lesmateriaal vwo 4 periode 2

advertisement
Welvaartsvaste / waardevaste uitkering
Bij een welvaartsvaste uitkering , wordt de uitkering met hetzelfde percentage verhoogd als de
loonontwikkeling.
Bij een waardevaste uitkering, wordt de uitkering met hetzelfde percentage verhoogd als de
inflatie.
Voorbeeld
Stel dat de prijzen in 2016 met 1,5% stijgen en de lonen met 2%.
Ralf heeft in 2015 een pensioenuitkering van € 1.800 per maand.
Welvaartsvaste uitkering
€ 1800 x 1.02 = € 1.836
Waardevaste uitkering
€ 1800 x 1.015 = € 1.827
i/a-ratio / participatiegraad
De i/a ratio geeft de verhouding weer tussen het aantal mensen met een uitkering (inactieven)
en de werkenden (actieven).
De participatiegraad geeft het verband weer tussen de beroepsbevolking die zich aanbieden op
de arbeidsmarkt en de beroepsgeschikte bevolking.
Formules:
Inactieven
i/a ratio = actieven
Beroepsbevolking
Participatiegraad = Potentiele beroepsbevolking X 100
Voorbeeld
Totale bevolking
Bevolking 15 en 67 jaar (AOWleeftijd)
Aantal AOW’ers
Beroepsbevolking
Werklozen met uitkering.
Aantal arbeidsongeschikten met
uitkering
16.5 miljoen
12 miljoen
2 miljoen
10 miljoen
2 miljoen
0.5 miljoen
( 2 mln + 2 mln + 0.5 mln)
i/a ratio
( 10 mln – 2 mln)
= 0,56
10 mln
Participatiegraad= 12 mln x100 = 83,3%
Levensfasen, inkomen en vermogen
Kern van de levensfasen, inkomen en vermogen
(Periode 0a)
In je eerste levensfase Verdien je geen inkomen. Je ouders die werken betalen dan nog een
groot deel van de uitgaven.
In de eerste levensloopfase maak je ook gebruik van veel overheidsvoorzieningen. Denk aan
gratis onderwijs en kinderbijslag. Dit wordt betaald uit premies en belasting.
(periode AB)
Bijna iedereen bouwt in zijn studententijd zelfs een studieschuld op.
(periode BC)
Als Je gaat werken kun je langzaam je studieschuld aflossen. Daarnaast neemt het vermogen
toe door de pensioenopbouw en door toename van het spaarsaldo.
Daarnaast los je met je vermogen je hypotheekschuld af. Dat zorgt voor daling rente.
In deze levensfase moet je veel premie en belasting afdragen aan de overheid.
(periode CD)
In de laatste levensfase stop je met werken. Je ontvangt AOW en mogelijk aanvullend
pensioen. Maar dit is niet veel en dus neemt je vermogen af. Je moet veel opmaken om van te
kunnen leven.
Grijze druk / groene druk
Grijze druk =
Aantal AOW'ers
Aantal 20 jaar tot AOW leeftijd
X 100 %
Jongeren tot 20 jaar
Groene druk =
Aantal 20 jaar tot AOW leeftijd
X 100 %
Voorbeeld:
jaar
Aantal
inwoners
In miljoenen
0 tot 20 jaar in
procenten van
totaal
inwoners
20 jaar tot
AOW leeftijd in
procenten van
totaal
inwoners
AOW’ers
In procenten
van totaal
inwoners
2016
16.4 mln
23.7%
61%
15,3%
3.886.800
inwoners
2.509.200
Grijze druk = 10.004.000 X 100
Groene druk=
= 25%
3.886.800
X 100 = 38.9%
10.004.000
10.004.000
inwoners
2.509.200
inwoners
Demografische druk
25% + 38.9% = 63.9%
Individuele vraaglijn
De individuele vraaglijn geeft het verband tussen de prijs en de vraag.
Bij heel veel producten geldt, als de prijs stijgt daalt de vraag.
Individuele vraaglijn tekenen
Vraagfuncie Qv = -10P + 94
bereken de 0-punten voor zowel prijs en de vraag.
