Het mooie en rijke van de discussie over basisinkomen

advertisement
Iedereen dóét al mee!
Arbeid in de 21e eeuw volgens GroenLinks Fryslân en vele anderen
Bovenstaande titel zou de kern kunnen zijn van de visie, de kijk van GroenLinks, op de
economie en samenleving. Alle mensen doen sowieso al mee -omdat ze bestaan- en wij
waarderen en belonen dat!
Een discussie over ‘vormen van basisinkomen’ gaat verder dan een discussie over
werkgelegenheid. Het gaat over morele principes, over waarden, over hoe we met elkaar om
willen gaan en in wat voor samenleving we willen leven.
De discussie over het basisinkomen is sterk en fundamenteel. Het raakt cruciale
ontwikkelingen en strijd in de politiek en samenleving. Het legt de zenuwen bloot achter de
wond van wantrouwen waar we in terecht gekomen zijn. Herstel van optimisme en
vertrouwen tussen burger en politiek én burgers onderling is het thema van deze tijd. Aan
het eind van dit essay komen we hier nog op terug.
Arbeid en economie
Volgens het Keynesiaanse model moeten we streven naar volledige werkgelegenheid. De
effectieve vraag bepaalt het aanbod. Als mensen meer willen gaan vragen zullen bedrijven
meer gaan produceren en zal de werkgelegenheid toenemen. Een simpele gedachtegang.
Volledige werkgelegenheid is naar onze mening alleen mogelijk als we alle arbeid daarbij
meetellen, betaalde en onbetaalde arbeid. En als we arbeid dus anders definiëren.
In 1930 schreef John Maynard Keynes ‘Economische mogelijkheden voor onze
kleinkinderen’, waarin hij voorspelde dat we twee generaties verder met een 15-urige
werkweek meer dan genoeg zouden kunnen produceren om in al onze behoeften te
voorzien.
Wij zijn de kleinkinderen van Keynes, maar in plaats van korter, werken we langer. In plaats
van minder uren, werken we er met elkaar meer. Als we werken tenminste. Want terwijl er
van de werkenden steeds meer wordt verwacht, groeit de groep die niet meer mee doet:
geen ervaring, te weinig opleiding, te oud, te duur, niet gezond genoeg.
Het ideaal van Keynes - iedereen heef betaald werk, en iedereen heeft volop vrije tijd- lijkt
verder weg dan ooit.1 Keynes dacht dat het kapitalisme een noodzakelijk kwaad was, het zou
ons steeds rijker maken waardoor we minder zouden hoeven te werken om onze behoeften
te bevredigen. Hij heeft zich verkeken op de menselijke natuur, onze potentiële behoeften
zijn oneindig en het moderne kapitalisme speelt daarop in.
Alle partijen (uitgezonderd de Partij voor de Dieren) zetten in op het groeien van de
economie. Het vergaren van rijkdom is een doel op zich. Algemeen belang en ‘het goede
leven’ is voor ons irrelevant geworden. Politici drukken zich uit in termen van economische
groei en begrotingstekort. 2 Dit is het economisme waartegen Jesse Klaver zich verzet.
1
2
http://www.volkskrant.nl/opinie/laat-die-robots-maar-komen~a3772003/
Rutger Bregman, http://basisinkomen.nl/afkicken-van-onze-obsessie-met-groei/
1
De lijn van GroenLinks
‘Laat die robots maar komen’, zegt Bram van Ojik in de Volkskrant van 20 oktober 2014. ‘De
15-urige werkweek laat nog even op zich wachten, maar wat is er tegen minder stress, meer
tijd voor ontspanning, ontplooiing en zorg en een lossere band tussen arbeid en inkomen?’3
Van Ojik pleit in dit artikel voor herbezinning op het centraal stellen van betaald werk. Juist
in deze tijd van massawerkloosheid én onstuimige technologische vooruitgang moeten we
ons er in de politiek rekenschap van geven, dat er meer is dan betaald werk alleen. Dat
vraagt om een nieuwe politieke agenda!
Van Ojik pleit voor een fundamenteel debat over welke plaats betaalde én onbetaalde
arbeid inneemt in ons leven. Als we minder gaan werken en onze welvaart eerlijker verdelen
kunnen we ook anders omgaan met arbeid en zorg. Tijd hebben om voor je naaste te zorgen
zonder stress omdat je betaald werk moet doen. Van Ojik vindt een mooi vooruitzicht als de
banden tussen arbeid en inkomen minder knellend worden.
