Proviand voor onderweg Verder aan de slag met de Visietekst Inleiding De Visietekst is gelezen en bestudeerd, de werkpunten uit de werkpaden zijn grondig bekeken en velen onder jullie hebben daaruit een aantal ideeën afgeleid waarmee jullie nu concreet aan de slag willen gaan. Andere zijn nog bezig aan het proces, hebben nog de laatste avond in het vizier, maar hebben dus uitzicht op enkele werkpunten. Nog anderen komen op heel andere dringende werkpunten uit… Hoe pak je eender welk werkpunt nu concreet aan? Die werkpunten verschillen van federatie tot federatie en de federaties verschillen. Daarom hebben we niet één werkmodel uitgewerkt om verder te gaan en dat jullie vandaag op een blaadje aan te bieden. Wat we wel aanbieden is een basisstramien om gelijk welk thema aan te pakken én wat we ook aanbieden is onszelf. We zullen als CCV in elke federatie die dat vraagt, mee komen denken en maatwerk maken, dus het kan nog dat je een mooi brochuurtje krijgt maar dan voor uw federatie op maat en samen met jullie gemaakt. We hebben drie elementen die we nu toelichten om verdere stappen te zetten met eender welk idee of werkpunt. Deze drie elementen zijn: • planmatig, procesmatig op weg gaan • het leerling van Jezus zijn en daarin het verschil maken • lokale kern vormen in de bedding van een groter geheel in groeiende verbondenheid en samenwerking a. Op weg … planmatig en procesmatig Jullie vormen als team de beleidsploeg van de parochie of de federatie. Dat wil niet alleen zeggen dat jullie doen wat vandaag moet gebeuren, maar dat jullie ook openstaan voor de toekomst. Het is de taak van de leiding om de toekomst open te houden en mogelijk te maken. Beleid voeren wil zeggen: planmatig en doelgericht werken aan permanente verandering. Er zijn enkele vragen die we ons altijd moeten stellen: - Wat hopen we te bereiken met ons opzet? (Welk is ons algemeen doel en welk is ons concrete doel) - Wie is er allemaal bij dit thema betrokken? (Wie moet wanneer, op welk moment kunnen meepraten? Voor wie en door wie?) - In de bedding van welke visie werken we: vanuit de diocesane bedding, vanuit andere literatuur, vanuit onze eigen ploeg? - Hoe zijn anderen, (federaties, bisdommen, landen) met dit thema bezig? Vergelijken, over ’t muurtje kijken - Welke verschillende mogelijkheden liggen er nu op tafel? - Welke keuze gaan we nu maken? Klopt deze met onze doelstelling? - Uitwerking: Hoe gaan we dit nu concreet realiseren? 1 Dit zijn belangrijke vragen en stappen. Maar het is een illusie te denken dat we zo rechtlijnig van A naar B kunnen gaan. We hebben dat ooit gedacht. Maar de huidige cultuur, de post-moderniteit heeft ons een veel beter besef gegeven van het toevallige, van het herzienbare dat elk menselijk denken en handelen kenmerkt, ook dat van religies. Permanente verandering is iets om extra in het oog te houden. De samenleving zit vandaag anders in elkaar dan twintig jaar geleden en die samenleving toen zat al anders in elkaar dan de samenleving van twintig jaar daarvoor. Het is echter in déze tijd dat wij aan Kerk bouwen, maar onze aanpak van vandaag is dus óók tijdelijk. Het is heel waarschijnlijk dat onze kerkopbouw er over 10 jaar weer heel anders zal uitzien. In Gaudium et spes, het document van het Tweede Vaticaans Concilie over de Kerk, staat dat ‘de Kerk voortdurend de tekenen van de tijd moet bestuderen (…) om zo op een voor elke generatie verstaanbare wijze antwoord te bieden op de eeuwige vragen van de mensen’. We moeten dus in de veranderende tijden steeds weer op zoek gaan naar antwoorden die op dat moment het werk van Jezus helpen voort te zetten. Als team kunnen we dus niet op onze lauweren rusten. Voor mensen in een PT is het een taak deze veranderingen in het oog te houden en toe te laten. Een uitdagende vraag daarbij is of we vandaag mensen zoeken om ons huidige model van kerk-zijn aan de gang te houden, of dat we uitkijken waar en hoe mensen vandaag kerk vormen en op zoek gaan om dat te