggende — externe verstoring van de normale gang van zaken, veroorzaakt door politieke leiders en regeringen. Toch veroorzaken gewapende conflicten veel meer sociale ontwrichting en menselijk lijden dan bij voorbeeld inflatie of economische depressie. Het verbeteren van het ‘welzijn’ van de mens is één der doelstellingen van de economie. Het is dan ook de hoogste tijd dat het instrumentarium voor economisch onderzoek wordt ingezet om vraagstukken van oorlog en vrede beter te begrijpen en er lessen uit te trekken. Op 18 september vond in het Provinciehuis te Antwerpen de studiedag plaats met de titel: ‘Handel, Mensenrechten en Internationale samenwerking. Een visie vanuit de vredeseconomie’. Deze studiedag was een gezamenlijke organisatie van de Universiteit Antwerpen, de provincie Antwerpen en de Vlaams-Nederlandse vereniging Economen voor Vrede. Het Centrum voor Economie en Ethiek nam aan de studiedag deel in hoofde van zijn directeur Erik Schokkaert. Hierna volgt een kort verslag van deze studiedag. Het laat ons toe om ‘Economen voor vrede’, een voor het Nederlandse taalgebied recent initiatief, aan u voor te stellen en de behandelde thema’s nader toe te lichten. In een bondige uiteenzetting gaf Prof. Jan Tinbergen het belang aan van de vereniging ‘Economen voor Vrede’. Economen kunnen op grote schaal bijdragen tot het voorkomen van oorlogen, door bij voorbeeld te pleiten voor het versterken en hervormen van de Verenigde Naties (VN). Met versterking bedoelt Tinbergen dat de VN de bevoegdheid zou moeten krijgen om de uitvoering van aangenomen resoluties door regeringen te laten afdwingen. Tinbergen gaf hierbij voorbeelden met betrekking tot ontwikkelingshulp en milieuproblematiek. Door hervormingen zou de VN moeten uitgroeien tot een soort Wereldregering. Twee grote thema’s kwamen tijdens de studiedag aan bod : (1) de relatie mensenrechten en ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 2 (1992)4, p. 24 ___________________________________ ___________________________________ CENTRUM VOOR ECONOMIE EN ETHIEK internationale betrekkingen; (2) vredeseconomie. Mensenrechten Dhr. W. Laes (ex-voorzitter van Amnesty International Vlaanderen) stelde in zijn bijdrage dat er een verwevenheid bestaat tussen mensenrechten en ontwikkeling. Volgens hem is ontwikkeling slechts mogelijk wanneer de fundamentele mensenrechten worden gerespecteerd zodat een klimaat ontstaat waarbinnen economische, sociale en culturele rechten (de zogenaamde tweede generatie mensenrechten) kunnen worden verwezenlijkt. Vele landen verzetten zich echter tegen de noodzakelijke koppeling van de fundamentele aan de tweede generatie mensenrechten. Nochtans kan, volgens Laes, de ontwikkelingssamenwerking in de toekomst een hefboom worden om respect voor mensenrechten te bevorderen. Journaliste Mia Doornaert (De Standaard) belichtte de rol van de media in de mensenrechtenproblematiek. Haar fundamentele opmerking was dat een vrije pers en media zelf een mensenrecht en een economische noodzaak is. De taak van die vrije pers en media bestaat erin zo goed mogelijk over alle onderwerpen te berichten en ze zo zinnig mogelijk te analyseren. Ook Doornaert meent dat dit via de mensenrechten dient te gebeuren. Er moet geprobeerd worden de band op te sporen en bloot te leggen tussen eerbied voor elementaire rechten enerzijds en economische, sociale en politieke ontwikkeling anderzijds. Als pers en media hun taak naar behoren vervullen, kunnen en moeten beleidsmensen, drukkingsgroepen enzovoort daar conclusies en beleidsopties uit distilleren. Volgens dhr. W. Stevens (Belgische ambassadeur in Rome) heeft het einde van de Koude Oorlog reeds onmiskenbaar geleid tot een grotere moraliteit in de internationale betrekkingen. In de relaties met de ontwikkelingslanden worden thans, onder druk van de openbare opinie, een reeks kwaliteitsvoorwaarden nagestreefd die geen rechtstreekse eigen strategische of wel- zijnsvoordelen opleveren (zogenaamde ‘zachte’ waarden). Dhr. Stevens pleitte dan ook voor een meer systematische aanpak van deze ‘zachte’ waarden in de internationale betrekkingen. Op deze manier zou men dan kunnen komen tot een universeel aanvaarde ‘gedragscode van goed publiek beleid’ waarvan de naleving via aansporingen van donorlanden geloofwaardig wordt gemaakt. Nochtans mogen de ‘zachte’ waarden niet als dekmantel dienen om de ‘harde’ waarden te bevorderen. Ontwikkelingssamenwerking beoogt duurzame armoedebestrijding maar zonder de ‘zachte’ waarden is dit doel volgens Stevens niet haalbaar. SP voorzitter Frank Vandenbroucke verdedigde het wetsvoorstel Vanvelthoven. Dit in 