protocol tegen pesten

advertisement
Zorgstructuur op de Savornin Lohman
Op de Savornin Lohman wordt onderscheid gemaakt tussen begeleiding en zorg aan
leerlingen. Begeleiding geeft de mentor aan leerlingen uit zijn of haar mentorklas of
docenten aan leerlingen die ze lesgeven. Zorg wordt gegeven aan leerlingen die een
specifieke hulpvraag hebben op het gebied van gedrags- en/ of leerproblemen waar de
mentor/ docent niet bij kan helpen omdat het om bepaalde expertise vraagt. Denk hierbij
aan remedial teaching, coachingsgesprekken, onderzoek.
Mentor
In de onderbouw en bovenbouw, zijn er per klas twee mentoren. Zij begeleiden ieder de
helft van de leerlingen individueel. Tijdens de informatieavond hoort u als ouders welke
mentor uw zoon/dochter heeft. In principe gaan de mentoren met dezelfde klas mee naar
leerjaar 2 om de continuïteit van het mentoraat in de onderbouw te waarborgen.
De mentor is de spil in de begeleiding van de leerling, de contactpersoon tussen kind, school
en ouders.
De mentor communiceert met de ouders en met de collega-docenten over de
mentorleerling met het doel ervoor te zorgen dat een leerling zich veilig voelt op school en
goede leerprestaties kan neerzetten. Voor ouders is de mentor altijd het eerste
aanspreekpunt binnen de school. De mentor draagt de verantwoordelijkheid voor de
mentorleerling als het gaat om schoolzaken. Wanneer er thuis omstandigheden zijn die van
invloed zijn op de leerprestaties en/of het welbevinden van uw zoon of dochter, stelt u dan
als ouders de mentor hiervan op de hoogte. Dit kunt u telefonisch doen of tijdens een
mentoravond. Natuurlijk is een mentor ook bereid om buiten de schooltijden een individuele
afspraak te maken met ouders of verzorgers.
Mentorlessen
In het rooster zijn mentorlessen opgenomen voor elk leerjaar. In de brugklas wordt iedere
week een uur gebruikt voor een mentorles. De inhoud van de mentorlessen in leerjaar 1
bestaan voornamelijk uit: studievaardigheden (leren leren), groepsvorming en sociaalemotionele vaardigheden. Aan het einde van dat leerjaar en in leerjaar 2, 3 en 4 komen hier
onderwerpen als alcohol en drugs/ roken, (cyber)pesten, seksuele voorlichting en keuze- en
loopbaanvaardigheden bij.
Zorgleerlingen
Sommige leerlingen hebben extra zorg nodig die een mentor niet kan bieden. Dit kunnen
leerlingen zijn die problemen hebben met leren, op een bepaald moment niet zo lekker in
hun vel zitten of last hebben van faalangst. Ook kan het zijn dat een leerling met ADHD, PDDNOS, Asperger of een andere stoornis extra zorg nodig heeft. Wanneer een leerling meer
nodig heeft dan alleen de begeleiding van de mentor en/ of een docent, doet de mentor een
zorgmelding bij de interne zorgcoördinator (IZC). De IZC bespreekt deze zorgmelding dan
met de teamleiders en zo wordt bepaald welke zorg nodig is en wie dat gaat geven. Dit kan
zorg zijn die we binnen school voor handen hebben. Het kan ook zijn dat we de leerling
willen inbrengen in het ZAT-team. Iedere school heeft een ZAT-team, dat staat voor Zorg
Afstemmings Team. De IZC is voorzitter van dit team en zorgt tevens voor de aanmelding van
leerlingen bij dit team. Hoe gaat dit in zijn werk?
Stel er is sprake van ADHD en er zijn substantiële leerbelemmeringen. Het gedrag van uw
kind staat leerprestaties in de weg en bovendien ondervindt een docent en/of medeleerling
hinder van het gedrag van uw kind. Dan is er extra hulp en begeleiding nodig. De mentor/
IZC vraagt dan toestemming aan u als ouder om uw zoon of dochter te bespreken in het ZATteam. Daar zijn, naast de teamleider en de IZC de volgende specialisten bij betrokken:
- De schoolarts
- Bureau jeugdzorg
- De leerplichtambtenaar van het Regionaal Bureau Leerlingzaken (RBL)
- De schoolmaatschappelijk werker. Elke donderdagochtend is dhr. Snackey
aanwezig op De Savornin Lohman en telefonisch te bereiken van 10.00 tot 12.00
uur. Voor dringende zaken is dhr. Snackey te bereiken via dit mail adres:
[email protected].
- Naar behoefte de leerlingbegeleider
- De remedial teacher indien er sprake is van ernstige dyslexie/ dyscalculie of
andere problemen met leren.
