Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling

advertisement
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Handboek Toetsingskader
Duurzame Ontwikkeling
Handboek Toetsingskader
Duurzame Ontwikkeling
Drs. J. Dagevos
Drs. F. van Lamoen
Tilburg, 20 februari 2009
Inhoudsopgave
Voorwoord
7
9
1
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Inleiding
Vraagstelling
Het instrument ToDo
Relatie met de Telos balans
Alternatieve en aanvullende methoden
Leeswijzer
2 Duurzame ontwikkeling
Definitie
2.2 Relevante begrippen
2.1
9
10
11
12
13
15
15
18
3 Het instrument Toetsingskader Duurzame
Ontwikkeling (TODO)
3.1 Inleiding
3.2 Stappenplan voor het uitvoeren van een duurzaamheideffectmeting
4 Ervaringen in de praktijk
Toepassing
4.2 Leerpunten
4.1
25
25
28
47
47
48
5 De PPP Scan
Inleiding
5.2 Gebruik
5.3 Resultaat
5.4 Tot slot
5.1
51
51
52
53
56
Literatuur
59
Bijlage 1 Case Provinciaal Waterplan
61
Bijlage 2 Case Jeugd en werkgelegenheid
73
Bijlage 3 Case De Tilburgse Shoppingmall
85
Bijlage 4 Case GROW
97
Bijlage 5 Voorbeelden van effectanalyse
109
Bijlage 6 Voorbeeld van een totaaloverzicht
117
Bijlage 7 Afwegingskader Provincie Utrecht
121
Bijlage 8 Duurzaamheidscan Landgoed Dennehoef
Moergestel. Een vorm van self assessment
125
6
Voorwoord
Dit rapport beschrijft een instrument om concrete beleidsvoornemens en ambities
te beoordelen op hun bijdrage aan een duurzame regionale en lokale ontwikkeling.
De zoektocht naar dit instrument is geïnitieerd door de provincie Noord-Brabant
die in haar bestuursakkoord vergaande ambities voor een duurzaam Brabant heeft
opgenomen. Om deze ambities te verwezenlijken is Telos gevraagd een instrument te
ontwikkelen waarmee op een gestructureerde wijze beleidsvoornemens en duurzame
ontwikkeling aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
Het ontwikkelen van dit instrument door Telos heeft plaatsgevonden in nauwe samenwerking met medewerkers van de provincie Noord-Brabant. Met de toepassing van
het instrument is zowel met cases binnen de provinciale organisatie als daarbuiten
ervaring opgedaan. Alle toepassingen hebben plaatsgevonden in Brabant.
Gezien de ervaringen die zijn opgedaan kan zonder voorbehoud worden gesteld dat het
instrument toepasbaar is op de meeste provinciale en gemeentelijke beleidsterreinen.
Het project is uitgevoerd door John Dagevos (Telos, projectleider) en Frank van Lamoen
(Provincie Noord-Brabant), met bijdragen van Jos van de Staaij en Cees van Luxemburg
(Provincie Noord-Brabant) en Frans Hermans, Wim Haarmann, Michel Oldenhof en
Ruben Smeets (Telos).
7
8
1 Inleiding
1.1
Vraagstelling
De meeste provincies en gemeentes in Nederland hebben inmiddels meer of minder
vergaande ambities uitgesproken over de duurzame ontwikkeling van hun regio. ­
Vaak zijn deze ambities tot stand gekomen met inbreng van de maatschappelijke
­stakeholders als het bedrijfsleven, burgers en maatschappelijke organisaties.
Zonder het belang van het proces van het formuleren van de duurzaamheidambities te
willen ontkennen gaat het er in de praktijk natuurlijk vooral om deze ambities vervolgens te vertalen in concrete beleidsvoornemens. Daarmee samenhangend speelt ook
de vraag in hoeverre ander beleid, niet persé op duurzaamheid betrekking hebbende,
een bijdrage levert c.q. kan leveren aan het realiseren van de duurzaamheidambities ­
óf daar juist op gespannen voet mee staat.
Duurzame ontwikkeling is een breed begrip en wordt door een ieder verschillend
ingevuld. Veel van het gemeentelijke en provinciale beleid raakt ergens, direct dan wel
indirect, aan dit brede begrip. Alle beleid is er immers op gericht om in meer of mindere mate de leefbaarheid te verbeteren en/of een gezonde economische ontwikkeling
te stimuleren en/of een meer rechtvaardige samenleving te bewerkstelligen en/of de
kwaliteit van de natuur te verbeteren. Allemaal zaken die een rol spelen bij het streven
naar duurzame ontwikkeling.
Om handen en voeten te geven aan het begrip duurzaamheid bestaat er onder
­gemeentelijke en provinciale beleidsmakers grote behoefte aan een methode die om te
9
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
beginnen dat complexe begrip duurzaamheid of duurzame ontwikkeling operationaliseert en vervolgens op gestructureerde wijze de inwerking van beleid op de duurzame
ontwikkeling van een gemeente of provincie systematisch in beeld brengt.
Sinds haar oprichting in 2000 heeft Telos er aan gewerkt het begrip duurzame ontwikkeling te operationaliseren en meetbaar te maken. De resultaten hiervan hebben o.a.
geresulteerd in de zogeheten duurzaamheidbalans, met behulp waarvan gemeten
kan worden in hoeverre regio’s (provincies, gemeenten) er in slagen hun duurzaam­
heidambities ook daadwerkelijk waar te maken.
Het in dit rapport beschreven Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling, -ToDo-,
maakt het beleidsmakers mogelijk om al in een vroeg stadium van de beleidscyclus
(beleidsvoor­bereiding – beleidsbepaling – beleidsuitvoering – ex-post evaluatie)
inzicht te krijgen in de bijdrage van projecten en programma’s aan het realiseren
van de duurzaamheidambities.
Op alle momenten in de beleidscyclus kunnen de mogelijke duurzaamheideffecten
van (voorgenomen) beleid in kaart gebracht worden. De fase van beleidsvoorbereiding
leent zich daar het beste voor. In deze fase immers liggen plannen nog niet geheel
vast en is er sprake van relatief veel mogelijkheden om voornemens aan te passen aan
nieuwe inzichten. Zo kunnen in de volgende fase van beleidsbepaling nadrukkelijk
de duurzaamheideffecten worden meegewogen en kunnen desgewenst alternatieven
worden ontwikkeld en vergeleken. Daarmee wordt in feite een ex-ante evaluatie van de
beleidseffecten uitgevoerd. Door dit consequent te doen voor alle nieuwe initiatieven
gaat het niet meer om een incidentele, ad hoc beoordeling van de duurzaamheideffecten maar om een structurele aanpak. Deze structurele aanpak zal niet alleen bijdragen
aan een grotere transparantie van het politieke afwegingsproces, maar ook aan het
verder verankeren van het duurzaamheidgedachtegoed (het Telos-denken) binnen de
gemeentelijke en provinciale organisatie.
1.2
Het instrument ToDo
Telos heeft met ToDo een eenvoudig instrument ontwikkeld dat niet alleen provincies
en gemeenten maar ook andere instellingen in staat stelt om van een voorgenomen
initiatief of beleidsvoornemen een ex-ante beoordeling op duurzaamheideffecten te
maken. Het instrument geeft echter geen eenduidig groen of rood licht aan beleidsvoornemens. Het is op de eerste plaats bedoeld om systematisch na te gaan op welke
wijze het beleid zal inwerken op algemene eisen die aan duurzame ontwikkeling worden gesteld. De waarde van het instrument is dan ook op de eerste plaats gelegen in
het identificeren van negatieve effecten of blinde vlekken. Daarnaast kan het aangeven
10
Inleiding
waar kansen liggen voor versterking van duurzame ontwikkeling.
De uitkomst van de toepassing van het instrument noopt tot het beantwoorden van
vragen als:
• Hoe kan het beleid zo worden bijgesteld dat negatieve effecten worden
­voorkomen?
• Waar is nader onderzoek nodig om de doorwerking van beleid te verhelderen?
Een gestructureerde en integrale analyse van beleidseffecten op duurzame ontwikkeling kent een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om succesvol te zijn:
1. er moet tijd en capaciteit voor vrij worden gemaakt;
2. beleidsmakers moeten bereid zijn om over hun eigen (beleid)schutting heen te
kijken en daarmee hun verantwoordelijkheid te delen met andere beleidsterreinen;
3. politiek en bestuurlijk verantwoordelijken moeten bereid zijn om de discussie aan
te gaan met andere verantwoordelijken over de consequenties van voorgenomen
beleid.
Een ex-ante beoordeling van beleid op duurzaamheideffecten kent een aantal duidelijke voordelen:
1. het dwingt tot een goede probleemformulering;
2. het dwingt tot het verkennen van het politieke krachtenveld (welke actoren spelen
een rol: wie is nu de echte probleemeigenaar);
3. het dwingt de (hardheid van de) randvoorwaarden in kaart te brengen;
4. het dwingt tot het expliciteren van alternatieven;
5. het opent de discussie over je doelstellingen en criteria: het maakt duidelijk wat
je als provincie of gemeente belangrijk vindt en waarom;
6. het verlangt een discussie over het relatieve belang van beoordelingscriteria;
7. het maakt de discussie over de gemaakte politieke afwegingen transparant.
1.3
Relatie met de Telos balans
Telos heeft zoals hierboven aangestipt al eerder een methodiek ontwikkeld, -de duurzaamheidbalans-, met behulp waarvan bepaald kan worden of een regio zich meer of
minder duurzaam ontwikkelt in de tijd. Het toetsingskader duurzame ontwikkeling
(ToDo) sluit aan bij het gedachtegoed van de duurzaamheidbalans. Het bevat dezelfde
begrippen en concepten die in de duurzaamheidbalans zijn gebruikt.
Er zijn echter ook verschillen. De balans is een instrument om de duurzaamheid van
regio’s vast te stellen. Het maakt in feite een ‘duurzaamheidfoto’ van een gebied.
In tegenstelling tot ToDo is de balans nadrukkelijk niet bedoeld als instrument voor
11
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
evaluatie van beleid. In de balans wordt namelijk geen directe koppeling gelegd tussen
de waargenomen toestand en ondernomen acties.
Een ander verschil is dat het maken van de balans tamelijk complex is en veel input
van gegevens vraagt. In een ex ante evaluatie is veelal behoefte aan een minder uitgebreide analyse. ToDo kent daarom een vrij eenvoudige – en daarmee minder tijdsintensieve - methodiek. De methode voorziet bovendien in twee fasen: een verkennende
fase en een eventuele verdiepingsslag.
Voor het uitvoeren van een verkennende analyse van de mogelijke duurzaamheid­
effecten is een quick scan ontwikkeld. Afhankelijk van de uitkomst van deze quick
scan kan een meer diepgaande analyse van het optreden van mogelijke duurzaamheideffecten worden uitgevoerd. De ontwikkelde verdiepingsslag zal vooral gebruikt
worden bij majeure projecten en/of wanneer er sprake is van projecten/maatregelen
waarbij veel effecten, tegenstrijdige effecten, zeer grote effecten of effecten op andere
beleidsterreinen optreden.
1.4
Alternatieve en aanvullende methoden
Voor de volledigheid kan worden opgemerkt dat er meer methoden zijn die behulpzaam kunnen zijn bij het maken van duurzaamheidafwegingen. In het rapport “Tool
use in integrated assessments” van het MNP wordt een overzicht geboden van een
groot aantal (soorten) instrumenten1 . Er wordt onderscheid gemaakt tussen zeven
soorten instrumenten:
• Assessment raamwerken
• Participatieve instrumenten
• Scenario methodieken
• Multi-criteria analyses
• Kosten-Baten en Kosten-Effectiviteits Analyses
• Accounting instrumenten, instrumenten voor fysieke analyses en indicatoren sets
• Modellen.
In tegenstelling tot de meeste van deze instrumenten, biedt ToDo geen ‘absolute’ uitkomst waaruit men ondubbelzinnig kan afleiden of en in hoeverre beleidsvoornemens
van invloed zijn op duurzame ontwikkeling. Wél biedt ToDo een gestructureerde wijze
om na te gaan op welke aspecten van duurzame ontwikkeling het voorgenomen beleid
1 Zie W. de Ridder (ed.) (2006), Tool use in integrated assessment. Integration and synthesis report for the SustainabilityA-Test project, MNP Bilthoven
12
Inleiding
doorwerkt. Het is dus op de eerste plaats een signaleringsinstrument dat aangeeft:
• Waar zich blinde vlekken bevinden.
• Op welke aspecten van duurzame ontwikkeling het beleid een positieve invloedheeft.
• Op welke aspecten van duurzame ontwikkeling het beleid een negatieve invloed
heeft.
De discussie die volgt op deze signalering behelst de zoektocht naar verduurzaming
van beleid. De bovengenoemde instrumenten kunnen hierbij worden ingezet in de
verdiepingsslag die ToDo beschrijft. De eerste fase van ToDo (de quick scan) werkt
dan als ‘ zeef’ voor vervolgonderzoek. In de quick scan wordt zo de reikwijdte van het
vervolgonderzoek vastgesteld (‘scoping’).
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op het begrip duurzame ontwikkeling en de
wijze waarop Telos een en ander geoperationaliseerd heeft in het drie- kapitalenmodel
zoals ook toegepast in de duurzaamheidbalans.
In hoofdstuk 3 wordt de beknopte en de uitgebreide versie van het afwegingsinstrument beschreven.
In hoofdstuk 4 worden de ervaringen beschreven die zijn opgedaan met toepassing
van het instrument op een aantal concrete beleidsdossiers. Hier worden een aantal
praktische aanwijzingen gegeven voor een succesvolle toepassing van het instrument.
Om het gebruik van ToDo in de praktijk nog eenvoudiger te maken is een web applicatie gemaakt, de PPPscan (zie www.PPPscan.nl). In hoofdstuk 5 wordt de werking van
dit instrument beschreven.
In de bijlagen worden de uitgevoerde casestudies beknopt beschreven.
13
14
2 Duurzame ontwikkeling
2.1
Definitie
Het ex-ante evaluatie-instrument ToDo moet inzicht geven in de mogelijke bijdragen
van beleidsmaatregelen, programma’s en projecten aan duurzame ontwikkeling. Nu is
duurzame ontwikkeling een breed begrip dat zeer verschillend kan worden ingevuld.
Van belang is daarom in de eerste plaats vast te stellen wat we in dit kader verstaan
onder duurzame ontwikkeling.
Het hedendaagse denken over duurzame ontwikkeling wordt sterk geassocieerd met
het werk van de commissie Brundtland, de World Commission on Environment and
Development, die in 1987 het rapport Our Common Future publiceerde. Daarin wordt
gesteld dat:
“Sustainable development meets the need of the present
without compromising the ability of future generations to
meet their own needs.”
Centraal in deze definitie staat de mens of beter gezegd de (instandhouding van)
behoeften van de mens. Dit is ook vastgelegd in, wat wel het meest belangrijke document genoemd wordt als het gaat om duurzame ontwikkeling, the Rio Declaration on
Environment and Development uit 19922.
2
UNCED, Rio Declaration on Environment and Development, 1992, pag. 1
15
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
‘Human needs are at the centre of concerns for sustainable
development’
Telos maakt bij het operationaliseren van het begrip duurzame ontwikkeling gebruik
van het zogeheten drie kapitalen model3. Duurzame ontwikkeling wordt daarbij
opgevat als een evenwichtige groei van de kwantiteit en kwaliteit van de natuur
(het ecologische kapitaal), van het lichamelijke en geestelijk welzijn van mensen
(het sociaal-culturele kapitaal) en een gezonde economische ontwikkeling (economisch
kapitaal). Om te kunnen spreken van duurzame ontwikkeling moet in navolging van
de hierboven gegeven definitie van duurzame ontwikkeling uit het Brundtlandrapport, voldaan zijn aan drie eisen:
Er moet sprake zijn van een integrale aanpak: het gaat om het verbeteren van het
economisch, ecologisch en het sociaal-culturele kapitaal als geheel. Verbetering van het
ene kapitaal mag niet ten koste gaan van één of beide andere.4
Ze moet houdbaar zijn over de generaties heen: aan de verhouding tussen de
kapitalen mag in de loop van de tijd geen afbreuk gedaan worden (onze kinderen en
kleinkinderen mogen geen last hebben van onze ontwikkeling).
Ze moet houdbaar zijn op mondiaal niveau of met andere woorden onze ontwikkeling
mag niet ten koste gaan van die in andere landen.
Er mag met andere woorden géén afwenteling in de tijd, in de ruimte en tussen de
kapitalen plaatsvinden.
De bovenstaande invulling van het begrip duurzame ontwikkeling laat zien dat het
begrip zowel een strategische dimensie (de langere termijn) heeft, als een normatieve
dimensie (verantwoordelijkheid voor andere schaalniveaus en toekomstige generaties).
In de Nationale Strategie voor Duurzame Ontwikkeling wordt in een eenvoudig
schema het tijdruimtelijke en integrale karakter van duurzaamheid weergegeven.
3
4
16
Het begrip kapitaal moet overigens niet in een monetaire zin worden opgevat. Zie voor wat betreft de uitwerking
van het driekapitalenmodel o.a. Telos, de duurzaamheidbalans 2001: de verantwoording,
Tilburg, februari 2002, Rotmans, J; Grosskurth, J; Van Asselt, M.; Loorbach, D, Duurzame ontwikkeling: van concept
naar uitvoering, Maastricht ICIS, 2001 en Swiss Federal Statistical Office, MONET project: from the definition to the
postulates of sustainable development. Neufchâtel: SFSO, 2001.
Hiermee kiest Telos op het niveau van de kapitalen voor het uitgangspunt van sterke duurzaamheid in plaats van
voor zwakke duurzaamheid. Sterke duurzaamheid wil zeggen dat er geen afwenteling tussen de kapitalen mag
plaatsvinden. Het ene kapitaal mag met andere woorden niet groeien ten koste van het andere kapitaal. Zwakke
duurzaamheid sluit groei van het ene kapitaal ten koste van het andere niet uit mits ‘de som van de kapitalen’
minimaal maar gelijk blijft. Zie hierover o.a. de discussie in Economisch Statistische Berichten in 1996.
Duurzame ontwikkeling
Schema 1. Afwegingskader voor duurzaamheid
Economie
Ecologie
Sociaal-cultureel
Hier en nu
Later
Daar
Bron: Nationale Strategie voor Duurzame Ontwikkeling, 2002
Het afwegingskader laat zien dat bij beleidskeuzen expliciet zowel de gevolgen voor
toekomstige generaties, als de ruimtelijke effecten als de trade-off tussen de kapitalen
moeten worden meegewogen. Het afwegingskader schetst daarmee in feite de contouren van het te ontwikkelen evaluatie-instrument, vormt daar als het ware de basis
van. Als we van een bepaalde beleidsmaatregel op voorhand de mogelijke positieve en
negatieve effecten op het economisch, ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal zouden
kunnen aangeven zowel op de korte (hier en nu) als de lange termijn (later) en als
we ook in staat zouden zijn om aan te geven in hoeverre er sprake is van geografische afwenteling (daar) dan hebben we in feite de vraag beantwoord in hoeverre een
­dergelijke maatregel bijdraagt aan de duurzame ontwikkeling in een regio.
De vraag is hoe een en ander verder te operationaliseren. Bovenstaand schema is immers nog zeer abstract en daardoor moeilijk invulbaar. De Telos duurzaamheidbalans
biedt een kader om te komen tot de gewenste operationalisering.
17
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
2.2
Relevante begrippen
Het instrument ToDo maakt gebruik van de methodiek van de door Telos ontwikkelde
duurzaamheidbalans. In de duurzaamheidbalans worden verschillende begrippen
gebruikt. In het onderstaande schema worden deze begrippen kort toegelicht.
Tabel 1. De relevante begrippen uit de duurzaamheidbalans
2.2.1
Begrip
Omschrijving
Kapitaal
De drie essentiële delen, subsystemen van het totale maatschappelijke
systeem: ecologie, sociaal-cultureel en economie.
Voorraad
De essentiële elementen die samen de kwaliteit en kwantiteit van een
kapitaal bepalen.
Eisen
De langetermijndoelen die geformuleerd worden voor de ontwikkeling
van een voorraad.
Indicatoren
Graadmeters waarmee de eisen kunnen worden geoperationaliseerd.
Normen
Normatief vastgestelde maatstaven met behulp waarvan we de scores
van indicatoren beoordelen.
Kapitalen en de duurzaamheiddriehoek
De ontwikkeling van de drie kapitalen (omvang, verandering in de tijd) wordt gevisualiseerd met behulp van een gelijkzijdige driehoek: de duurzaamheiddriehoek. Er is bewust
gekozen voor een gelijkzijdige driehoek om daarmee te illustreren dat alle kapitalen
even belangrijk zijn. Elk hoekpunt van de driehoek stelt een van de kapitalen voor.
Figuur 1. De duurzaamheiddriehoek
18
Duurzame ontwikkeling
In de bovenstaande driehoek geven de lengte van de lijnen vanuit het centrum,
het zwaartepunt van de driehoek, de maximale grootte van de kapitalen aan. Deze
lijnstukken zijn allemaal even lang. De gemeten toestand wordt weergegeven door de
binnenste driehoek.
