toelichting

advertisement
Fosfaatreductiemaatregel
Van Zuivelplan naar Ministeriële regeling
Op 18 november j.l. hebben sectorpartijen in de Nederlandse melkveehouderij ingestemd met het
maatregelenpakket dat ervoor moet zorgen dat de fosfaatproductie in Nederland voor het eind van
2017 weer onder het fosfaatplafond komt. Dit is nodig om de derogatie in 2017 te kunnen
behouden en om met de Europese Commissie te kunnen spreken over voortzetting van de
derogatie vanaf 2018. Vanaf 1 januari 2018 zorgen de fosfaatrechten er vervolgens voor dat de
fosfaatproductie onder het plafond blijft.
Het doel van de regeling is dat het aantal stuks rundvee teruggebracht wordt tot onder het
plafond, dit in combinatie met de andere maatregelen uit het pakket.
Werking van de regeling
Middels een heffing worden ondernemers gestimuleerd hun rundveestapel te reduceren. Deze
heffing wordt opgelegd op de Grootvee-eenheden (GVE’s) die meer worden gehouden dan het
aantal op 2 juli 2015 minus 4% Deze 4% komt te vervallen bij bedrijven die grondgebonden waren
op die peildatum. Met een bonus voor bedrijven die de veestapel verkleinen tot maximaal 10%
onder het niveau van 2 juli 2015 (minus 4% voor niet-grondgebonden bedrijven) worden bedrijven
gestimuleerd een verdergaande reductie te realiseren. Het doel van de regeling is met de afvoer
van (het equivalent van) circa 100.000 melkkoeien de fosfaatproductie met 4 miljoen kilogram
fosfaat te reduceren.
Verschillen met zuivelplan
Het grootste verschil van deze regeling met het op 14 december 2016 gepresenteerde zuivelplan is
dat de melkgeldregeling is vervallen. Op dat moment was het de verwachting dat de regeling
privaat zou worden uitgevoerd door ZuivelNL en de zuivelondernemingen. Daarom was een keuze
opgenomen tussen een heffing op melkgeld of GVE’s die nodig was vanwege de statuten van
zuivelondernemingen. Bij de Ministeriële regeling is dat niet langer nodig. Een ander belangrijk
verschil is dat de regeling in principe van toepassing is op alle bedrijven die vrouwelijke runderen
houden en niet alleen op dieren die gehouden worden op melkleverende bedrijven. Deze bedrijven
worden meegenomen om te voorkomen dat rundvee naar deze bedrijven wordt verplaatst zonder
dat er een daadwerkelijke reductie plaatsvindt.
Uitzonderingen
De regeling is van toepassing voor alle melkleverende bedrijven en voor overige bedrijven waarop
jongvee aanwezig is. Vleeskalverbedrijven zijn vrijgesteld. Een melkleverend bedrijf krijgt een
GVE-referentie gebaseerd op al het vrouwelijk rundvee. Voor niet-melk-leverende bedrijven is de
GVE-referentie gebaseerd op alleen het jongvee. Bedrijven die al voordat de regeling ingaat
minder GVE’s houden dan de referentie krijgen niet te maken met de heffing, wel kunnen ze bij
verdere reductie in aanmerking komen voor de bonus. Bedrijven met minder dan 6 dieren en
vleesveebedrijven die geen dieren hebben aangevoerd zijn ook vrijgesteld.
Heffing
In 2017 wordt de gemiddelde veebezetting per periode van twee maanden vergeleken met de
GVE-referentie. In het zuivelplan was dat nog maandelijks. Wel krijgen bedrijven van hun
zuivelonderneming iedere maand een indicatie van de heffing die aan het eind van de periode
wordt opgelegd als zij geen reductie laten zien. Als het aantal GVE’s hoger is dan de GVEreferentie wordt deze heffing toegepast, welke wordt verrekend met melkgeld. Voor niet
melkleverende bedrijven wordt deze heffing per rekening geïnd door RVO.
De heffing wordt berekend door per maand op elke boventallige GVE standaard een heffing toe te
passen, het bedrag wordt door de Staatssecretaris vastgesteld. Op dit moment wordt uitgegaan
van een nog vast te stellen bedrag per GVE per maand. Dit bedrag is gebaseerd op een productie
van 800 kilogram melk per koe (ongeacht de werkelijke melkproductie) en daarop een heffing van
90% op de kale melkprijs toe te passen. Hierbij wordt voorlopig uitgegaan van een standaard
melkprijs voor alle gangbaar geproduceerde melk in Nederland. Dit betekent dat voor biologische
bedrijven de heffing lager uitvalt dan voor bedrijven die gangbare melk afleveren.
Solidariteitsbijdrage
Bedrijven die wel het aantal vereiste GVE’s reduceren, maar de GVE-referentie nog niet hebben
bereikt, betalen over alle nog te reduceren GVE’s maandelijks een solidariteitsbijdrage. Die
bedraagt €54,40 per GVE per maand (komt overeen met 20% van de kale melkprijs [€0,34 per
liter], op basis van 800 kilogram melk per koe, ongeacht de werkelijke melkproductie).
Gefaseerde reductie
Bedrijven kunnen deze heffing op het melkgeld voorkomen door voldoende GVE’s te reduceren.
Hiervoor komt alleen afvoer van runderen door middel van een dood-, export- of slachtverklaring
in aanmerking. De reguliere afvoer van nuchtere kalveren naar de kalvermesterij, van jongvee
naar een ander bedrijf en verplaatsing van afgekalfd rundvee naar een ander melkproducerend
bedrijf wat in de regeling valt telt ook als vermindering. Als er dieren worden afgevoerd die hier
niet aan voldoen blijven ze meetellen op de balans van het bedrijf en blijft de heffing van kracht.
Voor de reductie worden in 2017 vijf perioden van twee maanden vastgesteld. Melkveebedrijven
met teveel GVE’s ten opzichte van de GVE-referentie dienen aan het eind van de eerste periode
5% van het aantal GVE’s dat op 1 oktober 2016 geregistreerd stond, te hebben gereduceerd. In de
tweede periode moet 10% van het aantal GVE’s dat op 1 oktober 2016 geregistreerd stond, zijn
gereduceerd. Voor de derde periode wordt het percentage later vastgesteld, dit is afhankelijk van
het verloop van de totale nationale fosfaatreductie. Als een melkveebedrijf de taakstelling heeft
gerealiseerd en op of onder zijn referentieniveau blijft is geen verdere reductie nodig.
Vrijstelling en bonus
Melkveebedrijven die in 2017 minimaal 4 procent minder GVE’s hebben dan op 2 juli 2015
geregistreerd stond, zijn vrijgesteld van beide regelingen. Zij ontvangen een bonus voor elke GVE
onder de referentie van 2 juli 2015 min 4 % tot een maximum van 2 juli 2015 min 10%. Daarmee
worden deze bedrijven gestimuleerd de eventueel aanwezige latente ruimte onbenut te laten of
extra GVE’s te reduceren.
Bijzondere situaties
Conform het stelsel van fosfaatrechten wordt in de regeling rekening gehouden met bijzondere
situaties, zoals een bedrijfsoverdracht die heeft plaatsgevonden na 2 juli 2015, het in/uitscharen
van vee op de peildatum en knelgevallen. De wijze van uitvoeren wordt bij publicatie van de
regeling bekendgemaakt.
Aan bovenstaande tekst kunnen geen rechten worden ontleend
Download