versterken? Terwijl we bezig zijn met denken verandert er al van alles: er gaat iemand weg, er komt iemand bij, er gebeurt iets in de samenleving, in de kerk. We moeten ons werken herzien: cyclisch werken en denken is het eerste: bezinnen, denken, besluiten, doen. En weer opnieuw bezinnen, denken besluiten doen,… Dat is niet hetzelfde als in een rondeke draaien, maar altijd vernieuwend. Zo zijn er nog enkele belangrijke aandachtspunten, die aansluiten bij nieuwe inzichten in het procesmatig werken onder de noemer van het co-creatief werken. In de naam is al veel van de inhoud zichtbaar, samen creatief werken: - Flexibel zijn, oog hebben voor het herzienbare: het oude kunnen loslaten, openstaan voor nieuwe dingen die goed doordacht zijn en kwaliteit hebben - Alle betrokkenen mee laten denken: verschillende niveaus van onze organisatie: leiding, medewerkers, deelnemers, - Met veel aandacht voor het soort gesprek: niet teveel discussie opwekken maar voor dialoog gaan, omdat dialoog meer gezamenlijkheid wekt, meer verbindt, geen gesprek met veel: ja, maars maar met ja én. - Waarderen wat gebeurt aan goede dingen en deze vermenigvuldigen en van daaruit verdere stappen zetten - En veel aandacht voor de interpersoonlijke relaties. Zij zijn een sterkere motor of remming) dan alle visies. Die flexibiliteit kunnen we illustreren met het werken aan pastorale eenheden. Wat is het doel hier? Het doel is Kerk ter plaatse zijn d.w.z. zorgen dat mensen hun christen zijn in de wereld van vandaag kunnen beleven en dat we als gemeenschap aan de wereld laten zien wat christen zijn inhoudt. Dat is ons grote doel. Daarvoor organiseren we ons. Een hele tijd terug was ons middel daarvoor het vormen van parochieteams. Later kwam er meer de nadruk op samenwerken in de dekenaten, dan in federaties en nu de pastorale eenheden. Het zijn allemaal middelen tot hetzelfde doel dat we allemaal goed kennen. Nog een ander voorbeeld. We willen een werking met rouwbezoekers opzetten. In een eerste stap is het onze taak goed na te denken over dat doel. Rouwbezoeken zijn feitelijk een middel, geen doel op zich. Het grotere doel is zorgzaam omgaan met nabestaanden van een overledene. Dat kan door rouwbezoeken, maar dat kan ook door het verzorgd 2 samenbrengen rond Allerzielen enzovoort. U voelt de creativiteit al opborrelen. Het is wijs om het doel duidelijk en ruim genoeg te maken en om dan verschillende ideeën te laten opborrelen en ze een eerlijke kans te geven. In een volgende fase gaat u op zoek naar medewerkers en opent u de dialoog met hen. Wat blijkt: zij hebben zelf ook ideeën hierover. Zij volgen een vorming en horen daar hoe een naburige parochie dit aanpakt… De bal is aan het rollen. Als we daarbij de vorm van een lerende organisatie in het oog houden, kan een nieuwe situatie als vb. het bouwen van een nieuw funerarium in de buurt door de groep aangepakt worden, want alles blijft flexibel. Op die nieuwe uitdaging wordt samen een antwoord gezocht door een andere aanpak, door overleg, door een nieuw leertraject… b. Het verschil maken … We keren terug naar ons uitgangspunt. U heeft in de federatie een werkpunt, een voorstel, iets wat u wilt realiseren. U pakt dat punt aan met zorg en tact, planmatig en co-creatief, met oog voor flexibiliteit. Ons Kerk-zijn en de Visietekst vragen echter iets meer. Waarin verschilt onze levenswijze van de aanpak van eender welke andere vereniging, sportclub of bedrijf in onze maatschappij? Dat verschil zit in één naam: Jezus. Onze verbondenheid met Hem maakt ons verschil. Leonardo Boff, een Braziliaans theoloog, beschrijft vier kenmerken die alle vier aanwezig moeten zijn opdat een gemeenschap een Kerk zou zijn. De eerste twee kenmerken van hem gaan over die Jezus. Volgens Boff moet gemeenschap, om Kerk te zijn: het geloof in Christus belijden, dat geloof concreet maken in deze wereld, m.a.w. het ter plaatse gestalte geven, ernaar leven, de zaak van Christus behartigen en in praktijk omzetten. In onze Visietekst start elk hoofdstuk met een fragment uit het evangelie, waarmee duidelijk wordt gezegd: daar ligt onze basis, daarom doen we het. Hoofdstuk 2 van de Visietekst gaat helemaal over de Kerk als een gemeenschap van leerlingen van Jezus. De twee kerngedachten van dat hoofdstuk zijn: - als leerlingen van Jezus de mensen nabij zijn, - tegelijkertijd in de samenleving een deugddoend verschil maken. Wat is dat deugddoend verschil waarover sprake is?