t3 Politiek 2012

advertisement
Wat is maatschappijleer (h1)
&
Politiek (h3)
1
§1: Wat leer je bij maatschappijleer
Wat is een maatschappelijk probleem?
•
•
•
•
Veel mensen hebben er mee te maken
Er zijn verschillende meningen over
De overheid bemoeit zich er mee
De massamedia hebben er mee te maken
§1 Wat leer je bij maatschappijleer?
Wat is een goede mening?
1: je moet feiten weten
2: verschillende kanten belichten
3: goede argumenten hebben (waarom vind je
iets?)
3
§1 Wat leer je bij maatschappijleer?
Als je een mening geeft
zonder dat je weet wat
er precies gebeurd is,
spreek je van:
VOOROORDELEN
4
§2: Kernbegrippen
Normen en waarden:
Normen: gedragsregels; regels hoe iemand zich moet
gedragen
Waarden: principes die iemand belangrijk vindt in het
leven (vaak 1 woord)
Geschreven regels: wetten
Ongeschreven regels/gedragsregels/fatsoensnormen
5
§2: Kernbegrippen
Tegengestelde normen en waarden:
Waarde
Gezelligheid
Waarde
Geweld
Geen ruzie maken
Vechten is leuk
Norm
Veiligheid
Rustig met drank
Uit je dak gaan
Dronken worden moet
Norm
6
§2: Kernbegrippen
GEBIED:
NORM:
WAARDE
Werk:
School:
Gezin:
Sportclub:
Winkel:
Verkeer:
7
§2: Kernbegrippen
Belangen;
Het voordeel dat je ergens bij hebt
Gemeenschappelijke belangen:
Zowel jij als de politie wil veiligheid bij het uitgaan.
Tegengestelde belangen:
Horeca wil veel drank verkopen, de politie wil geen
dronken mensen op straat
8
§2: Kernbegrippen
Wat is macht?
- Het vermogen om iemand
anders je wil op te leggen
- Het vermogen om het gedrag van
anderen te sturen.
- De mate waarin invloed wordt uitgeoefend
door een persoon of organisatie op een
andere persoon of organisatie
- Het vermogen om het gedrag van
anderen te beïnvloeden
§2: Kernbegrippen
Machtsmiddelen: Om macht te kunnen hebben, bestaan er
machtmiddelen.
1. Functie/beroep (politie als hij een bekeuring geeft)
2. Kennis/vaardigheden (dokter weet welke medicijnen je
nodig hebt)
3. Aanzien (de paus vraagt gelovigen iets wel of niet te doen
4. Overtuigingskracht (politici zijn vaak getraind om mensen te
overtuigen)
5. Geld (de overheid beslist wat ze doen met die miljarden
euro’s die ze hebben
6. Aantal (de klas weigert massaal een proefwerk te maken)
7. Geweld (een rechter veroordeeld de moordenaar tot
levenslang)
§3: uitgaansgeweld
• Is een maatschappelijk probleem
UITGAAN:
BELANG:
Uitgaande jongeren
Plezier maken, veiligheid
Horeca ondernemers
Hoge omzet, goede naam,
geen vechtpartijen, etc
Orde, rust, veiligheid, weinig
dronke mensen
Stad goede naam houden,
niet negatief in het nieuws
Geen overlast, strenge
politie
Politie
Burgemeester
Buurtbewoners:
§3: uitgaansgeweld
Oorzaken uitgaansgeweld
Verschillen
vroeger
en
nu
12
§3: uitgaansgeweld
Vroeger
Nu
Gevolg:
Lang werken 50 uur
Kort werken 38 uur
Minder vrije tijd
Meer vrije tijd
Vaker uit gaan 
drukker Meer ruzie
werkt
+
werken
Weinig €
Meer €
Strikter, minder vrij
Losser en vrijer
Veel normen en
waarden
Minder drank
Meer geld om uit te
gaan  drukker
ruzie
Minder respect voor
elkaar  vaker
Verminderde
normen en waarden wapens mee  ruzie
Meer en jonger
drank
Meer agressie 
meer ruzie
13
§3: uitgaansgeweld
Oplossingen
Wie doet er wat?
