Politiek samenvatting havo 2013

advertisement
Samenvatting H 1 + 3
1
H1: wat is maatschappijleer?
wanneer is het een maatschappelijk probleem?
1. sociaal probleem: meerdere mensen hebben er
mee te maken
2. er zijn verschillende meningen over\ heeft te
maken met tegenstellingen
3. Je kan het alleen oplossen met behulp van de
overheid/ de maatschappij
4. de massamedia hebben er mee te maken/
invloed op
2
Wc papier is op
file
burenruzie
Alcohol en jongeren
H1: wat is maatschappijleer?
Formele macht:
Deze macht is officieel vastgelegd in wetten
en regels (gezag)
Voorbeeld: de burgemeester verbied een
voetbalwedstrijd.
Informele macht:
Macht die niet officieel is vastgelegd
(invloed)
Vb: ‘regels’ die binnen je vriendengroep
gelden
7
H1: wat is maatschappijleer?
Machtsmiddelen: Om macht te kunnen hebben, bestaan er
machtmiddelen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Functie/beroep (politie als hij een bekeuring geeft)
Kennis/vaardigheden (dokter weet welke medicijnen je
nodig hebt)
Aanzien (de paus vraagt gelovigen iets wel of niet te doen
Overtuigingskracht (politici zijn vaak getraind om mensen te
overtuigen)
Geld (de overheid beslist wat ze doen met die miljarden
euro’s die ze hebben
Aantal (de klas weigert massaal een proefwerk te maken)
Geweld (een rechter veroordeeld de moordenaar tot
8
levenslang)
H1: wat is maatschappijleer?
Normen: gedragsregels, verwachtingen over wat
normaal is, manier van handelen waar
mensen zich aan kunnen of moeten houden
Waarden: waarden zijn dingen en
denkbeelden waar we waarde aan hechten.
Aspecten die we belangrijk vinden.
Waarde: eerlijkheid
Norm: niet stelen
9
H1: wat is maatschappijleer?
-
Propaganda: doelbewust eenzijdige
informatie geven, om meningen te
beinvloeden
-
Manipulatie: met opzet feiten weglaten of
veranderen
-
Indoctrinatie: voortdurend opdringen van
bepaalde meningen (met behulp van zeer
intensieve psychologische middeltjes)
10
H1: wat is maatschappijleer?
-
Stereotypering: Beeld van een bepaalde
bevolkingsgroep dat met de werkelijkheid
weinig of niets te maken heeft.
VB: Afrikanen in rieten rokjes met botjes in
hun neus en dikke lippen
Nederlanders op klompen
-
Vooroordeel: Een vooroordeel is een
mening over iemand of een groep mensen
die niet op feiten is gebaseerd.
VB: 'alle duitsers hebben bierbuiken, 'Belgen
zijn dom', 'Nederlanders zijn krenterig' of
'dikke mensen zijn gezellig‘
-
Discriminatie: Als mensen op basis van
deze vooroordelen worden achtergesteld, is
er sprake van discriminatie.
11
Analyse maatschappelijke vraagstukken
Analyseschema: Sociaaleconomische
invalshoek:
Begrippen: belangen, belangentegenstellingen,
belangengroepen, maatschappelijke posities,
gemeenschappelijke belangen, ongelijkheid, economische
belangen
• -Welke belangen hebben de verschillende betrokken
partijen?
• -Welke maatschappelijke positie nemen de verschillende
betrokken partijen in?
• - Is er sprake van sociale ongelijkheid tussen de
verschillende betrokken partijen?
• -Wat heeft de maatschappelijke positie van een
12
betrokken partij te maken met het belang waarvoor ze
Alcohol en jongeren
Alcohol en jongeren
Ouders: belang: gezonde kinderen,
geen coma zuipen, etc
Overheid: belang: minder ziekenhuis
kosten, veiligheid van samenleving
Jongeren: belang: leuk feestje hebben,
grenzen leren kennen
Analyse maatschappelijke vraagstukken
• Analyseschema: Sociaal-culturele invalshoek:
- begrippen: waarden, normen, culturen, pluriformiteit
- Welke waarden en normen hebben de
verschillende betrokken partijen?
