Leesinitiatie Kwik-doelen 3-jarigen Kijkt geregeld in boeken, folders, tijdschriften. Doelen uit Ontwikkelingsplan Leerplandoelen Vrij Onderwijs TaaO 76 Kennismaken met geschreven taal. → In boeken kijken en anderen nabootsen die lezen. 2 Begrijpt herkenbaar naampictogram / hoekenaanduiding. 3 Komt los van personen aan wie en voorwerpen waaraan hij effectief verbonden is. Neemt dezelfde dingen, ongeacht grootte, kleur, plaats. TaaO 75 Boodschappen omzetten in pictogrammen. → Uit een reeks pictogrammen die uitkiezen die in een situatie van toepassing zijn. EmoO 16 Gevoelens uitdrukken en verwerken. → Gevoelens in verband met ‘gehecht’ zijn en ‘scheiden’ herkennen, uiten en verwerken. DenO 66 Inzichten verwerven over de ruimte. → Positie en bewegingsrichting van voorwerpen tegenover elkaar verkennen. NED LE 1.3.2 Daarbij kan aan de orde komen: het waarnemen van onder meer het verschijnsel 'boek'; de leesrichting; aspecten van lay-out en typografie; de structuur van een bladspiegel; de structuur van boeken; soorten van boeken. WO RU 9.7.2 Pictogrammen. 1 4 5 Wijst gelijkenissen en grote verschillen aan. DenO 69 Inzichten verwerven over meten. → Grootte op het zich vergelijken. 6 Weet enkele materialen liggen in de klas. 7 Wijst aan wie of wat weg of erbij is (kimspel). PosI 14 Speels, onbevangen en creatief omgaan met de wereld. → Bij het ontdekken van de wereld nood hebben aan herkenningspunten, houvast, structuur. ZinO 54 Nauwkeurig waarnemen. → Zelfstandig veranderingen opmerken en - SCHR CA 24 De kleuter hanteert begrippen voor de positie, de richting en zijn zelfbewegen in de ruimte. Hij kan dit bij een driedimensionale uitbeelding in de ruimte, daarna bij een tweedimensionale uitbeelding in een vlak. WIS MR 1 Twee dingen kwalitatief vergelijken volgens kleurschakering, geluidssterkte, levensduur, hardheid, lengte, gewicht, oppervlakte, inhoud en volume, tijdsduur, temperatuur, snelheid... en de vergelijking verwoorden met termen als donkerder, luider, langer, groter, kleiner, even ver, lichter, even groot, later, kortst, kouder, even vlug ... - MUZO AD 1.4 Dat houdt in: over zintuiglijke indrukken met anderen communiceren. 8 Geeft grote delen van persoon, dier of voorwerp aan. 9 Neemt eigen jas van de kapstok (visuele analyse). 10 Legt voorwerpen geordend tot een geheel in een doos. verwoorden. MotO 47 De lichaamsruimte aanvoelen en gebruiken. → Grote lichaamsdelen aanvoelen die je duidelijk beleeft (hoofd, oren, buik, vingers, voeten …). TaaO 74 Visuele boodschappen interpreteren en er gepast op reageren. → Eenvoudige, grote pictogrammen herkennen die in een vertrouwde omgeving worden gebruikt (bv. het eigen kenteken). DenO 61 Kennis en ervaringen structureren. → Zelf ontdekken welke dingen bij elkaar passen, hoe er kan worden gesorteerd. 11 Legt puzzels (steek- en inlegpuzzels) tot 10 stukken. DenO 66 Inzichten verwerven over de ruimte. → Eenvoudige puzzels maken (weinig stukken stevig materiaal, eenvoudige tekening, rechte randen, grote stukken…). 12 Geeft aan vanwaar een geluid komt. ZinO 56 Intens luisteren. → Ervaringen opdoen rond horen. 13 Benoemt bekende geluiden (dier, trom, deur …). ZinO 56 Intens luisteren. → Minder gewone geluidsbronnen identificeren. BO MC 2.1.1 Belangrijke lichaamsdelen (hoofd, buik, rug, handen, voeten) aanvoelen, aanduiden en benoemen en er verschillende bewegingen mee uitvoeren (tikken, wrijven, duwen, vastnemen). NED LE 1 Boodschappen waarnemen. NED LE 1.1 Niet-talige boodschappen waarnemen. WIS MR 2 Zelf strategieën ontdekken om dingen kwalitatief te vergelijken (bv. de inhoud van twee ongelijke glazen vergelijken door de inhoud over te gieten in twee gelijke glazen). WO DO 0.14.1 