document

advertisement
Inhoud
Vernietigend verlies aan steun voor Israël onder Joodse studenten in de VS ............................ 2
Katholieke Joodse pater in een verdeeld land ............................................................................ 3
het lot van de bedoeïenen in de Jordaanvallei ............................................................................ 7
Vernietigend verlies aan steun voor Israël onder Joodse
studenten in de VS
juli 2017
Een nieuw onderzoek van de Brand Israel Group in de VS stelt vast dat er onder Joodse
studenten in de VS een groot verlies aan steun is voor de staat Israël.
Uit het onderzoek blijkt dat de kennis van Israël landelijk is toegenomen van 23 naar 37%.
Deze toename van kennis loopt parallel met een afname van populariteit van Israël (van 76%
naar 62%). Onder Joods studenten is de afname van populariteit dramatisch: tussen 2010 en
2016 zakte de steun voor Israël met 27%.
De achtergrond van de Amerikaanse steun voor Israël is het idee dat beide landen
gezamenlijke waarden delen. Uit dit onderzoek blijkt dat een steeds groter deel van de
studenten hier niet meer in gelooft. Ervaringen van Joodse studenten met antisemitisme
verandert niets aan hun attitude tegenover de staat Israël. Steeds meer studenten zien Israël als
een onderdrukker.
bron: http://www.timesofisrael.com/devastating-survey-shows-huge-loss-of-israel-support-among-jewish-college-students/
Katholieke Joodse pater in een verdeeld land
in Nederlands Dagblad 3 juli 2017
door Hendro Munsterman en Cameron Doody
Een Palestijnse moslim op ziekenzaal met een Russisch-orthodoxe christen en een Israëlische
jood. Rooms-katholieken in Israël willen dragers van het licht van Christus zijn, bijvoorbeeld door
middel van een ziekenhuis. David Neuhaus, pater van de Hebreeuwssprekende rooms-katholieke
geloofsgemeenschap, vertelt over zijn werk in een verdeeld land.
Pater David Neuhaus is een jezuïet met de Israëlische nationaliteit. Hij werd geboren in een
Joodse familie in Zuid-Afrika die ooit uit nazi-Duitsland vluchtte en later betrokken was bij de
strijd tegen apartheid. Als jongvolwassene bekeerde hij zich tot het christendom.
Op dit moment is hij als ‘vicaris van het Latijnse patriarchaat’ verantwoordelijk voor de
Hebreeuwssprekende rooms-katholieke gemeenschap in Israël en voor het pastoraat aan
migranten. Hij werkt mee aan de dialoog tussen Israëliërs en Palestijnen.
Hoe bent u in Israël terechtgekomen, en bovendien in deze functie?
‘Ik ben een Jood. Mijn ouders hebben me hierheen gestuurd toen ik vijftien was. Ik zat op een
middelbare school, en ik ben hier gebleven. Veel later heb ik me laten dopen en ben ik jezuïet
geworden.
Als vicaris voor het Latijnse patriarchaat ben ik verantwoordelijk voor de ‘nieuwe kerk’. We
noemen haar zo, omdat we de traditionele kerk hebben die Arabisch spreekt en die hier al
eeuwenlang bestaat, en de nieuwe kerk die na 1948 geboren is [de onafhankelijkheid van de staat
Israël, red.].’
Hoeveel Hebreeuws-sprekende katholieken zijn er?
‘Binnen de Rooms-Katholieke Kerk in de staat Israël zijn er vier groepen. De eerste bestaat uit
zo’n 25.000 rooms-katholieke Arabische christenen die de Israëlische nationaliteit hebben.
Daarnaast zijn er zo’n 1500 katholieke religieuzen, zowel mannen als vrouwen. Deze beide
groepen vormen de oude, traditionele kerk: alles wat we hier hebben aan scholen, ziekenhuizen en
universiteiten, wordt door hen beheerd.
De ‘nieuwe kerk’ bestaat ook uit twee groepen: 1000 Hebreeuws-sprekende burgers van de staat
Israël, die verdeeld zijn over zeven parochies. En 60.000 katholieke immigranten. Deels
gastarbeiders uit katholieke landen als Spanje of de Filipijnen, anderen zijn vluchteling – met
name uit Aziatische en Afrikaanse landen. Hun situatie is ingewikkeld omdat Israël geen
vluchtelingen erkent.