- Welke rol heeft de massamedia (ontstaan en in
standhouden van beeldvorming, stereotypering en
vooroordelen) ten aanzien van het onderwerp?
- Welke waarden en normen, zitten er achter een
opvatting?
- Van welke groepen zijn deze opvattingen?
15
Alcohol en jongeren
Alcohol en jongeren
Ouders: moeten de ouders de kinderen
tegenhouden? Wat zijn de waarden van de
ouders als ze hun kind zo veel laten drinken?
Welke normen/regels moeten we stellen.
Overheid: wat is er een belangrijkere waarde:
vrijheid over veiligheid, welke normen kunnen
er gesteld worden?
Jongeren: waarom zoveel drinken? Waarom is
een feest pas leuk met alcohol? Wat zijn de
waarden van deze jongeren zelf?
Analyse maatschappelijke vraagstukken
Analyseschema: Politiek-juridische invalshoek:
-
-
-
Staat het op de politieke agenda
welke machtsmiddelen worden gebruikt,
Zijn er actiegroepen/ politieke partijen bij betrokken
Welke mogelijkheden (macht + machtsmiddelen) hebben de
verschillende betrokken partijen om het overheidsbeleid te
beïnvloeden?
Welke groeperingen zijn er bij dit onderwerp betrokken?
Welk beleid en/of regelgeving is door de overheid ontwikkeld?
Welke visies (opvattingen van de verschillende politieke stromingen) er
zijn op het
Welke (wettelijke) macht heeft de overheid om het probleem op te
lossen?
18
Alcohol en jongeren
Alcohol en jongeren
Ouders: welke machtsmiddelen gebruiken
de ouders om hun kinderen tegen te
houden?
Overheid: welke middelen gebruiken ze?
Welke wetten zijn er op gebied van alcohol,
geen alcohol onder de 16, je kan
(gevangenis)straf krijgen, belangengroepen
opgericht om jongeren duidelijker te maken
hoe slecht alcohol is
Jongeren: wat mogen we wel en niet doen,
hoe kun je de regels veranderen, welk
beleid is er en wat vinden we goed?
Analyse maatschappelijke vraagstukken
Analyseschema: Veranderings- en vergelijkende
invalshoek:
-
Hoe is het probleem/vraagstuk ontstaan?
Bestond het ook al in vorige perioden?
Hoe ging dit in het verleden?
Hoe gaat dit in andere landen?
Komt het voor in andere landen?
Hoe gaat dit in andere culturen?
21
Alcohol en jongeren
Alcohol en jongeren
Hoe gaat het alcohol gebruik in
andere Europese landen? Is daar de
limiet ook 16? Of ouder?
Hoe gaat het in andere culturen? Is
alcohol daar ook een issue?
Islamieten?
Hoe ging het vroeger? Konden
jongeren toen makkelijk aan alcohol
komen? Werd er al coma gezopen?
Hoe is het comazuipen eigenlijk
begonnen?
Hoofdstuk 3:
parlementaire democratie
Toets eind oktober 2009
Pagina 68 t/m 108
24
Parlement:
Regering:
Kabinet:
Statengeneraal:
25
§1: Wat is politiek?
Politiek: het maken van keuzes zodat een land, een
provincie of een gemeente kan worden bestuurd
Invloed door:
- Stemmen
- Lid worden van politieke partij
- Contact opnemen met politici
- Verzoek indienen (bvb bij gemeenteraad)
- Media benaderen
- Aansluiten bij actiegroep
- Bezwaarschrift schrijven (rechter)
- Burgelijke ongehoorzaamheid (kerk zet geen
asielzoekers uit)
26
§1: Wat is politiek?