Dat houdt in dat ze kunnen ordenen naar zelfgevonden criteria. WIS MK 14 Meetkundige vormen onderzoeken en globaal herkennen door zich te bewegen in de ruimte, te kijken naar en te handelen (bv. beleggen, puzzelen, vouwen, knippen, tekenen, rubriceren) met voorwerpen uit de omgeving (bv. natuur, huizen, wegen, gebruiksvoorwerpen, kunstproducten) en met vlakke figuren en daarbij termen gebruiken als rond, driehoekig, vierhoekig ... NED L 1.1.2 Niet-talige geluiden situeren en lokaliseren. Dat kan onder meer bij: Geluidsbronnen: links, rechts, boven, onder, veraf, dichtbij. Voorwerpen of personen die geluid maken. Oriëntatie op geluiden. NED L 1.1.1 Niet-talige geluiden herkennen en onderscheiden. 14 Herhaalt klankpatronen (bingbang-bong). TaaO 73 Luisteren en spreken. → Klanken uit onze taal nabootsen. 15 Zegt een versje tot vier regels op. TaaO 73 Luisteren en spreken. → Actief meedoen met liedjes en versjes. 16 Herkent de eigen naam. 17 Reageert op afgesproken geluiden (lopen, stappen …). 18 Kan een reeks woorden aanvullen (een, twee …). PosI 3 Zich als persoon present stellen. → Zijn voornaam kennen. MotO 49 Dynamisch bewegen. →Snel reageren in spannende situaties met eenvoudige prikkels. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief kunnen onderscheiden. 19 Vult (eigen) naam aan (Anne… Annelies). TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief kunnen onderscheiden. Kwik-doelen 4-jarigen Is geïnteresseerd in boeken en de boekenhoek. Doelen uit Ontwikkelingsplan 20 21 Begrijpt pictogrammen in de klas (kalender, aantal). OvZ 79 Keuzes maken (kiezen). → Een voorkeur hebben voor bepaalde activiteiten en handelingen. TaaO 74 Visuele boodschappen interpreteren en er gepast op reageren. NED S 3.1.1 Om de ontwikkeling van taalvaardigheden op klankniveau te ondersteunen, kan onder meer het volgende aan de orde komen: Klanknabootsingen vormen. NED LS Ad 14 Algemene doelen in verband met het zijn, moeten worden beschouwd als attitudedoelen. Ze moeten jarenlang worden meegedragen als aandachtspunten. Ze omvatten: Een kind beleeft plezier in de omgang met mondelinge taal en in talige expressie. WO ME 1.1 Dat houdt in dat ze kunnen vertellen wie ze zijn: naam, geslacht, kind van ... BO MC 1.1.1 Snel reageren op auditieve, visuele en tactiele signalen. NED L 1.2.2 Woorden onderscheiden (woorddiscriminatie) en erover nadenken. Dat kan onder meer bij: Auditief en visueel aangeboden woorden nazeggen, combineren. NED L 1.2.2 Woorden onderscheiden (woorddiscriminatie) en erover nadenken. Dat kan onder meer bij: Auditief en visueel aangeboden woorden nazeggen, combineren. Leerplandoelen Vrij Onderwijs - NED LE 2.1.1 Dat kan onder meer bij het begrijpen en interpreteren van door symbolen voorgestelde 22 Zondert voorwerpen af die er niet bij horen. 23 Wijst dezelfde (geometrische) figuren aan op een prent, ongeacht de grootte, plaats of richting. Ontdekt kleinere verschillen op twee gelijkende prenten. 24 25 Onthoudt een verborgen voorwerp (uit vier voorwerpen). 26 Kan een verhaaltje navertellen met prenten. 27 Neemt constructie uit elkaar en bouwt die weer op. 28 Heeft reeds oog voor detail bij prentwaarneming. Voegt delen samen tot een geheel (voorwerpen, mozaïekfiguren). Legt puzzels van 20 à 30 stukken. 