Voorontwerp decreet lokaal bestuur – bespreekpunten Nota na

advertisement
Voorontwerp decreet lokaal bestuur –
bespreekpunten
Nota na bespreking op directiecomité afdeling OCMW’s van 3 februari 2017 en directiecomité
VVSG van 15 februari 2017
1 Algemeen

Deze nota is gebaseerd op de werkteksten die in de periode oktober-december 2016
werden besproken tijdens het technisch overleg tussen enerzijds het kabinet en het
agentschap Binnenlands Bestuur en anderzijds de VVSG, ECG, VVOS en Vlofin. Op
maandag 30 januari 2017 ontvingen we een nieuwe werktekst die de verschillende
werkteksten gebundeld heeft in één voorontwerp van decreet lokaal bestuur en de
werkteksten op een aantal punten nog inhoudelijk en vormelijk aangepast heeft. Deze
nieuwe tekst is het resultaat van enerzijds het technisch overleg en anderzijds het politiek
overleg tijdens de IKW’s die parallel met het technisch overleg plaats vonden. Hij heeft
echter nog steeds het statuut van een werktekst aangezien de politieke besprekingen nog
niet afgerond zijn en er bijgevolg nog geen politieke consensus is om deze werktekst als
voorontwerp voor te leggen aan de Vlaamse regering. Het is de ambitie van de Vlaamse
minister van Binnenlands bestuur Liesbeth Homans om op 24 februari 2017 een
voorontwerp van decreet aan de Vlaamse regering te kunnen voorleggen.

Het voorontwerp van decreet lokaal bestuur (DLB) geeft vooral vorm aan de integratie
gemeente-OCMW volgens de krachtlijnen bepaald in de conceptnota van de VR van 13
mei 2016. Concreet: zover mogelijk gaan qua politieke en ambtelijke integratie van
gemeente en OCMW maar met behoud van de twee aparte rechtspersonen (cf. het advies
van de Raad van State van mei 2016 bij het federale wetsontwerp). Voor de rest neemt
men in grote lijnen het gemeente- en OCMW-decreet en het IGS-decreet over. Een
oefening om deze decreten te ontdoen van veel detailregelgeving, o.a. op het vlak van
interne organisatie van het lokaal bestuur, om aldus te dereguleren en meer beleidsruimte
te geven aan het lokaal bestuur, is tot nu toe niet of onvoldoende gebeurd.

Is het voorliggend DLB juridisch waterdicht? Zie nota DC 2016_56, bijlage: “Quid na de
nieuwe conceptnota over de integratie van gemeente en OCMW?” De essentie van het
DLB is dat men het OCMW als aparte rechtspersoon laat bestaan bij gebrek aan een
gewijzigde federale regelgeving, maar dat men het OCMW de facto politiek en ambtelijk
integreert in de gemeente. We vroegen op 13 juli 2016 reeds aan de Vlaamse regering de
nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen om een negatief advies van de Raad van
State te vermijden of – nog erger - een vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk Hof
tegen een decreet dat de bevoegdheidsregels zou schenden. Dergelijke scenario’s
zouden leiden tot bestuurlijke chaos en het hele integratieproject zwaar hypothekeren.
15 februari 2017- 1/8

Is het voorliggend DLB financieel sluitend? Zie nota DC 2016_56, bijlage: “Quid na de
nieuwe conceptnota over de integratie van gemeente en OCMW?” De VVSG vroeg eerder
reeds dat de Vlaamse overheid heel dringend een volledig overzicht maakt van alle
federale regelgeving waarin het OCMW vermeld wordt, o.a. de vele financieringsstromen
(bv. de Sociale Maribel1), de Kruispuntbank Sociale Zekerheid, het Handvest aan de
Sociaal Verzekerde, de pensioenwetgeving2, de fiscale regelgeving (btw-tarieven, giften,
…), enz. De Vlaamse regering moet telkens nagaan wat de gevolgen zijn van de integratie
van gemeente en OCMW op deze regelgeving en of deze regelgeving desgevallend moet
aangepast worden. Ze moet heel dringend een overleg met de federale overheid
organiseren om tot de nodige aanpassingen waar nodig te komen. Bovendien moeten de
huidige financiële stromen die uitsluitend naar de OCMW’s gaan (o.a. terugbetaling
leefloon, terugbetaling artikel 60-ers, culturele en sociale participatie, de federale
energiefondsen, de terugbetaling van de stookoliepremies, enz.) absoluut behouden
blijven en zelfs versterkt en verhoogd worden gezien de toenemende precaire situatie voor
vele burgers. In de mate waarin het over federale stromen gaat moet de Vlaamse overheid
hierover garanties vragen aan de federale overheid.