Dictatuur
Democratie
- Cuba (Fidel Castro)
- Nederland
- 1 persoon/groep/familie/partij - Volksvertegenwoordiging
militairen aan de macht
- Tegenoversgestelde van democratie
- Grondwet geldt niet
- Grondwet met basisrechten
- Fraude bij verkiezingen
- Geheime/vrije verkiezingen
- Geen gelijke rechten
- Gelijke rechten voor iedereen
- Burgers onderdrukt
- Burgers recht op vrijheid
- Censuur
- Persvrijheid
- Niet je mening uiten
- Vrijheid van meningsuiting
- Manipulatie/indoctrinatie
- Indirecte democratie
- Onderdanen
- burgers
- Nooit een rechtsstaat
- rechtsstaat
- Rechters niet onafhankelijk
- trias politica
27
- Heerst veel angst
- leven in vrijheid
§1: Wat is politiek?
2 Basiselementen voor democratie:
1. Alle 18+ inwoners met NL paspoort kunnen d.m.v.
algemeen kiesrecht invloed uitoefenen op de
besluitvorming
2. Aantal grondrechten is gewaarborgd om in vrijheid
invloed te kunnen uitoefenen.
(er is enkel sprake van democratie als er ook een
rechtsstaat is)
Gelijkheid: alle burgers hebben gelijke rechten. Er mag
niet worden gediscrimineerd.
Vrijheid: burgers moeten hun eigen leven kunnen inrichten.
28
§1: Wat is politiek?
•
•
•
•
•
•
Directe democratie:
Burgers kunnen rechtstreeks meepraten en
beslissen.
Alleen bij weinig inwoners
Soms via referendum: volksstemming
Indirecte democratie:
via een volksvertegenwoordiging.
burgers stemmen op vertegenwoordigers die hun
belangen behartigen in de politieke besluitvorming.
Deze hebben de meeste landen in de wereld
29
§1: Wat is politiek?
Grondwet: Wet waarin de belangrijkste rechten en
plichten van alle inwoners in een land zijn
vastgelegd.
Wat staat er o.a. in de grondwet:
1. Algemeen kiesrecht
2. Regelmatige verkiezingen (geheime stemming)
3. Vrijheid van meningsuiting (alleen een onafhankelijke
rechter mag publicaties of uitzendingen verbieden)
4. Vrijheid van vereniging en vergadering
5. Machtenscheiding (triaspolitica)
30
§2: Politieke stromingen
Links:
•
Gelijkheid/
gelijkwaardigheid
•
Actieve overheid/ grote
rol voor de staat.
•
komen op voor mensen
met een zwakke positie
in de samenleving
•
Partijen met
progressieve
uitgangspunten.
•
Meestal richting
socialisme
Rechts:
•
Vrijheid
•
Passieve overheid/
beperkte rol voor de
staat
•
economische vrijheid
•
partijen met
conservatieve
uitgangspunten
•
Meestal richting liberaal
Politiek midden
31
§2: Politieke stromingen
Christendemocratie:
-
Zit tussen links en
rechts in
hechten veel waarde
aan het gezin en
Christelijke normen
en waarden 
-
-
Geloof
Bijbel schrijft voor hoe
de mens zich dient te
gedragen
32
§2: Politieke stromingen
Liberalen:
- Vrijheid als het ideaal
-Economische vrijheid
-Persoonlijke vrijheid
- De ontwikkeling van het individu staat
voorop.
- Het individu is verantwoordelijk voor
het inrichten van zijn leven.
-Overheidsbemoeienis moet hierbij
minimaal zijn.
Politiek midden
33
§2: Politieke stromingen
Socialisme / Sociaal- democratie
- Gelijkheid de belangrijkste waarde
- de staat moet het verschil in economische macht, dus
arm en rijk, voorkomen.