P=0
Qv = -10P + 94
Qv = -10 x 0 + 94
Qv = 94
Qv = 0
Qv = -10P + 94
0 = -10P + 94
10P = 94
P = 9,4
Collectieve vraaglijn
Individuele vraagfunctie Ilse: - 0.05p + 6
Individuele vraagfunctie Sanne: - 0.0625p + 5
Collectieve vraagfunctie
Individuele vraagfunctie Ilse: - 0.05p + 6
Individuele vraagfunctie Sanne: - 0.0625p + 5
Oplossing:
Qvqol = Qv1 + qv2 = -0.05p + 6 + ( -0.0625 + 5) = 0,1125P + 11 als p <80
Qvcol = QV1= -0,05p+6 als p > 80
Verschuiving langs of van de vraaglijn
Langs de vraaglijn: de vraaglijn veranderd niet!
Door een verlaging van de prijs, wordt er meer
verkocht.
Door een verhoging van de prijs, wordt er minder
verkocht.
Van de vraaglijn: De vraaglijn veranderd! Dit kan
zowel van links als naar rechts.
Behoefte consument naar je product stijgt (rechts)
Je product raakt uit de mode
(links)
Je product is veel in de Reclame
(rechts)
Het inkomen neemt toe in een land
(rechts)
Er komt een extra concurrent op de markt (links)
6.4 prijselasticiteit berekenen.
Epv=
Procentuele verandering gevraagd hoeveelheid
Procentuele verandering van de prijs
Procentuele verandering berekenen?
Nieuw - oud
X 100
oud
Haha.. Easypeasy man.
Voorbeeld
De prijs van een fiets is in (2015) € 250. In (2016) is de prijs met € 50 gestegen.
De vraag naar deze fiets is hierdoor gedaald van 500 stuks naar 375 stuks.
Bereken de prijselasticiteit van dit product.
Procentuele verandering gevraagde hoeveelheid
( € 375 – € 500) / € 500 x 100 = -25%
Procentuele verandering van de prijs
(€ 300 - € 250) / € 250 x 100 = 20%
- 25 = -1,25
20
De prijselasticiteit is dus -1,25. Het gaat dus om een luxe product.
Uitkomst prijselasticiteit
kleiner dan -1 = luxe goederen.
(prijselastisch)
Tussen 0 en -1 = noodzakelijke goederen. (prijsinelastisch)
Gelijk aan 0 = prijsonafhankelijke goederen. (volstrekt
prijsinelastisch)
Kruisprijselasticiteit van de vraag
De kruislingse prijselasticiteit is een getal dat aangeeft welk effect de verandering van
de prijs van het ene product heeft op de verkoop van het andere product.
Ek=
Procentuele verandering vraag product 1
Procentuele verandering prijs product 2 (oorzaak)
Procentuele verandering berekenen?
Nieuw - oud
X 100
oud
Haha.. Easypeasy man.
Voorbeeld
De oude prijs van een mobiele telefoon van het merk Samsung is € 590. Een detaillist
besluit de prijs te verhogen met € 15. Als gevolg hiervan daalt de afzet met 12 stuks per
maand. De nieuwe afzet is 100 stuks. De prijs van een I Phone blijft gelijk. De afzet
hiervan stijgt in dezelfde periode met 112 stuks naar 120 stuks.
Bereken de kruislingse prijselasticiteit.
Procentuele verandering vraag i Phone
(120 stuks – 112 stuks) / 112 stuks x 100 = 7,14%
Procentuele verandering prijs Samsung
(€ 605 - € 590) / € 590 x 100 = 2,5%
7,14 = 2.86
2,5
Uitkomst kruiselasticiteit
Positief (+) = substitutiegoed.
Negatief (-) = complementair goed.
Gelijk aan 0 = onafhankelijke goederen.
Substitutiegoederen
(producten die elkaar vervangen)
Als de prijs van cola stijgt,
Dan stijgt de vraag naar
fanta.
Complementaire goederen
(producten die elkaar aanvullen)
Als de prijs van een Dolce
Gusto apparaat stijgt, dan daalt
de verkoop van deze cupjes.
Oefenen
Vanwege tegenvallende verkopen zit puck met te veel voorraad. Ze wil de afzet met 60%
verhogen door een prijsverlaging. Het product wordt normaal gekocht voor € 70. De
prijselasticiteit van de vraag voor dit product is -3.
Wat zal de nieuwe verkoopprijs moeten worden om het gestelde doel te halen?
+ 60% -3
=
?
10 = 5
2
De nieuwe prijs moet dus met 20% verlaagd worden.
De nieuwe prijs wordt 70 x 0.80 = € 56
+60% = -3
-20
Download