Overheid
ik
wij
14
§3: uitgaansgeweld
Oplossingen: overheid
-Wetten verbieden geweld ed
-Geen alcohol onder de 16
- oppakken van mensen als ze vechten
- Lik op stuk beleid
-Camera’s ophangen
-Mensen fouilleren
-Spotjes van postbus 51
15
§3: uitgaansgeweld
Oplossingen: overheid
Spotjes van postbus 51
huislijk zinloos geweld
Alchol en jongeren
typisch postbus 51
16
§3: uitgaansgeweld
Oplossingen: “wij”
-Kijken naar je eigen normen en waarde
-Aandacht spenderen aan zinloos geweld
-Eigenaren disco’s beter opletten dat
jongeren niet straalbezopen
-Drugsgebruik tegenhouden
17
§3: uitgaansgeweld
Oplossingen: “ik”
-Afspraken maken met vrienden
-“samen uit, samen thuis”
-Rustig blijven als je wordt gepest
- …..
- …..
18
H3: Politiek
§1: Wat is politiek
Politiek: het maken van keuzes zodat een land, een
provincie of een gemeente kan worden bestuurd
Politici: mensen die van besluiten nemen hun beroep
hebben gemaakt
Ambtenaren: mensen die in dienst zijn van het Rijk, de
provincie of de gemeente
Overheid: alle politici en ambtenaren samen
(Prinsjesdag: troonrede, miljoenennota, derde dinsdag
van september)
§1: Wat is politiek
Belasting: geld wat de overheid gebruikt om alle taken uit te
voeren. (ong. €250.000.000.000 per jaar)
Overschot:
Afbetalen
Staatsschuld
Bezuinigen:
belastingen omhoog
uitgaven omlaag
§1: Wat is politiek?
•
•
•
•
•
•
Directe democratie:
Burgers kunnen rechtstreeks meepraten en
beslissen.
Alleen bij weinig inwoners
Soms via referendum: volksstemming
Indirecte democratie:
via een volksvertegenwoordiging.
burgers stemmen op vertegenwoordigers die hun
belangen behartigen in de politieke besluitvorming.
Deze hebben de meeste landen in de wereld
§1: Wat is politiek?
Wat kan je zelf doen:
Een politieke partij: (lid worden, oprichten)
1.
2.
3.
Heeft ideeën over alle belangrijkste beleidsterreinen
(programma)
Stelt kandidaten bij verkiezingen
Ze komen op voor het algemeen belang
Een pressiegroep:
1.
2.
3.
Heeft ideeën over enkele belangrijke beleidsterreinen
Stelt zich NIET verkiesbaar
Probeert de politiek te beïnvloeden
§2: Op wie ga jij stemmen?
Links:
• Gelijkheid/
gelijkwaardigheid
• Actieve overheid/ grote Midden:
rol voor de staat.
• Naastenliefde
• komen op voor mensen
(elkaar helpen)
met een zwakke positie • hechten veel waarde
Rechts:
in de samenleving
aan het gezin
• Partijen met progressieve • beperkte rol voor de • Vrijheid
uitgangspunten.
• Passieve overheid/
staat
beperkte rol voor de staat
• Meestal richting
• conservatieve
socialisme
• economische vrijheid
uitgangspunten
• Christelijke normen • partijen met
conservatieve
en waarden
uitgangspunten
• Meestal richting liberaal
Midden
§2: Op wie ga jij stemmen?
Passief kiesrecht:
Gekozen kunnen worden als
lid van de Tweede Kamer en
de andere volksvertegenwoordigende lichamen:
verkiesbaar stellen
Actief kiesrecht:
Nederlanders van 18 jaar en
ouder met Nederlands paspoort
hebben het recht om te
stemmen
§2: Op wie ga jij stemmen?
Eens per 4 jaar stemmen voor
Deze politieke organen:
- Tweede kamer
- Provinciale Staten
- Gemeenteraad
Eens per 5 jaar stemmen voor:
- Europees Parlement
§2: Op wie ga jij stemmen?
Lijsttrekker:
de hoogst geplaatste persoon op
de kandidatenlijst van een
politieke partij bij verkiezingen.
De belangrijkste persoon van de
partij in de verkiezingsstrijd.
Zwevende kiezers:
Groep kiezers die bij verkiezingen
niet steeds op dezelfde politieke
partij stemt.