Is het voorliggend DLB praktisch uitvoerbaar? Het zou nuttig zijn de toets te doen of dit
DLB toepasbaar is in bv. een kleine gemeente, een middelgrote gemeente en een
centrumstad. Hetzelfde geldt voor de vraag of het DLB uitvoerbaar is voor besturen die
vandaag al zeer intensief samenwerken én voor gemeenten en OCMW’s diue op het vlak
van samenwerking nog de eerste stappen moeten zetten. Met andere woorden: geeft het
voorontwerp genoeg ruimte om in te spelen op lokaal verschillende situaties.
2 Bespreekpunten
In onderstaande nota vermelden we wat in de versie van 30 januari 2017 van de werktekst
voor het voorontwerp van decreet staat en voegen we er een voorstel van VVSG-standpunt (in
cursief) aan toe na bespreking op het directiecomité van de afdeling OCMW’s van 3 februari
2017 en op het directiecomité van VVSG van 15 februari 2017.
1
Vandaag valt al het OCMW-personeel onder de Sociale Maribel en slechts een deel van het
gemeentepersoneel. Als het OCMW-personeel naar de gemeenten wordt overgeheveld
zonder dat de federale wetgeving wordt aangepast, betekent dit een financieel verlies voor de
lokale besturen die in de tientallen miljoenen euro per jaar kan lopen.
Gemeenten en OCMW’s worden voor de berekening van de pensioenbijdragen beschouwd
als aparte besturen. Het verschuiven van personeel, kan binnen de huidige
pensioenwetgeving, leiden tot een sterke stijging of daling van de
responsabiliseringsbijdragen. Dergelijke effecten kunnen alleen worden opgevangen door een
wetswijziging.
2
15 februari 2017 - 2/8
2.1 Vooraf
We gaan ervan uit dat de optie om de beleidsorganen van gemeente en OCMW
(gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn, college van burgemeester en
schepenen en vast bureau) te laten samenvallen en ook ambtelijk-organisatorisch zo veel
mogelijk te evolueren naar één organisatie (met één leidend ambtenaar, één organogram, één
managementteam en één set beleidsrapporten) juridisch sluitend is. Het is aan de Raad van
State in zijn advies om te oordelen of dit zo is of niet. VVSG spreekt zich op dit punt niet uit
en pleit enkel voor een juridisch sluitende oplossing.
2.2 Het voorzitterschap van de gemeenteraad wordt verplicht losgekoppeld
van het schepencollege

In de werktekst van 30 januari 2017 wordt deze piste uit het Vlaams regeerakkoord 20142019 verlaten en behoudt men de huidige situatie waarbij de gemeenteraad voorgezeten
kan worden door een lid van het college van burgmeester en schepenen of door een

aparte gemeenteraadsvoorzitter.
Voorstel: VVSG kan leven met beide opties.
2.3 Het maximaal aantal schepenen wordt verminderd met één

Was reeds beslist in het gemeentedecreet. Omdat de functie van OCMW-voorzitter als
dusdanig verdwijnt en dus niet meer toegevoegd wordt aan het schepencollege gaat het
over een vermindering van het maximale aantal uitvoerende mandatarissen met twee, al

kan dat ook één zijn (zie verder onder punt 2.5).
Voorstel : akkoord. Wel vragen we dat de Vlaamse regering bij de federale overheid
aandringt op een verbetering van het sociaal statuut van de uitvoerende mandatarissen,
cf. VVSG-voorstel om het mandaat af te stemmen op een ander inkomen of een andere
activiteit, de verbetering van de regeling van het aanvullend sociaal statuut die nu
discriminerend is voor voltijdse mandatarissen, de regeling van het politiek verlof, de
mogelijkheid dat het bestuur ook een hospitalisatieverzekering toekent aan uitvoerende
mandatarissen, zie terzake de VVSG-nota van 4 oktober 2011. Deze nota wordt
geactualiseerd. Ook vragen we dat de Vlaamse regering werkt maakt van de uitvoering
van de bepalingen over de uittredingsvergoeding voor uitvoerende mandatarissen die
vervat zitten in het voorontwerp DLB en dit vóór 31 december 2018 zodat ze van
toepassing worden op de huidige uitvoerende mandatarissen. Tot slot dringen we aan op
een verbetering van het statuut van de gemeente/OCMW-raadsleden.
2.4 Het voorzitterschap van het vast bureau


Ligt in de werktekst versie 30 januari 2017 bij de burgemeester
Voorstel: akkoord; als college en vast bureau samenvallen is het logisch dat één en
dezelfde persoon voorzitter is, nl. de burgemeester.
2.5 Het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD)

Werktekst 30 januari 2017
15 februari 2017 - 3/8

Taakstelling: gesloten taakstelling: beslissingen over individuele
hulpverleningsdossiers, dus geen beslissingen over sociaal beleid (die komen toe aan
de beleidsorganen van gemeente en/of OCMW).