Jesse Klaver pleit tegen het economisme, het ondergeschikt maken van idealen aan kille
cijfermatige logica. Alles wordt herleidt tot een rekensom. Maar veel wat van waarde is
heeft geen prijs. Zo heeft ook onbetaalde arbeid en zorg geen prijs.
Op het congres zijn twee moties (zo goed als) unaniem aangenomen: de motie
experimenteerruimte Basisinkomen en de motie Gelijkwaardige Participatie.
Onvoorwaardelijk Basisinkomen (OBI)
Met een basisinkomen kunnen we het op hol geslagen consumentisme beteugelen. Een
basisinkomen zorgt ervoor dat mensen bestaansrecht hebben. Het is een middel, geen doel
op zich.
“Het is gerechtvaardigd omdat elk mens medebezitter is van het water, de lucht, de
opvoeding, de gezondheid”, aldus econoom en hoogleraar Bernard Maris. Volgens hem
bedenken onze overheden bestaansminima. Om recht te hebben op een uitkering moet je
eerst werken. Het OBI ontkoppelt werk en inkomen en is daarmee een mogelijk virus
waaraan de kapitalistische samenleving ten onder kan gaan. Het OBI vereist een altruïstische
samenleving, zuinig en slim.
Maris vindt het belangrijk te willen geloven in een post-kapitalistische samenleving, een
geweldloze maatschappij, altruïstisch, met respect voor het milieu. Een maatschappij waarin
men beseft dat een mens die zich geïsoleerd voelt een gevaar kan betekenen voor een
humane wereld.4
Het probleem is dat loonarbeid, een nog te hoge socialiserende rol speelt op de arbeidsmarkt. 5
Bram van Oijk, http://www.volkskrant.nl/opinie/laat-die-robots-maar-komen~a3772003/
Bernard Maris, econoom, hoogleraar, schrijver, journalist, http://basisinkomen.nl/een-eerbetoon-aanbernard-maris-avant-gardistisch-supporter-van-het-basisinkomen/, 7 januari 13.31uur 2016.
5 Bernard Maris
3
4
2
Kapitalisme (=economisme?) is gebouwd op het zich toe-eigenen van de burgerij, op
rivaliteit, op het zich verrijken ten koste van anderen en van de maatschappij. Het is
gebaseerd op ongelijkheid. Het is het ‘dikke ik’6 dat door Nederland en de politiek waart, als
een morele tunnelvisie.
Mensen worden gezien als productie-eenheden en je bent alleen succesvol als je veel werkt
en veel verdient. Alles draait om betaalde arbeid. We moeten werken voor ons bestaan,
arbeid brengt geld op en geld creëert arbeid. Niet langer staan grondstoffen centraal maar
meer en meer het menselijk kapitaal. Menselijk kapitaal komt van de cultuur, opgebouwd
door de mensheid. Elk mens is vanaf zijn of haar geboorte erfgenaam van die cultuur.
Erfgenaam van een soort culturele lijfrente zoals een goede bodem of het bos inkomen voor
een boer kunnen zijn.
Filosofisch gezien is het volkomen legitiem om de lijfrente te herverdelen. Dit geld krijg je
onvoorwaardelijk, een toekenning voor levensonderhoud (basisinkomen), of je nu betaald
werk doet of niet. Het basisinkomen is een voorwaarde in een systeem waar meer en meer
rijkdom wordt geproduceerd door steeds minder mensen, dus door steeds minder betaalde
arbeid. Het OBI houdt mensen niet weg van de arbeidsmarkt, maar is een bestaansrecht en
een aanvulling op betaald werk.7 De ware springplank!
Van vangnet naar springplank
Steeds meer wordt duidelijk dat ons sterk uitgebouwde stelsel van sociale zekerheid tegen
haar grenzen aanloopt. Sociale zekerheid kan niet los worden gezien van maatschappelijke
ontwikkelingen. De belangrijkste functie van sociale zekerheid moet zijn én blijven: het
veiligstellen van sociale minimumuitkeringen.8 Zoals bedoelt door Marga Klompé in 1965.
Een bijstandsuitkering als vangnet. In een welvarend land als Nederland hoeft niemand
onder een brug te slapen. Solidariteit is het uitgangspunt.
