Preek op 20 maart 2016 in de Morgensterkerk over Exodus 15 en

advertisement
Preek op 20 maart 2016 in de Morgensterkerk over Exodus 15 en Marcus 11: 1-11
Palmzondag
Lieve gemeente,
En dan? Hoe gaat het verder? Wat komt er na de bevrijding? We zagen en belééfden de afgelopen
zondagen dat buitengewone: hoe het volk wegtrekt uit de ellende, door de zee trekt. Niet te filmen.
Mensen, wat een gebeuren.
Maar dan? Wat komt er dan? Wij zouden het misschien op een nadenken zetten. Reflecteren en met
elkaar in discussie. Want hoe zit dit? Eerst was hier de zee, toen was er ineens het droge, en nu is er
weer de zee. Assiemenou! Dat kan natuurlijk niet, dus hoe moet je het zien? Zit er een historische
kern in, of moet je het meer symbolisch zien? Zo’n gesprek…
Maar hier wordt gezongen. En dat is toch wel een beslissend ánder antwoord. Zingen! Een lied van
verwondering. De verbazing van: we leven nog, lieve help, we leven! We zijn niet ondergegaan,
bevrijd zijn we, gered. Verlost van het kwade, de tyrannie verdreven. O God, we zijn er nog! Uit die
verwondering wordt een lied geboren:
Zingen wil ik voor JHWH!
Hij is hoog verheven:
het paard en zijn ruiter slingert hij in zee.
Mijn kracht, mijn lied is hij,
hij werd mij tot bevrijding…
De vreugde. Lieve gemeente, dat is het, daar gaat het om. Dat komt eerst. Zijn wij dat vergeten? Zou
kunnen. Het zit een beetje in onze cultuur, ben ik bang, ook in onze kerkelijke cultuur: dat we te
ernstig zijn, te plechtig. Nu goed, vooruit, zo zijn we gewoon. Is ook OK natuurlijk. Maar laten we
tegelijk niet vergeten die vreugde op te zoeken. Dat er gezongen mag worden, móet worden. (Waar
zijn eigenlijk onze tamboerijnen?)
II
Maar nu, wat wordt er gezongen, wat is de songtekst? We hebben het niet helemaal gelezen, dus als
u het precies wilt weten: thuis nog even zelf studeren. We hebben het begin gehoord en het slot. En
het slot, daar gaat het om, daar zingt dat hele lange lied naar toe. Daar klinkt het woord: hij is koning.
Deze God, hij zal koning zijn en hij is het ook al. En wat voor een koning! Hoog verheven! Machtig, vol
heerskracht.
Maar… terwijl ik dat zo op een rij zet, word ik toch ineens een beetje ongelukkig. Ik voel, denk ik, een
soort kortsluiting met wat we in onze wereld te veel horen en zien. JHWH is een man van strijd, een
oorlogsman!? Zo staat het er… Maar in onze wereld horen wij teveel: ‘God is groot!’ – en dat mensen
daar macht en geweld mee bedoelen. ‘God is de grootste’ is in het Arabisch allahoe akbar… en we
maken te vaak mee dat dat gebruikt wordt om mensenmacht en mensengeweld mee te
onderstrepen. ‘Als mijn God maar de grootste is, dan ben ik het zelf ook!’
Zie je, ik ben bang dat we terechtkomen in de algemeen-bekende termen van: God is koning, God is
machtig, God is groot. Dat zegt iedere religie, het christendom voorop, de islam ook… daar is niets
bijzonders aan.
Maar nu worden deze algemene termen van ons, dit vanzelfsprekende religieuze denken door de
Bijbel geweldig verstoord. Dat wordt totaal op z’n kop gezet. Dat is wel opletten geblazen. Want als
we oppervlakkig lezen, dan is dit niet anders dan de volgende ‘God is groot-groter-grootst-tekst’.
Een koning dus. Maar hoezo koning, wat voor een koning? … Misschien helpt het al om te bedenken
dat dat hier, op deze plek, in Exodus 15, voor het eerst in de Bijbel zo gezegd wordt. Hier, in het lied
van net na de zee: hier wordt voor het eerst die bijzondere God van Israël koning genoemd. Het
woord koning valt hier natuurlijk niet voor het eerst; in het boek Genesis kwamen er al koningen
langs, en toen natuurlijk de koning van Egypte, de Farao. Maar nu, nu blijkt dat deze Gód koning is.
En hoe dan, wat voor een koning? Anders dan al die andere koningen, omdat hij bevrijding is.
Bevrijding van slaven. Redding van reddelozen. Dat kroont hem tot koning.
Alleen op die manier! Alleen zo kan hij zo bezongen worden als koning, als hoog verheven. Zo is hij
koning: in hoe hij geslagen en verslaafde mensen opzoekt en bevrijdt. Alleen zo is hij hoog verheven:
in solidariteit en liefde. In compassie.
Ja, en wie zingen dit? Slaven die net ontsnapt zijn. Verschoppelingen, de verloren kinderen van de
aarde. De mensen die het meest op die liefde en compassie aangewezen zijn. Misschien moet je zelfs
wel zeggen: alleen als zij dit zingen, is het waar. Alleen in hun mond klopt het. Stel je voor immers –
klein gedachtenexperiment –, dat de soldaten van de Farao dit lied zouden zingen, terwijl ze Israël
achtervolgen. Als zij zouden zingen:
Uw rechterhand, JHWH, uw heerskracht,
uw rechterhand verslaat de Vijand…
dan zou het meteen een leugen zijn. Net zo’n leugen als ‘Gott mit uns’ op de riemen van soldaten, of
‘God is on our side’ geschreven op bommenwerpers. Net zoals het een leugen is, een ongelofelijke
vloek, om te roepen ‘God is groot’ met een kalashnikov in de hand.