Waar het in de praktijk van het monitoren van duurzame ontwikkeling met behulp
van de duurzaamheiddriehoek vooral om gaat is om de omvang van de binnendriehoek te bepalen ten opzichte van de hoekpunten van de buitendriehoek. Hoe dichter
de binnendriehoek ligt bij de buitendriehoek, hoe dichter we een duurzame situatie
benaderen. Door herhaaldelijk te meten kunnen we een vergelijking maken in de tijd
en ontstaat er dynamiek in de monitor.
2.2.2
Voorraden en eisen
Ieder kapitaal is opgebouwd uit een aantal voorraden. Deze worden gekozen op basis
van bestaande theoretische inzichten. In vergelijking met de balans van 2002 heeft
er onder invloed van nieuwe wetenschappelijke en maatschappelijke inzichten een
revisie plaatsgevonden van het hele voorradensysteem. Er zijn voorraden verdwenen,
andere zijn toegevoegd of hebben een andere inhoud gekregen. De nieuwe indeling
van de voorraden ziet er als volgt uit.
Tabel 2. Overzicht voorraden
Sociaal-cultureel
Ecologie
Economie
gezondheid
natuur
arbeid
sociale samenhang en
identiteit
bodem
kapitaalgoederen
veiligheid
grondwater
kennis
kunst en cultureel erfgoed
lucht
ruimtelijke
vestigingsvoorwaarden
participatie
oppervlaktewater
economische structuur
onderwijs
delfstoffen
grond- en hulpstoffen
woonomgeving
landschap
19
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Aan deze voorraden worden vervolgens eisen gesteld. In deze eisen wordt aangegeven waaraan een bepaalde voorraad op de lange termijn moet voldoen. Het zijn met
andere woorden de lange termijn doelen in kwalitatieve bewoordingen. Ze zijn direct
gekoppeld aan de voorraad waarop ze betrekking hebben en worden sterk bepaald
door de context (het heersende normen- en waardepatroon) en het schaalniveau waarvoor de balans wordt opgesteld. Het moge duidelijk zijn dat voor een balans voor een
gemeente andere duurzaamheideisen worden gehanteerd dan voor een provinciale of
nationale duurzaamheidbalans. De eisen kunnen in de tijd ook veranderen, juist omdat ze worden bepaald door stakeholders. Tijdens het interviewen van de stakeholders
voor het essay ‘Brabant op zoek’, dat geschreven is ten behoeve van de Duurzaamheidbalans 2006 zijn de eisen uit de balans 2002 voorgelegd en getoetst op hun huidige relevantie. Dit heeft er toe geleid dat eisen toegevoegd, gewijzigd dan wel aangescherpt
zijn. Bij het opstellen van balansen voor andere provincies en gemeenten is gebleken
dat regionale verschillen eveneens leiden tot (kleine) aanpassingen in formuleringen
van voorraden en eisen.
2.2.3
Indicatoren
De mate waarin aan de eisen wordt voldaan meten we met behulp van indicatoren.
Per eis kunnen één of meerdere indicatoren worden gebruikt. In figuur 2 is een overzicht opgenomen van de samenhang tussen kapitalen, voorraden, eisen en indicatoren.
indicator
indicator
voorraad
eisen
kapitaal
theorieën
voorraad
indicator
voorraad
indicator
Figuur 2. De samenhang tussen kapitalen, voorraden en indicatoren.
20
Duurzame ontwikkeling
Voor iedere indicator wordt een meetschaal opgesteld. Deze meetschaal bestaat uit
normatief vastgestelde maatstaven die een nul- en een streefwaarde kennen met daartussen gelegen grenswaarden. In de balans wordt deze klassenindeling op de volgende
manier zichtbaar gemaakt.
streefwaarde
goud
maatschappelijk optimaal
(doel lange termijn)
grenswaarde
groen
maatschappelijk acceptabel
(doel korte termijn)
grenswaarde
oranje
maatschappelijke grens
(behoefte aan directe aandacht)
grenswaarde
rood
maatschappelijk onacceptabel
(directe ingreep gewenst)
nulwaarde
Figuur 3. Klassenindeling
Het bepalen van de grenswaarden is een onderdeel in de methode die veel discussie
oplevert. Voor het bepalen van deze grenswaarden is gebruikgemaakt van beleids­
documenten, vergelijkingen in de tijd, vergelijkingen met andere regio’s en de
resultaten van maatschappelijke discussies. De streefwaarden drukken als het ware
de ambities uit van een regio.
2.2.4
Het bepalen van de grootte van voorraden en kapitalen
Voor elke voorraad wordt een totaalscore bepaald door de scores van alle indicatoren gewogen bij elkaar op te tellen. Weging vindt plaats omdat niet alle eisen en alle
indicatoren even belangrijk worden geacht. De gewichten van iedere indicator worden
bepaald op basis van het aantal eisen per voorraad. De gewichten van iedere indicator
worden bepaald op basis van het belang dat aan een bepaalde eis wordt toegekend en
21
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
het belang dat vervolgens aan een indicator kan worden toegekend. Tabel 3 geeft hier
een voorbeeld van.
Tabel 3. Voorbeeld van weging indicatoren bij eisen van gelijk belang
voorraad 1
eis 1
eis 2
Weging in %
Hoek
indicator 1
25,00
90
indicator 2
25,00
90
indicator 3
16,67
60
indicator 4
16,67
60
indicator 5
16,67
60
100,00
360
De weging van de indicatoren valt af te lezen uit de grootte van de hoek die ze innemen in de taartdiagrammen. De straal van de taartpunt geeft de gemeten waarde
van de indicator aan. Hoe groter de straal, hoe beter de score. De stippellijn geeft de
situatie bij de vorige meting weer. Een naar buiten gerichte pijl is een verbetering, een
naar binnen gerichte pijl betekent een achteruitgang. Het jaar 2001 is zo veel mogelijk
gebruikt als basisjaar om de vergelijkingen te kunnen maken. Voor de meting van de
huidige toestand zijn de meest recente beschikbare data per indicator gehanteerd.
indicator 5
indicator 1
indicator 4
indicator 2
indicator 3
Figuur 4. Voorbeeld cirkeldiagram
22
Duurzame ontwikkeling
De optelsom van de voorraden binnen een kapitaal bepaalt vervolgens de score van
het kapitaal. Ook hierbij vindt weging plaats. Niet iedere voorraad is even belangrijk.
Figuur 5 geeft een overzicht van de voorraden en de kapitalen in de duurzaamheiddriehoek.
Figuur 5. Samenhang tussen kapitalen, voorraden en indicatoren
Een overzicht van alle gehanteerde bronnen en data en een verantwoording bij de
gemaakte keuzes voor (wegingen van) voorraden, indicatoren en normeringen is terug
te vinden op de website van Telos (www.telos.nl) en in het achtergronddocument
‘de verantwoording van de duurzaamheidbalans 2006’.
Tevens biedt een applicatie op de website van Telos de mogelijkheid om de weging
van de voorraden naar eigen inzichten te veranderen. Men kan dan direct zien hoe
deze verandering doorwerkt op de eindbeoordeling van duurzame ontwikkeling.
23
24
3 Het instrument Toetsingskader
Duurzame Ontwikkeling (TODO)
3.1
3.1.1
Inleiding
Reikwijdte en toepasbaarheid van het instrument
In de inleiding is aangegeven dat het te ontwikkelen meetinstrument eenvoudig én
voor een breed publiek bruikbaar dient te zijn én moet aansluiten bij de Telos-systematiek. Tegelijkertijd dienen we ons te realiseren dat, waar het gaat om de toepasbaarheid van het instrument, een dergelijk instrument niet altijd inzetbaar is. Immers
programma’s, plannen en projecten worden op verschillende abstractieniveaus geformuleerd. Op het hoogste abstractieniveau (agendavorming) is vanwege de ‘vrije vorm’
een formele toetsing volgens een vaste methode lastig. Op het meest praktische niveau
(uitvoering) is een dergelijke toetsing nauwelijks relevant. Alle beslissingen over integrale afwegingen zijn dan immers al genomen. In de tussenliggende niveaus is sprake
van min of meer formele planvorming. Voor deze niveaus is de methode ontworpen.
25
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Tabel 4. De toepasbaarheid van een duurzaamheideffectmeting op verschillende
planniveaus binnen de provincie
Planniveau
Voorbeeld / activiteit
Inzetbaarheid instrument
Agendavorming
Bestuursakkoord
Nee
Strategische plannen
PVVP, WHP
Ja
Uitvoeringsplannen
Reconstructieplannen
Ja
Projecten
Wegaanleg, Waterprojecten
Ja
Uitvoering
Uitvoering
Nee
Van belang is - in feite is dit de eerste stap - om vast te stellen of het uitvoeren van een
duurzaamheideffectmeting zinvol is en hoe uitgebreid een dergelijke meting eigenlijk
moet zijn. Kan volstaan worden met een beknopte quick scan of is een uitgebreide
effectmeting gewenst?
3.1.2
De positionering van de duurzaamheideffectmeting in
de beleidscyclus
In de inleiding is het belang al aangegeven om in een vroeg stadium van de beleids­
cyclus de duurzaamheideffectmeting uit te voeren, zodat bij de beoordeling van programma’s, plannen, maatregelen en projecten de duurzaamheidambities nadrukkelijk
meegewogen kunnen worden. In onderstaand schema wordt aangegeven in welke fase
van het beleidsproces de effectmeting plaatsvindt.
Beleidsvoorbereiding
Beleidsbepaling
Duurzaamheid
effectmeting
Beleidsuitvoering
Ex post
beleidsevaluatie
Terugkoppeling
Figuur 6. De schakels in het beleidsproces en de positie van de duurzaamheideffectmeting
26
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
3.1.3
De duurzaamheiddimensies
In hoofdstuk 2 hebben we vertrekkend vanuit de definitie van duurzame ontwikkeling
aangegeven welke de relevante dimensies zijn aan de hand waarvan je bepaalde maatregelen, programma’s, projecten wil beoordelen op hun effecten ofwel hun bijdrage
aan de verduurzaming van de samenleving. Deze dimensies zijn:
a. Integraliteit: niet alleen de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van een
­kapitaal is van belang, maar voorkomen dient te worden dat deze verbetering ten
koste gaat van de andere kapitalen.
b. Houdbaarheid in de tijd: niet het korte termijneffect staat voorop, maar juist het
lange termijneffect.
c. Houdbaarheid over de grenzen heen: onze ontwikkeling mag niet ten koste gaan
van die van andere mensen op de wereld.
Het instrument ToDo houdt rekening met deze dimensies. Daarbij is zoveel mogelijk
aansluiting gezocht, zowel inhoudelijk als qua visualisatie, bij de Telos-methodiek
zoals die ook in de duurzaamheidbalans wordt toegepast.
3.1.4
De soorten effecten
Het streven naar een verduurzaming van een regio moet uiteraard tot uitdrukking
komen in beleidsmaatregelen, programma’s en projecten. In Telos-termen vertaald
gaat het om de vraag of de maatregelen, programma’s en projecten bijdragen aan de
realisatie van lange termijn duurzaamheideisen. De vraag is of al die maatregelen,
programma’s en projecten ook daadwerkelijk effecten hebben op het realiseren van
die eisen. Een effect kan omschreven worden als een gevolg of een verandering in een
bestaande situatie die wordt veroorzaakt door een gebeurtenis of handeling (bijv. door
de inzet van een maatregel).
Analytisch kan vanuit evaluatieoogpunt een onderscheid gemaakt worden tussen:
a. Bedoelde en onbedoelde effecten: bij bedoelde effecten gaat het om effecten die
men met de maatregel doelbewust teweeg tracht te brengen. De onbedoelde effecten zijn niet bewust beoogd met de voorgenomen maatregel. Deze effecten kunnen
zowel positief als negatief zijn.
b. Directe en indirecte effecten: directe effecten vloeien rechtstreeks voort uit de
invoering van een maatregel. De indirecte effecten betreffen de doorwerkingen,
zij komen voort uit de directe effecten. Overigens hoeven de directe effecten niet
persé van grotere betekenis te zijn dan de indirecte effecten.
c. Voorziene en onvoorziene effecten: effecten kunnen niet altijd allemaal worden
voorzien. Onvoorziene effecten kunnen uiteraard niet ex ante worden gesignaleerd
en zullen pas bij een ex-post evaluatie naar voren komen.
27
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
3.2
Stappenplan voor het uitvoeren van een
duurzaamheideffectmeting
ToDo ondersteunt het nemen van besluiten over initiatieven op grond van de bijdrage
aan duurzame ontwikkeling. Hierbij staan de volgende vragen centraal:
•
•
•
Is er voldoende informatie om de bijdrage aan duurzame ontwikkeling in beeld te
brengen?
Zijn de verwachte effecten aanvaardbaar?
Zijn de verwachte effecten vermijdbaar?
Hierna kan een beslissing worden genomen om een initiatief ongewijzigd voort te
zetten, een initiatief aan te passen om ongewenste effecten te voorkomen of om – bij
onaanvaardbare en onvermijdbare effecten – een initiatief te stoppen (zie figuur 7)
Initiatief
ToDo - Verkennende fase (Quick Scan)
Voldoende informatie
ja
nee
ToDo - Verdiepende fase
ToDo - Evaluatie
ja
Effecten aanvaardbaar?
nee
Effecten vermijdbaar
ja
Initiatief voortzetten
Initiatief aanpassen
Figuur 7. ToDo als beslissing ondersteunend instrument
28
nee
Initiatief stoppen
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
Om de uitvoering van een duurzaamheideffectmeting aan te kunnen passen aan verschillende soorten initiatieven (maatwerk) onderscheiden we 3 fasen:
• Een verkennende fase. Deze fase is er op gericht om enerzijds te komen tot een
heldere probleemanalyse en –formulering en SMART geformuleerde doelstellingen. Op basis hiervan kan aan de hand van een quick scan worden vastgesteld of er
duurzaamheideffecten optreden, en of deze aanleiding vormen om de voorgestelde
maatregelen bij te stellen. Daarnaast kan worden vastgesteld of de uitvoering van
een uitgebreide duurzaamheideffectmeting zinvol is.
• Een verdiepende fase. Is eenmaal vastgesteld dat een uitgebreide duurzaamheid­
effectmeting zinvol is, dan kan een meer verdiepende verkenning plaatsvinden
van de te verwachten (on)bedoelde en (in)directe effecten en hun gevolgen voor de
duurzame ontwikkeling van Brabant.
• Evaluatie van de uitkomsten
Binnen iedere fase onderscheiden we volgtijdelijke deelstappen. In onderstaand schema wordt aangegeven welke deelstappen we binnen de verkennende en verdiepende
fase kunnen onderscheiden.
Schema 2. Fasen- en stappenplan voor de uitvoering van een duurzaamheideffectmeting
Stap
Omschrijving activiteit
Verkennende fase
Stap 1
Probleemanalyse en formulering doelstellingen
Stap 2
Vaststellen of een duurzaamheideffectmeting zinvol is (quick scan)
Stap 3
Vaststellen van de duurzaamheideffecten
Verdiepende fase
Stap 4
Vaststellen van de bedoelde en onbedoelde effecten
Stap 5
Vaststellen van de direct en indirecte effecten
Stap 6
Vaststellen van de reikwijdte van effecten in ruimte en tijd
Evaluatie fase
Stap 7
Evaluatie van de resultaten
29
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
3.2.1
Verkennende fase
De verkennende fase valt, zoals in het bovenstaande schema is aangegeven, uiteen in
drie stappen. Deze worden hieronder verder uitgewerkt.
Stap 1. Probleemanalyse en formulering doelstellingen
Het maken van een goede inschatting van de mogelijke effecten van maatregelen,
programma’s en projecten vraagt op voorhand van de beleidsmakers een heldere
probleemanalyse en in het verlengde daarvan SMART geformuleerde doelstellingen.
Met behulp van een probleemanalyse wordt inzicht verkregen in:
• het beleidsprobleem;
• de argumenten om iets aan het probleem te doen (nut en noodzaak van de
interventie);
• de SMART geformuleerde doelstellingen.
In onderstaand schema5 worden een aantal vragen geformuleerd die behulpzaam
kunnen zijn bij het maken van de probleemanalyse en het formuleren van SMART
doelstellingen.
5
30
Dit schema is ontleend aan de “Handreiking Evaluatieonderzoek ex ante” van het ministerie van Financiën.
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
Schema 3. Uitvoering van een probleem- en doelstellingenanalyse
Fasen
1. Oriëntatie op
het probleem
2. Inventarisatie randvoorwaarden
3. Situatie bij
ongewijzigd
beleid
(nulsituatie)
4. Gewenste
situatie
(1-situatie)
Vragen
A. Wat is het
probleem?
A. Zijn eerder
doelstellingen
vastgesteld?
Wat is de
huidige situatie
plus de ontwikkeling daarvan
in de tijd bij
ongewijzigd
beleid?
Wat is de
gewenste
situatie?
B. Wiens
probleem
is het?
B. Is er beleid
van een hogere
instantie
(Rijk, EU, etc.)?
C. Hoe is het
op de politieke
agenda
gekomen?
C. Is er beleid
en activiteiten
van neven­
gestelde
organisaties
(gemeenten)
De beschrijving van de kloof
tussen de huidige en de gewenste
situatie vormt de concretisering van een beleidsprobleem in
SMART geformuleerde beleidsdoelstellingen
D. Wie zijn de
relevante
actoren?
D. Wat is de
politieke
en sociale
omgeving?
E. Wat zijn de
belangen of
posities?
F. wat of hoe
wordt het
probleem
veroorzaakt?
G. Welke
oplossingen zijn
aangedragen?
E. Wat zijn de
beschikbare
middelen?
H. Wat is de
reikwijdte (ruimtelijk en tijd) van
het probleem?
31
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Hoe beter deze analyse wordt uitgevoerd, des te eenvoudiger de ex-ante effectmeting
kan worden uitgevoerd. Overigens geldt dat, ongeacht de vraag of een duurzaamheideffectmeting wordt uitgevoerd, het uitvoeren van een goede probleem- en doelstellingenanalyse, zeker tegen de achtergrond van de VBTB-operatie (Van Beleids­begroting
Tot Beleidsverantwoording) een essentiële stap is.
Stap 2: Vaststellen of een duurzaamheideffectmeting zinvol is
Het uitvoeren van een duurzaamheideffectmeting is in een aantal gevallen niet zinvol.
Zoals in het voorgaande is aangegeven geldt dit vooral voor de fase van agenda­
vorming en die van de uitvoering. In het eerste geval, dat van de agendavorming, is
het abstractieniveau zo hoog dat van toetsing via het meetinstrument geen sprake kan
zijn. In het geval van uitvoeringsactiviteiten zijn de beslissingen al genomen en hebben, als het goed is, alle integrale afwegingen al plaatsgevonden.
Stap 3: Vaststellen van de duurzaamheideffecten (quick scan)
In eerste instantie wordt met behulp van een quick scan vastgesteld of er duurzaamheideffecten optreden. Bij het uitvoeren van de quick scan zijn de volgende vragen
relevant:
• Heeft het voorgenomen project of maatregel invloed op één of meerdere voorraden
uit de Telos balans?
• Als er sprake is van enige invloed is deze dan positief, neutraal of negatief?
• Is aanpassing/bijstelling of zelfs stopzetting van het project of maatregel aan de
orde of kan het plan ongewijzigd verder?
• Geeft het geheel van te verwachten effecten aanleiding (veel effecten, tegenstrijdige
effecten, zeer grote effecten, effecten op andere beleidsterreinen) om een diepgaandere verkenning uit te voeren.
De basis voor de quick scan wordt gevormd door het bij de duurzaamheidbalans
behorende systeem van voorraden en duurzaamheideisen (zie hoofdstuk 2).
De duurzaamheideisen zoals die per voorraad zijn geformuleerd betreffen nadrukkelijk de lange termijn en hebben een hoog ambitieniveau. Niet het haalbare heeft
voorop gestaan maar het wenselijke. Bij beleidsontwikkeling in de politiek echter gaat
het vaak vooral om het haalbare. Een en ander zal in een aantal gevallen betekenen
dat de geformuleerde duurzaamheideisen verder gaan dan wat op dat moment het ambitieniveau is van het provinciale of gemeentelijke beleid op een bepaald terrein. Dat
hoeft geen beletsel te zijn, zolang het maar niet gaat om strijdige ambities (de ‘richting’
van de ambitie moet gelijk zijn, de horizon mag verschillen). Om een voorbeeld te noemen. Een project dat er op gericht is een bijdrage te leveren aan het verminderen van
32
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
het gehalte aan verontreinigende stoffen in het grondwater draagt bij aan de realisering van de ambitieuze lange termijn eis dat het grondwater vrij dient te zijn van voor
mensen en natuur schadelijke verontreinigingen, terwijl de provincie een dergelijke
eis niet als uitgangspunt voor haar bestuurlijk handelen heeft geformuleerd. Bij het
invullen van het overzicht zou dan in dit concrete voorbeeld aangegeven moeten worden dat er, ondanks een wat geringer provinciaal ambitieniveau, wel degelijk sprake is
van aansluiting bij de lange termijn duurzaamheideis.
Voor iedere eis dient te worden aangegeven:
• Of deze relevant is, met andere woorden of er een effect is van de beleidsmaat­
regel/programma/project op de eis.