Van de 120.000 christenen in Israël zijn de Grieks-katholieken de grootste groep, gevolgd door de
Grieks-orthodoxen en de rooms-katholieken. Wij tellen die 10.000 christenen in Oost-Jeruzalem
niet mee, omdat wij het als bezet gebied zien.’
Waar komen de vluchtelingen vandaan?
‘Spreken over ‘vluchtelingen’ is lastig. In alle landen in Europa of Noord-Amerika kunnen
mensen asiel aanvragen, waarna zij als vluchteling kunnen worden erkend, kunnen werken en
rechten hebben, bijvoorbeeld op gezondheidszorg. Maar in tien jaar heeft Israël slechts vier
mensen als vluchteling erkend: drie Eritreeërs en één Sudanees.
In Israël bevinden zich nu 40.000 vluchtelingen uit Afrika. De aantallen dalen omdat Israël de
grenzen gesloten heeft. Tussen 2000 en 2012 kwamen tienduizenden uit Afrika, met name uit
Sudan en Zuid-Sudan. Toen Zuid-Sudan onafhankelijk werd, hebben de Israëlische autoriteiten
vrijwel alle Zuid-Sudanezen weer gedeporteerd. De grootste populatie immigranten bestaat nu uit
30.000 overwegend orthodoxe Eritreeërs. Er zijn ook katholieken. Ik heb een priester die met hen
werkt in Jeruzalem en Tel Aviv. Deze niet-erkende vluchtelingen hebben het op dit moment het
moeilijkst in Israël omdat ze vrijwel rechteloos zijn. Godzijdank laat Canada op dit moment
sommige van deze vluchtelingen toe in het kader van gezinshereniging.’
‘In de Negev-woestijn heeft Israël in 2012 een groot gevangenenkamp geopend waar duizenden
mensen in slechte omstandigheden worden vastgehouden in de hoop dat zij papieren zullen
ondertekenen die Israël in staat stelt hen terug te kunnen sturen. Israël heeft overeenkomsten met
Rwanda en Uganda ondertekend die het mogelijk maken hen daarnaartoe te sturen, in plaats van
naar Sudan en Eritrea.’
Wat doet u voor de mensen in het kamp? Laat de regering u binnen?
‘Als Israëlisch burger mag ik het kamp binnenkomen. Het is me zelfs gelukt om een groep een
paar dagen uit het kamp te krijgen om een christelijk feest te kunnen meevieren. De orthodoxe
kerk heeft priesters in het kamp, omdat er priesters onder de vluchtelingen zijn. Wij proberen de
katholieke vluchtelingen van buitenaf pastoraal bij te staan.
Verder proberen we de wereld bewust te maken van de situatie. Paus Franciscus kreeg onlangs
nog de nodige kritiek omdat hij deze kampen als ‘concentratiekampen’ aanduidde. Helaas bestaan
dit soort kampen ook elders ter wereld. Het bijzondere van Israël is echter dat Israël alleen Joodse
immigranten wil opvangen. Wij proberen ook in Israël te laten zien dat deze houding niet past bij
een moderne staat. Maar er is veel racisme: Afrikanen worden vaak als minderwaardig gezien en
behandeld. Als de vluchtelingen uit Denemarken of Zweden zouden komen, zou de Israëlische
houding zonder twijfel anders zijn.’
Zijn er joden die tot de katholieke kerk overgaan?
‘Dat gaat over hele kleine aantallen. In Israël bestaat er volledige godsdienstvrijheid, dus er zijn
geen juridische obstakels. Maar er zijn wel sociale obstakels: familie en vrienden begrijpen zo’n
overstap vaak niet. We moeten dus voorzichtig te werk gaan, goed onderscheiden, en voorkomen
dat mensen uit wild enthousiasme tot het christelijk geloof komen.
We hebben bekeerlingen die hun overstap geheim houden uit angst gediscrimineerd te worden als
mensen ontdekken dat ze christen zijn. En dan is er het probleem van joden buiten Israël die
christen zijn geworden, maar hun Jood-zijn niet opgeven omdat zij tot het Joodse volk behoren.