In overleg met elkaar probeert het ZAT-team tot een oplossing te komen. De IZC of de
teamleider koppelt het terug naar de mentor. De mentor houdt u als ouders op de hoogte
van de mogelijkheden en onmogelijkheden om tot een oplossing te komen.
De interne zorgcoördinator (IZC)/ orthopedagoog is mevrouw Meester. Zij bespreekt
ernstige problemen van leerlingen met de teamleiders onder- en bovenbouw, de mentor en
docenten. U kunt mevrouw Meester via e-mail bereiken op [email protected].
Leerlingen met een “rugzak”
Sommige leerlingen komen op De Savornin Lohman met een leerlinggebonden financiering
oftewel, “een rugzak”. Deze leerlingen krijgen een ambulant begeleider die ongeveer één
keer per maand op school komt om te kijken hoe het gaat en geeft eventueel ook extra
begeleiding aan de leerling en/ of de docenten. Aan het begin van het schooljaar vragen wij
de ambulant begeleider om het docententeam in te lichten over deze leerling. Op deze
manier hopen wij een goede start te kunnen maken met die leerlingen. Naast een ambulant
begeleider krijgt een leerling met een “rugzak” ook een rugzakbegeleider van school. Dit is
iemand van school die affiniteit heeft met de begeleiding van leerlingen die extra zorg nodig
hebben. Deze begeleider heeft wekelijks gesprekjes met de leerling. Wanneer dit niet nodig
is, wordt de begeleiding op een andere manier ingezet.
Aan het begin van het schooljaar stelt de orthopedagoog/ IZC een handelingsplan op voor
het gehele schooljaar. Zij bespreekt dit met ouders/ rugzakbegeleider en ambulant
begeleider. De IZC coördineert de zorg op school omtrent de rugzakleerling. Twee à drie keer
per jaar wordt het handelingsplan geëvalueerd en eventueel bijgesteld.
Remedial teaching
Mevrouw J. Haffmans is de remedial teacher van onze school. Dit schooljaar zal zij zich op de
maandag en de woensdag bezighouden met de begeleiding van dyslectische leerlingen.
Tevens adviseert en begeleidt zij leerlingen die leerproblemen of grote leerachterstanden
hebben. De school screent alle leerlingen in het eerste leerjaar op spelling, begrijpend lezen,
rekenvaardigheden en het welbevinden. Op basis van de uitkomsten wordt gekeken of een
leerling baat zou kunnen hebben bij begeleiding of nader onderzoek. Hiervan worden ouders
op de hoogte gesteld.
Dyslexie
Op basis van het dyslexieprotocol krijgen de kinderen met een dyslexieverklaring voor de
herfstvakantie een dyslexiekaart. In de vergadering van het brugklasteam is al
gecommuniceerd over dyslectische leerlingen en het onderbouwteam zal hier, conform het
protocol, rekening mee houden in de begeleiding en beoordeling van leerlingen.
Daarnaast worden alle leerlingen in leerjaar 1 met dyslexie drie keer uitgenodigd voor een
bijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomsten wordt onder andere uitleg gegeven over het
computerprogramma Sprint dat wij op school gebruiken en mindmappen.
Wanneer een leerling met dyslexie buiten deze bijeenkomsten behoefte heeft aan
begeleiding bijv. voor Nederlands, Engels of plannen en organiseren kan hij/ zij dat aangeven
bij de mentor. De mentor neemt dan contact op met de remedial teacher.
U kunt mevrouw Haffmans via e-mail bereiken op [email protected].
Dyscalculie
Leerlingen die bij ons op school komen met een dyscalculieverklaring kunnen van de
remedial teacher een dyscalculiekaart krijgen. Hierop staan faciliteiten waar de leerling recht
op heeft. Gedacht moet worden aan extra tijd tijdens toetsen wiskunde en het gebruik van
de rekenmachine. Daarnaast worden de docenten op de hoogte gebracht. Vanuit school
bieden wij tegen een vergoeding ook bijles aan speciaal voor leerlingen die veel moeite
hebben met rekenen. Dit wordt gegeven door iemand van buiten school, Yvette Kusters.
Vertrouwenspersoon
De interne vertrouwenspersoon is contactpersoon voor leerlingen die vragen of klachten
hebben over geweld en/ of ongewenste intimiteiten op school. In eerste instantie kunnen de
leerlingen natuurlijk het beste met hun problemen bij de mentor terecht. Op dit moment is
er een vacature voor de taak als interne vertrouwenspersoon.
Dyslexieprotocol