Samenstelling en werking:

Het BCSD telt 5, 7, 8, 9 of 15 leden, afhankelijk van het aantal OCMWraadsleden.

De leden worden aangeduid door de RMW; het kunnen leden van de RMW
zelf zijn maar ook niet-verkozen raadsleden (die in de gemeente moeten
wonen en 18 jaar moeten zijn); de verdeling van de mandaten over de partijen
gebeurt naar verhouding met het aantal zetels in de RMW.

Er kunnen in de schoot van het BCSD subcomités opgericht worden.

Leden van het CBS kunnen geen lid zijn van het BCSD, de voorzitter
uitgezonderd.

Voorzitterschap BCSD: het BCSD kan voorgezeten worden door de burgemeester,
door een ander lid van het schepencollege of door een raadslid aangeduid door de
raad voor maatschappelijk welzijn dat toegevoegd wordt aan het vast bureau en

daardoor volwaardig schepen wordt.
Voorstel:

Taakstelling: gesloten taakstelling: beslissingen over individuele
hulpverleningsdossiers, dus geen beslissingen over sociaal beleid (die komen toe aan
de beleidsorganen van gemeente en/of OCMW), maar wel in de mogelijkheid voorzien
dat het BCSD vanuit zijn expertise en ervaring met hulpverleningsdossiers en met de
leefwereld van mensen in armoede op eigen initiatief of op vraag een niet-bindend
advies kan geven aan het CBS en het vast bureau over het beleid dat de gemeente en
het OCMW voert.

Samenstelling en werking:

We pleiten voor een werkbare samenstelling, aangepast aan de omvang en
de dossierlast van het OCMW : de RMW bepaalt zelf het aantal leden van het
BCSD met een maximum dat overeenstemt met het huidige aantal OCMWraadsleden (9, 11 , 13 of 15 afhankelijk van de categorie waartoe het OCMW
behoort).

Het moet mogelijk zijn voor grotere besturen om met subcomités te werken
om de werklast te kunnen verdelen, waarbij de leden van het BCSD elkaar
kunnen vervangen. Het moet ook mogelijk zijn om interne werkafspraken te
maken zodat bv. het voeren van de hoorzittingen met de cliënten gedelegeerd
kan worden naar een beperkt aantal leden van het BCSD.

De leden worden aangeduid door de RMW; het kunnen leden van de RMW
zelf zijn maar ook niet-verkozen raadsleden (die in de gemeente moeten
wonen en 18 jaar moeten zijn); de verdeling van de mandaten over de partijen
gebeurt naar verhouding met het aantal zetels in de RMW.

Leden van het CBS kunnen geen lid zijn van het BCSD, de voorzitter
uitgezonderd.
15 februari 2017 - 4/8

Voorzitterschap BCSD: het BCSD kan voorgezeten worden door de burgemeester,
door een ander lid van het schepencollege of door een raadslid aangeduid door de
raad voor maatschappelijk welzijn dat toegevoegd wordt aan het vast bureau en
daardoor volwaardig schepen wordt, bv. met het takenpakket sociale zaken..
2.6 Procedure van onbestuurbaarheid vs. constructieve motie van
wantrouwen

Werktekst 30 januari 2017: als alternatief voor de onbestuurbaarheid (huidige systeem)
kan de gemeenteraad met een constructieve motie van wantrouwen één of meer leden

van het college vervangen door één of meer nieuwe leden.
Voorstel: terugkeren naar de situatie vóór de procedure van onbestuurbaarheid (noch het
een, noch het ander), de sterkte van het lokale bestuursniveau is dat men met één en
dezelfde ploeg 6 jaar bestuurt, in procedures voorzien die daarop ingrijpen moedigt juist
wissels in het bestuur aan.
2.7 Decretale graden (algemeen directeur, financieel directeur)

Werktekst 30 januari 2017:

Er komt één secretaris-directeur en één financieel directeur voor gemeente en
OCMW.

