Intro Een man vroeg eens aan Jezus: wat moet ik doen om eeuwig te leven? Jezus antwoordde toen: dat weet je, God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Toen dacht de man nog eens na. Hij was niet tevreden. Want wie is dat, je naaste? Om er een beetje in te komen heb ik een opdrachtje: bespreek eens met je buurman of buurvrouw – wie heb jij in de afgelopen 24 uur ontmoet (in real life of virtueel)? Conclusie: dat was eigenlijk wel een begrijpelijke vraag, van die man. Je naaste, dat kunnen heel veel mensen zijn! We zullen ons aan het begin van deze dienst toewijden aan God, die ons allemaal ziet en liefheeft. We doen dat door te zingen uit psalm 121. Daarna mag ik jullie begroeten namens God, geef daarop je antwoord door dan verder te zingen uit psalm 121, volgens de aanwijzingen die de beamer hiervoor geeft. […] We gaan straks een bekende gelijkenis lezen, een les van Jezus. Voor een goed begrip is het dan altijd handig om te weten in welke situatie Jezus dit verhaal vertelde. Ik vertelde er aan het begin van de dienst al wat over. Dat ging zo. Jezus was onderweg naar Jeruzalem. Op een zeker moment stuurt hij 72 leerlingen voor zich uit, die vervolgens vol vreugde terug met het nieuws dat bij het horen van de naam van Jezus demonen zich aan hen onderwerpen. Dan komt er een wetgeleerde bij Jezus die vraagt: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Die twee gebeurtenissen hebben met elkaar te maken. We weten dat gaandeweg de irritatie bij de wetgeleerden en de Farizeeën groeit. Er komt dus zo’n geleerde, iemand die de wet liefheeft, maar die tegelijkertijd heel onrustig wordt van alle aandacht die Jezus krijgt. Gaat dat allemaal niet ten koste van de gehoorzaamheid aan Gods geboden. [Lucas 10,25-37] Een begrijpelijke vraag en een begrijpelijk antwoord Ik snap dat wel, die vraag. Het is een begrijpelijke vraag, nog afgezien van de gereserveerde houding van de bijbelgeleerde tegenover Jezus. De vraag is: wat moet ik doen zodat ik eeuwig leven krijg? Een belangrijke vraag, die we niet zullen vergeten. En een begrijpelijke vraag. Jezus geeft trouwens ook een begrijpelijk antwoord. Iets te begrijpelijk, als je het mij vraagt. Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. We hebben er net naar geluisterd. Maar als je echt hebt geluisterd, dan wordt je als het goed is al onrustig. God liefhebben boven alles? Gaat dat? En dan dat laatste. God liefhebben, oké, daarvan zou je nog kunnen zeggen: dat vindt iedereen. Maar je naaste als jezelf? Dat gaat ver. Daarom begonnen we zonet de kerkdienst met die oefening … Logisch dat je dan de grens opzoekt. Niemand kan het leed van de hele wereld op zijn of haar schouders nemen. Toch? Dan gaat Jezus een verhaal vertellen. En let op, de les is niet dat er geen grenzen zijn. De moraal van het verhaal is een beetje anders. Luister maar. Het verhaal Iemand is op de weg van Jeruzalem naar Jericho beroofd [slide 1]. En in elkaar geslagen. Half dood ligt-ie daar. Toevallig komt er een priester langs en later een leviet. Ze lopen met een grote boog om de man heen. Zeker dood. Niks meer aan doen. bovendien, gevaarlijk om hier zomaar te stoppen. Even tussen twee haakje: ze dalen af, staat er. Ze zijn dus klaar met hun werk in Jeruzalem. Het is dus niet zo, dat is mij wel eens verteld, dat zij bang zijn zich te verontreinigen. Ze zijn juist klaar met hun werk. Ze hebben God ontmoet. Maar ze hebben God niet echt ontmoet. Ze lopen langs het slachtoffer heen. Ze zien hem wel, maar ze doen niks. Dan komt er een Samaritaan. Zeg maar een Palestijn, op reis door Israël. De gewonde man kijkt op. Nee hè! Heb ik dat! Een Marokkaan … Zo zou het verhaal vandaag heten: de sympathieke Marokkaan. Of: de barmhartige Antilliaan. Nu ja, ofzoiets. Maar de angst blijkt onterecht. Helemaal onterecht, zelfs. Want de Samaritaan helpt. Heel liefdevol zelfs. Hij ontsmet de wonden met wijn, verzorgt ze met olie en vervoert hem op zijn eigen rijdier. Zelf loopt hij er naast. Hij levert de gewonde man af bij een b&b, blijft zelf ook een nachtje slapen, geeft geld voor de verzorging en is bereid op de terugweg het meerwerk te vergoeden. Einde verhaal. Wie is naaste geworden? Wat is er nu gebeurd in het verhaal? Heel veel. Het eerste is dit. [slide 2] Let even op de vraag van Jezus. De man vroeg: wie is mijn naaste? Jezus vraagt: wie van de drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers? De eerste vraag is veilig. Theoretisch. De tweede vraag is in de eerste plaats heel praktisch. Oké, nu even serieus. Wie is er in deze concrete situatie de naaste geworden van het slachtoffer? De eerste vraag is duidelijk geredeneerd vanuit de vragensteller. Hij heeft Jezus niet nodig. Maar hij wil zichzelf wel redden (rechtvaardigen) en dan wil het geval (of: de wet van God) dat je niet om je naaste heen kunt. Vandaar de vraag: Ik wil de hemel in. Wat moet ik daar – en voor wie – minimaal voor doen? In de tweede vraag is ineens het perspectief verwisseld. In het middelpunt staat niet meer de mens, die zichzelf wil rechtvaardigen. Maar het slachtoffer, dat hulp nodig heeft. Het gaat er niet om, dat jij gered wordt. Maar dat je de ander een stuk verder op weg helpt! ‘Wie is mijn naaste?’ is dus een hele foute vraag. Wie vanuit zichzelf blijft denken komt soms een heel eind (denk aan Petrus), maar er zijn grenzen. Voor wie ben jij een naaste geworden. Dát is de instelling. Ik denk aan Matteüs 25, waarin Jezus vertelt hoe het er op de laatste dag aan toe zal gaan. Diegenen die hulp gegeven heeft aan wie hulp nodig heeft, worden welkom geheten in het koninkrijk van God. Het gaat hier eigenlijk om het woordje medelijden. De wetgeleerde krijgt het antwoord niet uit z’n mond: de Samaritaan. Zo’n hekel had hij eraan. Maar hij zegt het toch goed: degene die medelijden heeft getoond. Jezus … en wij Er gebeuren nog een paar dingen in het verhaal. Jezus zegt tot slot: doe voortaan net zo. Zoals de Samaritaan dus. Maar wie is er de echte Samaritaan in het verhaal? Dat is Jezus. Verschillende uitleggers wijzen hierop. En terecht. Hij is op weg naar Jeruzalem. Hij geneest zieken. Vergeeft zonden. Hij is bewogen en barmhartig. En hij komt terug. Dan zal Hij vergoeden wat het ons gekost heeft, de zorg voor anderen. En als we onszelf nu eens in het verhaal zouden inlezen, zouden wij dan in het echt niet vooral het slachtoffer zijn? Heeft Jezus zelf niet gezegd dat Hij is gekomen om te redden wie verloren was en om te genezen wie ziek is. Niet wie gezond is … niet wie zichzelf probeert te rechtvaardigen. Wij zijn dus eigenlijk zelf het slachtoffer. Hulpeloos zonder Jezus. Slachtoffer van de duivel. Wij hebben zelf grote problemen. Juist als je goed hebt geluisterd naar de bedoeling achter de wet van God. Als je die serieus neemt, ga je geen grenzen trekken. Maar dan gaan wij tegen elkaar zeggen: we hebben zelf iemand nodig die ons echt kan helpen. Iemand die ervoor zorgt dat het nog wat wordt met die geboden van God. Met de wereld. Met ons. Jezus zegt: wie mij heeft gezien, heeft God gezien. Als je Gods hart hebt gezien, geproefd, in Jezus, dan loop je niet meer met je ogen dicht langs mensen heen voor wie jij een naaste kunt zijn. Het gaat er dus vooral om, dat je in jezelf het slachtoffer herkent. En Jezus als Redder aanvaardt. Anders wordt de moraal van dit verhaal: dat je goed voor je naasten moet zorgen. Voor je het weet blijft zo’n verhaal steken in een religieuze houding die in feite de zelfde is als die van deze theologische geleerde. Die zichzelf wilde rechtvaardigen, en die Jezus niet nodig had. Heb je nu zijn problemen opgelost? Waarschijnlijk niet. Maar je hebt wel gedaan wat Jezus vroeg. Een ander voorbeeld. Iemand werkt als hulpverlener. De regel is dat mensen contact op moeten nemen met haar, om te voorkomen dat je je steeds verantwoordelijk voelt. Toch had ze bij één cliënt een vaag gevoel overgehouden dat het misschien goed zou zijn om even te bellen. Het telefoontje bleek een gebedsverhoring te zijn. zo kan iets kleins kan het verschil maken. Onthoud dus … eeuwig leven, want daar ging het om, begint hier, nu, straks. Of morgen. Voor mensen die in zichzelf het slachtoffer herkennen. Die in Jezus hun redder ontmoeten. En die zelf ook zo gaan leven. [amen] Het leed van de wereld dragen? Even voor de duidelijkheid. Het leed van de wereld hoeven wij niet te dragen. Dat is het risico van de boodschap van vanmorgen. Dat je moe wordt, nog voordat je opstaat en weer de week in gaat. Weet je nog? Het gaat om de mensen die jij ontmoet. Met de mogelijkheden die jij hebt gekregen. Denk even aan de Samaritaan. Die gaat een heel eind mee, maar draagt de zorg uiteindelijk toch over. Hij doet wat hij kan. Maar hij doet het wel. Daar gaat het om. Dit verhaal kan dus voor sommigen van jullie gaan over die collega die altijd wel om een praatje verlegen zit. Of over die klasgenoot die altijd overgeslagen wordt bij feestjes. Misschien heb je niks met hem of haar, maar heeft God er wel voor gezorgd dat je ‘toevallig’ bij hem of haar in de klas zit …Of misschien ken je wel iemand die het moeilijk heeft. Twee voorbeelden uit de afgelopen week. Er kwam een verwarde man binnen tijdens een studentenlunch in de kerk. Een van jullie gaf hem liefdevol aandacht en liep met hem mee naar huis.