Nieuwe kansen voor de kerk als gemeenschap Jongeren hebben niet genoeg aan zichzelf Toen we, met het oog op onze nieuwe methode voor belijdeniscatechese, onderzoek deden onder belijdeniscatechisanten, behoorde het volgende tot de meest opvallende resultaten: de lessen over de gemeente en de kerk vonden ze het minst interessant. Apart natuurlijk, want belijdenis doen heeft juist alles te maken met de kerk en de gemeente. Je sluit je daarmee bewust aan bij de gemeenschap van gelovigen. ‘Dat is waar’, zouden deze jongeren waarschijnlijk zeggen, ‘maar of ik daarvoor juist déze gemeente en déze kerk nodig heb…? Dat is nog maar de vraag.’ Hoe wonderlijk ook, de meeste predikanten en andere leidinggevenden in de gemeente zullen het (h)erkennen: jongeren lopen niet zo gauw warm voor activiteiten van de gemeente. En ‘de kerk’, de Protestantse Kerk in Nederland of een andere kerk, die zegt hen al helemaal weinig. De vraag is dan des te meer: wat doen we met deze constatering? Wat doen we met het gegeven dat ná de tienerclub het aantal deelnemers aan het jeugdwerk bijna overal ontzettend daalt? Nemen we het gewoon voor lief dat de kerk voor 16+’ers blijkbaar geen ontmoetingsplek meer is om het geloof te delen? Sportclub Lid zijn van een gemeente of van een jeugdvereniging van de kerk is veel minder vanzelfsprekend dan vroeger. Natuurlijk, dat heeft te maken met secularisatie, maar er is meer aan de hand. Het is onderdeel van een tendens die breder in de maatschappij zichtbaar is. Een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat eind november 2014 verscheen, liet dat zien. Steeds meer organisaties – het onderzoek noemt met name politieke partijen, vakbonden en kerken – hebben moeite om mensen aan zich te binden. We hebben het dan dus niet alleen over kerken en niet alleen over jongeren, maar ook over andere maatschappelijke organisaties en ook over ouderen. Er is één uitzondering: ‘Nederlander heeft kerk verruild voor sportclub’, kopte de Volkskrant. Want tegen de trend in groeide het totale ledental van 22 grote sportbonden uit het SCPonderzoek, sinds 1980 met 1% per jaar. Het SCP vindt dat opvallend, omdat sportclubs relatief veel tijd en geld vragen van hun leden. En nog geen tien jaar geleden voorspelden sociologen dat in een geïndividualiseerde samenleving als de onze, ook sportorganisaties het moeilijk zouden krijgen. Niet dus. Bijzonder hoogleraar sportsociologie Koen Breedveld zegt daarover in de Volkskrant: ‘Sport is een makkelijke manier om mensen te ontmoeten die dezelfde interesse hebben. Dat is anders dan bij een politieke partij of een vakbond, waarvan je eerder lid wordt uit overtuiging of gedrevenheid.’ En blijkbaar ook anders dan bij een activiteit van de kerk… Speeltuin Heeft dit tóch niet te maken met de toegenomen individualisering? Ga maar na, misschien heeft de populariteit van sport er wel mee te maken dat het een manier is om jezelf te profileren! Is deze individualisering dus niet een belangrijke verklaring voor het feit dat de kerk jongeren minder aan zich weet te binden? Het antwoord is niet een eenduidig ja of nee. Het heeft iets van allebei. Ja, er is onmiskenbaar sprake van individualisering, juist ook in de jongerenwereld. In een artikel over de ‘Generatie Grenzeloos’ schreef journaliste Renate van der Zee in HP/DeTijd (oktober 2014) ‘dat een substantieel gedeelte van de nieuwe generatie – bijna de helft – de grenzeloze mentaliteit bezit. Deze jongeren hebben een onrealistisch, om niet te zeggen narcistisch, zelfbeeld en ze zijn extravert en assertief. Ze gaan graag mee in de nieuwste trends van de consumptiecultuur en willen vooral hun ‘eigen ding’ doen. Ze vinden het belangrijk om origineel te zijn en “uit het leven te halen wat erin zit.” En wel nu. De wereld is hun speeltuin en in die speeltuin draait het vooral om hen.’ Daarmee is tegelijk gezegd waarom de kerk voor deze jongeren geen aantrekkelijke gemeenschap is. Dat hoeven we onszelf niet kwalijk te nemen. Toch is het begrip ‘individualisering’ hier niet toereikend. Drs. Harmen van Wijnen, voormalig HGJB-directeur wijst daarop in een Engelstalig artikel over geloofsgemeenschappen. Wat anderen individualisering noemen, noemt hij liever ‘subjectivization’ (subjectificatie). Dat wil zoiets zeggen als: de moderne mens ziet zichzelf vooral als subject in zijn omgeving, in plaats van als object. Een organisatie die haar leden vooral als objecten ziet (‘lijdend voorwerp’) heeft in deze tijd weinig overlevingskans. Mensen willen ertoe doen, invloed hebben, persoonlijk betrokken zijn. Zo bezien, heeft individualisering (of subjectificatie) dus ook iets positiefs. Het betekent een accent op het persoonlijke. Als we merken dat jongeren dááraan behoefte hebben – en dat hebben ze – mogen we het ons wel degelijk aanrekenen als we in die behoefte niet voorzien. Socialiteit Deze jongeren zijn niet per se narcistische individualisten. Het is waar, de kerk als instituut zegt hen niet zoveel. Dat is hen allemaal te zakelijk en onpersoonlijk (‘Wat heb ik daaraan?’). Maar dat betekent niet dat ze genoeg hebben aan zichzelf. Integendeel, jongeren anno 2015 hebben juist enorm veel behoefte aan contacten en aan gemeenschap. Het verschil met vroeger is alleen dat ze zélf bepalen waar ze die contacten en die gemeenschap zoeken en vinden. De basis ervan wordt vooral gevormd door ‘gedeelte interesses’ en ‘gedeelde gevoelens’ (H. van Wijnen) en niet door structuren die de kerk – met alle goede bedoelingen voor hen in het leven heeft geroepen. Dat laatste is een belangrijke stelling in het onderzoek dat Harmen van Wijnen heeft gedaan onder verschillende jongerengroepen. Hij pleit ervoor dat de kerk méér aansluit bij de ‘natuurlijke socialiteit’ van jongeren, oftewel de gemeenschapsvormen die als vanzelf onder hen ontstaan. Iedereen die betrokken is bij jeugdwerk kent zulke netwerken, zo schrijft hij. Denk bijvoorbeeld aan vriendengroepen, spontane bijbelstudiegroepen, Facebookgroepen, e.d. De kerk zou deze groepen moeten ‘zegenen’ en stimuleren, onder andere door natuurlijke leiders in deze groepen te ondersteunen en te vormen. Er zijn best praktische vragen te stellen bij deze stelling, bijvoorbeeld: hoe krijg je als kerk dan aansluiting bij deze groepen? Zitten deze groepen daarop wel te wachten? Maar los daarvan is ze de moeite waard om te overdenken. Als kerk denken we misschien teveel vanuit ons eigen aanbod, in plaats van vanuit de vraag en de behoeften van jongeren. ‘We hebben een 16+-groep, daar kan iedereen terecht, dus dat moet genoeg zijn.’ We zouden méér kunnen vragen: waar hebben jullie behoefte aan? En hoe zouden we jullie daarbij kunnen helpen? Dat kan als consequentie hebben dat je er met één 16+-groep niet bent. Om maar één voorbeeld te noemen: een groep vmbo’ers heeft waarschijnlijk andere vragen en behoeften dan een groep studenten. Dat kan een reden zijn om ruimte te geven aan verschillende groepen in de gemeente. Nieuwe kansen Ondertussen blijft het natuurlijk de roeping van de kerk om jongeren duidelijk te maken dat de wereld en de kerk niet om hén draaien. Voor een deel is dat een tegendraadse boodschap: de kerk is nu eenmaal geen gemeenschap van mensen die je zélf om je heen verzamelt, maar van mensen die God bij elkaar heeft gekozen. Dat schept verantwoordelijkheid, of je nu wilt of niet. Toch kunnen we ook wat deze boodschap betreft, meer aansluiting zoeken bij de jongerencultuur. Niet omdat de jongerencultuur bepalend is, maar omdat ze ons kan wijzen op onderbelichte aspecten in de bijbelse boodschap. Een opvallend kenmerk in de huidige generatie jongeren is namelijk hun optimistische instelling. Ze willen positief blijven, en niet doemdenken. Oké, dat heeft soms iets naïefs (‘the sky is the limit’ en ‘we can do it’), maar dit ‘grenzeloze’ heeft de Bijbel toch óók, namelijk wanneer ze spreekt over de komst van Gods Koninkrijk! Dat Koninkrijk realiseert zich door de persoonlijke (!) geschiedenissen van mensen die God hebben ervaren en daarover vertellen. Op deze toonhoogte spreken, heeft iets uitnodigends en spannends – juist ook voor jongeren: ‘Laat je als ‘subject’ (persoon) inschakelen in deze keten van verhalen.’ Dat is een andere manier van spreken dan wanneer je – gechargeerd gezegd – alleen maar waarheden over ze uitstort, waartoe ze zich als object mogen verhouden. Die laatste manier schept niet echt gemeenschap, omdat je er als gelovige niet echt toe doet. Leven in Gods Koninkrijk creëert die gemeenschap wel, omdat het benadrukt dat God Zijn Koninkrijk dóór jou heen realiseert (NB: dat is wat anders dan door jou). Als mensen daarover hun eigen verhalen gaan vertellen, ontstaat er gemeenschap, zelf over de generaties heen. Nieuwe kansen voor de gemeente van deze tijd!