Een dyslectische leerling is een leerling bij wie officieel dyslexie is vastgesteld. Er is over
hem/haar een rapport gemaakt waarin door een erkend deskundige (een psycholoog of
orthopedagoog met minimaal BIG-registratie ) wordt verklaard dat de betreffende leerling in
aanmerking komt voor tegemoetkomingen. Een kopie van dit rapport dient in het leerlingdossier te zijn opgenomen.
De volgende definitie van dyslexie is inmiddels algemeen aanvaard:
Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het
aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau .
Dit betekent dat het gaat om een ernstige lees- en /of spellingachterstand die hardnekkig is
(automatiseringstekort), ondanks voldoende gelegenheid tot leren. Dit tekort uit zich in het
Voortgezet Onderwijs vooral bij complexe taken (lange teksten, functionele
schrijfopdrachten) en in de moderne talen.
Dyslectische leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben problemen met:
• Lezen en/of spellen op woordniveau in het Nederlands en in de moderne vreemde talen
(nieuwe klank-tekenkoppelingen, ingewikkelde spellingsafspraken);
• Het snel en accuraat lezen (decoderen) van teksten bij alle vakken;
• Het snel en accuraat spellen (coderen) bij functioneel schrijven bij alle vakken.
Uitgangspunten betreffende leerlingen met een officiële dyslexieverklaring:
• Docenten, leerlingen en ouders moeten op de hoogte zijn van de afspraken.
• De docenten moeten zich aan de afspraken (kunnen) houden.
• De school kan niet aan elke vorm van dyslexie adequaat tegemoet komen.
Afspraken met betrekking tot dyslectische leerlingen
In algemene zin houden we als volgt rekening met dyslectische leerlingen:
Erkenning/herkenning:
• Een dyslectische leerling wordt positief benaderd. Het moet duidelijk zijn dat de docent op
de hoogte is en de dyslectische leerling wil helpen.
• De leerling krijgt een dyslexiepas.
• Op de dyslexiepas die aan de leerling wordt uitgereikt staan de op maat gesneden
faciliteiten vermeld. Deze worden ontleend aan de onderzoeksrapporten die dyslexie
hebben aangetoond. De remedial teachers bestuderen deze rapporten.
• De leerling heeft zelf de verantwoordelijkheid voor het gebruik van de dyslexiepas.
• De docenten weten welke leerlingen dyslectisch zijn.
• Leerling en ouders worden door de rt’er op de hoogte gebracht van de mogelijkheden en
onmogelijkheden rond de faciliteiten.
• De leerling heeft tegenover de school een inspanningsverplichting. Indien de leerling
daaraan niet voldoet, kunnen zijn/haar faciliteiten verminderd of ingetrokken worden. Of de
leerling voldoende inspanning levert (huiswerk/meedoen in de les), is ter beoordeling aan de
rt’er, de mentor en de betrokken docent.
Officiële regelingen m.b.t. eindexamen
• De afdelingsleider bepaalt na lezing van het dyslexierapport welke tegemoetkomingen in
principe mogelijk zijn. Vervolgens wordt in overleg met de leerling vastgesteld welke
tegemoetkomingen worden gerealiseerd c.q. aangevraagd
• Voor het schoolexamen en het centraal examen kan een leerling die in het bezit is van een
dyslexieverklaring verlenging van examentijd aanvragen.
De betreffende leerling krijgt 25% extra tijd met een max. van 30 min. per toets.
• De dyslectische leerling kan verzoeken om de opgaven van het examen met een groter
lettertype te krijgen.
• De dyslectische leerling kan verzoeken om de opgaven van het examen tevens op
band/cassette/cd aangeleverd te krijgen.
• Gebruik laptop op basis van het dyslexierapport.
PROTOCOL TEGEN PESTEN
Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder
ogen zien en serieus aanpakken: pesten hoort namelijk niet!
Definitie: Pesten is het systematisch uitoefenen van psychisch, fysiek of seksueel geweld
(minimaal eens per week, minimaal een maand en soms jaren durend) door een persoon of
groep personen tegen meestal één ander, die niet (meer) in staat is zichzelf te verdedigen.
Het probleem dat pesten heet
Vooral tussen de 10 en 14 jaar kunnen kinderen in aanraking komen met het fenomeen
pesten. Binnen het voortgezet onderwijs wordt één op de zestien leerlingen gepest.
Signalen van pesterijen zijn ondermeer:















Altijd een bijnaam, nooit de eigen naam van een medeleerling noemen;
Briefjes doorgeven;
Beledigen;
Opmerkingen maken over kleding;
Buiten school opwachten, slaan, schoppen;
Op weg naar huis achternagaan;
Spullen afpakken, verstoppen, vernielen;
Bedreigen;
Schelden en schreeuwen tegen het slachtoffer;
Cadeaus eisen of geld afpersen;
Het slachtoffer voortdurend de schuld van iets geven;
E-mails of sms-berichten met een beledigende of bedreigende inhoud sturen;
Steeds (mobiel) opbellen;
Seksueel intimideren;
Isoleren (buitensluiten).
Oorzaken van pesten kunnen zijn






Een problematische thuissituatie;
Zich buitengesloten voelen;
Voortdurend in een niet-passende rol geduwd worden;
Voortdurend competitie met anderen willen aangaan;
Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt;
Zich minder voelen dan de rest, door onderpresteren of vanwege andere redenen.
Een pestprotocol alleen is niet voldoende om een eind te maken aan het pestprobleem.
Daarom wordt het onderwerp regelmatig aan de orde gesteld, zodat we preventief werken.
Hoe gaan wij op De Savornin Lohman met het probleem pesten om?
Allereerst heeft de school een hoofdregel van gedrag geformuleerd:
Iedereen maakt het de ander op school mogelijk om:
A. zich prettig en veilig te voelen op school en
B. zijn of haar werk naar behoren te kunnen doen en bovendien….
passen we goed op de spullen van de school, die van onszelf en
van anderen.
Afspraken





Op school stellen mentoren het pesten regelmatig aan de orde: weerbaarheid en/of
pesten zijn onderdeel van het lesprogramma op de school;
Onderwerpen als veiligheid, omgaan met elkaar, rollen in een groep, aanpak van
ruzies etc. komen aan de orde. Ondermeer in de mentorlessen;
Andere werkvormen zijn naar keuze. We noemen: spreekbeurten, rollenspellen,
regels met elkaar afspreken over omgaan met elkaar en groepsopdrachten.
In een aantal groepen worden regels afgesproken en ontstaat er een soort “eigen
pestprotocol”;
Het voorbeeld van de leerkrachten (én thuis de ouders) is van groot belang. Er zal
minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met
elkaar, waar verschillen worden aanvaard en waar ruzies niet met geweld worden
“opgelost”, maar uitgesproken. Agressief gedrag (gedrag dat als kwetsend wordt
ervaren en dat beschadigt) wordt niet geaccepteerd;
Met wensen van kinderen met betrekking tot plaatsing in een bepaalde groep, wordt
zo mogelijk rekening gehouden.
Regels die in alle groepen gelden
Er zijn slechts drie simpele hoofdregels – ze werden al
eerder genoemd:
a) iedereen maakt het de ander op school mogelijk om zich prettig en veilig te voelen
b) iedereen zorgt ervoor dat ook de ander het werk naar behoren kan doen
c) iedereen past goed op de spullen van de school, die van zichzelf en die van anderen
Hieruit volgt een aantal belangrijke deelregels
1. Spreek anderen correct aan, gebruik de juiste naam;
2. Laat anderen meedoen;
3. Luister goed naar elkaar;
4. Laat ieder in zijn waarde oftewel probeer te aanvaarden dat de ander anders is;
5. Probeer ruzie rustig uit te praten;
6. Help een ander;
7. Kom je er samen niet uit, ga dan naar je mentor of een andere medewerker van de school.
En verder
1. Doe niets bij een ander wat je zelf ook niet prettig vindt;
2. Kom niet aan een ander als diegene dat niet wil;
3. Kom niet aan andermans spullen, vraag het eerst;
4. Probeer goed te luisteren naar elkaar;
5. Als je aan een docent of je mentor vertelt dat er iets gebeurt wat jij niet prettig vindt of
wat gevaarlijk is voor iemand, dan is dat geen klikken;
6. Word je gepest, praat er dan thuis ook over, je moet het niet geheim houden;
7. Hoe iemand er uitziet is niet belangrijk, wel hoe iemand met anderen omgaat;
8. Nieuwe kinderen zijn welkom bij ons op school, ze hebben het recht om door iedereen
goed opgevangen te worden.
Deze regels gelden voor de hele school. Natuurlijk kan een groep hier nog eigen regels aan
toevoegen.
De schoolregels worden goed zichtbaar in elk lokaal opgehangen. Regelmatig wordt er
aandacht aan besteed
De aanpak van ruzies en pestgedrag in vier stappen
Stap 1:
Probeer eerst zelf (samen) de ruzie op te lossen door te praten.
Stap 2:
Kom je er samen niet uit en blijft de ander jou lastigvallen, ga dan naar je mentor (of
eventueel naar de vertrouwenspersoon).
Stap 3:
De mentor praat met beide (of meer) kinderen en probeert samen met de kinderen de ruzie
op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken.
Stap 4:
Bij herhaaldelijk ruzie/pestgedrag van een leerling neemt de mentor duidelijk stelling en
houdt een bestraffend gesprek. De fasen van bestraffen treden in werking.
(zie: consequenties).
Stap 5:
Als het pesten verregaand is en de gepeste lichamelijk of geestelijk gevaar oploopt,
schroomt de school niet de ouders te adviseren aangifte te doen bij de politie ofwel zelf de
politie in te schakelen.
Consequenties
Fase 1:



Nablijven en een opstel schrijven over pesten/gepest worden;
Gesprek: bewustwording van de pester van wat hij een ander aandoet;
Afspraken maken met de pester over gedragsverandering.
De naleving van deze afspraken komen aan het eind van een dag of week of gedurende een
aantal afgesproken momenten in een kort gesprek aan de orde. Er wordt melding gedaan in
de teamvergadering.
Fase 2:

Een gesprek met de ouders, als voorgaande acties op niets zijn uitgelopen. De
medewerking van de ouders wordt nadrukkelijk gevraagd om een einde aan het
probleem te maken;

met de ouders afspraken maken en deze afspraken regelmatig aan de orde stellen in
evaluerende gesprekken.
Fase 3:

Bij aanhoudend pestgedrag kan via het zorgteam tweedelijns hulp worden
ingeschakeld.
Fase 4:

Werkt de onder fase 3 genoemde hulp niet, dan kan via het zorgafstemmingsteam
derdelijnshulp worden ingeschakeld zoals Bureau Jeugdzorg. Dit kan alleen als de
ouders meewerken.
Fase 5:

Bij aanhoudend pestgedrag kan ook gekozen worden voor de mogelijkheid om een
leerling in een andere groep te plaatsen. Ook het (tijdelijk) op een andere school
plaatsen kan een mogelijkheid zijn
Fase 6:

In extreme gevallen kan een pester geschorst en uiteindelijk verwijderd worden.
(voor deze maatregel verwijzen wij naar het betreffende protocol
Begeleiding van een kind dat gepest wordt






Medeleven tonen, luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest;
Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat hij/zij doet voor, na en tijdens het pesten.
Opmerking: huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil
uitlokken. De leerling laten inzien dat je ook op een andere manier kunt reageren;
Praten met de ouders (mits de leerling dat wil!)
Praten met de pester(s);
Zoeken en oefenen van een andere reactie;
Het kind laten inzien waarom iemand pest (”een pester zit zelf in de nesten”);




Nagaan welke oplossing het kind zelf wil;
Sterke kanten van het kind benadrukken;
Belonen (schouderklopje) als de leerling zich anders/beter durft op te stellen;
Het gepeste kind niet overbeschermen en teveel in een uitzonderingspositie zetten
t.o.v. de rest van de groep, waardoor het pesten zou kunnen toenemen.
Begeleiding van de pester









Praten, zoeken naar de reden van het pesten/ruzie maken (baas willen zijn, jaloezie,
verveling, zich buitengesloten voelen, problemen thuis, onderpresteren etc.);
Laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor het slachtoffer;
Excuses laten aanbieden;
In laten zien welke sterke (leuke) kanten het slachtoffer heeft;
Het kind leren niet meteen kwaad te worden, zich leren beheersen en de “stop-eersteven-nadenken-houding” of een andere manier van gedrag aanleren;
Prijzen/belonen als het kind zich aan de regels houdt en/of een andere/betere
manier van reageren toont;
Gesprek met de ouders; elkaar informeren en overleggen; inleven in het kind: hoe
komt dit kind tot pesten?
Zoeken van een sport of club waar het kind kan ervaren dat samenwerking met ander
kinderen wel leuk is;
Inschakelen van hulp: sociale vaardigheidstraining, Jeugdzorg, huisarts etc.
Adviezen aan ouders
Ouders van gepeste kinderen







