Je onderzoekt de eigenschappen van getallen OPDRACHT 1 Delen met rest. Hoeveel hou je over? Reken de som van de afzonderlijke cijfers van het getal uit. Is de som groter dan 9, dan neem je de som van de e cijfers van de som. Blijf dit doen tot je op p een getal onder de 9 uitkom mt. Reken ook uit wat je overhoudt als je het getal do oor 9 deelt. G E TA L ( S O M VA N D E ) S O M VA N D E C I J F E R S DELEN DOOR 9 40 4+0=4 40 : 9 = 183 + + = + = 183 : 9 = 36.782 + + + + = + = 36.782 : 9 = 45.470 + + + + = + = 45.470 : 9 = 867.283 + + + + + + = 867.283 : 9 = = REST Wat valt je op aan de uiteind delijke som van de cijfers en de rest? OPDRACHT 2 Vul de regels aan. Schrijf en leg uit. Kijk naar de tekening. Maak het rijtje sommen en vul de regels aan. 10 : 9 = rest 50 : 9 = rest 80 : 9 = rest Regel: ege Alss je een ee tiental t e ta deelt dee t doo door 9, dan da iss de rest est hetzelfde et elfde als het he aantal geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 100 : 9 = rest 300 : 9 = rest 600 : 9 = rest Regel: Als je een honderdtal hond derdtal deelt door 9, dan is d de e rest hetzelfde als a het aanttal 1000 : 9 = rest 2000 : 9 = rest 9000 : 9 = rest Regel: ege Alss je een ee duizendtal du e dta dee deeltt doo door 9, da dan iss de e rest hetzelfde als a het aanta al 1 . . . OPDRACHT 3 Wat is de regel bij tienduizendtallen, honderdduizendtallen enzovoort? Regel: Als je een tienduizendtal, honderdduizendtal enzovoort deelt door 9, dan is de rest hetzelfde als het aantal OPDRACHT 4 Reken de sommen uit zonder te delen. Gebruik de regels die je in opdracht 2 ontdekt hebt. 20 : 9 = rest 2:9= rest 500 : 9 = rest 50 : 9 = rest + + 520 : 9 = 52 : 9 = rest 1:9= rest 10 : 9 = rest 200 : 9 = rest 1000 : 9 = rest rest 1211 : 9 = geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg + rest WAAROM MAG JE DE RESTEN STEEDS OPTELLEN? 2