§2: Op wie ga jij stemmen?
Nooit eens:
- nooit een partij met meer dan de
helft van de stemmen uit
Nederland
- dus moeten ze samenwerken
- hebben wel een andere mening:
Compromissen:
afspraken waarbij alle partijen een
beetje toegeven.
§2: Op wie ga jij stemmen?
Partijen in de 2e kamer op volgorde van
aantal zetels:
§2: Op wie ga jij stemmen?
Partijen in de 2e kamer: links
-Meest links. Komt op voor belangen arme mensen. Goede
uitkeringen! Rijken meer belasting betalen. Goedkope
gezondheidszorg.
-Komt op voor milieu. Ongelijkheid tussen mensen tegengaan.
Gratis kinderopvang/ meer vrouwen werken. Schone energie
gebruiken. Kraamverlof voor vaders. Geen koningshuis meer.
-Komt op voor belangen van dieren. Rechten van het dier
opnemen in grondwet. Dierenmishandeling streng straffen.
Einde aan dierproeven. Verbod gebruik dieren in reclame/films
-Overheid zorgt vooral voorvoldoende werkgelegenheid.
- Door ziekte, handicap of ouderdom niet werken: overheid
geeft uitkering! Tot 27 jaar werk/leerplicht. Geld aan bedrijven
voor langdurig werklozen. Discriminatie bij bedrijf = boete!
§2: Op wie ga jij stemmen?
Partijen in de 2e kamer: Midden
-Democratie vernieuwen. Meer macht voor burgers. Meer geld
voor onderwijs. Soepel ontslagrecht. Kiezen burgemeester en
minister president. Gevangenisstraf = taakstraf. Meer eu.
-Protestants/christelijk. Hulp aan vluchtelingen in ons land.
Geen abortus en euthanasie. God beslist. Zuinig zijn op de
aarde (is van god), kinderbijslag aan gezin met kinderen.
Alcohol en drugsgebruik streng aanpakken.
-Christelijke partij. Mensen moeten voor elkaar zorgen. In
noodgevallen helpt de overheid. Overheid niet bemoeien met
opvoeding kinderen. Maatschappelijke stage jongeren
verplicht. Altijd hulp geven aan ontwikkelingslanden.
§2: Op wie ga jij stemmen?
Partijen in de 2e kamer: Rechts
-Vrijheid belangrijkst! Meer wegen aanleggen ivm files,
werkgevers vrijheid geven (zoals makkelijk ontslaan). Meer
geld voor politie.
-Gereformeerde partij. Regeren volgens de bijbel. Mensen
beschermen, verder niet mee bemoeien. Abortus en
euthanasie en homohuwelijk verboden. Moord = doodstraf.
-Harde uitspraken over Islam. Mensen zelf verantwoordelijke
voor hun gedrag, iedereen aanpassen aan regels van dit land.
Ook ander geloof/cultuur. Zo niet: Hoge straf. Na 3
geweldsmisdrijven: levenslang. Weinig immigranten toelaten.
Opgave 10. pagina 51
Nr: EENS ONEENS
1
3
1
2
1
3
3
1
3
4
1
3
5
3
1
6
3
1
7
1
3
8
3
1
9
3
1
10
3
1
11
1
3
12
1
3
13
1
3
14
3
1
§3: politieke stromingen
Christen-democratie:
-
Zit tussen links en
rechts in
Naastenliefde
hechten veel waarde
aan het gezin en
Christelijke normen
en waarden 
-
-
Geloof
Bijbel schrijft voor hoe
de mens zich dient te
gedragen
§3: politieke stromingen
Liberalen:
- Vrijheid als het ideaal
-Economische vrijheid
-Persoonlijke vrijheid
- De ontwikkeling van het individu staat
voorop.
- Het individu is verantwoordelijk voor
het inrichten van zijn leven.
-Overheidsbemoeienis moet hierbij
minimaal zijn.
Politiek midden
§3: politieke stromingen
Socialisme / Sociaal- democratie
- Gelijkheid / solidariteit de belangrijkste waarden
- de staat moet het verschil in economische macht, dus
arm en rijk, voorkomen.
- voor een eerlijke samenleving met gelijke kansen
- Veel overheidsbemoeienis om sociale en
maatschappelijke problemen op te lossen
- sterke antipathie voor een (te) vrije markt.