Inmiddels wordt bijstandsuitkering een ‘springplank’ naar betaald werk genoemd. En
niemand in de politiek protesteerde, toen de huidige premier Rutte deze term ‘springplank’
in zijn tijd als staatssecretaris introduceerde.
Een springplank? Voorwaardelijk en controleerbaar? Met meer dan 70 te controleren en af
te dwingen regelingen, toeslagen en kortingen? We maken het behoorlijk ingewikkeld,
ondoorzichtig en knechtend. 50 jaar na de invoering van bijstand kunnen we helaas geen
andere conclusie trekken dan dat we te maken hebben met ontaarde regelgeving, die de
oorspronkelijke bedoeling van de bijstandswet -bestaanszekerheid- verpulverd heeft.
Hoe is het toch mogelijk dat een welvarend en rijk land als Nederland geen
bestaanszekerheid kent? En armoede ‘gewoon’ eigen verantwoordelijkheid is?
Harry Kunneman, Voorbij het Dikke ik.
Bernard Maris, econoom, hoogleraar, schrijver, journalist, http://basisinkomen.nl/een-eerbetoon-aanbernard-maris-avant-gardistisch-supporter-van-het-basisinkomen/, 7 januari 13.31uur 2016.
8 Rapport WRR rapport nummer 26, Waarborgen voor zekerheid, een nieuw stelsel van sociale zekerheid
in hoofdlijnen, Staatsuitgeverij ’s Gravenhage 1985, 7.
6
7
3
De controle van bijstandsgerechtigden is gebaseerd op het al genoemde wantrouwen en
heeft alles te maken met hoe we in onze samenleving kijken naar, en omgaan met mensen
die geen betaald werk hebben. Het niet hebben van betaald werk wordt als negatief gezien
en als een eigen verantwoordelijkheid. Maar werkloosheid is vooral een maatschappelijke
aangelegenheid. Er is werk genoeg -inderdaad-, maar niet voor iedereen die dat wil is
betaald werk aanwezig.
Balans betaald en onbetaald werk
Betaald werk heeft een hoge status. Volgens onze huidige normen doe je pas optimaal mee
in de samenleving als je betaalde arbeid verricht. Want het zorgt voor financiële
onafhankelijkheid. Betaald werk is ook de enige vorm van participatie die meegerekend
wordt in ons economische systeem. Participatie is veel meer dan betaald werk,
meeromvattend dan het enge productiviteitsbegrip.
Er bestaat een nauwe relatie tussen arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Naast betaalde
arbeid is sociale zekerheid een aanvullende bron van inkomenszekerheid. Tussen deze twee
bronnen van bestaanszekerheid ontstaat steeds meer spanning. Voor deze spanning moet
een oplossing worden gezocht.
Het huidige stelsel is complex en ondoorzichtig geworden voor zowel instanties als burgers.
De wetenschappelijk raad voor regeringsbeleid meent al 1985 dat dit stelsel vereenvoudigd
moet worden. In het huidige stelsel wordt uitgegaan van volledige werkgelegenheid.
Deze opvatting is inmiddels achterhaald. Perioden met volledige werkgelegenheid kunnen
worden afgewisseld met perioden van werkloosheid van grote omvang. Hierop is ons stelsel
onvoldoende berekend.
Het beroep op de sociale zekerheid is bovendien sterk toegenomen. De strakke band tussen
arbeid en sociale zekerheid is minder vanzelfsprekend geworden. Hoge arbeidskosten,
gebrekkige flexibiliteit op de arbeidsmarkt en noodzakelijk vereenvoudiging van het stelsel
zijn onderbelicht gebleven. De WRR pleit al in 1985 voor een gedeeltelijk basisinkomen.
4
Huidige visie
De huidige regering vindt dat mensen meer móéten
meedoen. Anders wordt ‘het’ allemaal te duur (VVD),
en wordt de solidariteit aangetast (PvdA). Daarmee
wordt tegelijkertijd gezegd én beoordeeld dat
mensen nu niet genoeg doen, en niet volwaardig
participeren.
Dit nota bene in een maatschappij waar meer
vrijwilligerswerk gedaan wordt dan ooit. Dit in een
samenleving waar het bruto nationaal zorgproduct
van mantelzorgers en vrijwilligers ruwweg goed is
voor zo ‘n 7 miljard euro.
Dit betreft dan alleen nog maar de concrete
zorgkosten, die bespaard worden door zichtbare
onbetaalde arbeid. Daar kunnen we alle
onbetaalbare, ‘onzichtbare’ en onvervangbare
menselijke compassie aan toevoegen.