• Of het veronderstelde effect van de beleidsmaatregel/programma/project positief
of negatief inwerkt op de eis.
Dit ‘scoren’ van de effecten gebeurt op basis van een (professionele) inschatting
(professional judgement) van degene die de tabel invult. Wel wordt gevraagd om daar
waar bepaalde positieve of negatieve effecten worden verwacht deze kort te beargumenteren (eventueel te verwijzen naar relevant onderzoek etc.).
Het is van groot belang dat het uitvoeren van de quick scan gebeurt door een (project)team waarin alle relevante disciplines zijn vertegenwoordigd. ToDo is niet alleen
bedoeld als beoordelingssysteem maar ook als discussie-instrument. Interactie tussen
verschillende disciplines en belangen zal leiden tot een bredere afweging en een eind­
resultaat waarin de verschillende kapitalen en voorraden beter integraal zijn afgewogen.
Voor het uitvoeren van de quick scan wordt gebruik gemaakt van onderstaande tabel.
In de eerste kolom staan de relevante voorraden uit de duurzaamheidbalans. Kolom 2
bevat de daarbij horende geherformuleerde duurzaamheideisen. In kolom 3 en 4 moet
aangegeven worden of het project of de maatregel naar verwachting invloed heeft op
de realisatie van een bij een voorraad horende duurzaamheideis. In de laatste kolom
kan vervolgens aangegeven worden voor die voorraden waarvan verwacht wordt dat
er sprake is van enige invloed of er sprake is van een (groot) positief of (groot) negatief
effect. Daarbij kan gedifferentieerd worden tussen: sterk positieve effecten (++), positieve effecten (+), neutraal effect (0), negatieve effecten (-), sterk negatieve effecten (--).
33
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Kapitaal/
Voorraad
Eisen
Relevantie
Ja
Ecologisch kapitaal
Natuur
Vergroting oppervlakte (verbonden)
natuurgebied.
Vergroting biodiversiteit (soortenrijkdom van
planten en dieren).
Bodem
Verbetering bodemkwaliteit (schoner).
Behoud van de productieve kwaliteit
(landbouw).
Lucht
Verbetering van de luchtkwaliteit (Schoner)
Vermindering geuroverlast.
Vermindering geluidshinder.
Geen beïnvloeding van het klimaat o.a.
door vermindering van de uitstoot van
broeikasgassen.
Tegengaan lichtoverlast.
Opper­
vlaktewater
Instandhouding c.q. vergroting van het
areaal oppervlaktewater.
Verbetering van de waterkwaliteit (schoner).
Grond­water
Verbetering van de kwaliteit van het grond­
water (schoner).
Niet meer grondwater onttrekken dan
natuurlijk aangevuld kan worden.
Delfstoffen
Vermindering van de winning en gebruik van
niet-herwinbare delfstoffen.
Landschap
Bijdragen aan de verbetering van de landschappelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid.
Bescherming en versterking van erkende
natuur- en cultuurlandschappen.
Zuinig omgaan met schaarse ruimte.
34
Nee
Effect
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
Kapitaal/
Voorraad
Eisen
Relevantie
Ja
Effect
Nee
Sociaal en cultureel kapitaal
Sociale
samenhang en
identiteit
Bevorderen van sociale samenhang.
Voorkomen van armoede.
Voorkomen van uitsluiting.
Bewoners mogen hun identiteit uitdragen
mits dit anderen niet beperkt dit ook te doen.
Participatie
Bevorderen van de betrokkenheid (actief
en passief) van burgers bij de politiek en
samenleving.
Verbetering van de kwaliteit van de informatievoorziening richting burgers zodat deze in
staat zijn de besluitvorming te beïnvloeden.
Gezondheid
Bijdragen aan de verbetering van de
lichamelijke en geestelijke gezondheid van
de bevolking.
Verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg.
Onderwijs
Verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs op alle niveaus.
Verbetering van de aansluiting van het
onderwijs op de maatschappelijke vraag.
Vermindering van uitval van jongeren uit het
onderwijs
Woon­
omgeving
Verbetering van kwaliteit en omvang van het
woningaanbod.
Verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving ( bereikbare en toegankelijke publieke
en dagelijkse voorzieningen).
35
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Kapitaal/
Voorraad
Eisen
Relevantie
Ja
Kunst en
cultureel
erfgoed
Vergroting van het kwantitatieve en kwalitatieve culturele aanbod.
Bevorderen van het actieve dan wel passieve
gebruik van het culturele aanbod.
Bescherming en versterking van het cultureel
erfgoed.
Economische kapitaal
Arbeid
Vergroting van de werkgelegenheid.
Vermindering werkloosheid.
Verhoging opleidingsniveau van de beroepsbevolking.
Verbetering arbeidsomstandigheden.
Kapitaalgoederen
Bevorderen investeringsniveau bedrijfsleven.
Kennis
Versterking van het innovatief en creatief
vermogen van bedrijven, organisaties en
mensen.
Bevordering van de samenwerking tussen de
kennisinstellingen en het bedrijfsleven.
Ruimtelijke
vestigingsvoorwaarden
Verbetering van de bereikbaarheid (via weg,
water, spoor, lucht, rail en ICT) van bedrijven,
voorzieningen en economische centra.
Zorgen dat er voldoende ruimte beschikbaar
is voor bedrijvigheid.
Zorg dragen voor goed beheer van de
beschikbare bedrijventerreinen.
Tegengaan van veroudering, bevordering
meervoudig en multifunctioneel ruimte­
gebruik.
36
Nee
Effect
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
Kapitaal/
Voorraad
Eisen
Economische
structuur
Vergroting veerkracht en aanpassings­
vermogen van de economische structuur.
Relevantie
Ja
Effect
Nee
Bevordering van de komst van nieuwe ondernemingen: starters en zich nieuw ­vestigende
ondernemingen.
Grond- en
hulpstoffen
Bevordering van het hergebruik van
­grondstoffen.
Vermindering van energieverbruik door
­bedrijven en burgers.
Bevordering van de productie en
consumptie van duurzame energie.
Voor elk effect per eis aangeven:
++
sterk positieve effecten,
+
positieve effecten,
0
neutraal effect,
-
negatieve effecten,
--
sterk negatieve effecten
Het projectteam vult de tabel in. De projecttrekker belegt hiervoor een sessie van
­ongeveer 2 uur. Bij grote projecten kan meer tijd noodzakelijk zijn, bij kleine minder.
Het projectteam bespreekt per eis of het project van invloed zal zijn. Bij het invullen
kan blijken dat het team de effecten op eisen buiten het eigen beleidsterrein niet
volledig kan overzien. In deze gevallen zal de projecttrekker collega’s uit andere beleidsterreinen moeten raadplegen.
Wanneer uit de ingevulde tabel blijkt dat het project negatief doorwerkt op één of
meer voorraden moet – in overleg met de opdrachtgever – worden besloten of het uitvoeren van een nadere analyse van deze effecten nodig is. Op grond van deze analyse
kan worden besloten het project anders te formuleren of compensatie voor de
negatieve doorwerking op te nemen.
37
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Is eenmaal de quick scan ingevuld dan resulteert een beeld van de te verwachten positieve en negatieve effecten van het project/maatregel op c.q. bijdrage aan het realiseren van de duurzaamheidambitie. De vragen die vervolgens aan de orde komen zijn:
a. Treden er naar verwachting duurzaamheideffecten op?
b. Indien er meerdere effecten optreden, welke worden de belangrijkste gevonden?
c. Geven de uitkomsten van de quick scan aanleiding om een diepgaandere verkenning uit te voeren? Bijvoorbeeld omdat:
• er veel onzekerheid is over de te verwachten uitkomsten;
• er veel effecten op andere beleidsterreinen te verwachten zijn die vragen om
nadere afstemming en/of overleg;
• er grote positieve en/of negatieve effecten verwacht worden die vragen om een
nadere onderbouwing;
• er veel indirecte effecten verwacht worden van de invoering van het project/
maatregel die vragen om een nadere verkenning en benoeming;
• het om een politiek en maatschappelijk gevoelig onderwerp gaat dat om een
zeer zorgvuldige (af)weging vraagt.
d. Geven de uitkomsten van de quick scan, de te verwachten duurzaamheideffecten,
aanleiding om het projectvoorstel bij te stellen? Bijv. omdat:
• de overall resultaten toch minder positief zijn dan verwacht;
• er (op andere terreinen) negatieve effecten verwacht worden die om compen­
satie vragen;
• het maatschappelijk en politiek draagvlak van een voorstel ondergraven wordt.
Of er naar aanleiding van de beantwoording van bovenstaande vragen ook daadwerkelijk iets gebeurt (plan wordt bijgesteld of zelfs gestopt, er vindt een verdiepende
afweging plaats) is op voorhand niet te voorspellen. Daarvoor zijn ook geen gedragslijnen op te stellen. Wel kunnen een aantal succesfactoren benoemd worden. Voor de
invoering van een dergelijke ex-ante beoordelingsmethodiek is het noodzakelijk dat:
a. De uitkomsten van de analyse zowel bestuurlijk als ambtelijk worden gedragen.
Het is geen vrijblijvende exercitie.
b. De introductie van het systeem goed begeleid wordt (trainingen, goed documentatiemateriaal, etc.)
c. Er veel mee geoefend wordt en de ervaringen gebruikt worden om de methodiek
bij te stellen.
d. Degenen die met de methodiek moeten werken het gevoel hebben dat de kwaliteit
van hun werk erdoor bevorderd wordt en ze niet het gevoel hebben dat ze bezig
zijn met een bureaucratische exercitie die veel tijd vraagt.
38
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
3.2.2
Verdiepende fase
Naar aanleiding van de uitkomsten van de quick scan kan besloten worden een meer
verdiepende verkenning uit te voeren naar de te verwachten (on) bedoelde en (in)
directe effecten van de voorgenomen maatregelen. Hieronder wordt aangegeven hoe
een dergelijke verdiepende verkenning uitgevoerd kan worden.
Afhankelijk van de vraagstelling kan voor de uitvoering van een verdiepende fase
gebruik worden gemaakt van reguliere instrumenten als kosten-baten analyse of
milieueffectrapportage (zie paragraaf 1.4). In formele trajecten kan de quick scan dan
in een startnotitiefase worden ingezet voor de probleemanalyse en bepaling van de
reikwijdte van het vervolgonderzoek. ToDo vormt dan een universeel voorportaal voor
ex ante effectstudies
Stap 4: Vaststellen van de bedoelde en onbedoelde effecten
In deze stap dient een antwoord te worden gevonden op de vraag of een maatregel,
programma of project vanuit de eigen primaire doelstellingen bijdraagt aan de ontwikkeling van één of meerdere voorraden uit de duurzaamheidbalans. Daarbij kan een
onderscheid gemaakt worden tussen bedoelde en onbedoelde effecten. Onbedoelde
effecten treden op als:
a. een bepaalde maatregel ook doorwerkt (direct, indirect) op andere (beleids)­
terreinen zonder dat die doorwerking op voorhand voorzien was (kan het gevolg
zijn van sectorale blikvernauwing);
b. actoren in het maatschappelijk veld (anders) reageren op de maatregelen
­(anticiperen, verzetten, aanpassen).
Om zicht te krijgen op de bedoelde en onbedoelde effecten is het goed om intern niet
alleen te rade te gaan bij de deskundigen binnen de eigen directie/sector maar juist
ook bij anderen in andere afdelingen, directies of disciplines. Daarnaast is het goed om
ook aan externe deskundigen en belanghebbenden te vragen naar hun oordeel over
de bedoelde effecten en de mogelijke onbedoelde effecten. Zeker waar het gaat om de
onbedoelde effecten is het geven van een korte toelichting gewenst.
39
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Stap 5: Vaststellen van de directe en indirecte effecten
Directe effecten vloeien rechtstreeks voort uit de invoering van een maatregel.
De indirecte effecten komen voort uit de doorwerking van de directe effecten. Naar
verwacht mag worden zal er in ieder geval een grote overlap zijn tussen de bedoelde
en de directe effecten.
Het vaststellen van de directe en indirecte effecten zal in twee deelstappen geschieden:
Eerst worden de directe effecten in kaart gebracht.
Vervolgens kunnen met behulp van oorzaak-effect-ketens de indirecte effecten in kaart
gebracht worden.
Om zicht te krijgen op de aard en omvang van directe en indirecte effecten is het
raadzaam om zogenaamde oorzaak-effect ketens, ook wel causale ketens genoemd,
op te stellen. Daarbij moeten we niet alleen letten op de directe effecten van maatregelen, de zogenaamde eerste orde effecten, maar moeten we ook kijken naar de
zogenaamde indirecte effecten (de tweede en derde en hogere orde effecten). Hoe
doen we dit op eenvoudige wijze? Het eenvoudigste is een pijlendiagram op te stellen
waarbij het startpunt gevormd wordt door de voorraad die direct beïnvloed wordt
door de maat­regel, het project of programma. Deze voorraad noemen we gemakshalve
de beginvoorraad. Hebben we de beginvoorraad vastgesteld dan wordt vervolgens
gekeken welke voorraad/voorraden eveneens veranderen, in positieve of negatieve
zin, als gevolg van veranderingen in de beginvoorraad. Daarmee kan het tweede orde
effect vastgesteld worden. Vervolgens kan weer gekeken worden of als gevolg van
het optreden van dit tweede orde effect er weer andere voorraden veranderen (derde
orde ­effect). Het in kaart brengen van de indirecte effecten (de effecten van tweede
en hogere orde) is belangrijk. Ze hebben soms meer impact dan de directe effecten.
Soms beogen programma’s, projecten, maatregelen juist expliciet om oorzaak-gevolg
ketens (dynamiek) op gang te brengen. Door hieraan geen aandacht te besteden zou
juist voorbij kunnen worden gegaan aan de essentie van het programma, project of
de maatregel. Tegelijkertijd is het van belang de ketens niet te lang door te trekken.
Immers anders kunnen we in een situatie terecht komen waarbij alles met alles lijkt
samen te hangen. De keten houdt op als:
• Deze weer bij de beginvoorraad uitkomt.
• Deze doodloopt (er geen vervolgeffecten meer worden waargenomen).
• De hogere orde effecten dusdanig gering zijn dat het verder doortrekken van de
keten zinloos wordt.
40
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
Ook bij het vaststellen van de directe en indirecte effecten is het zinvol om niet alleen
binnen de eigen directie en binnen de eigen sector te rade te gaan maar het oor ook
te luister te leggen bij andere collega’s uit andere directies en sectoren en bij externe
deskundigen en partijen/belanghebbenden.
In bijlage 5 en 6 wordt aan de hand van twee voorbeelden, ontleend aan het door
Telos uitgevoerde onderzoek “Naar een duurzaam platteland: evaluatie van de reconstructieplannen in de gemeente Gemert-Bakel”, in kaart gebracht hoe een dergelijk
causaal model vorm kan worden gegeven.
Het eerste voorbeeld betreft een set van maatregelen met betrekking tot de versterking
van de ruimtelijke kwaliteit en het cultuurhistorische karakter van het reconstructie­
gebied (zie figuur 8) De tweede betreft de Ruimte voor Ruimte regeling.
herstel ruimtelijke
kwaliteit
ruimtelijke
kwaliteit
cultuurhistorie
betrokkenheid
leefomgeving
kwaliteit
natuur
economische
structuur:
landbouw
toerisme
Figuur 8. Voorbeeld van een causale keten voor herstel van ruimtelijke kwaliteit binnen
de reconstructie
Stap 6: Vaststellen van de reikwijdte van effecten in ruimte en tijd
Duurzame ontwikkeling heeft zoals we in hoofdstuk 2 al hebben aangegeven niet
alleen iets te maken met het evenwichtig ontwikkelen van economische, sociaalculturele en ecologische kapitalen of het herstellen van een verstoorde balans.
Het voorkomen van afwenteling ruimte en tijd is van minstens even groot belang.
41
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Onze ontwikkeling nu mag niet ten koste gaan van de ontwikkelingsmogelijkheden
van die van onze kinderen en kleinkinderen. Daarnaast moeten we tevens oog hebben
voor de gevolgen van onze ontwikkeling voor gebieden/regio’s buiten de eigen regio.
Anderen, elders op de wereld wonend, moeten geen hinder ondervinden van onze
ontwikkeling. Integendeel, daar waar mogelijk moet onze ontwikkeling hier bijdragen
aan de ontwikkeling elders in de wereld. In deze stap zijn daarom de volgende vragen
van belang:
Ruimte
• Heeft een maatregel, project of programma naar verwachting regio-overschrijdende effecten (bedoeld/onbedoeld, direct/indirect)?
• Waar (in welke regio’s) treden deze effecten op ?
• Gaat het om positieve of wel negatieve effecten?
Tijd
• Wanneer treden effecten op?
• Gaat het om tijdelijke of permanente effecten?
3.2.3
Evaluatie fase
In deze fase worden de doelstellingen met de effecten van beleid geconfronteerd. Deze
confrontatie biedt informatie voor het nemen van beslissing over het al dan niet voortzetten, bijstellen of stoppen van beleidsontwikkelingen.
Stap 7: Evaluatie van de resultaten
In de vorige stappen is op systematische wijze in kaart gebracht wat de mogelijke
­verwachte (on)bedoelde en (in)directe effecten zijn van voorgenomen beleidsmaatregelen, projecten of programma’s. Daarbij is tevens aangegeven of de verwachte
­effecten zich beperken tot het Brabantse grondgebied of dat ze ook daarbuiten
gevolgen zullen hebben. De vraag is hoe verder te gaan. Wat doen met de beschikbare
informatie? Drie stappen kunnen onderscheiden worden:
a. het zichtbaar maken van de resultaten;
b. het samen met de (interne) opdrachtgever bespreken en beoordelen van de resultaten van de ex-ante evaluatie in het licht van de te realiseren doelstellingen en de
duurzaamheidambities;
c. het bepalen van eventuele vervolgacties.
Ad a. Het zichtbaar maken van de resultaten
42
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
De volgende activiteiten dienen plaats te vinden:
•
Integratie van de stappen 4, 5 en 6 in één totaaloverzicht. Daarbij kan het volgende
overzicht gebruikt worden:
Regio
Kapitalen
Ecologisch
Economisch
Sociaalcultureel
Bedoeld/
onbedoeld
.............
Direct/indirect
Elders
Per kapitaal wordt aangegeven welke voorraad in positieve dan wel negatieve zin
bedoeld/onbedoeld, direct/indirect beïnvloed wordt.
Tevens wordt per kapitaal aangegeven of er ook bepaalde voorraden elders beïnvloed
worden.
Ter illustratie is in bijlage 6 een tabel opgenomen waarin de uitkomsten van het
onderzoek “Naar een duurzaam platteland: evaluatie van de reconstructieplannen in de
gemeente Gemert-Bakel” zijn opgenomen. Hierbij moet aangetekend worden dat het
om een beoordeling van een pakket aan maatregelen gaat en dat niet gekeken is naar
de effecten die buiten de provinciegrenzen optreden.
•
Beschrijving van de werkwijze
• gebruikte bronnen
• met wie gesproken
• argumentatie voor het leggen van bepaalde verbanden
• argumentatie voor het geven van een bepaalde waardering van de te verwachten effecten.
43
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Ad b. Het samen met de (interne) opdrachtgever bespreken en beoordelen van de
resultaten van de ex-ante evaluatie in het licht van de te realiseren doelstellingen en de
duurzaamheidambities
Bij het beoordelen van de resultaten met de interne opdrachtgever gaat het er om:
1. Vaststellen of het project bijdraagt aan de verdere duurzame ontwikkeling van
de regio. Hierbij is het van belang om te kijken of de maatregel, het project of
programma:
• een positieve bijdrage levert aan de verdere ontwikkeling van één of meerdere
kapitalen;
• er tegelijkertijd geen sprake is van afwenteling op een van de andere kapitalen: anders geformuleerd de positieve ontwikkeling van het ene kapitaal mag
niet tegelijkertijd leiden tot een negatieve ontwikkeling van één van de andere
kapitalen;
• er ook geen sprake is van geografische afwenteling of afwenteling in de tijd.
2. Bepalen of aanpassing van de plannen noodzakelijk is. Is er sprake van een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van één of meerdere kapitalen en geen sprake van
afwenteling (op een van de andere kapitalen en geografisch), dan is er geen reden
om af te zien vanuit duurzaamheidoverwegingen van invoering van de maatregel,
het project of het programma. Is er wel sprake van afwenteling dan zal bekeken
moeten worden:
• waar deze afwenteling precies plaatsvindt;
• hoe ernstig deze is;
• of deze verminderd kan worden door aanpassing van de maatregel,
het project of het programma;
• anderszins compensatie kan plaatsvinden.
3. Opmaken van een voorlopig eindoordeel. Wanneer de effecten in kaart zijn
­gebracht en bekeken is of aanpassingen/compensatie noodzakelijk en/of gewenst
zijn zal een voorlopig eindoordeel geveld moeten worden. Drie wegen staan open:
stoppen, doorgaan zonder aanpassing of aanpassen en opnieuw beoordelen.
44
Het instrument Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling (TODO)
45
46
4 Ervaringen in de praktijk
4.1
Toepassing
Gedurende de ontwikkelingsperiode is ToDo niet alleen in verschillende projecten
toegepast maar ook met verschillende doeleinden: toetsinstrument, planhulp of
proces­begeleiding.