Politiek midden
§3: politieke stromingen
Niet alle partijen horen bij een stroming.
-
D66: liberaal én sociale uitgangspunten
PVV: is rechts, maar wil net als SP goede
ouderenzorg.
CU en SGP: beide chrisen-democratisch maar SGP
veel rechtser (en strenger).
Partij voor de Dieren: heeft maar 1 onderwerp =
one-issue-partij
§3: politieke stromingen
Progressief:
is een politieke stroming gebaseerd op progressie
- Vooruitgang, toenemend, vooruitgaand, zich
uitbreidend
- Hoort meestal bij de links/sociaal-democratische
denkwijze
Conservatief:
is een politieke stroming die zich grondvest
op de traditie.
Latijnse conservare, dat "in ongeschonden toestand
bewaren" betekent.
Weinig verandering, het oude in takt willen houden
Hoort meestal bij de rechtse/liberale en
Christen=democratische visie
§3: politieke stromingen
§3: politieke stromingen
Communisme:
een extreme vorm
van socialisme
Gelijkheid staat
centraal
productiefactoren
beheerd door de
staat.
Particuliere eigendom
is niet toegestaan.
Fascisme:
Heeft zeer nationalistische
en autoritaire beginselen.
Keert zich tegen vrijheid,
gelijkheid en tolerantie
Voelen bedreigd door
maatschappelijke
veranderingen en ‘vreemde
groepen’
Verering eigen natie en volk
Agressieve rassenleer
Socialisme
Links
Communisme
Liberalisme
Politiek midden
Christendemocratie
Rechts
Fascisme
§4: De grondwet
Grondwet: Wet waarin de belangrijkste rechten en plichten van alle
inwoners in een land zijn vastgelegd.
alle andere wetten zijn hierop gebaseerd.
Wat staat er o.a. in de grondwet:
1. Algemeen kiesrecht
2. Regelmatige verkiezingen
3. Vrijheid van meningsuiting
4. Vrijheid van vereniging en vergadering
5. Machtenscheiding (triaspolitica)
6. Persvrijheid
7. Recht om politieke partij op te richten
8. Recht op gelijke behandeling
9. Recht om niet zomaar door de politie te worden opgepakt.
§4: De grondwet
Rechten:
1. Algemeen kiesrecht
2. Recht om politieke partij op te richten
3. Recht op gelijke behandeling
4. Recht om niet zomaar door de politie te worden opgepakt.
Plichten:
1. Plicht om belasting te betalen
2. Plicht om naar school te gaan. Leerplicht
3. Plicht om je id bij te hebben
§4: de gondwet
Rechtsstaat: een land waarin bewoners en overheid
rechten hebben en waar deze rechten zijn vastgelegd in
wetten.
Triaspolitica (machtenscheiding)
Door deze taakverdeling voorkomen we machtsmisbruik.
Hierdoor heeft dus nooit één groep alle macht.
Wetgevendmacht:
1e en 2e kamer
beslissen over
de
wetsvoorstellen
Uitvoerendemacht:
ministers (en
ambtenaren zoals
de politie) voeren
de wet uit
Rechterlijkemacht:
de rechters
oordelen in
specifieke situaties
of er volgens de wet
is gehandeld.
§5: Wie bestuurt Nederland?
parlement
Premier
Staatssecretarissen
Tweede Kamer
Ministeries
Ong. 15
150
Koningin
Kabinet
Regering
Volksvertegenw
oordiging
Staten-Generaal
Indirect gekozen
Ministers
Ministerraad
Eerste Kamer
Direct gekozen
75
§5: Wie bestuurt Nederland?
Regering
Koningin
Ministerraad
Kabinet
Ministers
Staatssecretarissen
Ong. 11
Premier: leider kabinet (minister president)
Ministeries: gespecialiseerde beleidsterreinen
§5: Wie bestuurt Nederland?
Parlement (ookwel: Staten-Generaal of Volksvertegenwoordiging)
Tweede Kamer
150
Direct gekozen
Eerste Kamer
75
Indirect gekozen
§5: Wie bestuurt Nederland?
§5: Wie bestuurt Nederland?
• Ministers:
maken de wetten. Iedere minister houdt zich bezig
met een deel van onze samenleving.