Als deze Joodse christenen in Israël willen komen wonen, krijgen zij niet automatisch de
nationaliteit. Ikzelf had al de Israëlische nationaliteit toen ik christen werd. Maar door christen te
worden, zijn we niet minder Joods.’
Hoe staat het met de samenwerking tussen christenen en joden?
‘Sinds vijftig jaar is de verhouding bijzonder goed. Christenen hebben weliswaar vaak meer
respect voor joden dan omgekeerd, maar dat is begrijpelijk omdat joden vaak onder christelijke
handelingen geleden hebben. In Israël ligt de zaak anders. We hebben hier een oorlog, waarin
godsdienst wordt geïnstrumentaliseerd. Een deel van het jodendom – dat zekere
fundamentalistische, nationalistische of fanatieke trekken vertoont – denkt het monopolie op het
gehele jodendom te hebben.
Christenen in Israël krijgen dus een verwrongen beeld van het jodendom dat daardoor soms
harteloos en wreed overkomt.’
Hoe ziet de toekomst eruit?
‘De internationale gemeenschap bekommert zich niet echt meer om Israël en Palestina. En de
islamofobie die het Westen veroverd heeft, maakt het alleen nog maar moeilijker voor de
Palestijnen om hun stem gehoord te laten worden.
Veel Israëliërs zijn geobsedeerd door de veiligheidsvraag omdat zij in constante angst leven.
Politici maken daarvan gebruik. En aan Palestijnse zijde spreekt men over de vernedering die
wordt ondergaan. Maar deze vernedering kwam niet allereerst door Israël. Het was het Westen dat
de Arabische wereld koloniseerde, vanaf de periode van de kruistochten, en dat heeft een
geschiedenis van vernedering opgeleverd.
Voor de Joden zijn de Arabieren deel van het probleem van veiligheid en angst. Voor de
Arabieren zijn de Joden deel van een koloniaal en imperialistisch Westen dat het Oosten
eeuwenlang vernederd heeft. De Rooms-Katholieke Kerk heeft constant gepoogd respectvol over
iedereen te praten en wil open zijn naar beide kanten. Maar we zijn maar een hele kleine
minderheid in het land.’
verdeeldheid
Hoe zijn de verhoudingen met de andere christelijke kerken?
‘We zijn enorm verdeeld. Die verdeeldheid is echter niet alleen religieus, maar ook politiek. In de
heilige plaatsen zie je Grieks-orthodoxen, armeniërs, rooms-katholieken, kopten, Syriërs,
protestanten ... Dat is de religieuze verdeeldheid.
Maar je hebt een andere verdeeldheid: naast de Palestijns-Arabische christenen die in Israël
wonen maar zich deel voelen van het Palestijnse volk, zijn er christenen die de staat Israël als hun
levensruimte zien en erg betrokken zijn met het publieke leven. Deze politieke scheiding is uiterst
verlammend en bevindt zich binnen elk van onze kerken: binnen de rooms-katholieke, binnen de
Grieks-orthodoxe, binnen de protestantse kerken.’
Wat biedt hier hoop?
‘Kom maar op bezoek, er is overal licht te vinden! Honderd meter hiervandaan staat bijvoorbeeld
het rooms-katholieke ziekenhuis. Dat bestond al ver voordat de staat Israël werd opgericht. Als je
daar rondloopt, bijvoorbeeld op de afdeling waar mensen met kanker worden behandeld, dan zie
je in het ene bed een Palestijnse moslim, in het bed ernaast een Russisch-orthodoxe christen, en in
het volgende bed een Israëlische jood. En iedereen krijgt dezelfde behandeling en dezelfde liefde.
Iedereen krijgt hier een plek.
Dat is wat we als kerk kunnen brengen: we kunnen dragers van licht zijn. En dat is goed nieuws in
een land dat zo verdeeld is: dat onze instituties en onze woorden duidelijk maken dat iedereen
opgenomen wordt en niemand uitgezonderd.’ <
https://www.nd.nl/nieuws/geloof/katholieke-joodse-pater-in-een-verdeeld-land.2727447.lynkx
het lot van de bedoeïenen in de Jordaanvallei
februari 2017
Abu Rasmi Ayyub is een herder die met drie generaties van zijn familie in het gehucht AlHammeh woont, dat bestaat uit een verzameling tenten en schaapskooien. Het is gelegen aan
de noordelijke rand van de Jordaanvallei, slechts enkele kilometers van de zogeheten Groene
Lijn – de bestandslijn van 1948-1949 – nabij de stad Beit Shean. Hij is in de zestig en straalt
een grote waardigheid en kalmte uit. De voorouders van de familie Ayyub hadden de
grond al ten tijde van het Turks-Osmaanse rijk in bezit, zeker vanaf het midden van de
19e eeuw. De nabijgelegen weidegronden van de familie dreigen voor hen
evenwel onbereikbaar te worden door de uitbreiding van de nabij gelegen joodse
nederzetting Givat Sal’it.