Blijf in gesprek met uw kind;
Als pesten op straat gebeurt en niet op school, kunt u het best contact opnemen met
de ouders van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken;
Pesten op school kunt u het best direct met de mentor bespreken;
Door het geven van complimentjes kan het zelfrespect van uw kind vergroot worden;
Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport;
Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt;
Werk samen met de school, maar houd de grenzen in de gaten, uw grenzen en ook
die van school. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat u op school komt om
eigenhandig een probleem voor uw kind op te lossen. De inbreng van u is het
aanleveren van informatie, het geven van suggesties en het ondersteunen van de
aanpak door school.
Ouders van pesters:





Neem het probleem serieus;
Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden;
Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen;
Maak uw kind gevoelig voor wat het een ander aandoet;
Besteed extra aandacht aan uw kind;



Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport;
Corrigeer ongewenst gedrag en benoem en beloon het goede gedrag van uw kind;
Maak uw kind duidelijk dat u achter de aanpak van school staat.
Alle ouders:





Neem ouders van gepeste kinderen serieus;
Stimuleer uw kind om op een vriendelijke manier met anderen om te gaan;
Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem en beloon het goede gedrag;
Leer uw kind om voor anderen op te komen;
Leer uw kind om voor zichzelf op te komen op een niet gewelddadige manier.
Dit pestprotocol heeft als doel
Dat alle kinderen zich in hun schoolperiode vrij en veilig kunnen voelen, zodat zij zich
optimaal kunnen ontwikkelen: door regels en afspraken zichtbaar te maken kunnen kinderen
en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze
regels en afspraken; door elkaar te steunen en wederzijds respect te tonen, worden alle
leerlingen in de gelegenheid gesteld om met veel plezier naar school te gaan.
Ondersteuningsmogelijkheden
1) Bureau Jeugdzorg , www.bjznh.nl (ook les- en achtergrondmateriaal)
2) GGD Gooi en Vechtstreek, www.ggdgooi.nl
3) EDI Midden-Nederland, www.edi.nl
4) Centrum School en Veiligheid, www.schoolenveiligheid.nl en www.pestweb.nl (met info
voor vooral jongeren)
Cyberpesten
De laatste jaren hebben we te maken met een nieuw fenomeen, genaamd cyberpesten.
Daar dit een geheel nieuwe vorm van pesten betreft, hebben we daarvoor een aantal
vuistregels opgesteld.
Basisregel
-
Als je iets niet zou doen in het echte leven, doe het dan ook niet in cyberspace.
Eigen website, homepage of weblog
-
Geef geen informatie waarmee jij of anderen te herleiden zijn;
Kwets of beledig anderen niet, hoe grappig het ook lijkt. Miljoenen mensen lezen
mee, dus je acties kunnen grote gevolgen hebben
Mailen
-
Open of download niets van mensen die je niet (of alleen van Internet) kent;
Gooi spam en junkmail meteen weg.
Surfen
-
Geef niet zomaar informatie weg in ruil voor games, clips, toegang tot community’s
etc. Je gegevens worden opgeslagen, gebruikt en doorverkocht;
Privacybepalingen zijn er niet voor niks. Lees ze voor je iets invult. Kijk wat er met je
gegevens gebeurt en of ze aan derden worden verstrekt.
Chatten en msn'en
-
-
-
Geef zo min mogelijk persoonlijke gegevens. Dus geen (e-mail)adressen, namen (ook
niet van school), telefoonnummers, wachtwoorden, beroepen, foto’s, etc. Je weet
niet wat ermee gebeurt;
Blijf aardig en eerlijk. Negeer negatieve uitlatingen, discriminatie en seksuele
toespelingen en schakel zo mogelijk de provider in. Post zelf geen lompe berichten of
bedreigingen;
Laat je niet uitdagen en ga niet in op uitnodigingen;
Laat je niks wijsmaken en ga niet in op mooie beloften. Op Internet is niet alles wat
het lijkt.
Dyscalculieprotocol
Dit dyscalculieprotocol heeft als doel meer duidelijkheid te scheppen over wat dyscalculische
leerlingen kunnen verwachten van het dyscalculiebeleid op onze school.
Dyscalculie
Dyscalculie is nog lang niet zo bekend als dyslexie. Sinds 1990 heeft het echter meer
aandacht gekregen. Er is echter nog geen landelijke eenduidigheid omtrent dyscalculie. Dit
geeft gelijk de betrekkelijkheid aan van zowel de diagnostiek van dyscalculie als van de
afgifte van een dyscalculieverklaring. In 2010 wordt er een landelijk protocol verwacht.
Dyscalculie komt uit het Grieks en betekent letterlijk niet op de goede manier kunnen
berekenen. De definitie van dyscalculie zoals die in de literatuur en in een
dyscalculieverklaring gebruikt wordt, staat in het onderstaande kader vermeld.
Dyscalculie = een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige
problemen met het aanleren en vlot en/of accuraat kunnen
toepassen van reken-/wiskundige kennis met didactische
resistentie.
Bron: Van Luit (2005)
Dit betekent dat het gaat om een ernstig rekenprobleem die hardnekkig is
(automatiseringstekort), ondanks voldoende gelegenheid tot leren (intelligentie en
instructie). Dit tekort uit zich in het voortgezet onderwijs vooral bij complexe taken
(berekeningen uit het hoofd, tabellen lezen en begrijpen, klokkijken, lange teksten waaruit
de berekening gehaald moet worden) in de exacte vakken maar ook in de moderne talen.
Een dyscalculische leerling is een leerling bij wie officieel dyscalculie is vastgesteld. Er is over
hem/haar een rapport gemaakt waarin door een erkend deskundige (een psycholoog of
orthopedagoog met minimaal BIG-registratie1 en volgens DSM IV procedure) wordt
verklaard dat de betreffende leerling in aanmerking komt voor tegemoetkomingen. Een
kopie van dit rapport dient in het leerling-dossier te zijn opgenomen.
Kenmerken van Dyscalculie
De leerling:
 Gebruikt de basale rekenmanieren, bijvoorbeeld: de leerling telt nog op de vingers;
 Draait gemakkelijk getallen om. Gehoorde getallen (bijv. 24) worden op papier
omgedraaid (bijv. 42);
 Kent de waarde van getallen niet. Honderdtallen en tientallen zijn voor de leerlingen
gelijk. Bij optellen en aftrekken zet de leerling deze niet goed onder elkaar. Dit heeft
ook te maken met ruimtelijke oriëntatie;
 Heeft daardoor ook moeite met schatten;
1
Wie in het BIG-register staat ingeschreven, valt onder het in de wet BIG geregelde tuchtrecht. De Wet op de
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) regelt de zorgverlening door beroepsbeoefenaren.





