Wijziging heffingsregeling voor bedrijven Het samenspel tussen de Programmadecreten van 2004 en 2005 maakt dat de heffingsregeling er voor bedrijven nu toch enigszins anders uitziet. Voor de heffing verbruiksjaar 2004-heffingsjaar 2005 verandert er meer dan alleen maar de tarieven. Een overzicht. Programmadecreet 2004 (B.S., 31 december 2003) Bemonsteren in maand van hoogste bedrijvigheid Voor het vaststellen van de heffing kiezen sommige bedrijven voor de uitgebreide berekeningsmethode. Vooral bedrijven die geïnvesteerd hebben in milieuvriendelijke productietechnieken of waterzuiveringsinstallaties, kunnen financieel voordeel puren uit deze berekeningsmethode. Zij moeten dan echter wel een meetcampagne uitvoeren om de werkelijke vervuiling van het geloosde water vast te stellen. Deze meetcampagne moet uitgevoerd worden in de maand met de hoogste bedrijvigheid. Voert de VMM zelf een meetcampagne uit en stelt ze vast dat het bedrijf niet heeft gemeten in de maand met de hoogste bedrijvigheid, dan zijn de meetresultaten van het bedrijf ongeldig. De VMM belastte het bedrijf in dat geval forfaitair, wat bijzonder hoge bedragen kon opleveren. Om de extreem hoge forfaitaire heffingen te vermijden en de bedrijven toch aan te sporen hun afvalwatercampagne zeker in de maand met de hoogste bedrijvigheid uit te voeren, heeft het programmadecreet de 30 %-regel ingevoerd. Dit betekent dat voortaan de heffing zal berekend worden op basis van de meetresultaten van de VMM van zodra de door de VMM gemeten N1-waarde 30 % hoger ligt dan die van het bedrijf. In dat geval zullen ook de kosten voor het organiseren, uitvoeren en verwerken van de meetcampagne van de VMM op het bedrijf verhaald worden. Bepalen jaarwaterverbruik Het jaarwaterverbruik is de som van het door de drinkwatermaatschappij gefactureerde waterverbruik en het ontvangen oppervlaktewater, grondwater, hemelwater of ander water. De hoeveelheid gefactureerd waterverbruik levert meestal geen problemen op. De hoeveelheden van de andere waterstromen bepalen, is heel andere koek. Het programmadecreet tracht daarom duidelijkheid te creëren: vanaf verbruiksjaar 2004-heffingsjaar 2005 wordt het verbruik per waterbron, ofwel gemeten met een continu meet- en registratiesysteem ofwel forfaitair bepaald. Wie dus een continu meet- en registratiesysteem plaatst, betaalt heffingen op het werkelijke verbruik. Wie deze investering niet doet, wordt forfaitair belast wat bijna altijd uitmondt in een hogere heffing. Wanneer een grondwaterwinning bijvoorbeeld niet uitgerust is met een continu meet- en registratiesysteem, zal forfaitair getaxeerd worden, namelijk op het vergunde debiet. En, in normale omstandigheden zou dit vergunde debiet toch hoger moeten liggen dat het werkelijk opgepompte debiet. Ontbreekt een vergunning of is de grondwaterwinning niet vergunningsplichtig, dan wordt de heffing bepaald op het nominaal pompvermogen van de grondwaterwinning. Voor elke waterstroom – oppervlaktewater, grondwater, hemelwater of ander water – is op die manier nu een forfaitaire berekeningsmethode opgenomen in de wetgeving. Bepalen geloosd jaarvolume afvalwater Ook voor het geloosde jaarvolume afvalwater geldt vanaf verbruiksjaar 2004-heffingsjaar 2005 het principe dat het geloosde water met behulp van een continu meet- en registratiesysteem wordt gemeten. Gebeurt dit niet, dan wordt de hoeveelheid geloosd afvalwater forfaitair gelijkgesteld met het jaarwaterverbruik verminderd met het gebruikte koelwater. Programmadecreet 2005 (B.S., 31 december 2004) Hervorming waterheffing Met de invoering van de ‘ééngemaakte waterfactuur’ worden de kosten voor het leveren van water, het zuiveren van water, … in de vorm van een bijdrage door de drinkwatermaatschappij doorgerekend in de waterfactuur. Aan de andere kant blijven bedrijven heffingsplichtig. Betalen zij niet dubbel? Worden bedrijven met een groot drinkwaterverbruik dan niet benadeeld? Nee, in principe wordt in het jaar volgend op de facturatie de heffing berekend en wordt het verschil tussen de bijdrage en de heffing gevestigd of terugbetaald. Voor bedrijven met een groot drinkwaterverbruik zal de drinkwatermaatschappij de bijdrage bovendien individueel bepalen: het bedrijf krijgt als het ware een individuele korting op het bijdragetarief. Zo komt het bedrag van de bijdrage in de waterfactuur in de lijn van de eerder betaalde heffing te liggen. Bedrijven die weinig drinkwater afnemen - bijvoorbeeld omdat ze over een grondwaterwinning beschikken - zullen een bijzonder lage bijdrage aan de drinkwatermaatschappij betalen en hoofdzakelijk via de heffing belast worden. Belangrijke opmerking: de bijdrage wordt berekend op het verbruik van het lopende jaar, terwijl de heffing wordt berekend op het verbruik van het voorbije jaar. Tarieven De VMM berekent de heffing op de waterverontreiniging door het aantal vervuilingseenheden (VE) te vermenigvuldigen met het eenheidstarief. Het geïndexeerd eenheidstarief voor verbruiksjaar 2004heffingsjaar 2005 bedraagt 27,81 EUR/VE. Voor verbruiksjaar 2003-heffingsjaar 2004 bedroeg dit 27,19 EUR. De grondwaterheffing wordt berekend door het basistarief – per verbruikschaal - te vermenigvuldigen met de gewonnen hoeveelheid grondwater én een index. Voor het verbruiksjaar 2003-heffingsjaar 2004 bedroeg deze index 1,0313. Deze index klimt voor verbruiksjaar 2004-heffingsjaar 2005 tot 1,0548. Grondwaterheffing Het toepasselijke eenheidstarief voor de grondwaterheffing is afhankelijk van het verbruik: hoe hoger het verbruik, hoe hoger het tarief. Het programmadecreet zorgt ervoor dat het eenheidstarief nu moet toegepast worden het op het grondwaterverbruik voor de gehele grondwatereenheid, en niet afzonderlijk per put. Vroeger was het voordelig het verbruik te verdelen over de verschillende putten van de grondwaterwinning: zo was telkens per put een lager tarief van toepassing. Dit achterpoortje is nu gesloten: het eenheidstarief wordt toegepast op het totaal waterverbruik van de grondwaterwinning.