Dit lied: het lied van Mozes, Mirjam en de kinderen van Israël, is alleen in hún mond waar. Alleen wie
de diepte kent, alleen wie met zijn voeten is gegaan door de zee, over het droge, alleen die mag dit
zo zingen.
…
III
Jezus trekt met zijn leerlingen naar Jeruzalem. Waarom? Omdat hij een Jood is, een kind van Israël.
En omdat het Pesachfeest nabij is. Pesach, dat is het feest van de bevrijding uit Egypte. En als het
Pesach is, dan trekt iedere Jood, als het enigszins mogelijk is, als pelgrim naar Jeruzalem. Om naar de
tempel te gaan. Om dit mee te vieren. Om de liederen van uittocht mee te zingen. Daarom trekt nu
ook Jezus naar Jeruzalem.
En terwijl hij naar Jeruzalem trekt, gebeurt er ineens iets vreemds. Dan gebeurt het namelijk dat hij,
in de weg die hij gaat… dat hij deze hele weg van Israël opnieuw waar maakt. Dit gebeuren van
uittocht en doortocht, bevrijding… dit hele gebeuren van gaan door de dood heen naar het leven toe:
dat is zijn weg. Dat maakt hij waar met zijn eigen leven, met zijn eigen lijf. Het is één het hetzelfde.
Hoe moet ik het uitleggen?
Ik geloof dat ons een beetje dwars zit, dat wij spreken over het Oude en het Nieuwe Testament. Die
termen alleen al maken dat wij denken: Je hebt éérst het oude, dat zijn die oude verhalen, nu ja, daar
vinden we vanalles van, OK. Maar vervolgens komt het nieuwe, en dat is het eigenlijke, dat is waar
het eindelijk gelukkig echt om gaat. Maar nee, het is één. Je kunt het niet van elkaar los maken, het is
één verhaal, één gebeuren. Als Jezus het brood breekt voor zijn leerlingen, dan is dat de matze van
Pesach. Als Jezus sterft en door de dood gaat, dan is dat zijn afdaling in de zee. Als Jezus opstaat uit
de dood, dan is dat zijn redding uit de ondergang, zijn aankomen aan de overkant.
En als hij nu als een koning Jeruzalem binnenrijdt, dan komt in hem Gods koningschap aan het licht,
precies zoals Mozes en Mirjam het bezingen. Deze God is koning. Ja, maar hóe? Als een bevrijder.
De mensen die hem toejuichen en zwaaien met hun takken, die hebben dat door. Want wat roepen
ze: Hosjannah! En dat betekent níet Hoera (‘Leve de koning, hoera!’). Nee, hosjannah is een woord
uit die Psalm 118 en betekent letterlijk: Bevrijd toch! Haal ons hier uit! Bedenk dat nog even als wij
straks met de kinderen dat leuke liedje zingen: ‘Daar komt hij aan… Hosanna, hosanna voor Jezus de
Heer…’ Hosjannah betekent: bevrijd ons, alsjeblieft, kom ons toch helpen…
IV
JHWH, de Naam, deze bijzondere God van Israël: hij is koning, hoog verheven. Omdat hij als geen
ander een dienaar is van kleine mensen. En dat is wat Jezus met zijn leven, met zijn lijf en leden waar
maakt. Hij als geen ander.
Maar, misschien toch ook nog anderen. Ik moest ineens denken aan een verhaal dat verteld wordt
over Dietrich Bonhoeffer. De Duitse theoloog die in het verzet tegen het nazisme betrokken raakte
en die aan het einde van de oorlog is vermoord. Hij was leider van een predikantenleiding, het
predikantenseminarie Finkenwalde. Hij was iemand met een geweldige status, iemand die indruk
maakte en invloed had. Op een zekere middag zat hij met z’n studenten te eten in het huis waar ze
verbleven. Na de maaltijd was natuurlijk de vraag: Wie doet de afwas? En toen bleef het stil. Waarop
Dietrich Bonhoeffer opstond, de borden opstapelde en naar de keuken liep. Zijn studenten renden
achter hem aan: ‘Nee! U moet dat toch niet doen! Laat ons maar…’ Hij stuurde ze de keuken uit:
‘Waarom zou ik het niet doen?’ De grote, indrukwekkende directeur: aan de afwas.
Het koningschap van deze bijzondere God mag geen theorie blijven, dat moet gedaan worden. En het
wórdt gedaan, waar mensen van hun tronen stappen, waar mensen van hun status afzien. Misschien
zijn wij het zelf wel, hier en daar, af en toe, wie weet.
En daarom rijdt Jezus op een ezelveulen Jeruzalem in. En dat is om precies te zijn: absurd. Tja, dit
verhaal komt zo ongeveer ieder jaar langs, dus we zijn er inmiddels aan gewend. Maar, mensen: een
koning rijdt niet op een ezel. Alleen als je de Messias van Israël bent, ja dan wel. Maar dat is dus
absurd.
Heerlijk! Heerlijk absurd! En daarom gaan we nu zingen. We zingen nu eerst een wat ingetogener
lied. Maar straks, als de kinderen terugkomen met hun Palmpasenstokken, dan… dan moet het dak
eraf. Dan moeten we zingen zoals Mirjam en alle vrouwen. Zoals Mozes en alle kinderen van Israël.
Want deze God: hij is koning. En deze mens: hij maakt dat koningschap waar.
Lof zij u, Christus!
Download