Gemeente van Christus, Iemand uit de menigte komt naar Jezus toe met een erfeniskwestie. Het klinkt behoorlijk dwingend. Hij vraagt niet ‘hoe moet ik hiermee omgaan?’ of ‘hoe moet ik met mijn broer omgaan in deze zaak’ of iets dergelijks maar hij geeft Jezus in feite een commando en zegt “Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!” Pardon? zouden wij zeggen. Iemand uit de massa die Jezus commandeert. Daar lijkt Jezus niet van gediend. Vragen over erfrecht horen in die tijd thuis bij de Schriftgeleerden en de priesters aan wie de uitleg van de Thora is toevertrouwd. Uit het feit dat de man uit de menigte ermee naar Jezus gaat kun je opmaken dat hij veel gezag aan Jezus toekent. Maar Jezus bedankt voor de rol van rechter. Voor dit soort zaken moeten de mensen niet bij Hem zijn. Jezus is niet gekomen om problemen op te lossen die je zelf op kunt lossen. De zin na het commando van de man begint met het woordje ‘maar’. Vaak betekent het woordje “maar” in de Bijbel dat er een deur open gaat, maar in dit geval gaat er een deur dicht. Jezus geeft antwoord met een vraag, een waarschuwing en een verhaal. De vraag aan de man luidt: “Wie heeft mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?” Het verhaal en de waarschuwing tegen hebzucht zijn gericht aan de menigte. Wat gebeurt hier? Er is gedoe over een erfeniskwestie, dat brengt Jezus ertoe om iets aan de orde te stellen, waar die man in kwestie en waar de menigte waarschijnlijk helemaal niet aan denken: de hebzucht. Jezus wenst zich niet in te laten met geldkwesties, maar Hij wil `t wel heel graag hebben over rijk in God zijn, daar zit zijn knowhow, dat is zijn specialiteit. De waarschuwing tegen hebzucht past in dat plaatje. In dat kader vertelt Jezus de gelijkenis. Jezus`stelling luidt: “iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die heeft in overvloed.” Achterliggende vraag voor deze stelling n.a.v. de erfeniskwestie is: waar maken wij ons als mensen nu eigenlijk druk om? Anders gezegd: waar kunnen wij ons het beste druk om maken? Die kant wil Jezus op. Er is meer dan materie. Er is iets wat meer waarde heeft dan geld en goed. Jezus is bezorgd over wat de man uit de menigte beweegt. Jezus heeft de verleiding geproefd die kan uitgaan van overvloedig bezit en aardse rijkdom. De verleiding van aldoor meer willen. Het virus van rupsje nooit genoeg, van economische groei in het oneindige. Van je zekerheden voor heden en toekomst bouwen op eigen succes en zo. Maar Hij gunt mensen een andere rijkdom dan de rijkdom van geld en goed en met het oog daarop vertelt hij de gelijkenis. Een succesvolle zakenman in de agrarische sector heeft een enorme oogst binnen te halen die niet in zijn bestaande bedrijfspanden past. Hij moet investeren in nieuwe panden om de oogst kwijt te kunnen. De enige met wie hij voor zijn plannen overlegt, is hij zelf. Maar liefst 7 keer hoor je in de gelijkenis het woord “ik” vallen. Zijn overvloed lijkt hem te isoleren van anderen. Als hij voorraadschuren laat bouwen die groter zijn dan die hij heeft, zit hij safe. Hij versterkt zijn positie, waardoor anderen van hem afhankelijker worden, hij verzekert zichzelf van een veilige toekomst in weelde en luxe. Het is een eenzaam figuur, die bouwt en vertrouwt op eigen succes en het kan niet op. Met God rekent hij niet. Maar dan spreekt God. “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” Dwaas. Zij die niet rekenen met God, worden in de Bijbel “dwaas” genoemd. Denk aan die Psalm die zegt: “De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God.” Het is een treffende gelijkenis. Waar blijf je met al je