In de ontwikkelperiode is door voortschrijdend inzicht de methode zelf steeds
aan­gepast. De in de bijlage beschreven cases kennen onderling dan ook (kleine)
verschillen in formulering en indeling van voorraden en eisen. Ook in de toekomst
zal de methode en het bijbehorende instrumentarium worden geactualiseerd.
In zijn oorspronkelijke vorm - als ex ante toets op de duurzaamheideffecten van
­projecten - is ToDo gebruikt in het kader van:
• de mogelijke komst naar Tilburg van een Mega Mall (zie bijlage 3);
• de evaluatie van het GROW programma (zie bijlage 4);
• de plannen om op het Landgoed Dennenhoef in Moergestel een zorghotel te
ontwikkelen. Door Arton projectontwikkelaars is daartoe op verzoek van het
College van B & W van de gemeente Oisterwijk een zelfevaluatie uitgevoerd
(voor de resultaten zie bijlage 8);
• de plannen om op het landgoed Providentia een gecombineerde zorg-woon­­voor­
ziening te creëren (lopend project).
47
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Daarnaast is ToDo ook nadrukkelijk gebruikt als ordeningskader voor strategische
beleidsontwikkeling zoals bij:
• de ontwikkeling van de strategische middenlange termijnvisie van woningbouwvereniging Woonwijze (voorheen Ons Bezit) in Vught;
• de ontwikkeling van de MVO-strategie voor het Landgoed de Groene Kamer;
• het project Viable Cities voor de gemeente Tilburg;
• het opstellen van het Provinciaal Waterplan. In dit project is ToDo vooral gebruikt
als een ordeningskader om mogelijke (economische)baten van het waterhuis­
houdingplan systematisch op te sporen (zie bijlage 1).
Parallel aan het ontwikkelen van ‘de Staat van Utrecht’ (de Utrechtse variant van de
Brabantse Duurzaamheidsbalans) heeft De Argumentenfabriek voor de provincie
Utrecht een ‘Toetsingskader Duurzaamheid’ ontwikkeld. De medewerkers van de
provincie hebben daarin de aspecten vastgesteld die volgens de provincie Utrecht de
duurzaamheid van haar plannen bepalen. Dit Toetsingskader (zie bijlage 7) komt in
grote lijnen overeen met ToDo. Het belangrijkste verschil tussen ToDo en dit
Toetsingskader zit hem er in dat naast de duurzaamheidseffecten er in het Utrechtse
Toetsingskader ook gekeken wordt naar een aantal financiële aspecten.
In vorm en diepgang kennen de genoemde toepassingen veel variatie. In alle gevallen
was het uitvoeren van een Quick Scan een eerste fase. In een aantal gevallen – zoals
bijvoorbeeld het Provinciaal Waterplan – volgde een verdiepingsslag (in dit geval in de
vorm van een economische baten analyse).
De wijze van presenteren van de eindresultaten liep sterk uiteen. In veel gevallen
voldeed de tabelvorm. In andere gevallen – zoals GROW – is gekozen voor een meer
visuele benadering door middel van diagrammen (‘spiderwebs’).
Gebleken is dat ToDo in haar uiteindelijke vorm breed en flexibel inzetbaar is. In alle
gedaanten – toetsinstrument of ontwikkelhulp – werd het door de betrokken organisaties als een aanwinst gezien voor het planproces.
4.2
Leerpunten
De toepassing van het instrument levert een aantal leerpunten op:
1. Zorg voor een voldoende breed samengestelde (intern en extern) groep die de
toets uitvoert. De breedte waarborgt dat de verschillende belangen/invalshoeken
­(ecologie, economie en sociaal-cultureel) voldoende aan bod komen. Het voorkomt
48
Ervaringen in de praktijk
een zekere blindheid voor de bredere impact van een project of maatregel. De
kwaliteit van de uitgevoerde toets wordt niet alleen beter, over het algemeen leren
de deelnemers van elkaar tevens over de grenzen van hun eigen belang heen
te kijken.
2. Streef bij de uitvoering van de Quick Scan niet naar exactheid. Een eerste indicatie (richting van het verwachte effect) volstaat over het algemeen. Vraag mensen
wel te argumenteren waarom ze een bepaald soort effect verwachten (omvang,
­richting).
3. Stel eerst vast waarover je het met elkaar eens bent. Ga niet op zoek naar datgene
wat je van elkaar scheidt maar ga juist op zoek naar datgene wat je aan elkaar
bindt. Het bespoedigt in belangrijke mate het proces en zorgt in het algemeen ook
voor positieve energie.
4. Concentreer je vervolgens bij de bespreking van de resultaten vooral op de zaken
waarover je van mening verschilt.
Voor de invoering van een dergelijke ex-ante beoordelingsmethodiek is het nood­
zakelijk dat:
a. De uitkomsten van de analyse zowel bestuurlijk als ambtelijk worden gedragen.
Het is geen vrijblijvende exercitie.
b. De introductie van het systeem goed begeleid wordt (trainingen, goed documentatiemateriaal, etc.).
c. Er veel mee geoefend wordt en de ervaringen gebruikt worden om de methodiek
bij te stellen.
d. Degenen die met de methodiek moeten werken het gevoel hebben dat de kwaliteit
van hun werk erdoor bevorderd wordt en ze niet het gevoel hebben dat ze bezig
zijn met een bureaucratische exercitie die veel tijd vraagt.
49
50
5 De PPPscan
5.1
Inleiding
Om de toegankelijkheid en daarmee het gebruik van de methode te vergroten is op
basis van ToDo een internetapplicatie gebouwd: de People Planet Profit scan (PPPscan).6
Met de PPPscan kunnen concrete beleidsvoornemens en plannen worden beoordeeld
op hun verwachte bijdrage aan een duurzame regionale ontwikkeling. De PPPscan
werkt langs de lijnen van de in hoofdstuk 3 beschreven quick scan. In de PPPscan
worden de voorraden door meerdere partijen voorzien van scores, waarbij een negatieve score staat voor een verwachte negatieve bijdrage en een positieve score voor
een positieve bijdrage. Deze scores geven inzicht in de duurzaamheid van een project.
Hiermee maakt de PPPscan de discussie over de verwachte effecten van een plan en
de bijdrage aan een duurzame ontwikkeling transparant en evenwichtig en signaleert
tegelijkertijd verbetermogelijkheden..
De PPPscan is hiermee een praktisch hulpmiddel voor planvorming en het nemen
van besluiten. De scan geeft – net als de quick scan uit ToDo – geen absolute uitkomst,
maar geeft aan waar – vanuit de optiek van duurzame ontwikkeling – de sterke en
zwakke punten van plannen zitten. Dit kan aanleiding zijn om de plannen te herzien
of te verbeteren, ze zelfs stop te zetten of ze ongewijzigd door te laten gaan.
6
De PPPscan is ontwikkeld door Telos met medewerking van de Brabantse Mileiufederatie (BMF). De software is
ontwikkeld door Elicit uit Boxtel. Financieel is een en ander mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van
de Provincie Noord-Brabant en de gemeenten Tilburg, Breda en St. Anthonis.
51
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
De PPPscan kan zowel door individuen als door groepen mensen gebruikt worden.
Omdat ook de spreiding van de verschillende scores wordt getoond kan bij groeps­
toepassing ook helder gemaakt worden waar zich onduidelijkheden en verschillen/
discussiepunten voordoen.
De PPPscan is te vinden op www.pppscan.nl. Nieuwe gebruikers kunnen op de
startpagina een wachtwoord aanvragen waarmee ze op het systeem kunnen
inloggen.
5.2
Gebruik
De scan is bedoeld om mensen (individueel dan wel in groepsverband – projectgroep,
bestuurders, stakeholders) aan te laten geven hoe zij denken dat een project of beleidsvoornemen scoort op het gebied van duurzame ontwikkeling. Dit scoren gebeurt – net
als in de ToDo quick scan – door de gebruikers te vragen voor iedere voorraad en de
daarbij behorende duurzaamheideisen op een schaal van zeer positief tot zeer negatief
aan te geven wat de verwachte bijdrage van het voornemen/project is met betrekking
tot het realiseren van deze duurzaamheideisen(zie figuur 9).
Mensen kunnen op verschillende manieren gebruiker van de scan zijn. In de eerste
plaats als individu die een initiatief wil doorlichten. Daarnaast kunnen mensen op
uitnodiging van een ander de scan invullen óf zelf een project starten en anderen
uitnodigen om te scoren. In het geval er sprake is van invulling door een groep
mensen kunnen er zich twee situaties voordoen:
• een groep belangenvertegenwoordigers: personen die de scan invullen doen
dit vanuit een bepaald perspectief (people, planet of profit). De indeling naar
belangenvertegenwoordiging wordt vooraf bepaald.
• een groep die GEEN belangen vertegenwoordigt. In dit geval wordt vooraf niet
aangegeven welke belangen iemand vertegenwoordigt.
52
De PPPscan
Figuur 9. Het scoren van projecten op hun bijdrage aan de verschillende voorraden
5.3
Resultaat
De presentatie van de resultaten vindt plaats op twee niveaus:
• Op het niveau van de afzonderlijke voorraden.
• Op het totaalniveau van de drie kapitalen. Hiermee wordt in één oogopslag
inzichtelijk gemaakt of het project bijdraagt aan een positieve ontwikkeling van
de kapitalen.
53
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Resultaat op totaalniveau
Op totaalniveau toont de PPPscan de ontwikkeling ten opzichte van de uitgangs­
situatie.
Figuur 10. De verwachte ontwikkeling van de duurzaamheidsdriehoek
Bovenstaande figuur laat zien dat in het getoonde voorbeeld er sprake is van een
project dat per saldo een positief resultaat oplevert voor Profit, een licht negatief effect
voor Planet en een vrijwel neutraal effect voor People.
Resultaat op voorraadniveau
Op het niveau van de voorraden wordt eveneens de ontwikkeling ten opzichte van de
nulsituatie weergegeven. De weergave is in de vorm van ‘taartpunten’, vergelijkbaar
met de weergave uit de Telos balans (figuur 11) Voor ieder kapitaal wordt een apart
diagram getoond.
54
De PPPscan
Figuur 11. De verwachte ontwikkeling van de voorraden binnen het kapitaal Planet
Spreiding van de resultaten
Als er een scan wordt uitgevoerd door een groep kan met behulp van de scan ook
inzichtelijk gemaakt worden of er op voorraadniveau sprake is van spreiding in de
scores. Bij veel spreiding is er blijkbaar weinig consensus over het verwachte effect
van het voornemen/project en zal verdere discussie nodig zijn. Indien er sprake is van
geen of nauwelijks spreiding van de scores rondom het gemiddelde is er sprake van
een grote mate van consensus onder de respondenten.
55
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Figuur 12. Spreiding van de scores binnen een groep
Bij een groep van belangenvertegenwoordigers kan inzichtelijk gemaakt worden of de
beoordeling van de verwachte effecten van het plan of voornemen afhankelijk is van
het perspectief van waaruit de respondenten handelen. Anders geformuleerd: beoordelen mensen vanuit bijvoorbeeld de milieubeweging (planet perspectief) een project
anders dan mensen uit de ondernemerswereld (profit perspectief). Bij deze wijze van
scoren kan per belang een duurzaamheiddriehoek worden gegenereerd.
5.4
Tot slot
Duurzame ontwikkeling betekent het zoeken naar balans tussen economische, sociale
en ecologische belangen. Het vraagt bij planontwikkeling en planbeoordeling om het
hanteren van een integraal perspectief. De PPPscan draagt hieraan bij doordat het
respondenten aanzet een plan te beoordelen vanuit verschillende perspectieven.
Daarnaast geeft de scan op een laagdrempelige wijze en binnen korte tijd (deelnemers kunnen onafhankelijk van elkaar en op een tijdstip van eigen keuze scoren) een
overzicht van de zwakke en sterke punten van plannen en voornemens. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat het overzicht van sterke en zwakke punten en de verschillen
in beoordeling zullen leiden tot verdere discussie en verbetering van het plan en tot
consensus tussen verschillende partijen. Toepassing van de PPPscan op deze wijze zal
naar wij hopen en verwachten bijdragen aan de realisatie van projecten die aantoonbaar bijdragen aan duurzame ontwikkeling.
56
De PPPscan
57
58
Literatuur
Beckers, Theo & Wim Haarmann (red.) (2001), Naar een duurzaam platteland. Evaluatie
van de reconstructieplannen in de gemeente Gemert-Bakel, Telos Tilburg.
Dagevos, John, Marleen van Klingeren en Hans Mommaas (2008), De Tilburgse shopping
Mall. Ontwikkelen vanuit een duurzaamheidsperspectief, Telos Tilburg.
Dagevos, John & Ruben Smeets (2007), The GROW programme in perspective of the Telos
3P-model. Evaluation of the programmes and projects, TelosTilburg.
Ministerie van Financiën (2003), Handreiking Evaluatieonderzoek ex ante, Den Haag.
NCDO (2002), Nationale Strategie voor Duurzame Ontwikkeling. Den Haag.
Provincie Noord-Brabant (2006), “Thema jeugd en werkgelegenheid: position paper en
interventiemodel. 0-meting mei 2006”.
Ridder. W. de (ed.) (2006), Tool use in integrated assessment. Integration and synthesis
report for the SustainabilityA-Test project, MNP Bilthoven.
Twynstra Gudde (2007), Baten van het water. Het waterhuishoudingsplan in balans.
Telos (2006), De duurzaamheidbalans van Brabant, Telos Tilburg.
UNCED (1992), Rio Declaration on Environment and Development.
59
60
Bijlage 1
Case Provinciaal Waterplan
De Provincie Noord-Brabant werkt – in het kader van de Waterwet – aan het opstellen van een Provinciaal Waterplan voor de periode 2009-2015. Het plan beschrijft de
hoofdlijnen van het in de provincie te voeren waterbeleid en de daartoe behorende
aspecten van het provinciale ruimtelijk beleid. Het plan vormt daarmee:
•
•
•
•
•
Het strategische beleidskader voor het integrale waterbeleid en -beheer voor
de korte en lange termijn, rekening houdend met duurzaamheid en klimaatveranderingen.
Een strategisch kader van waaruit initiatieven van andere actoren binnen het
­waterbeleid en andere beleidsvelden worden gestimuleerd en gestuurd.
Een structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet Ruimtelijke
Ordening.
Een toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied
van water.
Het beheerplan voor grondwateronttrekkingen voor de openbare drinkwater­
voorziening, bodemenergiesystemen en industriële onttrekkingen groter dan
150.000 m3 per jaar.
61
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Binnen het planproces voor het Provinciaal Waterplan is ToDo op twee manieren
toegepast:
1. Als raamwerk voor een studie naar de baten van water.
2. In een sessie met de projectgroep als eerste toets op het conceptplan.
Rapport Baten van water
Inleiding
In het voortraject van het Provinciaal Waterplan heeft de Provincie Noord-Brabant
een onderzoek laten uitvoeren naar de ‘Baten van Water’. Telos was als lid van de
begeleidingsgroep betrokken bij de totstandkoming van het onderzoek. Het onderzoek
is uitgevoerd door Twynstra Gudde.
Aanleiding voor het onderzoek is dat de Provincie – in haar streven naar een duurzaam waterbeleid met een evenwichtige ontwikkeling van het ecologisch, economisch
en sociaal cultureel kapitaal – terugkijkend op eerdere waterhuishoudingplannen heeft
geconstateerd dat vooral de baten van water bij het maken van afwegingen onvoldoende zijn benut. Bovendien zijn de baten in relatie tot water tot nu toe vooral ingestoken
vanuit de ecologie. Sociaal-culturele en economische baten zijn in eerdere plannen
minder belicht.
Beoogde inzet ToDo
In de startbijeenkomst van het onderzoek heeft Telos voorgesteld om het instrument
ToDo te gebruiken voor het identificeren van voorraden – in de zin van de duurzaamheidbalans – waar mogelijk baten kunnen optreden. De Quick Scan zou zo worden
gebruikt om op een systematische wijze de reikwijdte van de daadwerkelijke kostenbaten analyse te bepalen om zo het complete palet aan mogelijke duurzame baten in
beeld te brengen.
Evaluatie methode door Twijnstra Gudde
Gebleken is dat de checklist uit ToDo goed bruikbaar is om consequent voor
voorgenomen maatregelen na te gaan op welke duurzaamheidaspecten (en
binnen welk kapitaal) maatregelen hun doorwerking kunnen hebben. De effecten
van maatregelen zijn vaak direct te vertalen naar een baat – al dan niet direct, al
dan niet positief. ToDo is dan ook zeker bruikbaar voor toepassing op strategische
beleidsdocumenten als het Provinciaal Waterplan.
62
Bijlage 1 Case Provinciaal Waterplan
De drie kapitalen hebben elk een eigen afbakening, ook in de wijze waarop baten
zichtvaar worden:
Economische baten worden vooral uitgedrukt in vermeden economische
­schade, verbeterde productieomstandigheden en/of meerwaarde van
producten.
Ecologische baten worden vooral uitgedrukt in een toename van het
­aantal soorten (biodiversiteit) en vermeden (onomkeerbare) schade aan
­natuurterreinen of natuurwaarden.
Sociaal-culturele baten worden vooral uitgedrukt in de betalingsbereidheid
voor verbetering van de leefomgeving (als indicatie van de belevingswaarde of
waardering van een aantrekkelijker leefomgeving) en in niet-gebruikswaarden
(de intrinsieke waarde van bijvoorbeeld de aanwezigheid van (water)natuur
of de identiteit van een gebied). De verervingwaarde (waarde die mensen
hechten aan het overdragen van een gezond watersysteem aan de volgende
generatie) is gemonitariseerd op basis van betalingsbereidheid.
•
•
•
De Telos methode blijkt overigens niet kaderscheppend te zijn voor de discussie
over baten. Door een ander taalgebruik, een soms wisselend en afwijkend schaalniveau (de ToDo checklist is heel concreet, voorgenomen doelen vaak niet – tenzij
de maatregelen al heel concreet zijn) en uiteindelijk een ander toepassingsdoel
(het benoemen van een baat is niet hetzelfde als het willen benoemen van een
economisch, ecologisch of sociaal-cultureel kapitaal) bleek het niet altijd mogelijk
de baten te matchen met de kapitalen.
De checklist kent een zo brede insteek dat veel aspecten onderbelicht lijken te zijn
als het om water gaat. Dit betreft dan vooral de sociaal-culturele begrippen als
burgerschap, solidariteit en kunst.
Bovendien zijn de voorraden grondwater en oppervlaktewater in het Provinciaal
Waterplan juist verbijzonderd. Dit maakt het schaalniveau en de manier waarop
de checklist wordt ingevuld soms lastig.
Niettemin is de methodiek doorgezet om in het kader van de verdere ontwikkeling van de Telos methodiek de toepasbaarheid en de beperkingen daarvan na
te gaan. Bovendien houdt het de invuller/analist van de gegevens scherp om te
formuleren wat er precies wordt verstaan onder de baten en in welke relatie deze
baten (effecten) staan tot de ecologische , sociaal-culturele en economische
kapitalen.
63
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Toepassing ToDo
In het eindrapport zijn de baten ingedeeld naar de kapitalen uit de duurzaamheiddriehoek. ToDo is dus niet zozeer toegepast bij het identificeren van mogelijke baten
maar bij het categoriseren van de baten. Deze categorisatie heeft plaatsgevonden op
kapitaalniveau en niet op voorraad niveau. In het rapport zijn baten bovendien toegekend aan de verschillende water thema’s’ (veilig water, voldoende water, schoon water),
zodat het rapport een dubbele gelaagdheid kent.
Twynstra Gudde constateert dat ToDo op hoofdlijnen toepasbaar is maar in de uitwerking te weinig aansluit (in schaal en begripsomschrijving ) bij de beschreven baten.
Een aantal voorraden blijkt nauwelijks relevant, anderen kennen te weinig detaillering. Deze constatering vloeit volgens ons voort uit het feit dat ToDo niet – zoals
­beoogd – als selectie instrument maar als sorteerinstrument is toegepast. De Quick
Scan biedt het gehele spectrum aan voorraden binnen de duurzaamheiddriehoek.
Als ToDo was toegepast zoals beoogd zou in een eerste selectie de relevantie van deze
voorraden voor het Provinciaal Waterplan worden getoetst. Niet-relevante voorraden
– zoals burgerschap – hadden dan in de volgende stappen niet verder beschouwd
hoeven te worden. Voor de wel relevante voorraden biedt ToDo de mogelijkheid om in
vervolgstappen (de daadwerkelijke kosten-baten analyse) een verbijzondering door te
voeren, waarbij effecten in de vorm van baten worden gedefinieerd.
Uiteindelijk zijn de baten in het rapport niet gedefinieerd aan de hand van de eisen
uit de duurzaamheiddriehoek maar – grotendeels – aan de hand van de handleiding
‘Kentallen Waardering Natuur, Water, Bodem en Landschap (Witteveen en Bos, 2006).
Deze handleiding is bedoeld om de waarde van de natuurlijke omgeving te concretiseren. De verschillende waarden kennen echter geen methodische samenhang vanuit
duurzaamheidperspectief. Met andere woorden: de handleiding waardeert een breed
scala van effecten maar beoogd niet op systematische wijze een bijdrage aan duurzame ontwikkeling in beeld te brengen. Het vertrekpunt zijn de optredende effecten
– benaderd vanuit het ecologisch kapitaal – en niet de lange termijn eisen vanuit het
complete duurzaamheidpalet.