Tot enkele weken geleden was Al-Hammeh een puntje in de woestijn, waar men vocht om te
overleven zonder te beschikken over elementaire voorzieningen als drinkwater. Op 27
september jl. is het gehucht door het Civiele Bestuur – de Israelische bezettingsmacht – met
de grond gelijk gemaakt. En daar zat de familie Ayyub dan, zonder beschutting tegen de
overweldigende hitte overdag en de intense kou gedurende de nacht. Aangezien in oktober
veel lammeren worden geboren, kwamen ook deze bloot aan de hitte en de kou bloot te staan,
waardoor vele stierven. Er is alle reden om te denken dat het leger juist deze periode in het
jaar had gekozen om tot actie over te gaan. Op de bezette Westelijke Jordaanoever is
sloop een belangrijk instrument van onteigening.
Op 3 november was Al-Hammeh door de bewoners alweer opgebouwd. Enkele dagen leek het
leven er weliswaar niet normaal, maar weer enigszins leefbaar. Maar na vier dagen kwam het
leger echter terug om alles wat was opgebouwd opnieuw met de grond gelijk te maken. Deze
keer nam het ook de tenten en verder alles van waarde in beslag. Inmiddels hadden joodse
kolonisten uit de naburige joodse nederzetting Givat Sal’it op de grond van de
familie Ayyub de grondslag voor een nieuwe buitenpost gelegd. Buitenposten zijn behalve
voor het internationaal recht ook volgens Israelisch recht illegaal. De locatie van de
buitenpost is zo gekozen, dat deze voor de herders de enige toegangsweg tot hun
weidegronden afsluit.
Vrijwilligers van het Palestijns-joodse groep Ta’ayush (Co-existentie) zagen in de
buitenpost het houten frame van een huis en namen contact op met het Civiele Bestuur met de
politie. Deze stuurden functionarissen om te zien wat er aan de hand was. Bij aankomst
namen zij met hun iPads foto’s en bevestigden dat de buitenpost illegaal was. Ondertussen
groeide Givat Sal’it II door. Binnen een maand bestond de buitenpost al uit vier permanente
gebouwen, waarin zich verscheidene joodse kolonisten hadden gevestigd. De buitenpost bleek
inmiddels aangesloten te zijn op het Israelische waterleiding- en elektriciteitsnet. Er moest
kortom sprake zijn van een heimelijk akkoord met de autoriteiten. Binnenkort zullen er
ongetwijfeld soldaten komen om de buitenpost te bewaken.
Wat vervolgens gebeurde, zegt veel over hoe de bezetting en kolonisatie op de Westelijke
Jordaanoever in zijn werk gaat. Op 17 november zetten de bedoeïenen van Ayyub, van wie
de woningen en schaapskooien zoals gezegd tot tweemaal toe met de grond gelijk waren
gemaakt, vlakbij de nieuwe buitenpost een protesttent op. Het lot van een Palestijnse tent –
oud of nieuw – is anders dan dat van een illegale joodse buitenpost. Binnen enkele uren
arriveerden soldaten die daarop volgens het overbekende draaiboek te werk gingen: traangas,
schokgranaten, rubberen kogels en pepper spray (zo ongeveer het ergste wat je in je ogen
kunt krijgen). Opmerkelijk: volgens alle ooggetuigen traden de vrouwelijke soldaten verreweg
het wreedst op. Het traangas en de schokgranaten werden direct op de activisten afgevuurd –
een potentieel dodelijke praktijk die het leger officieel verboden heeft. Zes Palestijnen
moesten naar het ziekenhuis worden overgebracht, terwijl twee joods-Israelische activisten
werden gearresteerd. Eén van hen is in hechtenis zwaar toegetakeld.