Premier Mark Rutte denkt dat er alleen hard gewerkt
wordt voor geld! En dat vooral de ‘hardwerkende
Nederlander’ moet gaan profiteren van de
aanstaande vernieuwde economisch groei. Maar dit
terzijde.
Informele zorg is niet zichtbaar en telt niet mee in ons
economische systeem. Daarom denkt de regering dat
het niet schaars is en dat er onbeperkt een beroep op
gedaan kan worden.
Participatie is een containerbegrip geworden. Het
begrip verdient een betere definiëring. Informele
arbeid, vrijwilligerswerk en mantelzorg spelen een
cruciale rol in onze economie.
Niet betaald werk is niet zichtbaar! Het wordt niet
meegerekend in ons economisch systeem. Dit terwijl
de cijfers van DNB aantonen dat Nederland 5,5
miljoen vrijwilligers kent die samen goed zijn voor
560.000 voltijd banen. De economische waarde
daarvan ligt afhankelijk van het uurloon, tussen de 5
en 20 miljard euro. Zoals gezegd: zonder de 3,5
miljoen mantelzorgers stijgen de ‘harde’ kosten van
de zorg met minimaal 7 miljard euro.
CONGRESMOTIES GROENLINKS
Gelijkwaardige participatie:
De participatiesamenleving schreeuwt om het
zichtbaar maken en een betere positie en
waardering van mantelzorg en
vrijwilligerswerk.
Het Congres vraagt de Tweede Kamerfractie
om:
 Het belang, de (economische) waarde en
de omvang van informele arbeid in
Nederland te agenderen in de Tweede
Kamer,
 Een concreet voorstel te doen in de
Tweede Kamer dat het mogelijk maakt
mantelzorg en vrijwilligerswerk een meer
gelijkwaardige status te geven, en beter te
waarderen.
Experimenteerruimte vormen van
basisinkomen:
Het Congres roept het bestuur op:
 De discussie over een basisinkomen in de
partij verder vorm te geven, en aan te
jagen,
 Afdelingen te stimuleren en te faciliteren
om met lokale initiatieven en
experimenten te komen omtrent
basisinkomen,
En roept de Tweede Kamerfractie op:
 Om onderzoek te doen naar alternatieven
die ons sociale zekerheidsstelsel
hervormen
 Initiatief te nemen in het maatschappelijk
en politieke debat over het sociale
zekerheidsstelsel
 Het debat over alternatieven voor ons
sociale stelsel te voeren in de Tweede
Kamer, en hier voorstellen over te doen,
Te komen tot initiatief wetgeving op basis
van bovenstaand onderzoek, waaronder
het creëren van meer ruimte voor
gemeenten voor degelijke experimenten
met vormen van basisinkomen.
Moties aangenomen tijdens het congres
van GroenLinks, Amersfoort 7 februari
2015.
Kortom. Zonder sociale factor kan een economie niet
5
functioneren. De formele economie én de zorg -die gratis gegeven wordt- vullen elkaar aan,
en hebben elkaar nodig.
Onbetaalde arbeid moet erkend, gewaardeerd en beter herverdeeld worden. Wij van
GroenLinks moeten het lef hebben om onbetaald werk als harde noodzakelijke economische
waarde te benoemen. Het is tijd om te werken aan en experimenteren met
waarderingsvormen voor alle informele zorg en werkzaamheden, zodat al dit werk mee gaat
tellen in ons economisch systeem.
Dat betekent dat de participatieladder, een meetinstrument waarmee gemeenten kunnen
vaststellen in hoeverre iemand meedoet in de samenleving, (De ladder is onderverdeeld in
zes treden: van sociaal geïsoleerd tot werkend zonder ondersteuning) niet langer meer
toereikend is, en vervangen wordt door een participatie- of waarderingsdiagram.
Alle vormen van participatie zijn gelijkwaardig. Mensbeeld en visie gaan aan beleid vooraf. In
onderstaand diagram grijpen verbeelding, sfeer en kanteling als poëzie in elkaar. Aan een
ronde tafel:
Het waarderingsdiagram biedt een gekanteld uitgangspunt voor (gemeentelijk) beleid.