Geconcludeerd wordt dat door wel de vorm maar niet de systematische benadering
van ToDo te gebruiken het onduidelijk blijft of de ‘duurzame baten’ van het Provinciaal Waterplan volledig in beeld zijn. Door de baten toe te kennen aan de verschillende
kapitalen wordt wel helder in beeld gebracht dat het Provinciaal Waterplan niet alleen
bijdraagt aan het ecologisch kapitaal maar dat ook vanuit economie en sociaal-cultureel oogpunt er winst valt te behalen.
64
Bijlage 1 Case Provinciaal Waterplan
Quick Scan Provinciaal Waterplan
Inleiding
In december 2007 heeft de provinciale projectgroep van het Provinciaal Waterplan
onder leiding van Telos de quick scan uitgevoerd op een eerste versie van het plan.
Naast medewerkers uit de water bureaus waren ook medewerkers aanwezig uit de
beleidsvelden landbouw, economie en natuur.
Het doel van de bijeenkomst was om op systematische wijze de duurzaamheideffecten van het Provinciaal Waterplan in beeld te brengen en ‘witte vlekken’ op dit vlak
te identificeren. Aan de hand van de ToDo tabel is gediscussieerd over optredende
­effecten en relaties tussen voorraden.
De resultaten van de discussie zijn samengevat in de bijgevoegde quick scan tabel.
In een aantal gevallen was er geen eenduidig oordeel van de groep over relevantie of
omvang van effecten. De reikwijdte van de meningen is in de tabel weergegeven door
meerdere vakjes aan te vinken.
Resultaten
Ecologisch kapitaal
Het Provinciaal Waterplan heeft grote doorwerking op het ecologisch kapitaal. Dit is
logisch omdat de voorraad water tot dit kapitaal behoort. Effecten zijn grotendeels
positief. Toch is er ook binnen dit kapitaal sprake van een aantal mogelijk negatieve
effecten. Zo kunnen droge natuurwaarden en agrarisch grondgebruik risico lopen
door het beleid van vernatting. Een goede ruimtelijke planning van maatregelen is
hier essentieel.
Ten aanzien van de waterdoelen zelf werd geconstateerd dat de interactie tussen
grondwater en oppervlaktewater een zwak punt blijft. Het zijn nog teveel gescheiden
(beleids)werelden, vooral in stedelijk gebied.
Andere geconstateerde aandachtspunten zijn:
• Het omgaan met eventuele verontreinigingrisico’s door toepassing van koudewarmte opslag.
• Het optreden van oxidatie van organische stof bij verandering van het grondwaterpeil.
• De dynamiek van de toegekende functies aan water in ruimte en tijd.
• De gevolgen voor de voorraad Landschap zijn lastig in beeld te brengen. Er is een
overlap met beleving (Sociaal-cultureel kapitaal).
65
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Veel van de geconstateerde effecten zullen op projectniveau nader moeten worden
uitgewerkt om nadelige gevolgen (afwenteling tussen voorraden) te voorkomen.
Wat betreft het doelbereik van het Provinciaal Waterplan werd geconstateerd dat de
richting overeenkomt met de duurzaamheideisen maar dat de ambitie minder ver
reikt. Dit riep de vraag op of het provinciaal beleid ambitieus genoeg is.
Sociaal-cultureel kapitaal
Door de samenstelling van de groep (vanuit de directie SCO waren wel mensen uit­
genodigd, maar niet aanwezig) bleek het lastig om concrete effecten te benoemen.
Voor veel voorraden bleek ook na discussie het waterplan niet relevant. Effecten
– veelal positief – zijn wel te verwachten voor gezondheid, veiligheid, woonomgeving
en cultureel erfgoed.
Het vergroten van veiligheid – voorkomen van overstromingen of wateroverlast –
is één van de speerpunten van het waterbeleid.
Gezondheid, woonomgeving en cultureel erfgoed hebben in eerdere plannen nog
geen prominente aandacht gekregen (los van het beschermingsbeleid voor de drinkwaterwinningen). Hier liggen kansen voor nieuw beleid, zowel ter vergroting van het
welzijn van de Brabanders (volksgezondheid en beleving van water) als voor het meer
benutten van economische potenties (water als waardeverhogend element bij ruimtelijke plannen). Op meerdere vlakken kan zo de verbondenheid van de Brabanders met
het water worden versterkt, waarmee tevens draagvlak kan worden gecreëerd voor
minder zichtbare – maar wel noodzakelijke – maatregelen. Op het vlak van cultuurhistorie spelen concrete herstelprojecten als de Brabantse Waterlinie. In het kader van
herinrichting van beken verdient dit onderwerp aandacht.
Uit recent onderzoek van het PON blijkt dat de beleving en waardering van water bij
de meeste Brabanders nog nauwelijks spelen. Gekoppeld aan hoog gewaardeerde functies als wonen en natuur is hier nog veel ruimte voor ontwikkeling.
Ook bij laag relevante voorraden als onderwijs en solidariteit zijn een aantal aandachtspunten benoemd:
• Solidariteit: Beprijzen van water (drinkwater maar ook anderzijds, bijvoorbeeld
via recreatie) kan mogelijk de toegankelijkheid beperken. Voor Brabant is dit
vooralsnog niet relevant.
• Onderwijs: Vanuit het beleid kan ingezet worden op het genereren en uitdragen
van waterkennis. Hier zit tevens een link met het economisch kapitaal.
66
Bijlage 1 Case Provinciaal Waterplan
Economisch kapitaal
Voor vrijwel alle voorraden in het economisch kapitaal worden positieve effecten voorzien. De beschikbaarheid van schoon (grond)water wordt gezien als een belangrijke
vestigingsfactor (bijvoorbeeld voor de bier- en frisdrankenindustrie). Daarnaast zijn
veel waarden latent aanwezig en kunnen door gericht provinciaal beleid beter worden
benut. Gedacht kan worden aan potenties voor recreatie en toerisme, innovatie in de
watersector en (verbrede) landbouw.
Eén van de gebieden waar nadrukkelijk aansluiting zal worden gezocht met het
waterbeleid is scheepvaart. In het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan staat hiervoor
concreet beleid beschreven. Het Provinciaal Waterplan werkt hiervoor voorwaardenscheppend.
Veel van de mogelijke baten zijn omschreven in het achtergrondrapport De Baten van
Water. De resultaten van dit rapport – dat mede tot stand is gekomen op basis van de
Telos methodiek - worden verwerkt in het waterplan.
Belangrijk is om de traditionele tegenstelling ecologie-economie om te buigen naar
gezamenlijke winst. Minimalisering van economische activiteiten (op het schaalniveau
van Brabant) mag geen gevolg zijn van het waterbeleid. Wel kan het waterbeleid een
impuls vormen voor een andere ruimtelijke verdeling van functies. Dit speelt bijvoorbeeld bij de realisatie van waterbergingslocaties.
Ervaring met ToDo
De deelnemers gaven aan een positief gevoel te hebben bij de sessie. De systematiek
van ToDo is helder. De checklist uit de quick scan is een handig hulpmiddel om systematisch alle duurzaamheidaspecten in beeld te brengen en relaties tussen voorraden
expliciet te maken. Uiteindelijk heeft de sessie geen volledig nieuwe elementen opgeleverd, wel zijn de relaties beter aantoonbaar gemaakt.
Beaamd wordt dat het duurzaamheiddenken eigenlijk bij iedereen tussen de oren
moet zitten. ToDo kan helpen bij dit leerproces.
Afgesproken wordt dat in het Provinciaal Waterplan expliciet aandacht wordt besteed
aan duurzame ontwikkeling. Effecten en relaties zoals die in de sessie naar boven zijn
gekomen worden waar mogelijk in beleidsdoelen verankerd.
Een punt van kritiek op ToDo is dat de omschrijving van de eisen niet eenduidig
genoeg is. Er zijn teveel mogelijkheden voor interpretatie, zodat de discussie vaak over
67
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
de eisen zelf gaat en niet over de gevolgen van het voorgenomen plan. Een nadeel was
dat – ondanks de brede uitnodiging – het aantal verschillende beleidsvelden aan tafel
beperkt was. De aanbeveling is om ToDo nog niet onbegeleid uit te zetten. De begeleiding van Telos bij de sessie werd als zeer waardevol ervaren.
Tabel quick-scan Provinciaal Waterplan 13 december 2007
Kapitaal/
Voorraad
Eisen
Ecologisch kapitaal
Natuur
Oppervlakte van (verbonden)
natuurgebied en behoud
bio­diversiteit.
Bodem
Schoon (voor mens en
natuur). Behoud van de
productieve kwaliteit
(landbouw).
Lucht
Schoon (voor mens en
natuur).
Geen beïnvloeding van het
klimaat.
68
Oppervlaktewater
Er is voldoende oppervlakte­
water en het is schoon (mens
en natuur).
Grondwater
Schoon (voor mens en natuur). Niet meer onttrekken
dan natuurlijk aangevuld kan
worden.
Delfstoffen
De winning van niet-herwinbare delfstoffen wordt verminderd.
Landschap
Het landschap wordt mooi
gevonden door burgers.
Erkende natuur- en cultuur­
landschappen worden
beschermd en versterkt.
Relevantie
Effect
Ja
--
Nee
-
0
+
++
Bijlage 1 Case Provinciaal Waterplan
Kapitaal/
Voorraad
Eisen
Relevantie
Effect
Ja
--
Nee
-
0
+
++
Ecologisch kapitaal
Solidariteit
Er is sprake van sociale
samenhang. Er is geen
armoede of uitsluiting.
Burgerschap
Burgers zijn betrokken (passief
en actief) bij de politiek en
hebben toegang tot de
benodigde informatie.
Gezondheid
De bevolking is en voelt zich
lichamelijk en geestelijk
gezond. De gezondheidszorg
is voor iedereen toegankelijk
en van goede kwaliteit.
Onderwijs
Het onderwijs sluit aan op
maatschappelijke behoeften,
is van hoge kwaliteit en goed
toegankelijk voor iedereen.
Woon­
omgeving
Mensen zijn tevreden met
de eigen woning en woonomgeving, met bereikbare
en toegankelijke publieke en
dagelijkse voorzieningen.
Veiligheid
Iedereen voelt zich veilig in
Brabant omdat de kans om
ergens slachtoffer van te worden verwaarloosbaar klein is..
Identiteit en
diversiteit
Het uitdragen van de eigen
identiteit is wenselijk en geoorloofd zolang anderen hierdoor
niet beperkt worden.
Kunst en
cultureel
erfgoed
Het culturele aanbod is groot,
divers en voor iedereen die
hiervan actief dan wel passief
gebruik wil maken toegankelijk.
Het cultureel erfgoed wordt
beschermd en versterkt.
69
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Kapitaal/
Voorraad
Eisen
Economisch kapitaal
70
Arbeid
Er is sprake van evenwicht op
de arbeidsmarkt (kwalitatief
en kwantitatief). De beroeps­
bevolking is goed opgeleid.
Werk is gezond.
Kapitaal­
(goederen)
Bedrijven maken voldoende
winst en investeren voldoende.
Kennis
Het innovatieve en creatieve
vermogen van bedrijven,
organisaties en mensen wordt
voortdurend versterkt.
De kennisinstellingen spelen
hierin een actieve ondersteunende rol.
Ruimtelijke
vestigingsvoorwaarden
De bereikbaarheid (via weg,
water, spoor, lucht, rail en ICT)
van bedrijven, voorzieningen
en economische centra is
goed. Er is voldoende ruimte
beschikbaar voor bedrijvigheid,
die goed beheerd wordt.
Economische
structuur
De economische structuur
kent een goede mix van stuwende en verzorgende bedrijvigheid. Ze wordt voortdurende
vernieuwd door de komst van
nieuwe ondernemingen (starters en zich nieuw vestigende
ondernemingen).
Grond- en
hulpstoffen
Investering van bedrijven zijn
gericht op het voorkomen van
uitstoot van schadelijke stoffen
en op de vermindering van
gebruik van niet hernieuwbare
grond- en hulpstoffen.
Relevantie
Effect
Ja
--
Nee
-
0
+
++
Bijlage 1 Case Provinciaal Waterplan
71
72
Bijlage 2
Case Jeugd en werkgelegenheid
Aanpak
Aan de hand van de eerste, uitgebreide versie van ToDo heeft een toets plaatsgevonden van de casus Jeugd en werkgelegenheid. De toets is uitgevoerd door een aantal
leden van de projectgroep, onder voorzitterschap van Telos. Het invullen van de toets
heeft plaatsgevonden in twee sessies van ieder 1,5 uur. Doel van de sessies was in
eerste instantie om te komen tot een oordeel over de bruikbaarheid van de methodiek.
In de praktijk bleken de sessies ook bij te dragen tot verheldering van de opvattingen en posities van de verschillende deelnemers aan de sessies. Het Thema Jeugd en
Werkgelegenheid is een zeer breed thema waarin raakvlakken liggen met verschillende beleidsterreinen en directies binnen de PNB. Het stuurt op samenhang tussen
de beleidsvelden Multiculturele Samenleving, Vrijwilligers, Sport, Educatie, Armoede,
Arbeidsmarkt, Cultuur en Jeugdzorg. Het doel is het bereiken van een duurzame
versterking van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt door een brede ondersteuning van de jeugdigen tot volwaardig burgerschap. Duidelijk een breed ingestoken
onderwerp. Dat komt duidelijk naar voren in het position paper, maar komt ook tot
uitdrukking in de invulling door de betrokkenen van de toets.
Observaties
De deelnemers aan de bijeenkomsten waren van mening dat het instrument zeer
bruikbaar is. Vooral ook bijdraagt aan een systematische discussie over ieders eigen
positie in het project en in het verlengde daarvan over de doelen die eenieder wenst te
73
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
realiseren via het project.
De discussie leverde ook nog de nodige input op voor het verhelderen van de eisen
zoals die in de duurzaamheidbalans worden gehanteerd. In de periode waarin de
eerste sessie plaatsvond was Telos nog in gesprek met de directie SCO over de precieze
formulering van de duurzaamheideisen voor het sociaal-culturele kapitaal. In vergelijking met casus I (de gebiedspilots waterkwaliteit) had al een aanpassing van de eisen
plaatsgevonden in die zin dat de eisen taalkundig waren geherformuleerd (minder
‘moeten-gehalte’).
Resultaten
De invulling laat zien dat er tal van raakvlakken worden gezien met de voorraden
uit het sociale en economische kapitaal. Er worden geen raakvlakken gezien met het
ecologische kapitaal.
Naar aanleiding van het invullen van onderstaand schema is vervolgens de vraag
voorgelegd waar de prioriteiten in de ogen van de aanwezigen zouden moeten liggen
c.q. waar die liggen. Hoewel er veel (on)bedoelde effecten worden genoemd en er tussen de invullers ook wel enig verschil van mening bestond over de vraag of een effect
nu bedoeld of onbedoeld zal zijn bestond er over de prioritering vervolgens weinig
meningsverschil.
De prioriteiten liggen bij:
1. de voorraad solidariteit: de sociale samenhang is gewaarborgd en er is geen
armoede en uitsluiting;
2. de voorraad onderwijs: aansluiting van het onderwijs op maatschappelijke
behoefte en de kwaliteit van en de toegang tot het onderwijs;
3. de voorraad kennis: het versterken van het creatieve, innovatieve en adaptieve
vermogen van werknemers.
Het bovenstaande overzicht maakt duidelijk dat de directe effecten vooral verwacht
worden bij de voorraden onderwijs, solidariteit, kennis en arbeid. Er is een duidelijke
link met de verwachte bedoelde en onbedoelde effecten.
Ook hier is vervolgens gevraagd aan te geven welke directe effecten het belangrijkst
gevonden worden. Het volgende, zeer eensluidende beeld resulteert:
1. voorraad arbeid/onderwijs: bijdrage aan het opleidingsniveau van de
beroepsbevolking;
2. voorraad solidariteit: versterking sociale samenhang en participatie
(voorkoming uitsluiting).
74
Bijlage 2 Case Jeugd en werkgelegenheid
Naar aanleiding van de invulling van de toets voor de (on)bedoelde en directe effecten is besloten om niet verder te gaan met het in kaart brengen van de te verwachten
indirecte en grensoverschrijdende effecten. Dit komt vooral omdat het om een breed
ingestoken en onderling sterk samenhangend programma gaat. Een beoogd (bedoeld
en direct) effect zoals bijv. versterken van de onderlinge samenhang in de samen­
leving (voorraad solidariteit) wordt onder andere mogelijk gemaakt door in te zetten
op verhoging van het opleidingsniveau van de jongeren. Dit gebeurt zowel vanuit
arbeidsmarktoverwegingen als vanuit participatieoverwegingen.
75
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
De bedoelde en onbedoelde effecten en de directe effecten van het programma
Jeugd en Werkgelegenheid
Voorraad
Eisen
Ecologisch kapitaal
Bodem
De functies van de bodem als drager, producent en regulator worden niet
(onomkeerbaar) aangetast.
De bodem is vrij van, voor mensen en natuur, schadelijke verontreinigingen
met een antropogene oorsprong.
Delfstoffen
De winning van niet-hernieuwbare delfstoffen wordt verminderd.
Grondwater
Het grondwater is vrij van voor mensen en natuur schadelijke
verontreinigingen met een antropogene oorsprong.
De onttrekking van grondwater mag de natuurlijke capaciteit voor aanvulling
niet overschrijden.
Lucht
De lucht is vrij van voor mensen en natuur schadelijke verontreinigingen met
een antropogene oorsprong.
Er is geen door de mens veroorzaakte klimaatverandering.
Brabant levert minimaal een evenredige bijdrage aan de oplossing van
klimaatverandering.
Natuur
In natuurgebieden zijn de aangetroffen soorten in dichtheden te vinden
te zijn zoals die overeenkomen in soort­gelijke ongerepte gebieden.
In stedelijk en agrarisch gebied is de hiervoor kenmerkende biodiversiteit
zo groot mogelijk.
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewater is vrij van, voor mensen en natuur, schadelijke
verontreinigingen met een antropogene oorsprong.
Landschap
Iedereen is tevreden met het landschap waar hij of zij woont en werkt.
Erkende natuur- en c
­ ultuurlandschappen en hun kenmerkende landschaps­
elementen worden beschermd en versterkt, terwijl storende elementen worden
geweerd.
76
Bijlage 2 Case Jeugd en werkgelegenheid
Sluit doelstelling aan bij voorraad/eis?
Ja
Bedoeld
Direct
effect
Nee
Onbedoeld
77
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Voorraad
Eisen
Economisch kapitaal
Arbeid
De vraag naar en het aanbod van arbeid zijn in evenwicht, zowel in kwalitatief
als in kwantitatief opzicht. Dat betekent geen werkloosheid en geen moeilijk
vervulbare vacatures.
Werk moet gezond werk zijn: langdurig ziekteverzuim en uitstroom t.g.v.
arbeidsongeschiktheid moet voorkomen worden.
Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking stijgt. Het arbeidsaanbod bezit
minimaal een startkwalificatie.
Kapitaal
Voor het in stand houden en versterken van het productieve vermogen van de
Brabantse economie is het nodig dat het bedrijfsleven voldoende investeert.
Bedrijven beschikken over voldoende financiële middelen om te kunnen
investeren. Daartoe moeten ze voldoende winst maken.
Kennis
Het creatieve, adaptieve en innovatieve vermogen van werknemers en werkgevers van en in bedrijven en organisaties als geheel wordt voortdurend versterkt.
Investeringen van bedrijven zijn gericht op de voortdurende vernieuwing van
producten, productieprocessen en dienstverleningsconcepten, opdat de
continuïteit van de onderneming gewaarborgd is.
De kennisinfrastructuur ondersteunt de bedrijvigheid.
Grond- en
hulpstoffen
Investeringen van bedrijven zijn gericht op vermindering van energieverbruik
en uitstoot van schadelijke stoffen.
Investeringen van bedrijven zijn gericht op het verminderen van het gebruik
van niet-hernieuwbare grond- en hulpstoffen.
Ruimtelijke
vestigingsvoorwaarden
Bedrijven, voorzieningen, instellingen en economische centra moeten goed
bereikbaar c.q. ontsloten zijn via de weg, het spoor, het water, de lucht en
de ICT.
Er moet voldoende ruimte (terreinen, bedrijfspanden) beschikbaar te zijn voor
bedrijvigheid.
De beschikbare ruimte voor bedrijvigheid moet optimaal beheerd worden.
78
Bijlage 2 Case Jeugd en werkgelegenheid
Sluit doelstelling aan bij voorraad/eis?
Ja
Bedoeld
Direct
effect
Nee
Onbedoeld
++
+
++
+
+
++
+
++
0
0
0
0
0
79
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Voorraad
Eisen
Economische
structuur
De regionale bedrijvigheid is samengesteld uit een goede mix van stuwende
en verzorgende bedrijvigheid, waardoor de creatie van toegevoegde waarde
bevorderd wordt.
De economische structuur van Brabant wordt permanent versterkt en
vernieuwd door de komst van startende ondernemingen en zich nieuw in
Brabant vestigende ondernemingen.