µ - Ik denk aan mensen die de oproep van een medemens behartigen, niet naast zich neerleggen maar door bv eerlijk en goed, respectvol, met aandacht om te gaan met het lijden van mensen. Zij maken een verschil. - Ik denk aan mensen die zich laten raken door het levensverhaal van een ander, die ontroerd kunnen worden door een ander. Zij maken een verschil. 3 - - - - Ik denk aan groepen die met veel eerbied opvang doen van gekwetste mensen, absolute eerbied tonen voor schuldige mensen, kunnen vergeven, het is een onvoorstelbare kracht in een harde samenleving. Ik denk aan groepen die voor opvang zorgen voor mensen in nood: mensen zonder papieren, sociaal uitgeslotenen. Zij maken een verschil. Dat PT dat de vraag durft te stellen: hebben wij voor die mens zonder papieren genoeg gedaan? Zij maken een verschil. Ik denk aan hen die hoop kunnen geven in uitzichtloze situaties, niet door goedkoop wegpraten of door heel stresserend altijd maar positief te moeten zijn, maar door eerlijke nabijheid het verschil maken. Ik denk aan al de groepen en mensen die in al deze situaties een diepere verborgen dimensie tonen. Zij maken een verschil. Het mede humaniseren van de samenleving, met vele andere partners is ons werk als christenen maar we doen dit in verbondenheid met Christus. Of zoals we bij Johannes lezen: ‘Gij zijt mijn vrienden als ge doet wat Ik u gebied.’ Dat is onze zending in de wereld, maakt ons tot vrienden van de Heer! Als christenen verbinden we hier diaconie, liturgie, geloofsverkondiging. Elke mens is beelddrager van God. Hiervoor is het nodig dat we onze eigen spiritualiteit blijven ontwikkelen en onderhouden en blijvend aan maatschappijanalyse doen. Als we dat niet doen, dreigen we als ballonnen leeg te lopen, zonder energie te raken. In het samenkomen rond Jezus ligt onze energiebron. Het is in dit opzicht dat we jullie uitnodigen om eens te bedenken wat u het volgende werkjaar gaat doen om uw spiritualiteit te voeden. U kunt een boek lezen, een cursus volgen waarin de bijbel op het leven wordt gelegd of een paar dagen in een abdij gaan vertoeven. U zoekt een spirituele begeleider, neemt deel aan een leesgroep… We zijn er van overtuigd dat u er deugd van zult hebben, en als u er deugd aan heeft, dan ook de mensen rond u, en uw inzet voor de Kerk ook. Misschien komt nu al onmiddellijk de reactie bij u op: wie gaat dan ondertussen het werk doen? Maar wie doet het werk als u spiritueel leeggelopen bent? c. Als deel van een groter geheel: deel zijn én deel van een geheel zijn Ik keer opnieuw terug naar het begin. U heeft in uw werkgroep, parochie of federatie een werkpunt, een voorstel, iets wat u wilt realiseren. U pakt dat punt aan met zorg en tact, planmatig en co-creatief, met oog voor flexibiliteit en u inspireert zich daarbij op het leven en de boodschap van Jezus. Missen we nog iets? Toch wel, namelijk: onze inbedding in een groter geheel: de verbondenheid en de samenwerking; het werken aan Pastorale Eenheden. Ter plaatse werken, dat kent u, dat doet u goed. U neemt als team mee de zorg op voor uw gemeenschap. Waarom roept ons bisdom in de Visietekst en in vele teksten hiervoor dan toch steeds op tot samenwerking? In die vraag zit het antwoord: wij zijn als Kerk geroepen tot samenwerking. Al van bij de prilste organisatie van de Kerk, zoals we lezen in Handelingen, is men solidair over de grenzen van de eigen gemeenschap, stuurt men personen van de ene naar de andere gemeenschap om te gaan helpen, zij het spiritueel of metterdaad. En dat loopt niet