Iedereen dóét mee, gelijkwaardig. Betaalde arbeid is niet het enige dat telt. Alle vormen van
arbeid en participatie zijn even belangrijk, en dat wordt zichtbaar gemaakt. Geen ladder,
maar een ronde tafel. Mensen horen ergens bij (belong to). Niet omdat ze dit moeten van
een overheid of van anderen, maar omdat het zo is. En het lege vakje on top? Wat voor
persoonlijkst kunnen we daar inzetten? Kwetsbaarheid?
Politiek moet visie, hoop en richting bieden, en niet zich verschuilen achter termen als
‘loslaten’ en eigen verantwoordelijkheid ‘van de ander’. Ook GroenLinks moet in meer of
mindere mate ‘de draai’ nog maken. In de partijbrede discussie lijkt nog steeds ‘meer groen
werk’, en de absolute dominantie van betaald werk een hoofdrol te spelen. Een gemiste
kans.
6
Daarin zien we -bijna symbolisch- de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt als misleidend
ankerpunt. ‘De vrouw’ zou door een onvoorwaardelijk (basis)inkomen niet meer
emanciperen, en nooit meer achter het aanrecht weg te slaan zijn. Deze vrees wordt
openlijk uitgesproken binnen GroenLinks. Gelukkig openlijk. Onbewuste ‘onderdrukking’
knecht het sterkst.
Maar het is wel nonsens, en nodeloos bevoogdend voor een vernieuwende en
emanciperende partij als GroenLinks. Het gaat er helemaal niet om hoeveel vrouwen of
mannen er achter een aanrecht staan. Het gaat er om of wij als politiek en samenleving hier
wel of niet een positief beeld bij hebben, en zorgtaken volwaardig waarderen. Bovendien
mogen vrouwen én mannen als ze achter het aanrecht willen staan, daar stáán, zonder dat
dit negatief beoordeeld wordt.
De vrouwenemancipatie is in Nederland nog lang niet voltooid. Net als talloze andere
emancipaties. Vrouwen hoeven geen ‘manwijven’ te worden om te emanciperen. Alsjeblieft
niet! En VMBOers hoeven geen academici te worden. Het gaat om een evenwichtige
waardering van menselijke waarden en kwetsbaarheid.
De (ont)koppeling, of een geheel andere koppeling van werk en inkomen. Gelijkwaardige
participatie. Mienskip. De ongelijkheid in het ouderschaps- en geboorteverlof tussen man en
vrouw opheffen. Het zijn slechts voorbeelden van de talloze mogelijkheden om werkelijk tot
verandering, visie en optimisme te komen.
Wij van basisinkomenfryslan.nl vinden dit -het beeld veranderen- de kern van politiek
bedrijven door GroenLinks. Wij zouden niet weten welke andere partij hier het voortouw in
kan nemen. Het hangt in de lucht. De kracht van verandering en verbeelding. GroenLinks is
dé partij om deze kansen te grijpen!
Terug naar het bredere beeld van de economie, en de economische commissie van
GroenLinks.
Wij zijn zeer teleurgesteld dat de economische commissie van GroenLinks gedomineerd
wordt door economisme, wat juist door onze partijleiders Bram van Ojik en Jesse Klaver op
de helling gezet wordt. De voorstellen van de commissie beginnen met een rekensom, en
vervolgens worden oude economische modellen weer stevig op de kaart gezet.
Wij vinden dit voor een partij als GroenLinks niet adequaat. Het is zelfs GroenLinks
onwaardig. De economische modellen en paradigma ’s dienen vernieuwd en veranderd te
worden. En het is zeker niet in lijn met de door het congres aangenomen moties. We mogen
tenminste verwachten dat een werkgroep economie van GroenLinks in opdracht van het
congres aan de slag gaat met ideeën over invoering gedeeltelijk basisinkomen en
experimenten onvoorwaardelijk basisinkomen. In lijn van de visie van GroenLinks.
Wij leven nog steeds met een economisch model met parameters uit de industriële revolutie
en de oorlogsindustrie. Modellen die van pakweg 1850 tot 1950 wellicht adequaat
gefunctioneerd hebben.
7
Echter vanaf 1950 zijn we steeds meer gaan leven in een diensten- en zorgeconomie. Het
‘klassieke’ product van boeren en bedrijven is niet meer allesomvattend.
Ons economisch denken echter loopt ver achter. “Omdat de 1 zorgt kan de ander werken”,
is de redenering vanuit het oude productieparadigma. Maar is zorg dan geen ‘werk’? Of geen
‘product’?