Het is duidelijk: joodse kolonisten zijn vrij om steeds meer grond wederrechtelijk in bezit te
nemen. De rechtmatige eigenaren worden met brute methoden verdreven. Deze gang van
zaken is tot in detail omschreven in een recent rapport van
de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem (In het Beeld [van God]),
die ontwikkelingen de gehele Westelijke Jordaanoever monitort. De auteurs stellen daarin
vast, dat het gevoerde Israëlische beleid vooral voor de semi-nomadische gemeenschappen in
C-Gebied een ontwrichtende uitwerking heeft:
Jarenlange waarneming door B’Tselem en door andere organisaties heeft
aangetoond, dat Israëlische militairen [joodse] kolonisten regelmatig toestaan om Palestijnen
aan te vallen en schade aan hun eigendommen toe te brengen. Soms beschermen zij de
kolonisten in dergelijke situaties, door steun te verlenen of soms zelfs aan de aanvallen deel te
nemen. Dit wordt nog verergerd door een tandeloos bestuurssysteem dat tegen de daders geen
actie onderneemt en omgekeerd de slachtoffers geen gerechtigheid garandeert. Volgens cijfers
van de Israelische mensenrechtenorganisatie Yesh Din (Rechtspraak bestaat) wordt 85
procent van de onderzoeken naar incidenten waarbij Palestijnen schade is toegebracht – fysiek
geweld, brandstichting, schade aan eigendommen, het ontwortelen van bomen en het
overnemen van grond – afgesloten verklaard vanwege procedurele fouten. De kans dat een
aangifte door een Palestijn tot een veroordeling van een [joods-]Israelische dader leidt, is
slechts 1.9 procent.
Hoe lang zal Al-Hammeh het nog volhouden? Ta’ayush spant zich in om de bewoners te
helpen.
Het verwoesten van woonhuizen is één van de vier gehanteerde methoden om het gehucht van
de kaart te vegen. Het continu uitbreiden van joodse nederzettingen is een tweede. Nog
slechts zes procent van de Jordaanvallei staat Palestijnen voor bewoning ter beschikking. Dan
gaat het om A- en B-Gebied, dat al dicht bebouwd is en waar
nauwelijks nog ruimte voor huisvesting is. In C-Gebied is het voor Palestijnen vrijwel
onmogelijk om een bouwvergunning te verkrijgen.
De derde manier is het in beslag nemen van productiemiddelen die helpen te
overleven, zoals tractoren. Zo confisqueerde het leger afgelopen november vijf tractoren in
Ra’s al-Ahmar, niet ver van Al-Hammeh. De dag daarvoor waren de Palestijnse
bewoners al uit hun huizen gezet in verband met een op handen zijnde legeroefening. Volgens
de officiële kennisgeving die de bewoners ontvingen, was het excuus: ‘Vermoedelijke
criminele praktijken in een vuurzone’. Daarbij moet men weten dat 56 procent van de
Jordaanvallei al door het leger voor Palestijnen tot gesloten gebied is verklaard,
hoewel daar nog steeds enkele families in omheinde gebieden proberen te overleven.
Ra’s al-Ahmar is er één van. Het ligt in een groene rivierbedding die door
uienvelden is omgeven. De Palestijnse bewoners bewerken het land en zijn herders. Zonder de
beschikking over een tractor om water te halen, veevoer te transporteren voor de schapen en
geiten en voor tal van andere klussen, kan men in Ra’s al-Ahmar niet overleven. Maar alleen
het bezit van een tractor is volgens het leger illegaal – ook komt deze nooit van zijn
plaats. Pure intimidatie ! Om een in beslag genomen tractor terug te krijgen, moet de eigenaar
een langdurige bureaucratisch procedure doorlopen, die – zelfs wanneer deze succesvol is –
de eigenaar een boete zal opleveren, die tot 7000 shekel (rond 1400 euro) kan oplopen.