- voor een eerlijke samenleving met gelijke kansen
- Veel overheidsbemoeienis om sociale en
maatschappelijke problemen op te lossen
- sterke antipathie voor een (te) vrije markt.
Politiek midden
34
§2: Politieke stromingen
Confessionalisme
-
Politieke opvattinge gebasseerd op geloofsovertuiging
Rentmeesterschap: als mens goed voor de aarde zorgen
Gespreide verantwoordelijkheid: ‘zorgzame samenleving’
Maatschappelijk middenveld: overheid aanvullende rol, de
rest overlaten aan bvb welzijnsinstellingen en
schoolbesturen.
Confessionalisme
Politiek midden
35
§2: Politieke stromingen
Progressief:
is een politieke stroming gebaseerd op progressie
- Vooruitgang, toenemend, vooruitgaand, zich
uitbreidend
- Hoort meestal bij de links/sociaal-democratische
denkwijze
Conservatief:
is een politieke stroming die zich grondvest
op de traditie.
Latijnse conservare, dat "in ongeschonden toestand
bewaren" betekent.
Weinig verandering, het oude in takt willen houden
Hoort meestal bij de rechtse/liberale en
Christen=democratische visie
36
§2: Politieke stromingen
37
§2: Politieke stromingen
Communisme:
een extreme vorm
van socialisme
Gelijkheid staat
centraal
productiefactoren
beheerd door de
staat.
Particuliere eigendom
is niet toegestaan.
Fascisme:
Heeft zeer nationalistische
en autoritaire beginselen.
Keert zich tegen vrijheid,
gelijkheid en tolerantie
Voelen bedreigd door
maatschappelijke
veranderingen en ‘vreemde
groepen’
Verering eigen natie en volk
Agressieve rassenleer
Confessionalisme
38
Socialisme
Links
Communisme
Confessionalisme Liberalisme
Politiek midden
Christendemocratie
Rechts
Fascisme
39
§3: Politieke partijen
Soorten Partijen:
- Op basis van IDEOLOGIE: ontstaan door
dezelfde ideologiën/stromingen
- ONE-ISSUEPARTIJEN: gericht op 1 aspect
in de samenleving. (PvdD)
PROTESTPARTIJEN: ontstaan uit onvrede
met bestaande politiek. (LPF)
- NIET-DEMOCRATISCHE parijen: zoals
fascisitische partijen. Komen niet vaak voor
in parlementen.
40
§3: Politieke partijen
Functies van parijen:
- Integratiefunctie: het partijenprogramma
- Informatiefunctie: informeren over
standpunten
- Participatiefunctie: burgers stimuleren actief
aan politiek te doen
- Selectiefunctie: mensen die in de politiek
willen, kijken bij welke partij ze willen ed.
41
§4: Verkiezingen
Eens per 4 jaar stemmen voor:
- Tweede kamer
- Provinciale Staten
- Gemeenteraad
Eens per 5 jaar stemmen voor:
- Europees Parlement
42
§4: Verkiezingen
Passief kiesrecht:
Gekozen kunnen worden als
lid van de Tweede Kamer en
de andere volksvertegenwoordigende lichamen:
verkiesbaar stellen
Actief kiesrecht:
Nederlanders van 18 jaar en
ouder met Nederlands paspoort
hebben het recht om te
stemmen
43
§4: verkiezingen
Lijsttrekker:
de hoogst geplaatste persoon op de
kandidatenlijst van een politieke partij bij
verkiezingen. De belangrijkste persoon van
de partij in de verkiezingsstrijd.
Zwevende kiezers:
Groep kiezers die bij verkiezingen niet steeds
op dezelfde politieke partij stemt.
Voorkeursstemmen:
Stemmen op een persoon (niet op een partij)
waardoor die misschien wel in de
tweedekamer komt, ondanks dat die laag op
de lijst staat.
44
§4: Verkiezingen
Evenredige vertegenwoordiging: alle zetels
worden gelijk verdeld op baisis van alle geldig
uitgebrachte stemmen.
