VERHUREN AAN DIPLOMATEN?

advertisement
VERHUREN AAN DIPLOMATEN?
Recent oordeelde het Hof van Cassatie dat een verhuurder de diplomaat aan wie hij zijn
onroerend goed verhuurde niet voor de Belgische rechter kon dagvaarden voor achterstallige huur
en huurschade. Hieronder worden de feitelijke achtergrond en de betrokken uitspraak
uiteengezet (par. 1). Na enkele bedenkingen bij de diplomatieke immuniteit (par. 2) worden kort
enkele praktische actiemogelijkheden voor de onbetaalde verhuurder tegen de diplomaathuurder besproken (par. 3).
1. De feiten en beslissingen
Een vennootschap verhuurde gedurende een drietal jaar een woning aan een diplomaat, lid van
de Permanente Vertegenwoordiging van de VS bij de NAVO. De diplomaat zegde de overeenkomst
op. Er ontstond een geschil over de opzegging. De verhuurder wenste betaling te bekomen van
achterstallige huur en een vergoeding voor de huurschade.
De verhuurder dagvaardde de diplomaat voor de vrederechter. De vrederechter verklaarde de
vordering van de verhuurder ontoelaatbaar omwille van de diplomatieke onschendbaarheid. De
verhuurder stelde beroep in bij de rechtbank van eerste aanleg van Leuven.
De rechtbank stelde vast dat de diplomaat wel degelijk geaccrediteerd was als diplomaat bij de
NAVO en bijgevolg van immuniteit genoot zoals bepaald in het Verdrag van Ottawa van 20
september 1951 nopens de rechtspositie van de NAVO en het Verdrag van Wenen van 18 april
1961 inzake diplomatiek verkeer. Niettemin baseerde de rechtbank zich op het recht van toegang
tot de rechter om te oordelen dat de diplomaat geen beroep kon doen op diplomatieke
immuniteit. Het recht van toegang tot de rechter wordt gewaarborgd door artikel 6 van het
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
(“EVRM”) en houdt in dat iedereen zich voor de vaststelling van zijn burgerlijke rechten en
verplichtingen tot de rechter moet kunnen wenden. De rechtbank achtte het, mede gelet op het
feit dat het doel van de immuniteit – namelijk de permanente vertegenwoordiging van de VS bij
de NAVO – op geen enkele wijze in het gedrang werd gebracht, niet redelijk verantwoord dat de
verhuurder het recht wordt ontzegd om zich tot de rechter te wenden.
De diplomaat legde de kwestie voor aan het Hof van Cassatie. Het Hof oordeelde dat de
diplomatieke immuniteit in beginsel onbeperkt is en zowel de ambtsuitoefening als het privéleven van de diplomaat betreft. Het Hof stelde dat de vrijstelling van rechtsvervolging en
vrijstelling van tenuitvoerlegging die aan diplomaten wordt verleend, niet kan beschouwd worden
als een beperking die buiten verhouding staat tot het recht van toegang tot de rechter. Vermits
huurgeschillen niet vallen onder de uitzonderingen vervat in het Verdrag van Wenen, oordeelde
het Hof dat de rechtbank haar beslissing niet naar recht verantwoordde. Het Hof vernietigde de
uitspraak van de rechtbank.
2. Enkele bedenkingen bij de diplomatieke immuniteit
Diplomatieke immuniteit is niet zo absoluut als het Hof van Cassatie op het eerste gezicht lijkt te
stellen.
Vooreerst bepaalt het Verdrag van Ottawa niet wat diplomatieke immuniteit inhoudt. Het stelt in
artikel 12 enkel dat de vertegenwoordigers van lidstaten de immuniteit en privileges zullen
genieten die aan diplomatieke vertegenwoordigers toegekend worden. De draagwijdte van
diplomatieke immuniteit wordt bepaald door het Verdrag van Wenen.
Het Verdrag van Wenen (artikel 31) voorziet dat de diplomaat immuniteit geniet zowel in
strafzaken als ten aanzien van de burgerlijke en administratiefrechtelijke rechtsmacht van de
ontvangende Staat (in dit geval België). Ten aanzien van de diplomaat mogen evenmin
executoriale maatregelen (vb. beslag) genomen worden.
Diplomaten hebben wel de uitdrukkelijke plicht om de wetten en regelingen van de ontvangende
Staat te eerbiedigen (artikel 41.1 van het Verdrag van Wenen). Het doel van de immuniteit is dan
ook functioneel. Het vormt geen persoonlijk voordeel voor de diplomaten, maar moet hen
toelaten om op onafhankelijke wijze hun functies uit te oefenen (zie artikel XV van het Verdrag
van Ottawa). Uit het arrest blijkt niet of en hoe de uitoefening van de functie van de diplomaat
of de vertegenwoordiging van de VS bij de NAVO in het gedrang kwam.