Tenslotte is er het ontzeggen van de toegang tot water –op de lange termijn wellicht het meest
verwoestend – is het ontzeggen van toegang tot water. In de Jordaanvallei is het een groot
deel van het jaar erg heet. In de zomer kan het kwik overdag tot rond 38 graden Celsius
stijgen. Wanneer Palestijnen in gehuchten als Al-Hammeh – gesteld voor een groot
probleem – het wagen om een aansluiting te maken op het waterleidingnet
van het naburige Tubbas dat in A-Gebied ligt, is het leger er als de kippen bij om de
leiding onklaar te maken. Afgelopen augustus zag ik dat met eigen ogen in AlHadidiya gebeuren. Aangezien het leven in de vallei zonder water niet mogelijk is, zien
de Palestijnen zich genoodzaakt om tegen woekerprijzen water te kopen en met
tankwagens te laten aanvoeren. Bedenk dat het hier gaat om herders die van een
minimuminkomen moeten zien rond te komen. De kosten van één waterleverantie vormen in
de zomer al gauw de helft van de maandelijkse uitgaven van een gezin. Het is duidelijk: de
opzet is om de bedoeïenen uit te drogen, totdat de dorst hen dwingt om weg te trekken – naar
A-Gebied of zelfs buiten Palestina.
In de woorden van Abd al-Rahim Bsharat – beter bekend onder de naam Abu Saqer – uit het
gehucht Al-Hadidiya:
De joodse kolonisten en de Staat Israel hebben vele misdaden begaan en zullen er nog meer
begaan. Maar de ergste misdaad is ons water te ontzeggen. Zij hebben onze putten met stenen
en afval volgegooid of drooggelegd door in de nabijheid van onze bronnen diep te boren. Ik
bezat zelf tussen de 60 en 90 waterputten in de heuvels daarginds. De meeste staan inmiddels
droog. Dat begon al in de jaren zeventig. Tegelijkertijd worden honderden kubieke meters
water verspild aan de joodse kolonisten, aan hun grasvelden en zwembaden. Hele
gemeenschappen zijn verwoest, de mensen verdreven, ontheemd door de bouw
van legerkampen en joodse nederzettingen. Ooit leefden er zo’n 100 gezinnen in Al-Hadidiya.
Inmiddels zijn er nog maar 14 over. In een oorlog is er iemand die doodt en iemand die wordt
gedood, maar wat heeft water ermee te maken?
Abu Saqer :
De joodse kolonisten en de Staat Israel hebben vele misdaden begaan en zullen er nog meer
begaan. Maar de ergste misdaad is ons water te ontzeggen. Zij hebben onze putten met stenen
en afval volgegooid of drooggelegd door in de nabijheid van onze bronnen diep te boren. Ik
bezat zelf tussen de 60 en 90 waterputten in de heuvels daarginds. De meeste staan inmiddels
droog. Dat begon al in de jaren zeventig. Tegelijkertijd worden honderden kubieke meters
water verspild aan de joodse kolonisten, aan hun grasvelden en zwembaden. Hele
gemeenschappen zijn verwoest, de mensen verdreven, ontheemd door de bouw
van legerkampen en joodse nederzettingen. Ooit leefden er zo’n 100 gezinnen in Al-Hadidiya.
Inmiddels zijn er nog maar 14 over. In een oorlog is er iemand die doodt en iemand die wordt
gedood, maar wat heeft water ermee te maken?
Wij zijn eenvoudige mensen. Wij willen onze schapen laten grazen om onze gezinnen te eten
te geven en onze kinderen op te laten groeien. Dat is het enige. Eind jaren tachtig, ten tijde
van de Eerste Intifada, was er hoop. Maar uiteindelijk is de omvang van de ramp alleen maar
groter geworden. Israel en de joodse kolonisten doen er alles aan om ons weg te
krijgen. Ondanks dat het Israelische Hooggerechtshof heeft bepaald dat de situatie hier
bevroren moest worden en dat er niet meer mag worden gesloopt, trekt de
bezettingsmacht zich daar niets van aan. Waar is de rechter wanneer een militair mijn huis
komt verwoesten? Vorig jaar [26 november 2015] zijn er vernielingen aangericht en er is de
voortdurende dreiging van meer. Mijn dochter is voor mijn ogen verwond door
een jonge Israelische vrouw, een soldaat. Hoe moet ik mij voelen? Hoe moet ik samenleven
met joodse Israeli’s, in naar wat zij beweren de enige democratie in het Midden-Oosten ?
geselecteerd uit een groter artikel van
David Schulman
hoogleraar aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem
Download