Wijze van aanstelling:

Voorrang voor huidige titularissen (secretarissen en financieel beheerders van
gemeente en OCMW) die zich kandidaat kunnen stellen (behalve de huidige
combi-secretarissen en –financieel beheerders die van rechtswege secretarisdirecteur en financieel directeur worden) met keuze door gemeenteraad en
terugvalpositie voor niet-gekozen titularissen; aanstelling tegen 1/8/2018.

De aanstelling gebeurt enkel door gemeenteraad.

De titularis is in dienst van de gemeente en bedient van daaruit ook het
OCMW.

Verloning: tot maximum130% van huidige salarisschaal (100%-130%), de keuze ligt
bij de gemeenteraad.

De niet-gekozen secretarissen en financieel beheerders genieten ten persoonlijke titel
van een waarborgregeling:

aanstelling als adjunct-secretaris-directeur of adjunct financieel directeur of
aanstelling in een passende functie op niveau A bij de gemeente, bij het
OCMW, bij een verzelfstandige entiteit van de gemeente of bij een OCMWvereniging;

behoud van de aard van het dienstverband en van de geldelijke anciënniteit,
behoud van de weddenschaal;

mogelijkheid tot opname in een wervingsreserve voor een bepaalde duur
waardoor ze in aanmerking komen bij een toekomstige vacature voor
respectievelijk secretaris-directeur of financieel directeur binnen het bestuur;

garantie tot 31 december 2013 dat ze geacht worden te voldoen aan de
aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden voor respectievelijk de functie van
15 februari 2017 - 5/8
secretaris-directeur en financieel directeur, waardoor ze in aanmerking komen
bij toekomstige vacatures voor deze functies bij een ander lokaal bestuur.

Voorstel:

Er komt één algemeen directeur en één financieel directeur voor gemeente en
OCMW.

Wijze van aanstelling:

Het bestuur moet de beste kandidaat kunnen kiezen en de mogelijkheid
hebben om naast de huidige titularissen ook ruimer te kunnen rekruteren,
intern en/of extern (we gaan immers naar grotere organisaties), zeker
wanneer men de besturen de mogelijkheid geeft om lokaal een hoger loon te
bepalen.

Het bestuur kan zelf bepalen of men (a) enkel kiest tussen de huidige
titularissen, of men (b) in een cascade werkt (voorrang aan huidige titularissen
maar als na toetsing blijkt dat geen van de huidige titularissen voldoet kan
men ruimer rekruteren), dan wel of men (c) van bij aanvang ruimer rekruteert
zonder voorrang voor de huidige titularissen.

Als het bestuur ervoor kiest de keuze te beperken tot de huidige titularissen,
moet het de mogelijkheid hebben om te anticiperen op de toekomstige
pensionering van één van de huidige titularissen in de loop van de
gemeentelijke legislatuur: men stelt nu één van de huidige titularissen aan én
men beslist meteen om bij zijn pensionering de andere titularis aan te stellen.

Naar analogie met het vaststellen van het gemeenschappelijk organogram
gebeurt de aanstelling van algemeen directeur en financieel directeur het best
door de gemeenteraad én de RMW.

Verloning: het bestuur (beslissing gemeenteraad én RMW) heeft de mogelijkheid om
de huidige salarisschaal te verhogen met een percentage dat het zelf bepaalt. Het
bestuur kan hierbij rekening houden met de eventuele vergoedingen die de titularissen
van de decretale graden voor bijkomende opdrachten ontvangen (bv. secretaris of
bijzonder rekenplichtige in de politiezone of hulpverleningszone, opdrachten binnen
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of OCMW-verenigingen).

We steunen de waarborgregeling voor de niet-gekozen secretarissen en financieel
beheerders zoals opgenomen in de werktekst van 30 januari 2017.
2.8 Externe audit

Werktekst 30 januari 2017:

Ieder personeelslid is ertoe gehouden zo snel mogelijk en zonder voorafgaande
machtiging op een volledige wijze te antwoorden en alle relevante informatie en

documenten te verstrekken.
Voorstel:

Het principe moet zijn dat bij ‘normale’ audits de informatieverstrekking van het
bestuur aan Audit Vlaanderen gestroomlijnd gebeurt, gecoördineerd door het hoofd
15 februari 2017 - 6/8
van de organisatie, de secretaris (algemeen directeur). Alleen forensische audits
mogen hierop een uitzondering zijn.
3 Timing

Is het voorliggend DLB praktisch uitvoerbaar binnen het tijdsbestek dat de VR voorop stelt,
nl. 1 januari 2019? Dat heeft vooral te maken met de integratie van gemeente en OCMW,
maar ook met de noodzakelijke aanpassing van Vlaamse (en federale) wetgeving aan het
nieuwe concept.