Is bij het nemen van tussenstappen al snel de draad kwijt;
Heeft moeite met het hanteren van een volgorde (bijv. meneer Van Dalen Wacht Op
Antwoord of bij klokkijken de grote en kleine wijzer);
Heeft moeite met het interpreteren van codes en patronen. Bijvoorbeeld het
muzieknoten schrift, maar ook x / : / + /- / natuurkundige codes en tabellen;
Heeft moeite met ruimtelijke oriëntatie (bijv. teamsporten op een groot veld en
onderscheid tussen links en rechts en moeite met het plaatsten van getallen in de
juiste kolom);
Heeft moeite met het lezen en/of interpreteren van grafieken en tabellen.
Hoe signaleren wij dyscalculie?
Van de basisscholen ontvangen wij informatie aangaande de rekenprestaties van de leerling.
Daarnaast nemen we in de eerste klas de Tempo Toets Rekenen en de ABC-toets af. Op basis
van deze gegevens krijgen wij rekenzwakke leerlingen in beeld. Echter, op de Savornin
Lohman wordt geen dyscalculiescreening afgenomen, omdat er landelijk (nog) geen
eenduidigheid bestaat ten aanzien van de diagnostiek van dyscalculie en van de afgifte van
een dyscalculieverklaring. Wel accepteren wij een reeds afgegeven dyscalculieverklaring.
Uitgangspunten betreffende leerlingen met een officiële dyscalculieverklaring:
 Docenten, leerlingen en ouders moeten op de hoogte zijn van afspraken;
 De docenten moeten zich aan de afspraken (kunnen) houden;
 De school kan niet aan elke vorm van dyscalculie adequaat tegemoet komen.
De procedure
1
Leerling
komt van
basisschool
met
dyscalculie
verklaring
Kopie van
verklaring in
het dossier
van de
afdeling
Afdelingsleider
informeert
docenten
Binnen
school: rt’er/
Wiskunde
docent/team
leider
onderbouw
beziet ernst
en vorm en
overlegt met
ouders over
begeleiding
Afhankelijk
van de ernst
van de
problemen,
rt binnen
de school
Ouders
melden de
leerling aan
voor
hulp/onderzoek buiten
de school
2
Screeningsonderzoek
brugklas
TTR en ABCtoets door
rt’er
3
Leerlingen
krijgen
rekengebon
-den
problemen
in 2e klas of
hoger
Leerling
vertoont
(lichte)
rekenproblemen
De resultaten
van de
leerling
vertonen een
dusdanig
beeld dat
extra
onderzoek
nodig is
Mentor /
docent
wiskunde
neemt
contact op
met rt,
teamleider
en ouders
voor
onderzoek
Afhankelijk van de
ernst van de
problemen extra
hulp in de les of rt
binnen de school
Mentor,
docent
wiskunde en
ouders
worden
geïnformeerd
Ouders melden de
leerling aan voor hulp
/onderzoek buiten de
school
Afhankelijk
van de ernst
van de
problemen
rt binnen
de school
Rt’er verwijst
door, indien
nodig, naar
onderzoeksinstanties
buiten school
Afspraken met betrekking tot dyscalculische leerlingen
In algemene zin (erkenning/herkenning) houden we als volgt rekening met dyscalculische
leerlingen:
 Een dyscalculische leerling wordt positief benaderd. Het moet duidelijk zijn dat de
docent op de hoogte is en de dyscalculische leerling wil helpen;
 De leerling krijgt een dyscalculiepas;
 Op de dyscalculiepas die aan de leerling wordt uitgereikt staan de op maat gesneden
