2007. Nr. Dnst. : 07.0003 : ID Wijziging verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007. Leiden, 16 januari 2007. Bij de vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007 op 19 december 2006 konden de tarieven niet definitief berekend worden, aangezien niet alle nieuwe WOZwaarden bekend waren. Inmiddels is 98% van alle objecten getaxeerd. Hierdoor is een dusdanig inzicht verkregen in de herwaarderingen dat de tarieven voor het rioolrecht berekend kunnen worden. Het rioolrecht wordt geheven van gebruikers van eigendommen met als grondslag de WOZ-waarde. Op het moment dat in december 2006 de tarieven werden vastgesteld, waren de werkzaamheden voor de herwaardering nog niet zover dat een betrouwbare prognose kon worden gegeven. De tarieven rioolrecht zijn dan ook vastgesteld zonder rekening te houden met de uitkomsten van de herwaardering. Inmiddels zijn bijna alle onroerende zaken naar de peildatum 1 januari 2005 opnieuw gewaardeerd. De tarieven worden berekend aan de hand van de totale waarden van de objecten per 1 januari 2007, gecorrigeerd voor afronding, leegstand, waardebezwaren en oninbaarheid. Het tarief voor elke volle € 2.500 van de heffingsmaatstaf is nu berekend op € 0,87 (dit was in eerste instantie berekend op € 0,95). Het door uw Raad op 19 december 2006 aanvaarde amendement, waarin is besloten dat voor woonboten en –wagens een vast tarief van € 75 geldt, is verwerkt in de Verordening. De tekst in de Verordening (artikel 5, lid 3) is echter anders geformuleerd dan in het amendement stond, omdat de wet de begrippen woonboot en woonwagen niet kent. Wij stellen uw Raad voor het hierna in ontwerp afgedrukte besluit te nemen. Burgemeester en Wethouders van Leiden, de Secretaris, de Burgemeester, P.I.M. v.d. WIJNGAART. H.J.J. LENFERINK. De Raad van de gemeente Leiden; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders (nummer 07.0003 van 20076), mede gezien het advies van de commissie. Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet; BESLUIT: vast te stellen de Wijziging verordening op de heffing en de invordering van rioolrecht 2007 (wijziging verordening rioolrecht 2007). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt: 2 a. onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen; b. onder eigendom verstaan: een roerende of een onroerende zaak. Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht 1. Onder de naam 'rioolrecht' wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, dan wel van een zich duurzaam in de gemeente bevindend object dat beschikt over ten minste een enigermate van vaste voorziening voor de lozing op de gemeentelijke riolering. 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 - ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan. Artikel 3 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt. Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het eigendom of zelfstandig gedeelte. Voor de objecten bedoeld in artikel 2 Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken wordt het recht geheven per eigendom of zelfstandig gedeelte. 2. Ingeval het eigendom een onroerende zaak is, is de waarde in het economisch verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het belastingjaar valt. 3. Ingeval voor het eigendom geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid geheven per eigendom of zelfstandig gedeelte. Artikel 5 Belastingtarieven 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid bedraagt voor elke volle € 2.500 van de heffingsmaatstaf € 0,87. 2. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid bedraagt voor de objecten bedoeld in artikel 2 Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken € 85 per eigendom of zelfstandig gedeelte. 3. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid bedraagt voor de objecten waarvoor geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld € 75 per eigendom of zelfstandig gedeelte. 3 Nr.: 07.0003 Dnst: ID 4. Indien het totaalbedrag van een aanslagbiljet waarop verschillende aanslagen zijn verenigd, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder is dan € 10, wordt dit bedrag niet geheven. Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De rechten worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10. 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt. 5. Indien het totaalbedrag van een aanslagbiljet waarop verschillende aanslagen zijn verenigd, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder is dan € 10, wordt dit bedrag niet geheven. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. De aanslagen die worden opgelegd, moeten worden betaald binnen twee maanden en wel in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, indien het totaalbedrag van een aanslagbiljet, waarop verschillende aanslagen zijn verenigd, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 10, doch minder is dan € 1.750 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zeven maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste 4 lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolrechten. Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2007. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007. 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Wijziging verordening rioolrecht 2007'. Gedaan ter openbare vergadering van 6 februari 2007 de Griffier, Dit voorstel is ongewijzigd vastgesteld in de vergadering van 6 februari 2007. de Voorzitter, 5 Nr.: 07.0003 Dnst: ID B&W-nr.: 07.0026 d.d. 16-1-2007 Onderwerp Wijziging verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007 BESLUITEN Behoudens advies van de commissie FS 1. in te stemmen met de wijzigingsverordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007; 2. de Raad voor te stellen deze wijzigingsverordening vast te stellen. Samenvatting Het College heeft ingestemd het voorstel tot wijziging van het tarief voor rioolrecht aan de raad voor te dragen. 6 Raadsaanbiedingsformulier Rv nr. Opsteller Naam: Dienst: Telefoon: A.P.G. Welters ID 5155 Verantwoordelijk portef.houder: Financiën en B&W-besluit d.d: 16-01-2007 Sport Meningsvormend x Besluitvormend Informatief (t.k.n.) Naam Programma + onderdeel: Onderwerp: Wijziging verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007. Voorgenomen besluit: Vast te stellen de wijzigingsverordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007. INHOUD Aanleiding: Bij de vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007 op 19 december 2006 konden de tarieven niet definitief berekend worden, aangezien niet alle nieuwe WOZ-waarden bekend waren. Inmiddels is 98% van alle objecten getaxeerd. Hierdoor is een dusdanig inzicht verkregen in de herwaarderingen dat de tarieven voor het rioolrecht berekend kunnen worden. Het rioolrecht wordt geheven van gebruikers van eigendommen met als grondslag de WOZ-waarde. Op het moment dat in december 2006 de tarieven werden vastgesteld, waren de werkzaamheden voor de herwaardering nog niet zover dat een betrouwbare prognose kon worden gegeven. De tarieven rioolrecht zijn dan ook vastgesteld zonder rekening te houden met de uitkomsten van de herwaardering. Inmiddels zijn bijna alle onroerende zaken naar de peildatum 1 januari 2005 opnieuw gewaardeerd. De tarieven worden berekend aan de hand van de totale waarden van de objecten per 1 januari 2007, gecorrigeerd voor afronding, leegstand, waardebezwaren en oninbaarheid. Het tarief voor elke volle € 2.500 van de heffingsmaatstaf is nu berekend op € 0,87 (dit was in eerste instantie berekend op € 0,95). Het door uw Raad op 19 december 2006 aanvaarde amendement, waarin is besloten dat voor woonboten en –wagens een vast tarief van € 75 geldt, is verwerkt in de Verordening. De tekst in de Verordening (artikel 5, lid 3) is echter anders geformuleerd dan in het amendement stond, omdat de wet de begrippen woonboot en woonwagen niet kent. Doel: Het vaststellen van de wijzigingsverordening rioolrecht 2007. Kader: Begroting 2007. Overwegingen: Het rioolrecht zal worden geheven van gebruikers van eigendommen met als grondslag de WOZwaarde, waarvoor geldt een tarief van € 0,87 per volle eenheid van € 2.500. Procedure: 7 Nr.: 07.0003 Dnst: ID Financiën: Bij het indienen van de begroting is door de betreffende diensten reeds rekening gehouden met de nieuwe tarieven. Bijgevoegde informatie: Wijziging verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2007. OVERIGEN Communicatie: Publicatie in de Stadskrant. Evaluatie: n.v.t. In te vullen door de griffie: Raadsbesluit Raadsvoorstelnr. Onderwerp: De raad van de gemeente Leiden, Besluit: 1. 2. 3. 4. Gedaan in de openbare raadsvergadering van …… Voorzitter raad, griffier, Advies van de commissie …… Het besluit van de raad is: is: Ongewijzigd aanvaard Hamerstuk Gewijzigd aanvaard Hamerstuk met stemVerworpen verklaring van de fracties van Kort bespreekpunt Uitgebreide discussie Aanvaarde moties/amendementen: