© NEVI pag.: 1 van 3 code: ORG-VERAM-kre-022-bl versie 1.1 Veranderkleuren (Caluwé en Vermaak) Mensen kijken verschillend naar veranderingen. Elk van de zienswijzen vindt haar oorsprong in een manier van denken over organisaties en veranderen. Caluwé en Vermaak introduceerden daarom het denken in veranderkleuren. Achter iedere kleur zit een gedachte of rationaliteit. Geen van de kleuren is superieur. Een volledig veranderproces, waarbij de verandering daadwerkelijk in de organisatie wordt verankerd, komt voort uit een samenspel van alle kleuren. Geel Blauw Rood Groen Wit verandering door competitief gevecht met andere belanghebbenden (socio-politieke benadering) verandering als gevolg van rationeel ontwerp en implementatie (bedrijfskundige benadering) verandering door gedragverandering (HRM-benadering) verandering als gevolg van lerende organisatie (action learning theorie) verandering als gevolg van het zoeken naar betekenisvolle perspectieven en het doorgronden van complexe patronen (betekenisgeving) Geeldruk denken is gebaseerd op sociopolitieke opvattingen over organisaties, waarbij belangen, conflicten en macht een belangrijke rol spelen. Deze manier van denken staat op de voorgrond in dat deel van de literatuur over strategisch management, waar succes gezien wordt als een competitief gevecht met andere belangenpartijen. Geeldruk denken veronderstelt dat veranderingen niet tot stand komen als ze niet gesteund, gelegitimeerd of gesanctioneerd worden door een coalitie van machthebbers. De machtbronnen zijn vaak formeel, maar kunnen ook informeel zijn. Het dominante denken is: houd rekening met het conglomeraat van belangen, partijen en actoren. Veranderaars moeten sensitief zijn voor politieke processen, voor (verborgen) macht en moeten actief coalities en compromissen kunnen sluiten. Blauwdruk denken gaat ervan uit dat veranderingen rationeel kunnen worden ontworpen en geïmplementeerd. Dit denken vindt zijn wortels in het werk van Taylor (1947), die gespitst was op wetenschappelijke optimalisering van bedrijfsprocessen: scientific management. Veel interventies zijn op dit denken gebaseerd. De wijze van benadering is rationeel (planning) en empirisch (kengetallen). Eerst denken (definiëren en ontwerpen) en daarna doen (implementeren of uitrollen). De resultaten betreffen veelal een hard aspect van de organisatie: gebouw, productiestaat, informatiesysteem, apparatuur. De weg naar dat resultaat wordt in hoge mate volgens rationele argumenten en met kengetallen gepland. De weg en de uitkomst zijn bij voorkeur onafhankelijk van mensen. Beheersen van de verandering wordt mogelijk geacht. Het management kan de verandering afdwingen en de verandering effectueren. De uitkomst is het leidende principe. Stuk voor stuk geven de plannen een sleutel voor succes; ze geven geen inzicht in gebrek aan haalbaarheid. Het dominante denken van de veranderaar is: denk, plan en organiseer eerst, houd de afgesproken uitkomst steeds voor ogen en beheers het geplande proces. © NEVI pag.: 2 van 3 code: ORG-VERAM-kre-022-bl versie 1.1 Rooddruk denken gaat uit van de gedachte dat verandering pas werkelijk plaatsvindt als het gedrag van mensen op het werk zich wijzigt. Bij gele en blauwe aanpakken is slechts een kleine kring machthebbers of experts actief betrokken. Bij rooddruk aanpakken probeert men zoveel mogelijk mensen te betrekken en te bereiken. Het uitgangpunt is dat het gedrag van mensen pas verandert als ze er iets voor terugkrijgen, als het aangenaam of aantrekkelijk is om anders te handelen, of als ze zich prettig, gerespecteerd en gewaardeerd voelen. Bij rooddruk denken hecht men sterk aan procedures, zorgvuldigheid en het managen van verwachtingen. Het dominante denken van de veranderaar is: de factor mens speelt de belangrijkste rol. Het verbeteren van de onderlinge relaties tussen mensen en de manier waarop mensen met elkaar interacteren, leidt tot verandering van gedrag en eventueel tot verandering van opvattingen. Groendruk denken is gebaseerd op de opvatting dat gedrag pas werkelijk verandert als mensen leren: door zich nieuwe vermogens eigen te maken, is men beter in staat uitdagingen aan te gaan, om te gaan met veranderende omstandigheden en als persoon te groeien. Dat geschiedt via een begeleid leerproces, waarbij de veranderaars zelf deel uitmaken van het proces. Veranderaars hebben een a priori theorie met betrekking tot overtuigingen en waarden die zij in werkelijkheid willen verwezenlijken: meestal de lerende organisatie. Om te leren is veiligheid