faciliteiten vermeld. Deze worden ontleend aan de onderzoeksrapporten die
dyscalculie hebben aangetoond;
 De leerling heeft zelf de verantwoordelijkheid voor het gebruik van de dyscalculiepas;
 De docenten weten welke leerlingen dyscalculie hebben;
 Leerling en ouders worden door de teamleider onderbouw/mentor op de hoogte
gebracht van de mogelijkheden en onmogelijkheden rond de faciliteiten;
 De leerling heeft tegenover de school een inspanningsverplichting. Indien de leerling
daaraan niet voldoet, kunnen zijn/haar faciliteiten verminderd of ingetrokken
worden. Of de leerling voldoende inspanning levert (huiswerk/meedoen in de les), is
ter beoordeling aan de mentor en de betrokken docent.
Rt-begeleiding:
Voor leerlingen met een geldige dyscalculieverklaring geldt dat rt-begeleiding op de Savornin
Lohman afhankelijk is van 2 factoren: de ernst van de problematiek en de capaciteit van de
rt-sectie. Als u voor uw zoon/dochter rt-begeleiding wilt en de school hierin niet kan
voorzien, zult u dat zelf buiten de school moeten regelen, de school kan u hierin wel
adviseren.
Dyscalculiepas
Leerlingen die met een geldige dyscalculieverklaring bij ons op school binnenkomen krijgen
een dyscalculiepas. Op deze pas staan de faciliteiten waarvan de leerling gebruik kan maken
tijdens alle lessen en de verantwoordelijkheden die de leerling zelf heeft (zie onder het kopje
‘mogelijke faciliteiten’). De pas voorkomt dat leerlingen continu uitleg moeten geven
omtrent hun dyscalculie. De pas wordt opgesteld naar aanleiding van de gegevens uit het
dyscalculie rapport en in overleg met de leerling. Deze pas is in principe geldig tijdens de
gehele schoolcarrière van de leerling. Mochten er wijzigingen nodig zijn, dan is dit mogelijk.
De leerling dient deze pas altijd bij zich te hebben.
Hierbij moet echter opgemerkt worden dat op het Centraal Schriftelijk Eindexamen voor
dyscalculische leerlingen beperkt faciliteiten geboden worden, omdat het ministerie van
onderwijs de dyscalculieverklaring (nog) niet erkend. Er kan aan leerlingen met een
dyscalculieverklaring maximaal 30 minuten extra tijd op de examens gegeven worden, mits
de school hiervoor toestemming geeft. In het voorlaatste en het laatste (eindexamen)jaar
kan dan ook m.b.t. tentamens en examens geen aanspraak gemaakt worden op de
faciliteiten die op de dyscalculiepas staan. Rekenmachines zijn toegestaan en eventueel
extra tijd. De rekenhulpboekjes/regelkaarten zijn tot op heden nog niet toegestaan.
Tot slot
In de lessen wiskunde in het eerste leerjaar wordt veel aandacht besteedt aan
rekenvaardigheid. Dit om de rekenvaardigheid van alle leerlingen te vergroten en op peil te
houden.
Het doel van ons dyscalculiebeleid is, dat de Savornin Lohman een school wil zijn die
leerlingen in staat stelt talenten te ontwikkelen en onderwijs biedt dat aansluit bij de
intellectuele talenten van de leerling.
Download