Het Verdrag van Ottawa bepaalt verder overigens dat de NAVO en haar lidstaten te allen tijde
zullen samenwerken om de goede rechtsbedeling te bewerkstelligen en om misbruik van
immuniteit te vermijden (artikel III). Daarnaast voorziet het Verdrag van Wenen uitdrukkelijk in
de mogelijkheid voor de zendstaat om afstand te doen van de immuniteit van haar diplomaten
(artikel 32.1). Het verdrag van Ottawa voorziet zelfs in een verplichting van de zendstaat om
afstand te doen van de immuniteit van haar diplomaten. Deze verplichting geldt echter enkel
wanneer, naar de eigen mening van de zendstaat, de immuniteit de rechtsgang zou belemmeren
en er afstand van kan worden gedaan zonder het doel waarvoor de immuniteit werd toegekend,
in gevaar te brengen (artikel XV). Deze verplichting is dus moeilijk afdwingbaar. Het is
onduidelijk of de mogelijkheid of de verplichting om afstand van immuniteit te doen een rol
gespeeld heeft in deze zaak. Het arrest vermeldt dit in ieder geval niet.
Het Verdrag Van Wenen voorziet enkele uitzonderingen. Eén van de uitzonderingen is de
zakelijke vordering betreffende een particulier onroerend goed gelegen in de ontvangende Staat.
Vermits een huurovereenkomst geen zakelijk recht verleent, is deze uitzondering hier niet van
toepassing.
Verder geldt voor een diplomaat die duurzaam verblijf houdt in België immuniteit slechts ten
aanzien van officiële handelingen verricht in de uitoefening van zijn functie (artikel 38.1 Verdrag
van Wenen) – waartoe het huren van een privé-woning niet behoort.
Het verdrag voorziet echter geen definitie van het begrip “duurzaam verblijf” zodat deze
uitzondering in de praktijk niet evident toe te passen valt.
Tenslotte biedt de diplomatieke immuniteit geen bescherming ten aanzien van de rechtsmacht
van de zendstaat, in dit geval de VS (artikel 31.4).
In het concrete geval wat het dus niet uitgesloten om de diplomaat in de VS te dagvaarden. De
vraag is of dit in dit geval praktisch haalbaar was.
De hierboven besproken beperkingen aan de immuniteit kwamen niet ter sprake in het arrest.
Het is dus moeilijk om uit te maken of deze relevant waren voor de zaak waarover het Hof
oordeelde.
3. Actiemogelijkheden voor de verhuurder
Het oordeel van het Hof verhindert niet dat verhuurders over actiemogelijkheden beschikken ten
aanzien van een diplomaat-huurder.
Vooreerst kan men uiteraard een minnelijke regeling treffen met de diplomaat. De diplomaat kan
ook vrijwillig verschijnen voor de Belgische rechter. Daarnaast kan men een diplomaat in diens
zendstaat dagvaarden wanneer de rechtbanken van die staat bevoegd zijn en/of er bewarende
maatregelen treffen volgens het nationale recht. Dat is echter niet steeds opportuun of mogelijk.
Men kan, al dan niet met de bijstand van de Belgische diplomatieke diensten, aansturen op een
afstand van immuniteit door de zendstaat. Indien geen afstand gedaan wordt, kan men uitlokken
dat de diplomaat-huurder zelf een procedure aanhangig maakt voor de Belgische rechtbanken. In
dat geval is het immers perfect mogelijk om een tegenvordering te stellen die rechtstreeks
verband houdt met de hoofdvordering (artikel 32.2 Verdrag van Wenen). Zo zou de verhuurder
een tegenvordering kunnen instellen tot betaling van achterstallige huurgelden wanneer de
diplomaat zelf dagvaardt en vb. de vrijgave van de waarborg vordert.
Een hoofdelijke borg zal echter de grootste zekerheid bieden voor de verhuurder. De verhuurder
moet er wel op toezien dat de borg zelf niet of in ieder geval in mindere mate immuniteit geniet
dan de diplomaat zelf. De inwonende gezinsleden van de diplomaat genieten dezelfde
immuniteit; maar de zendstaat geniet slechts in mindere mate immuniteit (artikel 1412quinquies
Ger.W.).
Tenslotte staat de diplomatieke immuniteit de rechtstreekse vordering tegen de
(brand)verzekeraar van de diplomaat niet in de weg. Deze verzekeraar kan immers geen
immuniteit inroepen.
Deze mogelijke oplossingen kunnen best reeds bij het opstellen van de huurovereenkomst
overwogen en/of uitgewerkt worden.
Alexander Hansebout
[email protected]
Download