29 30 → Complexere en kleinere pictogrammen begrijpen. DenO 61 Kennis en ervaringen structureren. → Zelf ontdekken welke dingen bij elkaar passen, hoe er kan worden gesorteerd. DenO 66 Inzichten verwerven over de ruimte. → Weten dat dingen er vanuit een ander gezichtspunt anders uitzien. ZinO 54 Nauwkeurig waarnemen. → Verschillen opmerken in tweedimensionale situaties (afbeeldingen). ZinO 54 Nauwkeurig waarnemen. → Zelfstandig veranderingen opmerken en verwoorden. TaaO 72 Ervaringen uitwisselen (communiceren). → Praten over meegemaakte situaties, verhalen of concrete materialen. DenO 63 Kennis en ervaringen integreren. → Er blijk van geven dat je verworven kennis en ervaringen kunt gebruiken waar nodig. ZinO 55 Intens kijken. → Kleine verschillen opmerken. DenO 63 Kennis en ervaringen integreren. → Gericht gekende voorwerpen zoeken die bij elkaar passen. DenO 66 Inzichten verwerven over de ruimte. → Moeilijkere puzzels maken. boodschappen in verband met concrete activiteiten. WO DO 0.14.1 Dat houdt in dat ze kunnen ordenen naar zelfgevonden criteria. OD WIS RU 3.2 De kleuters kunnen vanuit verschillende gezichtspunten die ze zelf concreet innemen, verwoorden hoe eenzelfde voorwerp, gebouw of persoon er telkens anders uitziet. SCHR CA 22 De kleuter onderscheidt een figuur van een achtergrond. MUZO AD 1.4 Dat houdt in: over zintuiglijke indrukken met anderen communiceren. MUZO AD 1.4 Dat houdt in: over zintuiglijke indrukken met anderen communiceren. NED S 1.7 Taalhandelingen ontwikkelen. Spreken over belevenissen, ervaringen, waarnemingen, gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over boodschappen van anderen. WO TE 14.4 Dat houdt in dat ze hun materialenkennis en hun kennis van constructie- en bewegingsprincipes functioneel kunnen toepassen. MUZO BE 4.2 Details in werkstukken van dichtbij bekijken. WO TE 11 Kinderen kunnen zeggen aan welke eisen een bestaande constructie en een constructie die ze zelf willen maken, moet voldoen. WIS MK 14 Meetkundige vormen onderzoeken en globaal herkennen door zich te bewegen in de ruimte, te kijken naar en te handelen (bv. beleggen, puzzelen, vouwen, 31 Onderscheidt kleinere geluidsverschillen (hoogte, lengte). 32 Herkent een (eenvoudig) muziekinstrument uit een lied. 33 Herhaalt ritmepatronen in de juiste volgorde. 34 Kan een eenvoudig verhaal of een eenvoudige gebeurtenis navertellen. Zegt versjes op tot acht regels. 35 36 Zegt woorden syllabisch na (treinwa-gon). 37 Geeft aan of woorden rijmen of niet rijmen. Zingt een begonnen lied verder. 38 ZinO 56 Intens luisteren. → Ervaringen opdoen rond bron en richting van het geluid, klanksterkte, klankhoogte, klankduur en klankkleur. ZinO 56 Intens luisteren. → Ervaringen opdoen rond bron en richting van het geluid, klanksterkte, klankhoogte, klankduur en klankkleur. ZinO 56 Intens luisteren. → Ervaringen opdoen rond bron en richting van het geluid, klanksterkte, klankhoogte, klankduur en klankkleur. TaaO 71 Ervaringen verwoorden. → Spontaan ervaringen en gevoelens onder woorden brengen. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Actief meedoen met liedjes en versjes. MuO 42 Muzisch omgaan met taal. → Eenvoudige korte versjes expressief naar voren brengen, ondersteund door lichaamstaal, beelden en materialen. TaaO 77 Nadenken en spreken over het eigen taalgebruik en dat van anderen (taalbeschouwing). → Op basis van hun klank- en vormeigenschappen. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. →Identieke klanken bij eindrijmen herkennen. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. knippen, tekenen, rubriceren) met voorwerpen uit de omgeving (bv. natuur, huizen, wegen, gebruiksvoorwerpen, kunstproducten) en met vlakke figuren en daarbij termen gebruiken als rond, driehoekig, vierhoekig ... MUZO M 7.3 Dat houdt in: de klankkleur herkennen en beschrijven. MUZO M 2.1 De klankmogelijkheden van voorwerpen en instrumenten onderzoeken. MUZO M 7.1 Dat houdt in: eenvoudige melodie- en ritmepatronen herkennen en vergelijken. MUZO M 7.1 Dat houdt in: eenvoudige melodie- en ritmepatronen herkennen en vergelijken. MUZO BE 2 Zijn