– Bvb: Landbouw,Veiligheid,Milieu,Economie,…
- Staatssecretarissen:
soort onderminister. Verantwoordelijk voor deel
van takenpakket minister.
- Minister president/ premier:
leider van het kabinet.
Samen: het kabinet.
§5: Wie bestuurt Nederland?
De (nieuwe) regering noteert de
belangrijkste plannen voor komende
4 jaar in een regeerakkoord.
Ook de compromissen.
§5: Wie bestuurt Nederland?
Wat doet de koningin?
- Zet handtekening onder alle
wetten
- Leest de troonrede voor
- Overlegt met de minister
president
- Vertegenwoordigt ons land
in het buitenland
- Helpt ná de verkiezingen
met het vormen van de
nieuwe regering
§6: Het parlement
Parlement:
Tweede kamer: 150 leden
+
Eerste kamer: 75 leden
Regering:
Kroon
Vraagt toestemming voor plannen aan
Controleert de regering.
+ Ministers
Parlement:
1e & 2e
Kamer
§6: Het parlement
Kiesdeler
- Aantal geldig uitgebrachte stemmen
150 zetels
- Voorbeeld:
7.500.000 geldig
uitgebrachte stemmen
dan is de kiesdeler:
7.500.000/150
= 50.000 stemmen
voor 1 zetel nodig.
1 zetel
§6: Het parlement
Wat doet het Parlement
Controleren van de regering/ministers
Wetgeving
Aantal rechten van kamerleden:
- Vragenrecht = eens per week vragen stellen aan
ministers
- Interpellatie = vragen in een spoeddebat
- Amendement = bij meerderheid veranderingen
aanbrengen in wetsvoorstellen
- Initiatief = wetsontwerp indienen
- Moties = bijvoorbeeld een motie van wantrouwen
aannemen
- Begrotingsrecht (goedkeuren)
§6: het parlement
Coalitieregering:
Regering die uit meerdere partijen bestaat.
Regeringspartijen:
Heeft leden In het parlement én in de regering
(de meerderheid zelfs)
Oppositiepartijen:
Heeft leden in het parlement
Let op regering + stelt dingen voor
§6: het parlement
Huidige regeringspartijen:
Huidige oppositiepartijen:
§6: Het Parlement
Van wetsontwerp naar wet:
1. Regering maakt wetsontwerp 
2. Zendt ontwerp naar Tweede Kamer
fractiespecialisten bekijken het, kunnen punten wijzigen,
stellen vragen aan de minister: debateren. Daarna geeft
voltallige Tweede Kamer het oordeel over het wetsontwerp 
3. Meerderheid Tweede Kamer voor  gaat naar Eerste kamer
Mag géén wijzigingen meer aannemen, bekijkt het nog eens
goed, zegt: “ja” of “nee” (bijna altijd; “ja”)
4. Betreffende minister + koningin zetten handtekening onder de
wet
5. Wet komt in de Staatscourant
59
§7: Landen zonder democratie
Dictatuur
Democratie
- Cuba (Fidel Castro)
- Nederland
- 1 persoon/groep/familie/partij - Volksvertegenwoordiging
militairen aan de macht
- Tegenovergestelde van democratie
- Grondwet geldt niet
- Grondwet met basisrechten
- Fraude bij verkiezingen
- Geheime/vrije verkiezingen
- Geen gelijke rechten
- Gelijke rechten voor iedereen
- Burgers onderdrukt
- Burgers recht op vrijheid
- Censuur
- Persvrijheid
- Niet je mening uiten
- Vrijheid van meningsuiting
- Manipulatie/indoctrinatie
- Indirecte democratie
- Onderdrukking onderdanen
- burgers
- Nooit een rechtsstaat
- rechtsstaat
- Rechters niet onafhankelijk
- trias politica
- Heerst veel angst
- leven in vrijheid
§7: Landen zonder democratie
-
Bij dictatuur GEEN volksvertegenwoordiging: de gekozen
politici, die namens ons beslissingen nemen en stemmen
over wetsvoorstellen
-
WEL Censuur: controle op informatie door de overheid
(Bijvoorbeeld in een dictatuur niets negatiefs over het land
schrijven. Dan wordt het niet in de krant gezet én je hebt kans
om opgepakt te worden.)
