Brief 31 okt 2014 - Regiegroep Recreatie en Natuur

advertisement
Betreft: voorhangprocedure Ontwerpbesluit grenswaarden PAS
Bilthoven,31 oktober
Geachte woordvoerder,
Introductie
In het recente PBL rapport worden sombere signalen afgegeven over de onzekerheden rondom de
effecten van de PAS herstelmaatregelen en de beschikbaarheid van voldoende ontwikkelingsruimte.
Mede naar aanleiding hiervan vraagt de recreatiesector opnieuw aandacht voor voldoende ruimte
voor recreatief gebruik en ontwikkeling. Alhoewel de recreatiesector nauwelijks stikstofuitstoot
veroorzaakt, kan het incidenteel wel leiden tot een beroep op de PAS-ruimte bij uitbreiding van een
recreatieterrein, waarbij er een mogelijke toename van verkeer wordt verwacht .
De recreatiesector vraagt zich af of de aanwijzing van stikstofgevoelige habitats en soorten in Naturagebieden nog wel door de beugel kan, gelet op het evenredigheidsbeginsel (proportionaliteit) dat de
Europese Unie in haar verdrag heeft staan (VEU artikel 5 lid 4 ). Dit beginsel is ook van toepassing op
de uitvoering van haar richtlijnen.
Daarnaast zijn ook de onderstaande bepalingen uit het ‘Werkingsverdrag’ van kracht:
art 191 lid 3: Bij het bepalen van haar milieubeleid houdt de Unie rekening met
-de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio’s
-de economische en sociale ontwikkeling van de Unie als geheel en de evenwichtige ontwikkeling
van de regio’s
Ontwerpbesluit
Los van de sombere signalen door het PBL, veroorzaakt het voorhangende Besluit voor de
recreatiesector twee knelpunten:
1. Blijft er nog wel ruimte over voor aanspraak op de ontwikkelingsruimte voor
recreatiebedrijven en verenigingen. Het voorliggende besluit lijkt namelijk onvoldoende
ruimte en waarborgen te geven, omdat de gereserveerde ‘depositieruimte voor
grenswaarden’ te beperkt is c.q. onzeker wordt, dit mede als gevolg van de nieuwe
begrenzingnorm van 95% ( zie bijlage hierna).
2. Het grenswaardensysteem , inclusief meldplicht, blijft toch nog van kracht in de 38 Natura
gebieden waar stikstofbelasting niet relevant is vanwege afwezigheid van gevoelige flora en
fauna. Dit kan weer tot allerlei decentrale regeldruk leiden bij de ambtelijke loketten.
Voor mogelijke aanpassingen verwijzen wij graag naar de voorstellen in de bijlage hierna.
De Regiegroep Recreatie en Natuur hoopt dat u deze zaken bij uw inbreng van het ontwerp Besluit
aan de orde wilt stellen. Uiteraard zijn we bereid desgewenst nog nader toe te lichten.
Met vriendelijke groet,
Namens de Regiegroep Recreatie & Natuur
A. ( Fred) A.M. Bloot, voorzitter
Bijlage: Nota van Toelichting over ‘depositieruimte voor grenswaarden’
Voorstel 1 : verbeterde tekst voor de berekening van ‘Depositieruimte voor Grenswaarden (DvG)
In de tekst van de Nota Van Toelichting (NvT) staat onder 3.4.4 de cryptische zin :
“30 % van het verschil tussen enerzijds de omvang van de totale depositieruimte en anderzijds de
som van ontwikkelingsruimte voor prioritaire projecten en de depositieruimte voor autonome
projecten” De RRN zou deze onduidelijke toelichting, mede door een gebrek aan wetsdefiniëring
(zie ook voorstel 3 ) graag vervangen zien worden door een heldere uitleg waardoor het mogelijk is
om precies te begrijpen waar deze 30 % op terugslaat.
Voorstel 2 : niet tornen aan de DvG maar een andere verdeelsleutel
De DvG, die slechts 30 % van het verschil bedraagt, zal ook nog eens kunnen worden ingekrompen
op twee manieren:
1) als er meer ruimte nodig is voor Nb-wet vergunde projecten en hun zgn. ‘ontwikkelingsruimte’
2) als 95% van de DvG is opgemaakt, heeft de ondernemer nog maar een vrijstelling onder de 0,05 in
plaats van 1 mol en moet hij ook verplicht melden.
Dit lijkt ons onredelijk, omdat de projecten die vallen onder een DRG gebied al weinig uitstoten, is
het niet fair om van die 30 % ook nog eens op bovenstaande twee manieren de beschikbare ruimte
te verkleinen.
Voorstel 3: verbeter de definiëring en de toelichting
Zowel in de nieuwe Nb-wet als in het ‘voorhangende’ Besluit worden twee sleutelbegrippen
gehanteerd: ‘ontwikkelingsruimte’, recent in de Nb-wetswijziging 1998 gedefinieerd en
‘depositieruimte’, nog niet gedefinieerd. Ook de definiëring van ‘autonome projecten’ is niet
aanwezig.
De toelichting hierop is naar onze mening niet compleet. Met name die ‘groei van het autogebruik’
is onvoldoende toegelicht ( zie NvT voetnoot blz.3 ). Wat mag men daar aan toerekenen? In dat
verband wil de RRN ook graag uitleg wat er exact begrepen en verdisconteerd wordt onder
‘verkeersaantrekkende werking’ ( blz.7).
De definitie van ‘scheepvaartfunctie’ vinden wij noodzakelijk, omdat in de toelichtende tekst hier
kennelijk alleen uit wordt gegaan van grote schepen met schoorstenen.
De definiëring van ‘programma’ ziet toe (volgens de recent vastgesteld Nb-wetswijziging) op een
‘stikstofprogramma’( 19kg). Maar in art 1.11. nieuwe Nb - wettekst ziet ‘programma’ ook toe op
andere doelen die men programmatisch wil regelen. De RRN pleit voor het zo min mogelijk toestaan
van aparte programma’s en plannen, omdat deze stapeling van beleid leidt tot extra regeldruk.
Bovendein is de prioritering niet helder. Daardoor denken deelnemers aan dergelijke plannen of
programma’s zekerheden te kunnen ontlenen, die vervolgens met één pennenstreek weer kunnen
worden afgeserveerd door het bevoegde gezag.
Download