Sociaal-culturele kapitaal
Burgerschap
Elke burger heeft zeggenschap in politieke besluitvorming die hem of haar en
de samenleving en haar toekomst aangaat.
De burger heeft de (morele) plicht om gebruik te maken van de zeggenschap
in de politieke besluitvorming.
Alle burgers hebben vrijelijk toegang tot de informatie die zij nodig hebben om
als burger te kunnen functioneren.
Solidariteit
De sociale samenhang van de samenleving is gewaarborgd.
Er is geen armoede of uitsluiting.
Veiligheid
De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en
rampen is verwaarloosbaar.
Iedereen voelt zich veilig in Brabant.
Woon­omgeving
Iedereen heeft toegang tot een betaalbare woning van goede kwaliteit.
Publieke en dagelijkse voorzieningen zijn bereikbaar en toegankelijk voor
iedereen.
Iedereen is tevreden met de woonomgeving waar hij of zij woont:
veilig, aangenaam en gezond.
Gezondheid
De bevolking is lichamelijk en geestelijk gezond.
De bevolking voelt zich gezond.
De gezondheidszorg is van hoge kwaliteit en toegankelijk voor iedereen;
inclusief preventie en nazorg.
Iedereen heeft een eigen verantwoordelijkheid voor een gezonde leefstijl.
80
Bijlage 2 Case Jeugd en werkgelegenheid
Sluit doelstelling aan bij voorraad/eis?
Ja
Bedoeld
Direct
effect
Nee
Onbedoeld
0
+
0
0
+
++
+
0
+
0
0
0
0
0
0
0
81
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Voorraad
Eisen
Onderwijs
Het onderwijs sluit aan op de maatschappelijke behoefte.
Het onderwijs is van hoge kwaliteit.
Iedereen heeft toegang tot een vorm van onderwijs die past bij zijn of haar
capaciteiten (ongeacht leeftijd, geslacht, afkomst of achtergrond).
Iedereen heeft de plicht er voor te zorgen dat zijn/haar competenties/scholing
(blijven) aansluiten op maatschappelijke behoeften
Identiteit
en diversiteit
Iedereen heeft het recht om zijn eigen identiteit en diversiteit te koesteren
en uit te dragen in woord en gedrag, zolang dit anderen niet beperkt om
hetzelfde te doen.
Kunst en cultureel
erfgoed
Het culturele aanbod is groot, evenals de diversiteit.
Iedereen kan actief of passief deelnemen aan culturele uitingen of activiteiten.
Het culturele erfgoed wordt beschermd en versterkt.
Cultuureducatie is een wezenlijk onderdeel van het onderwijspakket in het
voortgezet onderwijs.
Voor het uitvoeren van de quick scan wordt gebruik gemaakt van onderstaande tabel.
In de eerste kolom staan de relevante voorraden uit de duurzaamheidbalans.
Kolom 2 bevat de daarbij horende geherformuleerde duurzaamheideisen.
In kolom 3 moet aangegeven worden of het project of de maatregel naar verwachting
invloed heeft op de realisatie van een bij een voorraad horende duurzaamheideis.
In kolom 4 kan vervolgens aangegeven worden voor die voorraden waarvan verwacht
wordt dat er sprake is van enige invloed of er sprake is van een (groot) positief of
(groot) negatief effect. Daarbij kan gedifferentieerd worden tussen:
++
sterk positieve effecten,
+
positieve effecten,
0
neutraal effect,
-
negatieve effecten,
-- sterk negatieve effecten.
82
Bijlage 2 Case Jeugd en werkgelegenheid
Sluit doelstelling aan bij voorraad/eis?
Ja
Bedoeld
Nee
Direct
effect
Onbedoeld
++
++
++
++
0
0
+
0
0
83
84
Bijlage 3
Case De Tilburgse Shoppingmall
Inleiding
De gemeente Tilburg onderzoekt op dit moment samen met de combinatie OVG/
MDG (projectontwikkelaar en financier) de mogelijkheid om in Tilburg een zogeheten
“Mall” te vestigen: een grootschalig complex van (bovenregionale) detailhandel (retail),
horeca en vrijetijdsvoorzieningen (leisure). De gemeente ziet de vestiging van de Mall
als een mogelijkheid om de werkgelegenheid in Tilburg en omgeving een zeer forse
impuls te geven. In de plannen is sprake van een werkgelegenheidsimpuls in de orde
van grootte van 2000 arbeidsplaatsen of meer. Daarbij gaat het om arbeidsplaatsen
voor lager en middelbaar geschoolden. Verder ziet de gemeente dit initiatief ook als
een mogelijkheid om Tilburg én Midden-Brabant in een klap op de kaart van retail
en leisure te zetten. Het concept dat ten grondslag ligt aan de Mall is in haar soort in
Nederland uniek.
De gemeente is zich bewust van het feit dat aan een dergelijk initiatief niet alleen
­positieve kanten zitten. Waar het gaat om de mogelijke risico’s denkt men aan de
gevolgen voor het bestaande winkelapparaat in stad en regio, aan de toenemende
verkeersdrukte, aan de inpassing van de Mall in de ruimtelijke structuur en met name
aan de risico’s voor de aantasting van het groene karakter daarvan.
In haar brief aan de gemeenteraad van 3 september 2007 geeft het College van B&W
aan dat,
“bij de uiteindelijke afweging van belangen rondom de eventuele vestiging van een
Mall in Tilburg het uiteindelijk vooral zal gaan om een afweging tussen de ongekend
85
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
positieve effecten voor de werkgelegenheid in Tilburg en de mogelijk belastende effecten
voor de duurzaamheid in brede zin. In de komende onderzoeksfase zullen we vooral op
dit terrein voorwaarden moeten formuleren waaronder dit initiatief in Tilburg een plek
kan krijgen. Het college wil bij het beoordelen van het initiatief en de locatiekeuze op
de duurzaamheidaspecten gebruikmaken van de Telos-methodiek. Met Telos willen we
kijken op welke manier het concept van die methodiek kan worden geoperationaliseerd
als toetsingskader voor de ontwikkeling van de Mall. We zien in de Telos-methodiek
een aanpak waarmee systematisch alle duurzaamheidaspecten in beeld komen en ook
inzicht wordt verkregen in de onderdelen die vanuit duurzaamheidperspectief relatief
zwakker scoren. Dat biedt ons aanknopingspunten voor het benoemen van de elementen
waarop extra ingezet en gestuurd moet worden. Daarnaast spreekt ons in de methode
aan dat stakeholders uit verschillende achtergronden (economie, ecologie etc.) worden
geïnterviewd.”
Telos heeft in het voorjaar van 2008 in opdracht van de gemeente Tilburg onderzoek
gedaan naar de vraag welke duurzaamheidaspecten (volgens de Telos-benadering)
­aandacht verdienen in verband met de mogelijke komst van een Shopping Mall
naar Tilburg.7 Zij heeft dit gedaan door in vraaggesprekken met stakeholders,
­gebruikmakend van de quick scan uit ToDo, systematisch na te gaan in hoeverre deze
stakeholders van mening zijn dat met de komst van de Mall de realisatie van de duurzaamheidambities zoals die ten grondslag liggen aan de Telos opvatting over duurzaamheid, dichterbij dan wel in gevaar wordt gebracht.
Bij het in kaart brengen van de effecten zijn twee invalshoeken gehanteerd:
a. Een inhoudelijke: daarbij is de vraag gesteld of er effecten optreden in de zin dat
de realisatie van een of meerdere van de duurzaamheidambities in gevaar komt
dan wel dichterbij gebracht wordt;
b. Een geografische: daarbij is de vraag gesteld indien er effecten optreden op welk(e)
schaalniveau(s) deze dan plaatsvinden. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar
het terrein en directe omgeving, de stad Tilburg, de regio Midden-Brabant, de provincie Brabant en Nederland.
Ook bij het zoeken naar de stakeholders zijn deze twee invalshoeken gehanteerd: een
inhoudelijke, aansluitend bij de drie kapitalen (ecologie, economie en sociaal-cultureel)
en een geografische. In totaal is gesproken met 44 personen die 28 organisaties/belangen vertegenwoordigden. Deze organisaties zijn als volgt te verdelen: 4 uit de ecologische hoek, 3 uit de sociaal-culturele hoek, 14 uit de economische hoek en 7 overheden
(gemeenten, provincie, ministeries).
7
86
Zie voor het volledige rapport John Dagevos, Marleen van Klingeren en Hans Mommaas (2008), De Tilburgse
shopping Mall. Ontwikkelen vanuit een duurzaamheidperspectief.
Bijlage 3 Case De Tilburgse Shoppingmall
In de onderstaande argumentenmatrix wordt een overzicht gepresenteerd van de positieve en negatieve argumenten die in de vraaggesprekken naar voren zijn gebracht.
Opmerkingen vooraf
Om de matrix inhoudelijk goed te kunnen interpreteren moeten een aantal opmerkingen vooraf worden gemaakt. Het concept van de Mall, zoals dat besproken is met de
verschillende stakeholders was op dat moment nog volop in ontwikkeling. Dat heeft
de geïnterviewden met een aantal relevante onzekerheden geconfronteerd. Velen vonden het dan ook lastig om tot een afgewogen oordeel te komen. De relevante onzekerheden, zo was het algemene gevoelen van de geïnterviewden, betroffen met name:
• de omvang van de mall in m2;
• de branchering, waarbij met name de vraag aan de orde is of er wel of geen food
in de Mall zal komen;
• de segmentering: aandeel top, hoog, midden en laag;
• de invulling van de leisure component.
Daarnaast werden aspecten genoemd als de wijze waarop OVG de Mall zou willen
inpassen in het landschap, in welke mate gebruik gemaakt gaat worden van duurzaam
bouwen principes, hoe het parkeervraagstuk aangepakt gaat worden etc. Een en ander
heeft er toe geleid dat de meeste geïnterviewden een wat afwachtende houding
aannamen. Men is duidelijk nog op zoek naar wat men feitelijk van het initiatief
moet vinden.
Daarnaast zijn voor de interpretatie van de resultaten ook andere zaken van belang.
Om te beginnen speelt het geloof een belangrijke rol dat partijen hebben in de mogelijkheid om van de Mall ook daadwerkelijk iets bijzonders te maken. Zij die daarin
geloven voeren voornamelijk positieve argumenten aan, wijzen op de kansen. Zij die
er niet in geloven wijzen vooral op de bedreigingen. Vervolgens speelt de waardering
een rol die partijen hebben voor de bestaande natuur en het landschap op en rondom
het MOB-complex. Een lage waardering leidt er toe dat de aantasting van de natuur
als minder ernstig wordt gezien en de compensatiemogelijkheden als afdoende en
waardevol. Een hoge waardering leidt tot een omgekeerde redenering. Verder moet
er op worden gewezen dat we zowel gesproken hebben met direct belanghebbenden,
als met belanghebbenden die een wat meer abstract belang vertegenwoordigen. Beide
soorten belang zijn in de weergave van het argumentenveld niet gescheiden.
Bij het in kaart brengen van de argumenten staat niet de omvang van de argumenten
centraal, in termen van meerderheden en/of minderheden, of de waarde daarvan,
in termen van waarheid of belang; centraal staat vooral de aard/de inhoud van de
87
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
argumenten. De uitkomst van het onderzoek mag ook niet gelezen worden als het
resultaat van een maatschappelijk debat waarbij stakeholders met elkaar argumenten
wisselen. Het is niet meer en niet minder dan een systematische weergave van de argumenten zoals die in het maatschappelijk veld leven. Verder moet nogmaals worden
opgemerkt dat Telos de gehanteerde argumenten niet heeft gewogen. Ze vormen een
weergave van de huidige stand van kennis/betrokkenheid/beeldvorming/beoordeling
onder de respondenten. De verwachte effecten geven daarmee vooral beoordelingsrichtingen aan. Het zijn niet zelden onderling spanningsvolle overwegingen zoals die
momenteel bij stakeholders leven.
Inhoudelijke dimensie
Argumentenmatrix Ecologisch Kapitaal
Voorraad
Negatieve effecten
Positieve effecten
Natuur
• Bouw gaat ten koste van natuur-
• Compensatie van natuur levert
• Wet– en regelgeving rondom
• Mogelijk vervuilde bodem zal
oppervlak en biodiversiteit.
• Weghalen van groen gebied
uit de EHS kan verstoring van
­ecosysteem betekenen.
• De bouw van de Mall ondermijnt
eerder gesloten overeenkomsten.
• De negatieve effecten op de
­natuur in de omgeving worden
niet of onvoldoende gecompenseerd.
Bodem
bouwen ondervangen mogelijke
negatieve gevolgen.
Lucht
• Toenemende automobiliteit en
verwachte filevorming zorgen
voor extra uitstoot van CO2 en
fijnstof en toename in geluids­
belasting in de regio.
Oppervlakte
water
• Goed afwateringssysteem
Grondwater
• Goed afwateringssysteem
ondervangt mogelijke negatieve
gevolgen.
ondervangt mogelijke negatieve
gevolgen.
Delfstoffen
88
elders meer en kwalitatief betere
natuur op.
worden gesaneerd.
Bijlage 3 Case De Tilburgse Shoppingmall
Voorraad
Negatieve effecten
Positieve effecten
Landschap
• Natuurlandschap komt boven
• Een Mall kan een fraaie entree
stedelijk landschap.
• Ingrijpen in natuur is
onherroepelijk.
• Een Mall op die locatie staat
gelijk aan visuele verontreiniging.
naar de stad worden.
• Een mooi, markant gebouw
kan iets aan het landschap
toevoegen.
Argumentenmatrix Economisch Kapitaal
Voorraad
Negatieve effecten
Positieve effecten
Arbeid
• Werkgelegenheid in de stad en
• De werkgelegenheid (vooral het
• Er vindt een herverdeling van
• Forse toename van economische
• Te hoge concurrentie kan creati-
• Concurrentie stimuleert innova-
regio neemt af doordat ondernemers ‘omvallen’. Per saldo is
de werkgelegenheidswinst zeer
beperkt.
• Het kost nu al veel moeite om
openstaande vacatures op te
vullen, laat staan als de vraag
substantieel toeneemt.
Kapitaal
koopstromen plaats, waardoor
ondernemers in de stad en
omgeving verlies zullen lijden.
• Onzekerheid rondom komst,
invulling en effecten van de Mall
leiden tot bevriezen van investeringen in de stad en regio.
Kennis
viteit doodslaan.
midden- en lagere segment)
krijgt een positieve impuls.
• De toename in mogelijkheden
voor stage en ‘training on the job’
hebben een positief effect op het
opleidingsniveau.
activiteit en daarmee van het
investeringsniveau.
tie en creativiteit. Kan bijdrage
leveren aan het onderscheidend
vermogen van de binnenstad.
• Biedt kansen voor onderwijsinstellingen als de Rooi Pannen en het
ROC in de sfeer van onderwijsvernieuwing en stageplaatsen.
89
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
90
Voorraad
Negatieve effecten
Positieve effecten
Ruimtelijke
vestigingsvoorwaarden
• De bereikbaarheid van bedrijven,
• De Mall levert extra ruimte voor
Economische
structuur
• Door de herverdeling van koop-
economische centra en publieke
voorzieningen neemt af door de
toename van automobiliteit.
• De Mall is een concurrent voor
bedrijvigheid die te maken
hebben met schaarse ruimte
en hoge huurprijzen.
• De mogelijkheden om ruimte te
hergebruiken bijv. in het stedelijk
gebied worden niet benut.
stromen neemt de bedrijvigheid
in de stad, wijkcentra en omliggende dorpen af.
• Er ontstaat een onevenwichtige
detailhandelsstructuur. Teveel
winkels en teveel van het zelfde.
bedrijvigheid op.
• Ervan uitgaande dat het gebouw
aan alle nieuwe technische eisen
voldoet, wordt de ruimte goed
beheerd (lees: de lucht in
bouwen, ondergronds parkeren,
et cetera).
• Verkeersontsluiting van bedrijventerrein Kraaiven kan worden
verbeterd door extra ontsluiting
op tangent.
• Parkmanagement op Kraaiven
krijgt positieve impuls door
vergroting draagvlak.
• De te verwachten verkeers­
toename daagt uit om nieuwe
OV-concepten te introduceren.
• Door de Mall kan Tilburg zich
economisch profileren (op de
kaart zetten).
• De economische structuur wordt
versterkt met een krachtig en qua
segmentering en branchering
bijzonder detailhandelssegment.
• Er zal een natuurlijke ‘shake-out’
plaatsvinden, waarbij ondernemers met een minder sterke
positie zullen verdwijnen.
Wat overblijft is een sterker en
creatiever bedrijfsleven.
• Versterking van het economisch
draagvlak onder het leisureboulevard concept.
Daarmee kunnen de ambities op
het terrein van verblijfsrecreatie
in Midden-Brabant makkelijker
worden verwezenlijkt.
Bijlage 3 Case De Tilburgse Shoppingmall
Voorraad
Negatieve effecten
Positieve effecten
• Wanneer er wordt gebouwd, dient
Grond en
hulpstoffen
dit zo duurzaam mogelijk te gebeuren. Het daagt uit om gebruik
te maken van nieuwe bouwtechnieken, duurzame energie etc.
• Met de komst van de Mall kan het
economisch draagvlak versterkt
worden onder de bio-vergistingsinstallatie waardoor deze weer
operationeel kan worden.
Argumentenmatrix Sociaal-Cultureel Kapitaal
Voorraad
Negatieve effecten
Positieve effecten
Solidariteit
• De voorzieningenstructuur in de
• Kans op armoede en sociale
binnenstad, wijkcentra en omringende dorpen en steden komt
onder druk te staan, doordat
ondernemers noodgedwongen
deuren moeten sluiten.
• De sociale samenhang gaat
achteruit, wanneer dorps-, wijken buurtwinkels deze rol niet
meer kunnen vervullen.
• De Mall kan groepen (minder
bedeelden, allochtonen, ouderen)
uitsluiten.
• Burgers laten hun stem klinken
Burgerschap
Gezondheid
Onderwijs
uitsluiting wordt verminderd, door
de afname van werkloosheid.
• Doordat de economische basis
van de stad wordt versterkt krijgt
de voorzieningenstructuur zowel
kwantitatief als kwalitatief een
impuls.
met betrekking tot de Mall (al is
deze betrokkenheid volgens velen
slechts van tijdelijke aard).
• Verslechterde luchtkwaliteit heeft
negatief effect op de gezondheid,
met name langs de verkeersaders.
• ‘Funshoppen’ kan mensen zich
(tijdelijk) goed laten voelen.
Aanbod van wellness voorzieningen kan worden versterkt.
• Biedt kansen voor onderwijsinstellingen als de Rooie Pannen en
het ROC.
91
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Voorraad
Negatieve effecten
Positieve effecten
Woon­
omgeving
• De tevredenheid van de burgers
• De tevredenheid met de woon­
Veiligheid
• Het risico op ongelukken (of
• Veiligheid is in de Mall goed te
• De binnenstad van Tilburg
• De stad krijgt door de Mall een
met de woonomgeving neemt af
door de uitholling van de voor­
zieningenstructuur.
• De tevredenheid neemt af door de
toename in automobiliteit en de
gevolgen voor de bereikbaarheid
van woning en voorzieningen.
aanslagen) neemt toe, doordat
de Mall veel mensen trekt.
• Door toename in automobiliteit
neemt de kans op verkeers­
ongelukken toe.
• Wanneer de binnenstad leegloopt en wijkcentra sluiten, leidt
dit tot leegstand en verpaupering,
met toename in criminaliteit als
gevolg.
Identiteit en
diversiteit
f­ungeert als huiskamer van de
stad en mensen identificeren zich
daarmee. De Mall zal deze functie niet versterken eerder uithollen.
• De Mall draagt de Amerikaanse
identiteit uit, wat de eigen identiteit onder druk kan zetten.
Kunst en
cultureel
erfgoed
omgeving groeit, doordat mensen
trots zijn op de Mall.
• Voorzieningenaanbod op stedelijk
niveau krijgt kwalitatieve impuls
waardoor woonsatisfactie toeneemt.
reguleren.
versterkte identiteit.
• Vergroting van de aantrekkelijk-
heid van Tilburg als stad vergroot
(economisch) draagvlak voor
bestaande aanbod aan culturele
voorzieningen en kan ontwikkeling nieuw aanbod uitlokken.
Geografische dimensie
Ecologisch kapitaal
De verwachting is dat waar het gaat om de natuur en het landschap de effecten zich in
eerste instantie vooral zullen beperken tot het MOB-complex en zijn directe omgeving.
In tweede instantie verwacht men dat de Mall mogelijk nieuwe ruimtelijke i­ngrepen
uitlokt op een hoger schaalniveau. Dat kan zijn in de sfeer van nieuwe weginfrastructuur, maar ook doordat er nieuwe investeringsprojecten worden ontwikkeld. Op dat
92
Bijlage 3 Case De Tilburgse Shoppingmall
moment zullen de effecten zich ruimtelijk niet beperken tot de schaal
van de locatie, maar zich uitstrekken tot de stad Tilburg en de regio. De effecten op
de luchtkwaliteit betreffen volgens de respondenten in eerste instantie vooral de
toegangswegen. Vervolgens strekt het effect zich uit over een groter gebied tot aan
de provinciale schaal, met een concentratie in de regio Midden-Brabant en de stad
Tilburg en met name het MOB-complex en haar directe omgeving zelf.