-
Dus Geen Persvrijheid: de massamedia is onafhankelijk. Ze
hoeven niet te schrijven wat de overheid wil, dus de overheid
mag niet vertellen wat ze wel of niet mogen schrijven.
-
Veel Manipulatie: met opzet feiten weglaten of veranderen
En Indoctrinatie: voortdurend opdringen van bepaalde
meningen (met behulp van zeer intensieve psychologische
middeltjes)
§8: politiek in de buurt
Gemeente:
4 jaar stemmen  gemeenteraad
Taken liggen dichter bij huis
- Bestemmingsplannen
- Verkeer
- Openbaar vervoer
- Woonerven
- Sport en onderwijsvoorzieningen
- Horeca vergunningen
§8: politiek in de buurt
Het college van B&W:
- College van Burgemeester en Wethouders.
- Voert het beleid uit.
- Worden benoemd door de gemeenteraad.
Gemeenteraad:
- neemt besluiten
- controleert het college van B&W.
- Wordt gekozen door de bevolking.
De burgemeester:
- is voorzitter van de gemeenteraad en College van
B&W.
- Wordt benoemd door de regering.
§10: politiek in de buurt
Dagelijks bestuur:
College van B en W
Benoemd door
GR
Benoemd door
regering
Burgemeester
Wethouders (2-9)
Gemeenteraad (9 tot 45 leden)
Gekozen door de bevolking
Géén lid GR
§9: politiek ver weg
EU: Europese Unie
- Eigen munteenheid (€)
- Zorgt voor vrede
- Meer concurrentie in
europa
- Vooral ecnomische
belang
- Eens per 5 jaar gekozen
§9: politiek ver weg
EU: Europese Unie: nadelen
- De Nederlandse regering
kan niet alles zelf beslissen
- NEderlandse burger hebben
minder invloed op besluiten
van de EU (dan van onze
nationale regering)
§9: politiek ver weg
Er zijn drie instellingen die samen het bestuur
van de Europese Unie vormen:
• Europese Commissie
• Europees Parlement
• Raad van Ministers
§9: politiek ver weg
Europese Commissie:
- het 'dagelijks bestuur‘
- initiatief tot voorstellen voor wetgeving en
maatregelen op Europees niveau
- zorgt voor uitvoering van de wetten
§11: politiek ver weg
Het Europees Parlement
- Eens per 5 jaar gekozen
- Zorgt ervoor dat wetten democratisch tot
stand komen.
- Adviseert of beslist over de wetsvoorstellen.
- Beslist over de toetreding van nieuwe
landen.
- Controle over de Europese Commissie.
§11: politiek ver weg
Raad van Ministers
- de ministers van de afzonderlijke lidstaten
nemen de uiteindelijke beslissing over de
wetgeving in de Unie.
- Overleggen met regeringsleiders (euro-top)
- Luisteren naar voorstellen van de
Commissie en het advies van het Europees
Parlement.
§9: politiek ver weg
Leden van de EU:
§9: politiek ver weg
§9: politiek ver weg
Verenigde Naties (VN)
- Bijna alle landen van de wereld zijn er lid van
- Doel: komende generaties behoeden voor
oorlog
- Door internationale vrede en veiligheid te
handhaven
- Samen werken bij natuurrampen, oorlog,
hongersnood en armoed
- Respect bevorderen van mensenrechten
vlag VN:
§9: politiek ver weg
Bestuur van de Verenigde Naties (VN)
Er zijn zes bestuursorganen die de
werkzaamheden van de organisatie
aansturen:
1. de Algemene Vergadering
2. de Economische en Sociale Raad
3. het Internationaal Gerechtshof
4. het Secretariaat
5. de Trustschapsraad (tegenwoordig inactief)
6. De Veiligheidsraad
§9: politiek ver weg
Taken:
- Van september tot december bespreken ze de
problemen in de wereld
- Soms komt er een resolutie.
Dat is een soort niet bindende wetgeving
- Ze kunnen voorstellen om een land te boycotten
- En ze kunnen militairen sturen naar een gebied
(zoals de Nederlandse Blauwhelmen)
Succes!
Heb je een 8 of hoger?
Dan krijg je iets lekkers van mij….
Download