Het voorontwerp DLB legt wat dat betreft vijf verplichtingen op:
1) Gemeenteraad en RMW / CBS en vast bureau vallen samen vanaf 1 januari 2019
2) Een gemeenschappelijke meerjarenplanning gemeente en OCMW met ingang van 1
januari 2020
3) Een gemeenschappelijke secretaris-directeur en financieel directeur vanaf 1 augustus
2018
4) Een gemeenschappelijk organogram gemeente en OCMW vanaf 1 januari 2019
5) Een gemeenschappelijk managementteam gemeente en OCMW vanaf 1 januari 2019

Verder zijn de besturen vrij om in onderling akkoord het beheer van hun diensten te
regelen. Gemeente en OCMW kunnen eigen personeel hebben en kunnen het ook delen,
ze kunnen elk patrimonium hebben en beslissen om dat zelf te beheren of over te dragen
of gemeenschappelijk te beheren, enz. Dit is vergelijkbaar met de huidige situatie.

Vraag is dus of het nakomen van die vijf verplichtingen voor elke gemeente haalbaar is

binnen het vooropgestelde tijdsbestek of niet.
Voorstel:

We vragen dat de VR er alles aan doet om de door haar zelf vooropgestelde timing te
halen, nl. een door het Vlaams parlement goedgekeurd DLB tegen ten laatste 31
december 2017, zo niet komen alle lokale besturen in de problemen om de
vooropgestelde wijzigingen door te voeren.

We gaan akkoord dat de gemeenteraad en de RMW / het CBS en het vast bureau
vanaf 1 januari 2019 qua samenstelling samenvallen.

We gaan akkoord dat er met ingang van 1 januari 2020 een gemeenschappelijke
meerjarenplanning voor gemeente en OCMW moet zijn.

Wat de aanstelling van een gemeenschappelijke secretaris-directeur en financieel
directeur betreft is 1 augustus 2018 geen goede datum: deze datum verplicht het
uittredende bestuur om op het einde van de legislatuur een keuze te maken die moet
toekomen aan het nieuwe bestuur. We stellen voor dat deze aanstelling dient te
gebeuren door het nieuwe bestuur tegen 1 januari 2020, datum waarop het nieuwe
meerjarenplan van start gaat.

De verplichting om een gemeenschappelijk organogram en een gemeenschappelijk
managementteam voor gemeente en OCMW te hebben vanaf 1 januari 2019 is
uitvoerbaar voor die besturen die al ver gevorderd zijn in het integratietraject, maar
niet uitvoerbaar voor die besturen die nog niet ver staan. Het heeft totaal geen zin
15 februari 2017 - 7/8
deze tweede groep besturen te dwingen een gemeenschappelijk organogram en
managementteam te maken; die zouden net de sluitstukken van het integratietraject
moeten zijn. Zo’n verplichting zal enkel leiden tot papieren oefeningen. Bovendien rijst
de vraag in hoeverre je besturen kunt of mag dwingen hierover ingrijpende
beslissingen te nemen aan de vooravond van gemeenteraadsverkiezingen, in een
periode dus waarin de besturen eigenlijk in ‘voorzichtige zaken’ zitten en voor een
aantal andere zaken (bv. oprichting AGB, deelname in een intergemeentelijk
samenwerkingsverband) zelfs geen beslissingen meer mogen nemen. Daarom
bepleiten we enig uitstel voor besturen die het wensen. Tot hoelang? Op het
directiecomité stelde men 1 januari 2020 voor, maar voor besturen die nog nergens
staan is ook dat héél kort. Anderzijds vond men 31 december 2023 (1 jaar vóór het
einde van de volgende gemeentelijke legislatuur) dan weer te lang. Voorstel: 31
december 2021 (na 3 jaar = halfweg de legislatuur).

Uitstel mogelijk maken kan onder verschillende vormen: a) een gemotiveerd uitstel
aanvragen bij de minister van binnenlands bestuur, b) besturen beslissen zelf of ze
instappen op 1 januari 2019, dan wel op een later tijdstip.
Jan Leroy
Piet Van Schuylenbergh
15 februari 2017
15 februari 2017 - 8/8
Download