1990 ingediende voorstel, wenst het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking te toetsen aan de rechten van de mens. Vandenbroucke wees erop dat het wetsvoorstel ruimer is dan de VN rapporten terzake, maar gaf ook toe dat het voorstel nog voor verbetering vatbaar is. België is bovendien een klein land en betekent bijgevolg niet veel in de wereldhandel. Nochtans is het voorstel een belangrijke stap naar ontwikkelingslanden toe. Vredeseconomie Prof. D. Van den Bulcke (College voor de Ontwikkelingslanden, U.A.) bracht in zijn referaat de resultaten van een onderzoek dat peilde naar de impact van sancties en desinvesteringen op het ontvangend en het sanctionerend land. De fundamentele conclusie dat uit dit onderzoek kan getrokken worden, is dat sancties (zoals deze tegen Zuid-Afrika) niet de beoogde effecten genereren. Ook dhr. H. Paelinck (ex-voorzitter ONATRAZaïre en consulent bij de Wereldbank) wees in zijn uiteenzetting erop dat handel gekoppeld aan of beïnvloed door mensenrechten een mythe is. Een zakenman is een opportunist die steeds handel zal drijven of zal investeren daar waar ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 2 (1992)4, p. 25 ___________________________________ ___________________________________ CENTRUM VOOR ECONOMIE EN ETHIEK hij de grootst mogelijke opbrengst kan realiseren. Enkel wanneer mensenrechten op een flagrante manier met de voeten worden getreden en er physiek gevaar dreigt voor de handelaar zelf, zal hij aan -tijdelijk- terugtreden denken. Dit zal hij niet om morele redenen doen maar louter om zichzelf veilig te stellen. Paelinck is de mening toegedaan dat de vonk van de vooruitgang voor ontwikkelingsgebieden weliswaar wordt geslagen door de multi- of bilaterale ontwikkelingshulp maar dat alleen nieuw kapitaal van de opportunistische privaat-investeerders de ontwikkelingslanden uit de ellende kunnen halen. Men kan dus enkel hopen dat in de toekomst handel en investeringen zullen gebeuren in die landen waar mensenrechten echt worden gerespecteerd. Volgens Prof. E. Schokkaert (Centrum voor Economie en Ethiek, K.U.Leuven) hoeven we het traditionele economisch welvaartskader niet te verlaten om bewapening als economisch ongewenst te beschouwen, zelfs wanneer er blijkbaar een behoefte aan wapens lijkt te bestaan. Omdat de hele problematiek van wapenproduktie en wapenhandel door externe effecten wordt gedomineerd, zal de spontane marktwerking niet tot een optimale situatie leiden. Het is om deze reden dan ook economisch te verantwoorden dat wapenhandel en produktie zou gereguleerd worden. Uit de economische analyse van externe effecten volgt onmiddellijk dat de uitbouw van internationale instituties die boven de partijen staan een noodzakelijke voorwaarde is om in de richting van het sociaal ethisch optimum te evolueren. Volgens Schokkaert dient men te streven naar een toename van internationale communicatie. Bestaande internationale organisaties zouden niet onmiddellijk moeten worden hervormd naar bij voorbeeld een sterke wereldregering (zie standpunt Tinbergen) maar eerder een soepel onderhandelingsforum moeten vormen. Om vrede op lange termijn te realiseren is het ook noodzakelijk dat een internationale inkomensherverdeling wordt doorgevoerd. Spijtig genoeg is een boodschap die pleit voor grotere internationale solidariteit en voor de nood aan politieke instituties op dit ogenblik niet populair. Verder werden op de studiedag bijdragen geleverd door de Bestendig Afgevaardigde J. Geuens (provincie Antwerpen), Prof. Bas de Gaay Fortman (Institute of Social Studies, den Haag), Ignaas Lindemans (buitengewoon docent K.U.Leuven), en Minister Wivina Demeester. Al deze referaten zullen in een afzonderlijke publikatie verschijnen. Meer informatie hierover en over het initiatief ‘Economen voor vrede’ is te verkrijgen op het secretariaat van de vereniging ‘Economen voor Vrede’, Ph. Nauwelaerts, RUCA-College voor de Ontwikkelingslanden, Middelheimlaan 1, 2020 Antwerpen, tel. 03 218 06 70, fax. 03 218 06 66. L ITERATUURSIGNALERING Aan de reeks werkdocumenten van het CEE zijn drie nieuwe cahiers toegevoegd die wij graag aan u voorstellen. Annemieke DENYS, Beleving en Begrenzing van het Zelfstandig Ondernemerschap, werkdocument nr. 13, 153 p. Dit lijvig onderzoeksdokument vormt een aanvulling voor het boek Winst en Waarden, een ethische agenda voor zelfstandig ondernemen, Leuven Acco 1992. Meer over dit boek vernam u reeds in het vorige nummer van ‘Ethische perspectieven’. Het rapport is een exhaustieve weergave van de enquête die het eerste deel van het boek schraagt. Het document bevat