van een leien dakje. We lezen over de verschillen tussen de Johannesgemeente en de Petrusgemeente… We zijn een solidaire kerkgemeenschap. We doen dat door aandacht te besteden aan de zwaksten bij ons in welzijnsschakels en Welzijnszorg, we besteden aandacht aan de zwaksten in de wereld met Broederlijk Delen en Missio. Maar wat doen we als onze 4 buurparochie een tekort heeft aan catechisten, dan moeten ze hun plan trekken. Zo is het niet overal, maar het gebeurt wel in onze parochies, en daar mogen we toch vragen bij stellen. Ook Leonardo Boff geeft aan dat we maar plaatselijke kerkgemeenschap zijn als we in verband staan met andere plaatselijke kerkgemeenschappen. Dat blijkt uit de vier kenmerken die hij opsomt en die alle vier aanwezig moeten zijn opdat een gemeenschap een Kerkgemeenschap zou zijn (en ik noemde er hierboven al twee): - het geloof in Christus belijden, - dat geloof concreet maken in deze wereld, m.a.w. het ter plaatse gestalte geven, ernaar leven, de zaak van Christus behartigen en in praktijk omzetten, - zich in de traditie zetten (over de tijd heen verbonden leven), - erkennen opgenomen te zijn in een groter geheel dat de ene Kerk is. Het is duidelijk: Kerk kan je nooit alleen zijn, ook niet als plaatselijke gemeenschap. Het spanningspunt zit hem echter in: we willen gemeenschap vormen in vriendschap, om elkaars leven te delen. En hoe groot kan die dan zijn? Je zou dit kunnen vergelijken met de werking van een wijk in een stad: de wijk is deel van de stad en bepaalt mee de stad en omgekeerd, de stad heeft ook invloed op het leven in de wijk. Spanning tussen kleinschalig en grootschalig vraagt nog veel denkwerk. Bv bij ons gaat iets nog heel goed, moeten we dat dan veranderen (en zeg maar verminderen) omdat het bij de buren niet meer gaat? Wij hebben nog twee vieringen met veel volk en nog een gepensioneerde priester, waarom zouden wij dan moeten verminderen? Of onze catechistenploeg werkt prima, als we met de buurparochie gaan samenwerking, moeten we overstappen naar een model met ouders. Waarom zouden we dat doen? Op zulke opmerkingen is niet een eenduidig antwoord te geven: Je kan zeggen: ‘Als één lid van de gemeenschap lijdt, lijden allen, verandert er iets voor iedereen.’ Daarbij kan je de vraag stellen: kunnen we niet zoeken naar een win-winoplossing? Je kan zeggen: ‘Ja, dat is waar, waarom zou je dat dan veranderen? Behoud wat goed is!’ Maar enkele dingen zijn wel duidelijk: - samenwerken wil niet zeggen: centraliseren of uniformiseren. Verscheidenheid kan. We moeten nog leren in een netwerk te denken en te werken en complementair te zijn aan elkaar - er kan een onderscheid zijn tussen de gemeenschap waarin we inspiratie en ondersteuning vinden voor ons geloven en de gemeenschap waarin we dagdagelijks leven en werken en ons geloven beleven. Zo kunnen we zeggen dat broeders en zusters zijn in christus niet noodzakelijk gebonden is aan mijn dorp. Ook op het werk, beleven we ons geloven. Met de christenen van een naburig dorp kunnen we inspiratiegemeenschap vormen. Ik kan hen ook graag zien. - Pastores kunnen het werk onder elkaar verdelen i.p.v. het grondgebied. - We zijn partner van andere kerkelijke organisaties, als school, beweging, instelling, maar ook van nieuwe, informele initiatieven. 5 Bij dit alles is het duidelijk dat er enerzijds algemene oriëntaties zijn en dat anderzijds een proces steeds situatiegebonden is en dus een aparte aanpak vraagt. Deze twee met elkaar verbinden, is beleid voeren. Wilt u hierin stappen zetten, kunt u steeds voor hulp bij het CCV aankloppen. We zijn uw partner! Slot U heeft een aantal ideeën, werkpunten, voorstellen… U gaat daarmee aan de slag en houdt daarbij, bij elk idee dat u gaat uitwerken, deze drie punten in het oog: Werk planmatig, co-creatief en met oog voor het herzienbare Haal inspiratie uit het leven en de boodschap van Jezus Weet u deel van een groter geheel Dat is de proviand voor onderweg die we u vandaag wilden aanbieden. 6