Kiesdeler
- Aantal geldig uitgebrachte stemmen
150 zetels
- Voorbeeld:
7.500.000 geldig
uitgebrachte stemmen
dan is de kiesdeler:
7.500.000/150
= 50.000 stemmen
1 zetel
voor 1 zetel nodig.
45
§5: de regering / §6:Het Parlement
parlement
Premier
Staatssecrtarissen
Tweede kamer
Ministeries
Ong. 15
150
Koningin
Kabinet
Regering
Volksvertegenw
oordiging
Staten-Generaal
Indirect gekozen
Ministers
Ministerraad
Eerste kamer
Direct gekozen
75
46
§5: de regering / §6:Het Parlement
Parlement (ookwel: Staten-Generaal of Volksvertegenwoordiging)
Tweede kamer
Eerste kamer
150
75
Direct gekozen
Regering
Koningin
Indirect gekozen
Ministerraad
Ministers
Kabinet
Staatssecretarissen
Ong. 15
Premier: leider kabinet (minister president)
Ministeries: gespecialiseerde beleidsterreinen
47
§5: de regering / §6:Het Parlement
48
§5: De regering
Tweedekamer verkiezingen  dan de
kabinetsformatie
Formatie van ministers die:
- Het samen globaal eens zijn over het
toekomstig beleid
- Samen de meerderheid van de zetels
hebben (de helft + 1 = 76)
49
§5: De regering
Hoe gaat de kabinetsformatie:
1. Vergadering met:
- Koningin
- Vice-president Raad van State
- Voorzitters 1e en 2e Kamer
- Fractievoorzitters
2. Koningin benoemt informateur
- Deze onderzoekt welke partijen misschien samen kunnen
- Laat partijen compromissen sluiten
- Stelt samen met coalitiepartijen het regeerakkoord op
3. Koningin benoemt formateur
- Zoekt geschikte ministers en staatssecretarissen
- Is meestal afkomstig van de grootste regeringspartij en
wordt meestal minister president
4. Koningin benoemt ministers en staatssecretarissen
5. Foto op het bordes
50
§5: de regering / §6:Het Parlement
Huidige regeringspartijen:
Huidige oppositiepartijen:
§6: Het Parlement
Coalitieregering:
Regering die uit meerdere partijen bestaat.
Regeringspartijen:
Heeft leden In het parlement én in de regering
(de meerderheid zelfs)
Oppositiepartijen:
Heeft leden in het parlement
Let op regering + stelt dingen voor
52
§5: De regering
53
§5: De regering
De (nieuwe) regering noteert de
belangrijkste plannen voor komende
4 jaar in een regeerakkoord.
54
§5: De regering
Wat doet de koningin?
- Zet handtekening onder alle
wetten
- Leest de troonrede voor
- Overlegt met de minister
president
- Vertegenwoordigt ons land in het
buitenland
- Helpt ná de verkiezingen met het
vormen van de nieuwe regering
- Onschendbaar
55
§5: De regering
Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor hun
beleidsterrein (portefeuille)
Maken zij een ernstige fout:
- Aftreden
Of
- Kamerleden dienen motie
van wantrouwen in
(aangenomen = ook aftreden)
Motie van wantrouwen tegen hele kabinetsbeleid =
kabinetscrisis
56
§6: Het Parlement
Rechtsstaat: een land waarin iedereen rechten heeft en
waar deze rechten zijn vastgelegd in wetten.
Triaspolitica (machtenscheiding)
Door deze splitsing voorkomen we machtsmisbruik.
Wetgevendmacht:
1e en 2e kamer
beslissen over
de
wetsvoorstellen
Uitvoerendemacht:
ministers (en
ambtenaren zoals
de politie) voeren
de wet uit
Rechterlijkemacht:
de rechters
oordelen in
specifieke situaties
of er volgens de wet
is gehandeld.