Economisch kapitaal
De gevolgen voor de economische structuur en de werkgelegenheid hebben een lokale
en regionale dimensie. Opvallend is de grote onzekerheid over de precieze aard en omvang daarvan. Een en ander zal sterk afhangen van de concrete branchering, segmentering en schaal. De bereikbaarheidsproblematiek zal zich naar de verwachting van
de respondenten uitstrekken over een groter gebied, met een concentratie in MiddenBrabant, de stad Tilburg en de directe omgeving van de Mall. Het vraagstuk van het
beheer van de ruimte (zuinig omgaan met de beschikbare ruimte) speelt vooral op
stedelijk niveau.
Sociaal-culturele kapitaal
De sociaal culturele effecten, in het bijzonder waar het gaat om de invloed op solidariteit/sociale samenhang, de woonomgeving, gezondheid en veiligheid, zullen zich naar
de verwachting van de respondenten niet beperken tot de stad Tilburg, maar zeker
ook invloed hebben op de gemeenten in de omliggende regio. Ook op het vlak van het
onderwijs zijn er niet alleen kansen voor de onderwijsinstellingen in Tilburg, maar
ook voor de regio en de rest van Brabant.
Een overall beeld
Het bovenstaande argumentenoverzicht brengt helder in beeld welke kansen en
bedreigingen stakeholders zien in verband met de komst van de Mall. Duidelijk is dat
de Mall een impact heeft op een groot aantal maatschappelijke terreinen. Die impact
kan niet worden gereduceerd tot een louter economische. Zowel het economische,
sociaal-culturele als ecologische kapitaal ondervinden positieve en negatieve gevolgen.
Het gaat daarbij om effecten die zich, in geografisch opzicht, niet alleen beperken
tot het grondgebied van de gemeente Tilburg, maar ook doorwerken in met name de
regio en zelfs de provincie. De mate waarin de gesignaleerde kansen en bedreigingen zich volgens de respondenten zullen voordoen en doorwerken hangt samen met
de mate waarin men gelooft dat de Mall ook daadwerkelijk gevuld kan worden met
een bijzondere formule. En dat zowel qua schaal, branchering, segmentering alsook
93
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
voor wat betreft de invulling van de leisure component. Naarmate de Mall minder
bijzonder is en meer een duplicering van de binnenstad van Tilburg wordt winnen de
negatieve argumenten aan kracht en boeten de positieve aan kracht in. Bovendien is er
een duidelijke samenhang (bijna lineair zo lijkt het) tussen de ontwikkelingen in het
economische en het sociaal-culturele kapitaal. Een positieve impuls voor de economie
werkt ook positief door in het sociaal-culturele domein, en omgekeerd.
94
Bijlage 3 Case De Tilburgse Shoppingmall
95
96
Bijlage 4
Case GROW
Introduction8
GROW is an InterregIIIC project co-financed by the European Community. The
INTERREG IIIC programme is one of the three strands of the European Community
Initiative INTERREG III. INTERREG III is designed to strengthen economic and
social cohesion in the European Union (EU) by promoting cross-border (strand A),
­transnational (strand B) and interregional (strand C) cooperation.
The objective of the Interreg IIIC is to encourage cooperation between European
regions to improve the effectiveness of policies and instruments for regional
development and cohesion. The programme is an opportunity to share best practice
and develop innovation with regions in the EU and candidate countries.
A regional framework operation (RFO) is aimed at exchanging experience on
methodology and project-based activities between a group of regions. The goal is to
produce a clear strategic approach to interregional cooperation for the participants
that will allow them to develop a process of exchange and learning and which can
grow over the long-term. The overall objective of the GROW programme is to establish
a framework of cooperation, encouraging multinational projects to overcome some
of these challenges and to balance social, environmental and economic constraints
to achieve sustainable growth. The partner regions will work toward a joint
implementation of the Lisbon and Gothenburg agendas.
8
Zie voor het volledige rapport John Dagevos & Ruben Smeets (2007), The GROW programme in perspective of the
Telos 3P-model. Evaluation of the programmes and projects, Telos.
97
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Sustainability at the level of the Grow programme
as a whole
Relevance of the sustainability issues
In a questionnaire we have identified a number of sustainability issues. These issues are
related to the stocks and are more or less a redefinition of the long-term requirements of
the Telos 3P model. All the projects were asked to indicate whether these issues played
a role in formulating the project objectives. Relevance could be indicated on a 5-point
scale: 1:= no relevance at all; 2:= hardly any relevance; 3:= some relevance; 4:= relevant;
5:= very relevant. For each stock we then calculated the average score and visualized.
In the following figures we present the results for each of the 3 P’s.
Planet
Nature
Landscape
Soil
Minerals
Groundwater
Air
Surface Water
Figure 1a. The relevance of the sustainability issues for Planet
98
Bijlage 4 Case GROW
People
Nature
Art and cultural heritage
Citizenship
Identity and
diversity
Health
Safety
Education
Living conditions
Figure 1b. The relevance of the sustainability issues for People
Profit
Labour
Raw and auxiliary
materials
Capital (goods)
Economic
structure
Knowledge
Spatial location conditions
Figure 1c. The relevance of the sustainability issues for Profit
99
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
In the first place, the figures above show that the profit issues are the most relevant.
Knowledge in particular was considered an important issue in almost every project.
But capital goods, labour and the economic structure were also felt to be important
issues. Within the Profit pillar, spatial conditions are considered the least relevant issue.
When we compare the People side of sustainability with the Profit side we see that the
people issues are considered less relevant to the projects in the Grow programme.
Solidarity is the most relevant issue; education and citizenship, both with average scores
of 2,9, are in second place. Within the people pillar, safety is the least relevant issue.
Looking at the average scores as shown in the first figure, it must be concluded that all
the Planet issues are considered as having least relevance. None has an average score
higher than 2.0 (=hardly any relevance). Based on the average scores for relevance, the
table below shows the top six most relevant issues.
Table 1. The top six sustainability issues most relevant to the Grow programme
100
Rank
Stock
Issue
1
Knowledge
The innovative and creative capability of companies
and organisations needs to be strengthened.
The knowledge institutions need to play a more
active and supportive role in this.
2
Capital Goods
Companies do not make sufficient profit and
investment.
3
Labour
Unbalanced labour market participation
(unemployement and/or lack of participation from
disadvantaged groups).
There are skills gaps in the workforce.
4
Economic structure
The economic structure lacks a diverse mix of
driving industries and service industries. They are
not sufficiently regenerated by the arrival of new
enterprises (starter companies and enterprises
newly locating to the area).
5
Solidarity
There is a need for greater social cohesion.
There is poverty or exclusion.
6
Auxiliary and
raw materials
Investment by businesses needs to be aimed at
preventing emissions of harmful substances and
at reducing the use of non-renewable raw and
auxiliary materials.
7
Education
Education does not adequately meet the needs of
society. The quality and accessibility of education
needs to be improved.
Bijlage 4 Case GROW
The difference in relevance of each of the 3 P’s to the Grow programme can also be
seen in the next figure. In this figure the individual scores for each stock have been
aggregated to the level of the pillar. In order to construct this figure we calculated an
average score for each P. This average score is based on the average scores of each
stock per pillar. The figure is in the shape of a triangle (the Telos triangle). It shows
that within the Grow programme at an aggregated level the Profit pillar is far more
relevant than the People pillar which in turn is more relevant than the Planet pillar.
The latter is considered hardly relevant or was relevant only during the formulation
of the project objectives.
Totaal
5
4
3
2
1
Figure 2. The Telos triangle for the Grow programme from the perspective of relevance to the 3 P’s
101
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
The expected effects of the Grow programme
The partners in the Grow programme want to achieve sustainable growth with the
help of the sixteen subprojects. An ex post evaluation would be expected to provide
information regarding the extent to which the objectives of each of the projects have
been fulfilled, what direct and indirect effects have been realized and what the contribution of each of the projects is to the achievement of sustainable growth. However,
given the fact that most projects have only recently started, it is not useful to look
for effects that have already been realized since many effects will only occur after
a certain period of time Therefore in the research we asked all the projects to give
an indication of the expected impact, direct and indirect, on the sustainability issues.
The following tables give an impression of the expected direct and indirect effects.
The figures in the table relate to the total number of projects which indicated that
a certain effect will occur.
Table 2a. The expected direct effects on the stocks per pillar
Direct effects
Strongly
negative
Negative
Neutral
Positive
Strongly
positive
Nature
1
0
11
2
Soil
1
1
11
3
Air
1
0
11
3
1
Surface water
1
0
11
2
2
Groundwater
1
1
10
4
0
Minerals
1
0
12
2
1
Landscape
1
0
10
3
2
Solidarity
0
0
4
7
5
Citizenship
0
0
5
11
1
1
0
8
6
1
0
0
5
6
5
Planet
2
People
Health
Educations
102
Bijlage 4 Case GROW
Direct effects
Strongly
negative
Negative
Living conditions
1
0
5
8
2
Safety
1
0
10
5
0
0
0
11
4
1
1
0
11
3
1
0
0
4
8
4
1
0
2
6
7
0
0
1
5
10
1
0
9
5
1
0
0
6
6
4
1
0
8
4
3
Identity and diversity
Art and cultural heritage
Neutral
Positive
Strongly
positive
Profit
Labour
Capital (goods)
Knowledge
Spatial location conditions
Economic structure
Raw and auxiliary
materials
103
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Table 2b. The expected indirect effects on the stocks per pillar
Indirect effects
Strongly
negative
Negative
Neutral
Positive
Strongly
positive
Nature
1
0
7
6
2
Soil
1
0
11
3
1
Air
1
0
10
1
4
Surface water
1
0
9
3
3
Groundwater
1
0
10
3
2
Minerals
1
0
8
5
2
Landscape
1
0
7
7
1
Solidarity
0
0
4
7
5
Citizenship
0
0
6
7
3
1
0
8
7
1
Educations
0
0
3
8
5
Living conditions
0
0
7
7
2
Safety
0
0
10
5
1
Identity and diversity
0
0
11
3
2
1
0
8
6
1
0
0
2
8
6
1
0
3
4
8
0
0
1
4
11
1
0
8
6
1
0
0
4
8
4
1
0
5
6
4
Planet
People
Health
Art and cultural heritage
Profit
Labour
Capital (goods)
Knowledge
Spatial location conditions
Economic structure
Raw and auxiliary
materials
104
Bijlage 4 Case GROW
Some conclusions can be drawn from these tables:
1. The projects do not think that their activities will have negative effects on the
sustainability issues. Almost all expected effects, direct and indirect, are at least
neutral or, even better, positive. From the point of view of sustainable development
this is positive.
2. More indirect effects than direct ones are expected. The difference can most clearly
be seen in the Planet pillar.
3. The Planet pillar and the sustainability issues related to this pillar are less
influenced by the projects than the People pillar and certainly the Profit pillar.
In so far as the Planet pillar is influenced by the activities of the different projects
it is in a more indirect way.
4. The knowledge stock is the one most strongly influenced, directly and indirectly,
by the activities in the projects.
At the level of the stocks and the issues related to them we can draw up the following
top 6 of stocks and issues which are expected to have most influence on the activities
of the Grow programme and the subprojects.
Table 3. The top six direct and indirect effects considered to be the most important in the
Grow programme
Rank
Stock
Issue
1
Knowledge
The innovative and creative capability of companies
and organisations needs to be strengthened.
The knowledge institutions need to play a more active
and supportive role in this.
2
Labour
Unbalanced labour market participation
(unemployement and/or lack of participation from
disadvantaged groups).
There are skills gaps in the workforce.
3
Capital Goods
Companies do not make sufficient profit and
investment.
4
Economic structure
The economic structure lacks a diverse mix of driving
industries and service industries. They are not
sufficiently regenerated by the arrival of new
enterprises (starter companies and enterprises newly
locating to the area).
105
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Rank
Stock
Issue
4
Auxiliary and
raw materials
Investment by businesses needs to be aimed at
preventing emissions of harmful substances and at
reducing the use of non-renewable raw and auxiliary
materials.
4
Education
Education does not adequately meet the needs of
society. The quality and accessibility of education
needs to be improved.
The picture that emerges from the table above is no longer surprising. The most
important direct and indirect effects relate to stocks that belong to the Profit pillar.
In the top six, ‘education’ is the only stock that is not part of the Profit pillar. The stock
that is most strongly influenced in a positive way is the knowledge stock.
106
Bijlage 5 Voorbeelden van effectanalyse
107
108
Bijlage 5
Voorbeelden van effectanalyse
De onderstaande voorbeelden zijn ontleend aan de studie ‘ Naar een duurzaam
­platteland. Evaluatie van de reconstructieplannen in de gemeente Gemert-Bakel’
­(Beckers en Haarmann, 2001).
Voorbeeld 1
Herstel c.q. versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het cultuurhistorische
karakter (Landschapsbeeld)
Beschrijving van de maatregelen
Het doel van deze maatregelen is het herstel dan wel de versterking van de ruimtelijke
kwaliteit en het cultuurhistorisch van het reconstructiegebied:
• Historisch geografisch onderzoek (onderzoek naar datering van bebouwings- en
landschapskarakteristiek).
• Behoud en herstel van cultuurhistorische waarden (bolle akkers).
• Aanbrengen oorspronkelijke ramen en luiken van historische boerderijen.
• Herstel zestal grenspalen (inclusief infoborden en folder).
• Opgraving/herstel middeleeuwse grachten (onderzoeksrapport, aankoop grond,
herstel omgrachting).
• Herstel namen van tien middeleeuwse hoeven (inclusief infoborden).
• Uitleg in landschap.
• Herstel cultuurhistorisch landschap (opstellen bebouwingscriteria oude gehuchten,
lintbebouwingen en buitengebied, aangepaste monumentenlijst).
109
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
•
•
•
•
Beeldkwaliteitplan groeigebied Elsendorp + uitvoering.
Aanpassen monumentenlijst.
Versterken identiteit deelgebieden (m.b.t. aardkundige waarden).
Beplanten erven.
herstel ruimtelijke
kwaliteit
ruimtelijke
kwaliteit
cultuurhistorie
betrokkenheid
leefomgeving
kwaliteit
natuur
Figuur 1. Causaal model
110
economische
structuur:
landbouw
toerisme
Bijlage 5 Voorbeelden van effectanalyse
Beschrijving van de causale relaties
1. Door de sanering van de intensieve veehouderij op bolle akkers vermindert het
aantal uitbreidingslocaties. Dit heeft tot gevolg, dat de ruimte voor intensieve
­veehouderij in die gebieden wordt beperkt. Toename kwantiteit natuur.
2. Door landschapsherstel neemt de beleving van het landschap (ruimtelijke
­kwaliteit) toe en neemt de kwaliteit van de leefomgeving in geringe mate toe.
3. Door herstel van cultureel erfgoed wordt de betrokkenheid met de leefomgeving
versterkt. Deze band kan tevens door middel van onderwijs worden verstevigd.
Behalve een positief effect op de onderlinge cohesie heeft dit mogelijkerwijs een
vormend effect op de lokale bevolking.
4. Als gevolg van cultuurhistorische opwaardering neemt het aantal consumptie­
patronen in de recreatieve sector toe. Dit heeft een positief effect op de toeristischrecreatieve sector.
5. Berm-/oeverbeheer en erfbeplanting leiden tot een verhoging van de biodiversiteit
(natuur).
6. Het in ere herstellen van bolle akkers en andere regiospecifieke landschaps­
elementen heeft een positief effect op de woon- en leefomgeving.
7. Door beperking aan het gebruik van bolle akkers te stellen kan het landbouwareaal
minder intensief benut worden. Dit leidt tot een afname van de voorraad natuurlijke hulpbronnen (landbouwareaal).
Beoordeling van de maatregelen gericht op herstel c.q. versterking
van ruimtelijke kwaliteit
Invloed
Sociaal Cultureel
Ecologie
Economie
Positief
• Cultuur historie
• Leefomgeving
• Betrokkenheid
• Ruimtelijke
• Kwaliteit natuur
• Economische
structuur
• Toeristische
sector
kwaliteit
Negatief
• Natuurlijke
hulpbronnen
• Economische
structuur
• Landbouw
111
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Toelichting bij de beoordeling
Hoewel de maatregelen in sociaal-culturele zin een positief effect kunnen hebben, is
het waarneembaar ruimtelijke effect van de maatregelen gering. Veel maatregelen
omvatten alleen een betere ontsluiting (voorlichting) van bestaande cultuurhistorische
relicten. Werkelijke toevoegingen/verbeteringen van het bestaande landschap vinden
projectmatig plaats in samenwerking met de gemeente en de Stichting Landschap.
De meerwaarde van deze maatregelen moet vooral worden gezocht in de mogelijke
cultuurhistorische criteria die ze kunnen opleveren. Deze criteria kunnen worden
ingezet bij toekomstig ruimtelijk beleid. In economische en ecologische zin zijn de
maatregelen wat beperkter van invloed.
Over het geheel genomen kan gesteld worden dat deze maatregelen de zgn.
‘Gimmertse identiteit’ kunnen versterken. Dit dient dan echter wel binnen een vooraf
gesteld ruimtelijke kader te gebeuren en in samenspraak met de dorpsbevolking.
De optelsom van ‘losse’ maatregelen draagt hier niet aan bij. De maatregelen vormen
een eerste opstap naar beeldkwaliteit, maar zijn niet afdoende.
Voorbeeld 2
Ruimte voor ruimte
Beschrijving van de maatregel
Om intensieve varkenshouders te stimuleren hun bedrijven te beëindigen is de ruimte
voor ruimte regeling ingesteld. In ruil voor de sloop van stallen krijgen de eigenaren
woningen toegewezen. De winst die ontstaat door agrarische grond te wijzigen in
bouwgrond, kan gebruikt worden om bedrijven te verplaatsen.
De maatregel is:
• Stimulering bedrijfbeëindiging door gedifferentieerde sloopnorm t.b.v. bouw van
woningen (reductie 200.000 m2 bebouwd oppervlak buitengebied).
112
Bijlage 5 Voorbeelden van effectanalyse
ruimte voor
ruimte
woningvoorraad
bevolking
voorzieningen
ruimtelijke
kwaliteit
economische
structuur:
ext. landbouw
kwaliteit
natuur
Figuur 2. Causaal model
Beschrijving van de causale relaties
1. Door de ruimte voor ruimte regeling kunnen er extra huizen in kleine kernen
worden gebouwd. Dit heeft een positief effect op de bevolkingsomvang, welke
­behouden blijft dan wel toeneemt. Doordat de bevolkingssamenstelling in de
kleine kernen op peil blijft, wordt het draagvlak voor voorzieningen versterkt.
2. Doordat er stallen gesloopt worden, neemt de ‘verstening’ in het buitengebied af.
Dit levert meer ‘groene’ ruimte en een grotere oppervlakte natuur op. In sommige
delen van het buitengebied neemt de landschapsbeleving daardoor ook toe.
3. Kleinere en niet levensvatbare bedrijven zullen waarschijnlijk eerder van de regeling gebruik maken dan grote. De vrijkomende ruimte kan gebruikt worden voor
extensieve landbouw en in het concentratiegebied voor levensvatbare intensieve
veehouderij.
113
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Beoordeling van de effecten van de Ruimte voor Ruimte regeling
Invloed
Sociaal Cultureel
Ecologie
Economie
Positief
Leefomgeving
Landschap
Economische
structuur
Landbouw
Negatief
Het resultaat van deze stap is een overzicht van de directe en indirecte effecten van
een bepaalde maatregel, project of programma op de voorraden en de daarbij horende
lange termijn duurzaamheideisen. Daarbij is tevens aangegeven of het om positieve of
negatieve (in)directe effecten gaat.
114
Bijlage 5 Voorbeelden van effectanalyse
115
116
Bijlage 6
Voorbeeld van een
totaaloverzicht
Onderstaand overzicht is een voorbeeld van een totaaloverzicht. Het is opesteld op
basis van de uitkomsten van het onderzoek “Naar een duurzaam platteland:
evaluatie van de ­reconstructieplannen in de gemeente Gemert-Bakel”. Effecten die
buiten de provincie­grenzen optreden zijn buiten beschouwing gelaten.
