Wereld in Getallen Blok 4A groep 7

advertisement
Wereld in Getallen Blok 4A groep 7
Minimumtoets
1. Cijferend aftrekken van geldbedragen. Bij deze sommen is het volgende erg belangrijk. Het
inwisselen bij de minsommen kan een probleem vormen. Het kind moet weten dat er soms een
tiental ingewisseld moet worden voor tien eenheden. Kijkt u maar bij de voorbeeldsom.
Je begint rechts, bij de eenheden. 5 – 0 = 5. 4 -7 kan niet. Dus dan moet je er eentje lenen bij de
buren. Je leent er een bij de 3, die is dan nu nog maar 2 waard. Dat eentje zet je voor de 4, dus 4
wordt 14. 14 – 7 kan wel en is 7. Dan schrijf je de komma op! 2 – 2 = 0. 3 – 1 = 2.
2. Structuur van getallen tot 1 miljoen. Bij deze som moeten de kinderen goed kijken hoeveel het
getal waard is, zeker met grote getallen kunnen al die nullen verwarrend zijn. Het positieschema
is een handig model om toe te passen!
3. Procenten. Deze som is niet al te moeilijk. Het enige wat lastig kan zijn is dat ze goed moeten
kijken op de strook tot hoe ver ze deze kleuren. Gelukkig helpen de streepjes daarbij.
Projecttoets
4. Meten  afstand, tijd en snelheid. Als je 60km in één uur rijdt, en je legt 20km af…hoe lang ben
je dan onderweg? Dat moeten de kinderen bij deze som kunnen uitrekenen.
Het beste hulpmiddel bij deze som is de verhoudingstabel. Ik laat zien hoe ik de tweede som,
Krommenie, heb uitgerekend met een verhoudingstabel.
Aan de bovenkant staan de kilometers, en onder staan de minuten. Deze tabel moet altijd met elkaar
in verhouding blijven. Dus als ik boven iets deel of keer doe, moet ik dat onder ook doen. Ik weet
80km, maar ik moet 60km weten. Ik doe 80 eerst door de helft, dus 60 moet ook door de helft. Dan
heb ik 40 en 30 op de verhoudingstabel staan. Ik doe ze nog eens door de helft. De helft van 40 is 20
en de helft van 30 is 15. Hé, 40 en 20 is samen 60! Dan moet ik 30 en 15 ook samendoen en dat is 45.
Als ik dus 80km in één uur rijd, en 60km moet rijden, doe ik daar 45 minuten over!
5. Meten schaal, afstand berekenen. Deze sommen zijn erg lastig omdat er veel vaardigheden
voor nodig zijn. De kinderen moeten allereerst heel secuur kunnen meten. Daarnaast moeten ze
ook met de schaal overweg kunnen. 1 : 200 000 betekent 1 cm op de kaart is in het echt 200
000 cm. Maar niemand gebruikt natuurlijk cm voor grote afstanden. Dus moeten de kinderen
ook om kunnen rekenen dat 200 000 cm hetzelfde als 2km is. Via dit schema kunnen ze dat goed
zien:
Elk stapje naar rrrrrrechts is keerrrrr 10 (dus een 0 erbij), elk stapje naar lllllinks is delllllen (en dus
een
0
eraf).
En dan is het goed meten!!
Basistoets
6. Cijferend vermenigvuldigen. Als de kinderen deze sommen volgens de afgesproken stapjes
maken, dan lukt het goed.
7.
Zoals bij dit voorbeeld is duidelijk te zien wat je eerst moet doen. Je splitst de keersom in twee
aparte keersommen. De 13 splits je in 3 en 10. Eerst reken je dus 3x28 uit, en vervolgens 10x28. Die
twee andtwoorden schrijf je op en tel je bij elkaar op.
8. Eenvoudige optellingen en aftrekkingen t/m 1 000 000.
De kinderen moeten bij deze som heel goed kijken naar de waarde van de getallen, en ze moeten
niet in de war raken met alle nullen van de grote getallen.
9. Procenten in cirkeldiagrammen.
In de toets moeten de kinderen ook zelf diagrammen inkleuren. Belangrijk om te weten is dat een
heel diagram 100% is. Een halve is dus 50%, een kwart 25% etc. De kinderen moeten dus goed kijken
in hoeveel stukjes het diagram verdeeld is en hoeveel elk stukje dus waard is.
Download