rijkdom, als je sterft? Wat heb je dan aan je bezit, je baan, je pensioen, je rijkdom. Het leven is kwetsbaar en rijkdom is zo betrekkelijk! Rijkdom is zo betrekkelijk. Dat is ook de boodschap van het hoofdstuk uit Prediker, wat we lazen. Hij beschrijft hoe hij van het leven heeft genoten, niet te zuinig. Iemand die het goed voor elkaar had, er vrolijk op los leefde, het kon niet op. Je zou het als een plaatje kunnen zien bij het verhaal wat Jezus vertelt. Met één fundamenteel verschil: deze man kijkt terug, gaat nadenken en zijn leven evalueren en ziet dan de betrekkelijkheid van zijn rijkdom en van alles wat hij bereikt heeft en noemt het leeg en najagen van wind. Prediker is iemand die ons kan helpen bewust in het leven te staan. Rijkdom is niet erg en genieten van het leven is zelfs iets waartoe Prediker meerdere keren oproept in zijn boek. Maar hij rekent in al zijn rijkdom en genot wel met God en zijn naaste. En daar lijkt het de man in het verhaal van Jezus aan te ontbreken. Met de man in het verhaal loopt het slecht af. Jezus sluit af met de zin: “Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.” De man in het verhaal leeft niet met ontzag voor God en de naaste, hij is alleen met zichzelf en zijn eigen schatten bezig en staat met al zijn rijkdom met lege handen voor God. Zijn gevoel van veiligheid en zijn zelfvoldaanheid staan haaks op de waarden van het koninkrijk van God, dat waarden als liefde, blijdschap, barmhartigheid, gerechtigheid, mededeelzaam zijn en vrede hoog in het vaandel heeft. Jezus roept in zijn optreden op om schatten in de hemel te verzamelen als de beste bron van bestaanszekerheid. Die rijke in het verhaal van Jezus is alleen met zichzelf bezig. Ikke, ikke, ikke en de rest kan… Van mij, van mij, van mij, ik moet grotere schuren bouwen. Verzamel schatten in de hemel, zegt Jezus. Dat betekent: lever een bijdrage aan het koninkrijk van God op aarde. God gunt iemand rijkdom, maar die rijkdom is bedoeld om te delen. God heeft oog voor het gewone leven van mensen. Voor hun primaire behoeften als voedsel en kleding. En God heeft rijken nodig om daarin te voorzien. Wie veel heeft, heeft een hoge roeping: kan veel weg geven. Het verhaal van Jezus doet denken aan de grote joodse oogstfeesten. Maar in het verhaal hoor je niets over feesten die de man organiseert voor vrienden en personeel of wie ook. Zijn succes heeft hem geïsoleerd van relaties. Oogstfeesten in Israël koppelen de vreugde van de oogst allemaal aan het besef dat die oogst en die vreugde deel uitmaken van de juiste omgang met anderen en met God. De zekerheid en de rust zijn niet gegrond op de goederen, maar op de relatie met God en met de naasten. De man in de gelijkenis heeft geen last van economische crisis. Integendeel, het gaat hem voor de wind. En wat doet hij? Oppotten! Wat zou hij moeten doen? Een bijdrage leveren aan het armoedeprobleem en zo schatten in de hemel verzamelen. Zich druk maken om hoe hij zijn rijkdom zou kunnen delen met de Lazarussen bij de poort, met die mensen die minder succesvol zijn geweest en minder geluk hebben gehad. Er zijn veel verhalen bekend van rijke mensen die zulke acties als de grootste verrijking van hun leven hebben ervaren. Jezus confronteert ons met de vraag naar onze bestaanszekerheid. Waar maken wij ons nu werkelijk druk om? Om materiële rijkdom of om relaties? Hij buigt de vraag van de man uit de menigte over de erfeniskwestie om tot een hint om rijk te worden in God. Waarvan acte. Je weet met Jezus niet snel waar je aan toe bent, maar wel dat Hij het allerbeste voor heeft met armen en rijken. Lof aan Hem! Amen.