Het is te gek voor woorden dat we wel de luchtbel van schulden en fortuin van de financiële
sector –de banken- wel meerekenen in ons economisch model, maar dat met ‘zorg’ niet
doen. Terwijl zorg toch reëlere economische waarde heeft. Dat zal blijken wanneer ons land
in een zorgcrisis terecht komt.
Bovendien is de zorg ‘ten dienste’ van de reële economie, om maar even in het oude
paradigma te blijven spreken. Of de bancaire financiële sector dat ook doet is al 8 jaar
onderwerp van discussie, en nog steeds zeer twijfelachtig.
GroenLinks moet afstappen van het groeimodel van de economie. Het is de hoogste tijd dat
een politieke partij gaat pleiten voor een ander economisch model: de zorgeconomie. Maar
andere namen en aanduidingen ‘mogen’ ook. Daarnaast zou het voor GroenLinks zeer voor
de hand liggen om ook duurzaamheid, klimaat, natuurwaarde en andere menselijke
waarden in te passen in een economisch model.
Volgens het huidige economisch paradigma kost klimaatbeleid geld! Iedereen voelt aan dat
dit klinkklare nonsens moet zijn. Economen van GroenLinks zouden dit aan kunnen tonen. In
onze optiek kan GroenLinks streven naar de meest authentieke en duurzame opvatting van
wat economie is: alles wat mensen delen.
Goede zorg? It ‘s the economy, stupid! We horen het Jesse Klaver al zeggen. En er zijn al
economen die zich bezig gehouden hebben met het in kaart brengen van de nu nog
‘alternatieve’ economie. Denk aan de BOA quote van de econome Thera van Osch. Die de
informele arbeid zichtbare economische waarde toekent.
Basisloon of basisinkomen is de beste baangarantie! Als we dan toch graag de volledige
werkgelegenheid van Keynes weer van stal willen halen, giet het dan in het juiste
economisch paradigma.
Keynes spreekt over het belang van de ‘koopkrachtige vraag’. Als mensen geen geld hebben
om spullen te kopen, zakt de organisatie van de samenleving in. Oorzaak van de crisis is een
slecht werkend geldsysteem, waarbij armen armer worden. Ze moeten rente betalen, zodat
rijken rijker worden. Zij krijgen de rente! Werkloosheid zorgt voor minder koopkracht, en dus
weer voor minder banen. Basisloon is Keynesiaans. Keynes heeft basisinkomen voorspeld! In
2028! Nog 12 jaar om het geleidelijk in te voeren!
Benoem de grondstof van het menselijk kapitaal! De ‘lijfrente’ van de econoom Maris. En
deze menselijke zorggrondstoffen zijn niet onuitputtelijk, omdat ze in het huidige
economisch model ‘niets’ kosten. Daar hoeven we niet achter te komen als het te laat is.
8
Nogmaals. Voor een echt progressieve partij als GroenLinks zou dit naar onze mening dé
economische uitdaging moeten zijn.
Tenslotte nog een keer de hefboom: het basisinkomen!
Het mooie en rijke van de discussie over basisinkomen is dat het een hefboom is, die deze
diepere discussie over economie vorm kan geven. De discussie alleen al over basisinkomen
raakt vele aspecten van economie en politiek, zoals dit paper in ruime mate aangeeft.
We willen 1 aspect tenslotte nogmaals benoemen. Hét OBI -de discussie allen al- raakt de
diepste essentie van democratie: het vertrouwen tussen burger en overheid.
Bestaanszekerheid kan de diepe wonden van wantrouwen in onze samenleving helen. Het
legt de zenuwen bloot van de politieke crisis en decadentie waarin we verkeren.
Het ware kunstwerk:
een wond die geneest.
(Chr. J. van Geel, Het zinrijk)
We kunnen het basisinkomen of basisloon niet morgen invoeren. Maar we kunnen wel
discussiëren én een pleidooi houden over experimenten, onderzoeken en proeven, en
praten over mogelijkheden van een geleidelijke invoering.
Na deze discussie kunnen we gaan rekenen over wat bijvoorbeeld en proef, of een
geleidelijke of gedeeltelijke invoering gaat kosten! In een reëel en modern economisch
model! En dan kan de politieke vereniging GroenLinks uiteindelijk op de ledenvergadering –
het congres- de finale afweging maken.
Jan Atze Nicolai
Brigitta Scheepsma
Politici GroenLinks
9
Download