een ruimere selectie aan cijfermateriaal en geeft ook ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 2 (1992)4, p. 26 ___________________________________ ___________________________________ CENTRUM VOOR ECONOMIE EN ETHIEK volledig inzicht in hoe het onderzoek precies uitgevoerd werd. Markant resultaat in de enquête is ongetwijfeld dat een niet onaanzienlijk deel van de zelfstandigen opteren voor autonomie boven werken in dienstverband, zelfs bij loonverlies. Luk BOUCKAERT, Management en Ethiek in de Verzorgingssector, werkdocument nr. 14, 17 p. In deze cahier reflecteert Luk Bouckaert over het binnentreden van nieuwe managementtechnieken zoals ‘integrale kwaliteitszorg’ (IKZ), ‘human resource management’ (HRM) en ‘organisatiecultuur’ in de verzorgingssector. Er is voor de auteur een essentieel verschil tussen profit en non-profit sector, wat meebrengt dat voorgenoemde managementtechnieken die duidelijk uit een marktomgeving komen, niet zondermeer over te planten zijn naar bij voorbeeld de verzorgingssector toe. Zo kan men wel een vrij objectieve maatstaf formuleren omtrent wat een goed afgewerkte auto is, maar definiëren wat een goede opvoeding, gezondheidszorg of welzijnszorg is, is veel minder evident omdat een en ander gekoppeld is aan de levensvisie die men er op nahoudt. Verder lijkt de idee van volledige beheersing aanwezig in bij voorbeeld IKZ niet over te plaatsen op een kwalitatief uitstekende omgang tussen personen. Wanneer ik als patiënt te weten kom dat de extra aandacht die de verpleger mij schenkt enkel voortkomt uit de eisen van een IKZ programma hem opgelegd door de directie, dan verdwijnt automatisch het persoonlijke uit ons contact en bevinden we ons terug op het niveau van een instrumentele omgang. Dit betekent niet dat managementtechnieken overbodig zouden zijn, wel dat ze moeten worden geïntegreerd in een ethiek van de non-profit sector. In een tweede deel beschouwt Luk Bouckaert de vraag naar gezondheid. Hij komt tot de constatatie dat in een ontwikkelde westerse maatschappij gezondheid een onbegrensde behoefte is geworden, iets in de aard van geluk, waarvan je ook nooit genoeg hebt. De ontwikkelingen op medisch technologisch vlak brengen bovendien mee dat aan deze onbegrensde vraag ook steeds meer kan voldaan worden. Hieruit volgt vrijwel automatisch een dramatische toename van de kost van onze gezondheidszorg. Een diepgaande maatschappelijke reflectie dringt zich derhalve op. Hoever laten wij onze collectieve gezondheidszorg reiken, wat zijn we bereid ervoor te offeren? De auteur opteert in dit verband eerder voor een universeel recht op gezondheidszorg, zoals bij voorbeeld aanwezig in de verklaring van de rechten van de mens, veeleer dan een mateloos toelaten van persoonlijke en dure preferenties op vlak van gezondheid. Inhoudelijk invullen wat precies recht op gezondheid is, blijft echter een problematische opgave. Erik SCHOKKAERT, Wapenhandel en de Ethische Grenzen van de Markt, werkdocument nr. 15, 13 p. Deze tekst werd gepresenteerd op de studiedag ‘Handel, Mensenrechten en Internationale samenwerking’, de essentie van dit document vindt men dan ook hierboven in het verslag van deze studiedag. Al deze documenten kunnen besteld worden op het secretariaat van het ‘Centrum voor Economie en Ethiek’, E. Van Evenstraat 2b, 3000 Leuven, tel 016/28.30.70, ten aanzien van Mariël Volckaert. ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 2 (1992)4, p. 27 ___________________________________ ___________________________________ CENTRUM VOOR ECONOMIE EN ETHIEK AANKONDIGING Bij het verschijnen van de Nederlandse vertaling van Lessius’ Bergen van Barmhartigheid organiseert het ‘Centrum voor Economie en Ethiek’ (K.U.Leuven) in samenwerking met de ‘Lessiusstichting’ een Colloquium over Het ‘intrestverbod’: Cultuurhistorische en actuele betekenis op donderdag 14 januari 1993. Het programma ziet er uit als volgt: lastieke debat (Toon VAN HOUDT, K.U.Leuven); Intrestverbod in de Islam Wereld (Dirk DEBEAUSSAERT, K.U.Leuven) 17.00 u: Panelgesprek: Heeft het voor-moderne intrest debat nog een actuele betekenis? met L. BAECK, H. MOORS, R. BEUTELS, U. VERMEULEN; moderator: L. BOUCKAERT 14.30 u: Welkom — W. JANSSENS, Lessiusstichting 14.45 u: Het cultuurhistorisch perspectief: Intrestverbod bij Aristoteles (Toon VAN DE VELDE, UFSIA); Lessius en het laatscho- Het colloquium vindt plaats in de Faculty Club. Deelname gratis, maar verplichte inschrijving vooraf bij Mariël Volckaert, ‘Centrum voor Economie en Ethiek’, 016.28 30 74 (in de namiddag). ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 2 (1992)4, p. 28