57
§6: Het Parlement
58
§6: Het Parlement
Een politieke partij:
1.
2.
3.
Heeft ideeën over alle belangrijkste beleidsterreinen
(programma)
Stelt kandidaten bij verkiezingen
Ze komen op voor het algemeen belang
Een pressiegroep:
1.
2.
3.
Heeft ideeën over enkele belangrijke beleidsterreinen
Stelt zich NIET verkiesbaar
Probeert de politiek te beïnvloeden
59
§6: Het Parlement
Wat doet het Parlement?
Wetgevende taak:
Stemrecht bij wetsontwerpen
Budgetrecht = rijksbegroting wel of niet goedkeuren
Initiatief = wetsontwerp indienen
Amendement = bij meerderheid veranderingen aanbrengen in
wetsvoorstellen Interpellatie = vragen in een spoeddebat
Controlerende taak:
Vragenrecht = elke dinsdag vragen stellen aan ministers
Moties = bijvoorbeeld een motie van wantrouwen aannemen of
indienen
Houden van interpellatie over belangrijk onderwerp  spoeddebat
Pralementaire Enquête houden, onderzoekscommissie vormen,
60
onder ede laten getuigen.
§6: Het Parlement
Van wetsontwerp naar wet:
1. Regering maakt wetsontwerp 
2. Zendt ontwerp naar Tweede Kamer
fractiespecialisten bekijken het, kunnen punten wijzigen,
stellen vragen aan de minister: debateren. Daarna geeft
voltallige Tweede Kamer het oordeel over het wetsontwerp 
3. Meerderheid Tweede Kamer voor  gaat naar Eerste kamer
Mag géén wijzigingen meer aannemen, bekijkt het nog eens
goed, zegt: “ja” of “nee” (bijna altijd; “ja”)
4. Betreffende minister + koningin zetten handtekening onder de
wet
5. Wet komt in de Staatscourant
61
§7: Gemeente en provincie
Gedecentraliseerde eenheidsstaat:
Rijk beslit grote lijnen, gedetailleerde invulling
wordt aan lagere overheden overgelaten.
Voordelen:
Nadelen:
-Meer eenheid
-Lokale bevoegdheden
zijn beperkt
-Meer centrale sturing
-Maar niet alles
centraal geregeld
-Betere afstemming
-Meer lokale
zeggenschap
-Té veel centrale sturing
-Te veel
verscheidenheid
62
§7: Gemeente en provincie
Gemeente:
4 jaar stemmen  gemeenteraad
Taken liggen dichter bij huis
- Bestemmingsplannen
- Verkeer
- Openbaar vervoer
- Woonerven
- Sport en onderwijsvoorzieningen
- Horeca vergunningen
63
§7: Gemeente en provincie
Het college van B&W:
- College van Burgemeester en Wethouders.
- Voert het beleid uit.
- Worden benoemd door de gemeenteraad.
Gemeenteraad:
- neemt besluiten
- controleert het college van B&W.
- Wordt gekozen door de bevolking.
De burgemeester:
- is voorzitter van de gemeenteraad en College van
B&W.
- Wordt benoemd door de regering.
64
§7: Gemeente en provincie
Dagelijks bestuur:
College van B en W
Benoemd door
GR
Benoemd door
regering
Burgemeester
Wethouders (2-9)
Géén lid GR
Gemeenteraad (9 tot 45 leden)
Gekozen door de bevolking
65
§7: Gemeente en provincie
Provincie:
4 jaar stemmen  provinciale staten
- Taken liggen bij:
- Ruimtelijke ordening
- Verkeer
- Milieu
- Toezicht op gemeenten
- Toezicht op waterbeheer
66
§7: Gemeente en provincie
Ledental Provinciale Staten hangt
af van aantal inwoners van de
provincie.