nodig, en een open en kwetsbare opstelling. En de spanningsboog dat het ergens om gaat. Het dominante denken van de groendruk veranderaar is: mensen motiveren om te willen leren met elkaar en van elkaar. Om zo permanent lerende groepen te krijgen die openstaan naar buiten en naar anderen. Witdruk denken is ontstaan als reactie op het deterministische, mechanistisch en lineaire wereldbeeld dat is afgeleid van Newton. Mensen en organisaties veranderen zelf en voortdurend. De eigen betekenisgeving, wilsvorming en motivatie van zowel individu als groep is daarbij doorslaggevend. Daarom is in witte verander aanpakken betekenisgeving belangrijk: het zoeken naar betekenisvolle perspectieven en het doorgronden van complexe patronen. In witte trajecten hoort het slechten van blokkades. Dit betekent dat men ideeën structuren, mensen, interacties en dergelijke aan de kaak stelt die vitaliteit, vernieuwing en het ontstaan van kiemen in de weg staan, ook al is dat tegen het zere been van betrokkenen en ook al gaat het in tegen de bedrijfscultuur. Idealen en valkuilen Iedere kleur heeft zijn eigen ideaal waarnaar gestreefd wordt. Elke kleur heeft ook zijn valkuilen. Voor geeldruk denkers is het ideaal dat mensen altijd overkoepelende belangen zien en collectieve effecten willen nastreven. Zij gaan ervan uit dat mensen het eens willen en kunnen worden. De valkuilen zijn het ontstaan van een ordinaire machtstrijd. Als die escaleert, krijg je lose-lose effecten. Een andere valkuil is dat er afspraken gemaakt worden waar geen consequenties aan verbonden zijn. Dit wordt in de volksmond een ‘politieke oplossing’ genoemd. Voor blauwdruk denken is het ideaal dat alles maakbaar en beheersbaar is en door rationele planning tot stand kan worden gebracht. De valkuil is dat onvoldoende rekening gehouden wordt met irrationele aspecten, onder het motto: wat we niet kunnen meten of weten, bestaat voor ons niet. De valkuil zit ook bij ongeduld, haast, de ander geen tijd gunnen en onder druk zetten. © NEVI pag.: 3 van 3 code: ORG-VERAM-kre-022-bl versie 1.1 Voor rooddruk denkers is het ideaal het zoeken naar de juiste ‘fit’ tussen mensen en instrumenten en de juiste fit tussen organisatiedoelen en individuele doelen. Rooddruk veranderaars zoeken naar goede manieren om mensen te prikkelen. De valkuil schuilt in het doorslaan van dit harmoniemodel in bijvoorbeeld een gebrek aan ‘harde’ uitkomsten. Het ideaal van groendruk denken is de lerende organisatie, waarin alles is te leren en intentioneel leren wordt ingezet. Een valkuil is dat in sommige situaties mensen óf niet willen (bij conflict, macht), óf niet kunnen leren. Dat is voor groendruk denkers moeilijk te accepteren; die hebben een positief mensbeeld. Bij witdruk denken ligt het ideaal in de spontane revolutie. De valkuil is ideologiseren: witdruk denken wordt dan de nieuwe religie. De kleuren en de veranderstrategie Een op ontwerpen gerichte strategie heeft veel gemeen met het geeldruk en blauwdruk denken. Leidraad is een rationeel ontwerp, dat door een macht-over relatie wordt geïntroduceerd en vertaald naar de rest van de organisatie. Het verandertraject is vooral gericht op beheersing en controle. Een op ontwikkelen gerichte strategie maakt gebruik van alle invalshoeken, en kent minder gewicht aan het blauwdruk denken. Kaders en begrenzingen worden aangegeven en daarbinnen kunnen de betrokkenen zelf met oplossingen komen. Met andere woorden: men hecht veel belang aan het interacteren binnen de gegeven ontwikkelruimte. Voor managers die initiatiefnemer zijn van verandertrajecten of ermee geconfronteerd worden, is het nuttig om na te denken over het eigen veranderbeeld. Zo kan een te eenzijdig gezichtspunt bijgesteld worden. Ook kunnen we met een vragenlijst de dominante veranderkleur van belangrijke sleutelfiguren in kaart brengen. Vooral als het middenkader een belangrijke rol in de transitie speelt, kan dit tot het noodzakelijke inzicht leiden dat een té eenzijdige benadering niet tot de gewenste resultaten leidt. De opeenvolgende fasen in kleur Bij omvangrijke veranderingen zou de fasering er als volgt uit kunnen zien: Geeldrukfase Blauwdrukfase actoren en/of groepen onderhandelen over veranderdoelen en veranderaanpak werkprocessen en organisatie worden herontworpen Rooddrukfase bemensing van functies en werkprocessen Groendrukfase leer- en trainingsprogramma’s om de organisatie conform de bedoeling te laten werken de verandering wordt verinnerlijkt en mensen geven eigen betekenis aan de verandering Witdrukfase