beleefde emoties rond een bepaald gebeuren, een onderwerp, een idee ... zo goed mogelijk onder woorden brengen (kunnen verwoorden). NED LS Ad 14 Algemene doelen in verband met het zijn moeten worden beschouwd als attitudedoelen. Ze moeten jarenlang worden meegedragen als aandachtspunten. Ze omvatten: Een kind beleeft plezier in de omgang met mondelinge taal en in talige expressie. NED TB 9.2 Nadenken over de structuur van woorden, hoe ze zijn opgebouwd en hoe ze geanalyseerd kunnen worden. NED TB 6.3 Nadenken over begin-, midden- en eindklanken in een woord. - 39 Spreekt ‘hand-schoen’ als één woord uit. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief kunnen onderscheiden. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief kunnen onderscheiden. Kwik-doelen 5-jarigen Heeft belangstelling voor aspecten van lezen. Doelen uit Ontwikkelingsplan 41 Geeft van abstracte pictogrammen de betekenis. 42 Kan zelf passende symbolen aanmaken. TaaO 74 Visuele boodschappen interpreteren en er gepast op reageren. → Pictogrammen begrijpen die verwijzen naar een reeks opeenvolgende betekenissen (bv. een opdrachtkaart of stappenplan). TaaO 75 Boodschappen omzetten in pictogrammen. → In een situatie zelf een pictogram bedenken, creatief vormgeven en gebruiken. 40 43 44 45 Wijst dezelfde letters of woorden aan, ongeacht de grootte of plaats. Ontdekt gedetailleerde verschillen op sterk gelijkende afbeeldingen. Onthoudt uit een reeks van vijf, twee voorwerpen, erbij of eraf. TaaO 76 Kennismaken met geschreven taal. → In boeken kijken en anderen nabootsen die lezen. TaaO 76 Kennismaken met geschreven taal. → Letters herkennen in een gekende schriftvorm (meestal blok- of drukletters). ZinO 55 Intens kijken. → Kleine verschillen opmerken. ZinO 54 Nauwkeurig waarnemen. → Verschillen opmerken in tweedimensionale NED L 2.2.1.2 Op woordniveau (morfologisch). Dat kan onder meer bij: Woordstructuur: woorden analyseren, samenstellen. Herkenning van lettergrepen: klappen, stappen. Leerplandoelen Vrij Onderwijs NED LE 1.3 Communicatieve elementen waarnemen. NED LE 1.3.2 Daarbij kan aan de orde komen: het waarnemen van onder meer het verschijnsel 'boek'; de leesrichting; aspecten van lay-out en typografie; de structuur van een bladspiegel; de structuur van boeken; soorten van boeken. NED LE 2.1 Niet-talige boodschappen begrijpen en interpreteren. MUZO M 8.1 Dat houdt in: beelden of symbolen van auditieve prikkels herkennen of noteren. WO RU 9.7 Dat houdt in dat ze gebruik kunnen maken van: WO RU 9.7.2 Pictogrammen. NED TB 23.5 Verschillen en gelijkenissen ontdekken tussen geschreven letters onderling en tussen geschreven en gedrukte letters. MUZO BE 4.2 Details in werkstukken van dichtbij bekijken. - 46 47 Geeft na visuele waarneming aan of een tweede getoonde reeks woorden (zin) langer of korter is (één woord is weg). Herkent eigennaam uit een reeks (geschreven). situaties (afbeeldingen). ZinO 54 Nauwkeurig waarnemen. → Verschillen opmerken in tweedimensionale situaties (afbeeldingen). TaaO 76 Kennismaken met geschreven taal. → Enkele letters herkennen (bv. van de eigen naam). 48 Geeft bij twee getoonde woorden aan welke letter er meer of minder is bij het ene (pet - piet). TaaO 76 Kennismaken met geschreven taal. → Enkele letters herkennen (bv. van de eigen naam). 49 Onderscheidt inversies (p – q). 50 Geeft bij het zien van een deel, het geheel aan. Legt puzzels tot 50 stukken. TaaO 76 Kennismaken met geschreven taal. → Letters herkennen in een gekende schriftvorm (meestal blok- of drukletters). - 51 52 53 54 Legt letters samen tot een getoond woord (k-a-t; kat). Onderscheidt auditief korte en lange zinnen en woorden. Hoort of twee woorden al of niet hetzelfde zijn. DenO 66 Inzichten verwerven over de ruimte. → Moeilijkere puzzels maken. TaaO 76 Kennismaken met geschreven taal. → Woorden namaken. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief kunnen onderscheiden. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief - NED LE 1.2.2 Dat kan onder meer bij het onderscheiden van: NED TB 23.2 Nadenken over de afzonderlijke letters en daarbij de term ‘letter’ gebruiken. NED LE 1.2.2 Dat kan onder meer bij het onderscheiden van: NED TB 23.2 Nadenken over de afzonderlijke letters en daarbij de term ‘letter’ gebruiken. NED TB 23.5 Verschillen en gelijkenissen ontdekken tussen geschreven letters onderling en tussen geschreven en gedrukte letters. WIS MK 14 Meetkundige vormen onderzoeken en globaal herkennen door zich te bewegen in de ruimte, te kijken naar en te handelen (bv. beleggen, puzzelen, vouwen, knippen, tekenen, rubriceren) met voorwerpen uit de omgeving (bv. natuur, huizen, wegen, gebruiksvoorwerpen, kunstproducten) en met vlakke figuren en daarbij termen gebruiken als rond, driehoekig, vierhoekig ... NED L 1.2.2 Woorden onderscheiden (woorddiscriminatie) en erover nadenken. NED L 1.2.1 Klanken onderscheiden (foneemdiscriminatie) en erover nadenken. NED L 1.2.2 Woorden onderscheiden (woorddiscriminatie) en erover nadenken. 55 Hoort klankverschillen in woorden. 56 Vertelt een verhaal of gebeurtenis zonder visuele hulp. Zegt versjes op tot twaalf regels. 57 kunnen onderscheiden. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief kunnen onderscheiden. TaaO 71 Ervaringen verwoorden. → Voluit praten over eigen ervaringen. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Durven spreken. MuO 42 Muzisch omgaan met taal. → Langere versjes opzeggen met minder ondersteuning. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Spelenderwijs klanken en lettergrepen auditief kunnen onderscheiden. 58 Splitst met hakken (zin in woorden; woord in letters). 59 Vult met een begin- of eindrijm aan (woord of zin). TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Identieke klanken bij eindrijmen herkennen. 60 Bij een zin uit een lied: kleuter zingt het lied. Kan een zin maken met de woorden… (zee – spelen). - 61 62 Kan een woord maken dat begint of eindigt met… (t...; …t). TaaO 77 Nadenken en spreken over het eigen taalgebruik en dat van anderen (taalbeschouwing). → Nieuwe woorden en uitdrukkingen bedenken. TaaO 73 Luisteren en spreken verfijnen. → Identieke klanken bij eindrijmen herkennen. NED L 1.2.1 Klanken onderscheiden (foneemdiscriminatie) en erover nadenken NED S 1.45 Expressief, muzisch spreken: een boodschap overbrengen ondersteund met lichaamstaal. NED LS Ad 23 Algemene doelen in verband met het zijn moeten worden beschouwd als attitudedoelen. Ze moeten jarenlang worden meegedragen als aandachtspunten. Ze omvatten: Een kind is bereid verzorgd te leren spreken. NED L 1.2.1 Klanken onderscheiden (foneemdiscriminatie) en erover nadenken. Dat kan onder meer bij: Klinkers, medeklinkers, tweeklanken. Klanken: overeenkomsten, verschillen: p - b, m - n, s - z ... De plaats van klanken in woorden: woorden analyseren in klanken, klanken. NED S 3.1.1 Om de ontwikkeling van taalvaardigheden op klankniveau te ondersteunen, kan onder meer het volgende aan de orde komen (in heel de basisschool): Woorden vormen met opgegeven begin- en eindklank. NED TB 19.1 Nadenken over de samenhang tussen woorden en de objecten, handelingen en kenmerken waarnaar ze verwijzen. NED S 3.1.1 Om de ontwikkeling van taalvaardigheden op klankniveau te ondersteunen, kan onder meer het volgende aan de orde komen (in heel de basisschool): Woorden vormen met opgegeven begin- en eindklank.