De Provinciale Staten kiezen de
leden van de Gedeputeerde
Staten (dagelijks bestuur)
67
§7: Gemeente en provincie
Dagelijks bestuur:
College van Gedeputeerde Staten
Benoemd door
PS
Benoemd door
regering
Commissaris van
de Koningin
Gedeputeerden (6-8)
Géén lid PS
Provinciale Staten (39 tot 83 leden)
Fractie 1
oppositie
Fractie 2
oppositie
Fractie 3
college
Fractie 4
college
Fractie 5
college
Afspiegelingscollege:
alle grote partijen in GS
68
§7: Gemeente en provincie
Dagelijks bestuur:
College van Gedeputeerde Staten
Benoemd door
PS
Benoemd door
regering
Commissaris van
de Koningin
Gedeputeerden (6-8)
Géén lid PS
Provinciale Staten (39 tot 83 leden)
Fractie 1
oppositie
Fractie 2
oppositie
Fractie 3
college
Fractie 4
college
Fractie 5
college
Meerderheidscollege:
Sommige fracties in GS (krijgt politieke kleur)
69
§8: Internationale politiek
EU: Europese Unie
- Eigen munteenheid (€)
- Zorgt voor vrede
- Meer concurrentie in
europa
- Vooral ecnomische
belang
- Eens per 5 jaar gekozen
70
§8: Internationale politiek
EU: Europese Unie: nadelen
- Verlies nationale
soevereiniteit: De
Nederlandse regering kan
niet alles zelf beslissen
- Weinig democratisch
karakter
- Nederlandse burger hebben
minder invloed op besluiten
van de EU (dan van onze
nationale regering)
71
- Verlies werkgelegenheid
§8: Internationale politiek
Er zijn drie instellingen die samen het bestuur
van de Europese Unie vormen:
• Europese Commissie
• Europees Parlement
• Raad van Ministers
72
§8: Internationale politiek
Europese Commissie:
- het 'dagelijks bestuur‘
- initiatief tot voorstellen voor wetgeving en
maatregelen op Europees niveau
- zorgt voor uitvoering van de wetten
73
§8: Internationale politiek
Het Europees Parlement
- Eens per 5 jaar gekozen
- Zorgt ervoor dat wetten democratisch tot
stand komen.
- Adviseert of beslist over de wetsvoorstellen.
- Beslist over de toetreding van nieuwe
landen.
- Controle over de Europese Commissie.
74
§8: Internationale politiek
Raad van Ministers
- de ministers van de afzonderlijke lidstaten
nemen de uiteindelijke beslissing over de
wetgeving in de Unie.
- Overleggen met regeringsleiders (euro-top)
- Luisteren naar voorstellen van de
Commissie en het advies van het Europees
Parlement.
75
§8: Internationale politiek
Leden van de EU:
76
§8: Internationale politiek
77
§8: Internationale politiek
Verenigde Naties (VN)
- Bijna alle landen van de wereld zijn er lid van
- Doel: komende generaties behoeden voor
oorlog
- Door internationale vrede en veiligheid te
handhaven
- Samen werken bij natuurrampen, oorlog,
hongersnood en armoed
- Respect bevorderen van mensenrechten
vlag VN:
78
§8: Internationale politiek
Bestuur van de Verenigde Naties (VN)
Er zijn zes bestuursorganen die de
werkzaamheden van de organisatie
aansturen:
1. de Algemene Vergadering
2. de Economische en Sociale Raad
3. het Internationaal Gerechtshof
4. het Secretariaat (secraterus-generaal)
5. de Trustschapsraad (tegenwoordig inactief)
6. De Veiligheidsraad
79
§8: Internationale politiek
Taken:
- Van september tot december bespreken ze de
problemen in de wereld
- Soms komt er een resolutie.
Dat is een soort niet bindende wetgeving
- Ze kunnen voorstellen om een land te boycotten
- Vredestroepen: ze kunnen militairen sturen naar
een gebied. (zoals de Nederlandse Blauwhelmen)
80
81
Download