Nr
Maatregel
Sociaal cultureel
Economie
Ecologie
1
• ruimtelijke
• cultuur historie
• natuur kwaliteit
• economische
• verplaatsen
• leefomgeving
• bodem (0)
• water (0)
• lucht (0)
• natuur
• natuurlijke
• Landschap (+)
• economische
kwaliteit
2
agrarische
bedrijven
(+)
• leefomgeving (+)
• betrokkenheid
(+)
• ruimtelijke
kwaliteit (+)
(+)
(+)
kwaliteit (+)
• natuur
kwantiteit (+)
3
• ruimte voor
ruimte
structuur toeristisch sector (+)
• natuurlijke
hulpbronnen (-)
• economische
structuur
landbouw (-)
hulpbronnen(+)
• veterinaire
kwetsbaarheid
(0)
structuur
landbouw (+)
117
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Nr
Maatregel
Sociaal cultureel
Economie
Ecologie
4
• natuur­
• leefomgeving (+)
• recreatie (+)
• ruimtelijke
• natuur
• toerisme (0)
• leefomgeving (+)
• acceptatie
• lucht (+)
• bodem (+)
• water (+)
• natuur (+)
• toerisme (+)
• kapitaal­
• waterkwaliteit (+)
• natuur kwaliteit
• economische
ontwikkeling
kwaliteit (+)
5
• emissie- en
depositie­
regelingen
6
• vermindering
watervervuiling
groeigebied (+)
• gezondheid (0)
• leefomgeving
(+)
kwantiteit (0)
• natuur kwaliteit
(0)
(0)
goederen (0)
• economische
structuur
landbouw (0)
structuur (+)
• hulpbron water
(+)
7
• nieuw
grondwater­
regime
• leefomgeving (+)
• natuur kwaliteit
(+)
• economische
structuur (+)
• kapitaal­
vernietiging (-)
8
9
• voorzieningen
• kleine kernen
• voorzieningen
• begeleiding en
• levensstandaard
• nieuwe
• werkgelegen-
omscholing
boeren
10
economische
• dragers
118
(+)
• leefomgeving (+)
• sociale cohesie
(+)
• bevolking (0)
• veiligheid (+)
• lucht (+)
• arbeid (+)
(+)
• gezondheid (+)
• sociale cohesie
(+)
• opleidings- en
kennisniveau (+)
• werkgelegenheid (+)
heid (+)
• arbeid (+)
• kwaliteit natuur
(-)
• kwantiteit natuur
• (-)
• economische
structuur (+)
• arbeid(+)
• infrastructuur (+)
• hulpbronnen (-)
Bijlage 6 Voorbeeld van een totaaloverzicht
Nr
11
Maatregel
Sociaal cultureel
Economie
Ecologie
• kwaliteits­
• leefomgeving
• natuur kwaliteit
• economische
verbetering
recreatieve
sector
12
• ruiterpaden en
• fiets- en wandelroutes. 13
• verkeer
en vervoer
(+)
• voorzieningen­
niveau (+)
• recreatie­
mogelijkheden
(+)
• ruimtelijke
kwaliteit (+)
• cultuurhistorie
(+)
• leefomgeving (-)
• werkgelegen-
heid (+)
• leefomgeving
(+)
• recreatie (+)
• sociale
participatie (+)
• bereikbaarheid
(+)
• mobiliteit (-)
(-)
structuur (+)
• werkgelegenheid (+)
• natuur kwantiteit
(0)
• infrastructuur (+)
• economische
structuur (+)
• arbeid (+)
• lucht (-)
• infrastructuur (+)
119
120
Bijlage 7
Afwegingskader
Provincie Utrecht
121
NFS CFMFJE .FU CFIVMQ WBO KFDU PG CFMFJE EBU EVVS[BBN MFOTQFMFO
/PHEVVS[BNFS
%FQSPKFDUFOPQEF%
JOWFSTDIJMMFOE
PQQBQJFSBOEFSF[JU
*O JFEFS HFWBM JT HFF
TVHHFTUJFT PQ EF %0
NBLFOLVOOFOEBBS
IBBMCBBSIFJEWBOEF
WFSEVVS[BNFO WBO Q
"DUJFQMBO %VVS[BBN
CFTDIJLCBBS XPSEFO
°RVJDLTDBO±VJUPNEF
&FO"GXFHJOHTLBEFS
8BBSPNFJHFOMJKL
Handboek
Toetsingskader
Duurzame Ontwikkeling
)FU"GXFHJOHTLBEFSFOEF%0MBEEFSTUBBODFOUSBBMJOIFU"DUJFQSPHSBNNB%VVS[BBNIFJEWBOEFQSPWJODJF6USFDIU
°6USFDIULMBBSWPPSEFUPFLPNTU±0OEFSEBUNPUUPXFSLUEFQSPWJODJF6USFDIUBNCJUJFVTBBOFFOUPFLPNTUCFTUFOEJHF
QSPWJODJF%JUCFUFLFOUEBUEFQSPWJODJF[JDI[PHPFENPHFMJKLXJMWPPSCFSFJEFOPQEFUPFLPNTUFOEBUEFQSPWJODJFCJK
BMIBBSCFTMJTTJOHFOFOBDUJFTSFLFOJOHXJMIPVEFONFUEFHFWPMHFOWPPSEFUPFLPNTU%BUJTIFUCFMBOHSJKLTUFEPFMWBO
IFU"DUJFQMBO%VVS[BBNIFJE*OIFU$PMMFHFQSPHSBNNB°#FTUVSFONFUIBSUWPPSEFUPFLPNTU±JT°4MBHWBBSEJH
TBNFOXFSLFOBBOLXBMJUFJUFOEVVS[BBNIFJE±nnOWBOEFEPFMFO0QGFCSVBSJTUFMEFOEF1SPWJODJBMF4UBUFOWBO
EFQSPWJODJF6USFDIUIFU"DUJFQMBO%VVS[BBNIFJEWBTU
AFWEGINGSKADER
DUURZAAMHEID
Dit project verbetert de gezondheid van de Utrechters.
Dit project is gericht op een gezonde en veilige leefomgeving.
Dit project verbetert de arbeidsomstandigheden in Utrecht.
Dit project zorgt ervoor dat Utrechters meer bewegen/sporten.
Dit project brengt Utrechters vaker buiten.
Gezondheid
Dit project draagt bij aan de externe veiligheid, het voorkomt rampen.
Dit project verhoogt de sociale veiligheid voor de Utrechters.
Dit project leidt tot minder ziekenhuisopnames en minder doden.
Veiligheid
Dit project geeft Utrechters meer invloed op hun leefomgeving.
Dit project levert betaalbare woningen van een goede kwaliteit op.
Dit project vermindert de vervuiling van de openbare ruimte in Utrecht.
Woonomgeving
Dit project bevordert het contact en de communicatie tussen de Utrechters.
Dit project respecteert of versterkt de bestaande sociale verbanden.
Dit project bevordert wederzijds respect en begrip.
Dit project draagt bij aan een evenwichtige bevolkingsopbouw.
Dit project draagt bij aan de identiteit van de provincie Utrecht.
Dit project biedt ruimte aan zowel de eigen identiteit als aan de diversiteit.
Sociale
samenhang &
Identiteit
Dit project vergroot de kennis en vaardigheden van de Utrechters.
Dit project bevordert de politieke en/of sociale participatie.
Dit project maakt informatievoorziening toegankelijker.
Dit project vergroot de keuzevrijheid van de burger.
Ontwikkeling
& Participatie
Dit project draagt bij aan behoud, benutten en bekendheid van ons cultureel erfgoed.
Dit project stimuleert de identiteit en culturele uitingsvormen van de diverse Utrechters.
Dit project bevordert de creativiteit van de Utrechters.
Cultuur
Dit project zorgt voor een eerlijker verdeling van de welvaart.
Dit project zorgt voor een eerlijker verdeling van kansen.
Dit project stimuleert het respecteren van mensenrechten.
Dit project vergroot de toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen.
Rechtvaardigheid
Dit project voorkomt afwenteling op toekomstige generaties.
Dit project heeft een langdurig positief effect.
Dit project is goed geborgd: op termijn is het positieve effect gewaarborgd.
Tijd
Dit project vermindert nadelige effecten op andere plaatsen in de wereld.
Dit project heeft een positief effect op andere plaatsen in de wereld.
Dit project heeft een positief effect op de directe omgeving.
Plaats
Dit project betrekt belanghebbenden bij projectvorming en uitvoering.
Dit project borgt continue verbetering van processen.
Dit project heeft een voorbeeldfunctie.
Proces
Dit project is repliceerbaar op andere plekken.
Dit project biedt ruimte om nieuwe kennis en inzichten mee te nemen
Flexibiliteit
PE OPLE
PLANET
Welke aspecten
bepalen volgens de
provincie
Utrecht
de duurzaamheid
van haar projecten?
E FFE C T
P ROFI T
in opdracht van:
122
6USFDIULJFTUWPPSEFKVJTUFCBMBOT
%VVS[BBNIFJEHBBU[FLFSIPHFPHFOHPPJFOPQIFU°XPPSEWBO
1SPKFDUMF
®%FPOEFSTUFTUFFO
betrokkenen meedenken over de aanpak.
Dit project kan nog beter aansluiten op de lokale behoefte
door alle belanghebbenden te betrekken.
Dit project kan aansturen op flexibel bouwen, zodat
multifunctionele gebouwen toekomstbestendig zijn.
OFIT
VERBREDEN MILIEUHANDHAVING
Provincie Utrecht
GEBIEDSPROJECT SOESTERBERG
Dit project verduurzaamt de provinciale gebiedsgerichte projecten. Samen
met de projectleiders worden de ambities uit de milieukwaliteitsprofielen
en uit de Leidraad Water & Milieu in ruimtelijke projecten als
basis gebruikt voor de projectontwikkeling. Hierdoor neemt de
klimaatbestendigheid van het project toe. In het project wordt
duurzaam gebouwd en er wordt een passende leefomgevingskwaliteit
bereikt. Met deze werkwijze wordt draagvlak verkregen om de
milieukwaliteitsprofielen te verbreden met de profit en people aspecten
tot een intergraal ruimtelijk afwegingskader. Het project heeft een
voorbeeldfunctie, want de provincie werkt hier op een manier die in
andere organisaties, zoals gemeenten, overgenomen kan worden.
Dit project kan de kennis van de Utrechters en het
draagvlak vergroten door een positieve boodschap uit te
dragen.
Dit project kan door een verplichte duurzaamheids-check
de klimaatbestendigheid van de provincie verbeteren.
Dit project kan door eigen creativiteit te laten zien een
voorbeeldfunctie naar gemeenten hebben.
PROFIT
Dit project creëert meer draagvlak met een (positieve)
informatiefunctie en een prikkel tot duurzaamheid.
Dit project kan oplossingen bieden als het gekoppeld
wordt aan de duurzaamheidsproblemen in Utrecht.
Dit project kan door samenwerking met externe
partners innovaties en ontwikkelingen in het bedrijfsleven aanjagen.
EFFECT
Verbetersuggesties
Dit project kan door interne toepassing de klimaatbestendigheid van het beleid van de provincie vergroten.
PROFIT
EFFECT
Verbetersuggesties
PL ANET
PEOPLE
PL ANET
PEOPLE
TREDE 1
Dit project maakt dat milieuhandhaving beter wordt benut. De
handhavers helpen bij het vroegtijdig signaleren van (de oorzaken
van) problemen, zodat deze in samenwerking met partners uit de
provincie kunnen worden opgelost. Zo draagt het project bij aan de
informatieuitwisseling in de provincie. Het zorgt dat milieurichtlijnen
op termijn beter worden nageleefd, voorkomt op velerlei terreinen
problemen of lost ze op. De afwenteling op toekomstige generaties
wordt daardoor kleiner.
OFIT
%0MBEEFSWFSLFSFOPQEJUNPNFOUTFQUFNCFS
EFTUBEJBWBOPOUXJLLFMJOHTPNNJHFTUBBOBM
Bijlage 7 Afwegingskader
UUFOOPHJOEFIPPGEFOWBOEFQSPKFDUMFJEFST
FO WBO EF QSPKFDUFO BM BGHFSPOE %F WFSCFUFS
0MBEEFS PN EF QSPKFDUFO OwH EVVS[BNFS UF
SPNOPHJOEFQSPKFDUFOWFSXFSLUXPSEFO%F
WFSCFUFSTVHHFTUJFTJTFDIUFSOJFUHFUPFUTU)FU
QSPKFDUFO XPSEU WFSEFS HFTUJNVMFFSE EPPS IFU
NIFJE XBBSNFF FYUSB NJEEFMFO FO CFHFMFJEJOH
O HFTUFME %BBSOBBTU WPFSU EF QSPWJODJF FFO
FQSPKFDUFOUFWPMHFO
FECT
FECT
Dit project kan beter aansluiten op de behoefte en wensen
van medewerkers (vegetarisch, halal).
Energie
Dit project vermindert het energiegebruik in Utrecht.
Dit project verhoogt het aandeel groene energie in de energieproductie in Utrecht.
Dit project verhoogt het aandeel groene energie in de consumptie.
Dit project vergroot het aandeel van het openbaar vervoer in de vervoersstromen.
Leefomgeving
Dit project verbetert de luchtkwaliteit in Utrecht.
Dit project vermindert de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen.
Dit project vermindert de geluidsoverlast.
Dit project creëert meer donkere plekken in Utrecht en vermindert lichtoverlast.
Dit project vermindert de schadelijke invloed van stralingsvelden.
Dit project vermindert geuroverlast.
Water
Dit project vermindert het watergebruik.
Dit project vermindert de verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater.
Dit project verbetert de opvang van (regen)water in de provincie.
Dit project houdt het grondwaterniveau in Utrecht op peil.
Bodem
Dit project verbetert de bodemkwaliteit in Utrecht.
Dit project zorgt voor de juiste kwaliteit van de bodem voor de beoogde functie.
Ruimte
Dit project benut de ruimte zo goed mogelijk: meervoudig en multifunctioneel.
Dit project verhoogt de ruimtelijke kwaliteit en/of samenhang.
Natuur &
Landschap
Dit project maakt de natuur gevarieerder en meer levensvatbaar.
Dit project draagt bij aan de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur.
Dit project bevordert de biologische landbouw.
Dit project verhoogt het welzijn van dieren.
Dit project ontwikkelt of behoudt landschappelijke en stedelijke kernkwaliteiten.
Grondstoffen
Dit project beperkt het verbruik van primaire grondstoffen.
Dit project gebruikt grondstoffen zodanig dat ze weer terugkomen in de kringloop.
Dit project beperkt het gebruik van giftige en gevaarlijke stoffen.
Klimaat
Dit project vergroot de klimaatbestendigheid van de provincie.
Dit project vermindert de uitstoot van broeikasgas.
Middelen
Provincie
Dit project realiseert een kostenverlaging voor de provincie.
De totale kosten (investering + exploitatie) van dit project zijn zo laag mogelijk.
Dit project verlaagt de kosten van andere projecten.
Dit project kan (deels) bekostigd worden via investeringen door andere partijen.
Dit project verhoogt de opbrengsten voor de provincie.
De terugverdientijd van dit project is zo kort mogelijk.
Middelen
Burgers en
Bedrijven
Dit project leidt voor burgers tot lastenverlichting of besparing.
Dit project verhoogt het (gemiddelde) inkomen van de Utrechters.
Dit project verhoogt de waarde van onroerend goed van burgers.
Dit project verhoogt de winst of de omzet van de bedrijven in de provincie.
Economische
Structuur
Dit project verbetert het Utrechtse vestigingsklimaat.
Dit project verbetert de bereikbaarheid en/of mobiliteit in Utrecht.
Dit project bevordert de samenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven.
Dit project genereert nieuwe economische activiteiten of investeringen in de provincie.
Dit project bevordert de innovatie in Utrecht.
Dit project vergroot op termijn de veerkracht en het aanpassingvermogen van de economie.
Dit project maakt Utrecht meer zelfvoorzienend; het verhoogt de voedsel- en energiezekerheid.
Arbeidsmarkt
Dit project realiseert werkgelegenheid in de provincie (passend bij het opleidingsniveau).
Dit project bevordert de deelname aan de arbeidsmarkt van Utrechters.
Dit project investeert in het toekomstperspectief van de Utrechters.
gemaakt door:
FJEFSTNFUIFUEVVS[BBNIFJETWJSVT
ONPFTUCPWFOLPNFO¯WFS
© 2008
6XQSPKFDUFOEVVS
[BNFSNBLFO %FQSPWJODJFIFMQU
123
124
Bijlage 8
Duurzaamheidscan Landgoed
Dennehoef Moergestel
Inleiding
Telos heeft samen met de gemeente Oisterwijk een duurzaamheidbalans ontwikkeld.
Tevens heeft de gemeente Oisterwijk aangegeven dat ze in het kader van de wens
om Oisterwijk te verduurzamen behoefte heeft aan een instrument dat voorgenomen
beleid en te ontwikkelen projecten kan toetsen op de bijdrage aan de Oisterwijkse
duurzaamheidambities. In overleg met Telos werd afgesproken om het instrument
ToDo hiervoor te gebruiken. Om ervaring op te doen werd besloten om ToDo toe te
passen op een concrete casus i.c. het initiatief om te komen tot een zorghotel op het
landgoed Dennenhoef te Moergestel.
Met de initiatiefnemers van het zorghotel, Arton-projectontwikkeling BV, werd
afgesproken dat ze de toets in de vorm van een self assessment zouden toepassen.
In een voorbereidende bijeenkomst heeft Telos aan de initiatiefnemers uitgelegd hoe
zij aankijkt tegen duurzame ontwikkeling, hoe ToDo in dit gedachtegoed past en hoe
het instrument werkt. Daarna zijn de initiatiefnemers zelf aan de slag gegaan. Mede
naar aanleiding van de uitgevoerde toets heeft het college van B&W van Oisterwijk
besloten in te stemmen met het verzoek om te komen tot herbestemming van het
Landgoed Dennenhoef.
125
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
In onderstaand schema worden de resultaten van dit self assessment weergegeven.
Tabel 1. De resultaten van de toepassing van ToDo op het Landgoed Dennenhoef Oisterwijk
Sociaal-Cultureel
Relevant
ja
Solidariteit
Effect/omschrijving
nee
++ Sociale samenhang wordt geboden door openbare
toegangkelijkheid/ontmoetingsplek.
++ Tewerkstellen WSW-werknemers
(conform doelstelling gemeentelijk beleid).
Burgerschap
Identiteit
en Diversiteit
126
Veilgheid
++ Door toevoeging zorghotel meer sociale controle.
-- Door openstelling wordt veiligheidsrisico vergroot.
Woonomgeving
++ Woonomgeving wordt door cultuurhistorische
verbetering en openstelling verbeterd.
Gezondheid
++ Gezondheidszorg is voor iedereen toegankelijk
(zorghotel).
++ Herstel gaat versneld in een groene landgoed­
omgeving.
Onderwijs
++ Mogelijkheden tot stageplaatsen.
Bijlage 8 Duurzaamheidscan Landgoed Dennehoef Moergestel
Ecologisch
Relevant
ja
Effect/omschrijving
nee
Natuur
++ Herstel landgoed als onderdeel van EHS.
++ Wegwerken van het achterstallig onderhoud.
++ Herstel van een aantal monumentale bomen.
++ Vitaliseren en duurzaam behoud groenkwaliteiten
op lange termijn.
++ Er zal geen sprake zijn van extra verstening
(zie oud-nieuw balans).
Flora en fauna*
++ Herstel en/ of toevoegen van de (nieuwe) biotoop
(m.b.v. B-Team).
Bodem
++ Vijver wordt hersteld incl. eventuele bodem­sanering.
++ Er zal bodemonderzoek plaatsvinden t.p.v.
nieuwbouw met evt. sanering.
++ Er zal een archeologisch onderzoek plaatsvinden t.p.v.
bouwactiviteiten.
++ De heemkundekring zal een onderzoek verrichten.
Grondwater
++ Herstel rabattenstructuur.
++ Gestreefd wordt regenwater 100% te infiltreren.
Lucht
++ Herstel van het bos en groen heeft positief effect
broeikaseffect.
-- De functie zorghotel incl. verkeersbeweging heeft een
negatief effect op broeikaseffect.
Oppervlaktewater
+/- (neutraal) Vijver blijft gehandhaafd.
Delfstoffen
++ Gestreefd wordt geen uitgeputte grondstoffen te
gebruiken.
++ Momenteel is de ambitie om conform Duurzaam
Bouwen (DuBO) te realiseren.
Landschap
++ Herstel van cultuurhistorische structuur en opzet.
++ Vitaliseren en duurzaam behoud van landschapskwaliteiten.
++ Openstelling zorgt voor recreatief medegebruik.
Energie*
++ Gestreefd wordt naar energiezuinige oplossingen
zoals zonnecollectoren en Warmte-Koude-Opslag.
Een energiestudie zal worden uitgevoerd tbv het
vaststellen van haalbaarheid.
Arbeid
++ Er is sprake van verruiming van de arbeidsmarkt.
++ Spin off kan ook postief werken.
Kapitaal
++ De functie zorghotel heeft een positieve rendements­
verwachting.
++ De functie zorghotel vraagt om nieuwe investeringen.
127
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Ecologisch
Relevant
ja
128
Effect/omschrijving
nee
Gronden hulpstoffen
X
++ Het streven is om duurzaam te ontwikkelen ­
(norm nader te bepalen).
Ruimtelijke
vestigingsvoorwaarden
X
+/- Benodigde infrastructurele aanpassingen
wordt onderzocht.
++ Aandachtspunt is de verkeersveiligheid.
Economische
structuur
X
++ De functie Zorghotel is nieuw in Nederland en
zorg ook binnen Oisterwijk voor diversiteit.
129
Colofon
Tekst:
John Dagevos
Frank van Lamoen
Fotografie:
Joep Lennarts, ’s-Hertogenbosch
Ontwerp:
Sirene Ontwerpers, Rotterdam
Druk:
Europoint Media, Rotterdam
Documentnummer:
08.005
Telos
Warandelaan 2
5037 AB Tilburg
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
T 013 - 466 87 12
F 013 - 466 34 99
[email protected]
www.telos.nl
Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling
Handboek Toetsingskader
Duurzame Ontwikkeling
Download